Plakkaatverf f: V fi Ingezonden Ondertrouw/kaarten FEUILLETON Tweemaal twee is vier. Rechtzaken Diverse kleuren voorradic, Voor de Vrouw rO Na n; H V! Buiten verantwoordelijkheid der Redactie HET STOÏCISME. ,Een niet ongeschikte levenswijsheid en leer voor dit geslacht in dezen tijd. In de Grieksche wijsbegeerte heeft mij het Stoïcisme altijd 't meest aangetrokken Het is een levensleer die tevens wijsheid is. Haar te kennen heeft nut, haar toe te pas sen nog veel meer, vooral in tijden van ont wrichting en verwarring van den mensche- lijken geest. Hoe vaak is dit het geval bij menschen, die door allerlei overwegingen en overdenkingen, hun evenwicht zoo moei lijk kunnen vinden of behouden. Genoemde leer zouden wij eenvoudig kunnen' noemen de leer der gelatenheid waarbij wij niet moeten denken aan onaan doenlijkheid of ongevoeligheid, noch aan het laten van de dingen zooals zij zijn, het laisser faire laisser aller, populair gezegd: laat de boel maar waaien, doch waarbij wij wel mogen denken aan berusting en onder worpenheid aan hoogere beschikking. Op gevoelige en senrtimenteele naturen mag de leer van het stoïcisme den indruk maken van verstandelijk, in den zin van nuchter, maar die haar toepast doet in heel veel gevallen zeer verstandig. Het woord is Grieksch, afgeleid van Stoa dat zuil of zuilengang beteekent. Een 300 jaar v. Chr. vond men zoo'n zuilengang in de stad Athene, waarin zekere wijsgeeren met hunne volgelingen, wij zouden zeggen professorem met hunne studenten, plachten heen en weer te wandelen. Zij kregen zoo den naam van zuilen-wandelaars of stoïcij nen, een naam die met de leer dus niets te maken had noch met het geleerde, dat be stond in het spreken over dingen van al lerlei aard, doch gedacht in verband met het leven: over de goden (theologie of godsdienst), over de natuur (natuurkunde of natuur-philosophie), over den mensch) (levenskunde, levensleer, levenswijsheid). Van het Stoïcisme is Z e n o de grondleg ger, een Jood, die van huis uit koopman was en, bij een schipbreuk al zijn hebben en houden verloren had, waardoor hij totaal geruïneerd werd. Een ander zou dit licht tot wanhoop hebben gebracht, Zeno niet. Het geval bracht hem tot nadenken en hoe meer hij er over nadacht, hoe meer hij over tuigd werd, dat alles in de wereld vóóraf tot in de kleinste bijzonderheden geregeld is, vastgesteld. Maar als dat zoo is, wat baat het den mensch dan, dat hij er zich druk over maakt. Is het dan niet veel verstandi ger zich er bij neer te leggen en den/ vrede in zich zelf te zoeken. Deze levensbeschouwing, welke te veras eerae wereldbeschouwing is, is zuiver Cal vinistisch, zij is die van Calvijn, met zijn leer der praedestinatie of vóórbeschikking. Wij mogen haar niet deelen, dat doen wij zeer zeker niet, doch het is een vaststaand feit dat alle gebeuren een uitvloeisel is van wat daaraan is voorafgegaan. Daar bestaat zekere noodzakelijkheid of onvermijdelijk heid, waaraan niet te ontkomen is en wij doen wijs ons daarbij neer te leggen, te be rusten. Maar deze praedestinatie heeft niets ge meen met die van een Zeno en Calvijn, met hunne wereldbeschouwing, als zou alle- reeds bij de wereldschepping (gesteld dat dt wereld geschapen werd en het zijn niet een eeuwigheid vertegenwoordigt) reeds gere geld zijn naar een vast plan, door een macht buiten de wereld (het heelal). by-swasenbijangg,toeogbomoc voxoz bozo God is een niet buiten het heelal staande macht, maar Hij is het op elk moment zich regelende leven zelf. Daarbij moeten wij on- aanpassen. Het komt per slot van rekening er niet op aan hoe wij het leven (God) vinden, maar hoe het Leven (God) ons vindt: be reidt om 't teaanvaarden, er ons aan te ge ven met geheel onze persoonlijkheid en kracht öf niet bereid, zoodat wij ons te gen 't Leven (God) gaan verzetten en aan zijn eischen trachten te ontkomen waar door het leven nog zwaarder wordt om te dragen: een juk, een last. Het stoïcisme wil zedelijk sterke men schen kweeken. „Heer over alles is hij, die N.V. Eerste Soester Electr. Drukkerij Militaire humoreske van Freiherr von Schlicht door CEKA. 12) En meent ge werkelijk, Pohlmann, dat wij hedenmiddag der» dienst moeten laten vervallen? Het factotum had de punt van het pot lood languit op den linkerwijsvinger gelegd en schrapte ze spits. Het stof verzamelde zich op z'n hand, en eer hij antwoordde, blies hij het met een zacht „vooruit!" de lucht in. Er zal niets anders opzitten, kapi tein! Nu stoof deze op. Wat denkt dan eigen lijk het regiment en het bataljon er bij, dat men zich door zooveel werklui moet laten commandeeren en dat nog wel juist vóór de manoeuvre's, als men z'n mannetjes zoo noodig heeft! Pohlmann, die nu z'n potlood in orde had, hervatte z'n wandeling en z'n gebieder deed insgelijks. Wat de kapitein me zooeven zei, heb ik straks den regimentsschrijver ook gezegd, eni ik ben zelfs grof tegen hem geweest. En heeft het niets geholpen? f Integendeel, de man werd weerbar stig; want hij beweerde, dat ik, hoewel hij slechts sergeant was, niets over hem te zeg gen had, omdat hij direct onder den overste- staat. De man lijdt blijkbaar aan grootheids waan. meende de kapitein, 't Is altijd weer de oude geschiedenis: wie zich voortdurend in de nabijheid der zon bevindt, meent al spoedig zelf de zon te zijn. Laat den schrij ver maar met rust, Pohlmann; anders slaat hij geregeld onze compagnie voor, als 't er de macht heeft om te verwerven wat hij il; maar ook om af te weren wat hij niet wil „Wie vrij wil zijn moet zoo min iets wil len als niet willen, wat niet in zijne, maar in de macht van anderen staat." „Verlang niet dat de dingen zullen gaan, zooals gij wenscht, maar voeg u met uwe wenschera naar hun gang." Het Evangelie drukt het bij monde van Jezus zóó uit: „Ni^t mijn wil geschiede, maar de w mijns Vaders." „Ziet gij iets dat u bekoort, zoo hebt gij u te wapenen met zelfbeheersching. Treft u smaad, 't komt aan op de kracht het boo- ze te verdragen." „Beheersch uwe aandoeningen, want zij zijn gevaarlijke vijanden der zelfbeheer sching." Hoewel dit niet van zekere onaan doenlijkheid is vrij te pleiten, schuilt er toch wijsheid in. Kortom, het Stoïcisme wil van menschen helden maken (Uebermenschen). Zijn mo raal is Herrerjf-moraal, die ons aan den mo dernen wijsgeer Nietzsche denken doet. Wat wij de kwade zijde van het leven plegen te achten, noemt het stoïcisme veel liever de goede. Het kwade is het eenige middel om tot krachtige menschen op te voeden. Ziekte, lijden, smart, moeite, strijd, zelfs de dood, zijn er onmisbaar voor. Is dat inderdaad ook niet waar? Ging ooit kracht uit van een rustig, gemakkelijk leven? In dit verband spreekt de wijsgeer over de opvoeding van kinderen. Het N. Testa mentische: „Het kind moet in zijn jeugd een juk dragen", is zuiver stoïsch gedacht. De opvoeding van het kind mag niet zacht rijn, het mag zijn tijd niet in ledigheid door brengen en alle zwarigheden mogen voor hem niet uit den weg worden geruimd. „De liefde kastijdt met straffe hand." (De bijbel spreekt van een kastijdende liefde Gods). De wijsgeer Seneca geeft den raad om 'ich steeds menschen tot voorbeeld te stel len, die zedelijk sterk zijn; wij moeten doen alsof dezulke ons steeds gadeslaan. Heel wat kwaad zou worden voorkomen als men '-ich een stille getuige dacht. (In dit ver band denkt de wijsgeer aan de Goden, het Christendom aan God. Wat is de sterke ze delijke mensch voor den zwakken anders Jan een godheid? Geen wonder dat voorname dames in Ro me, die door een weelderig leven alle stuur over haar zelve verloren hadden en de kracht misten het stuur weer terug te krij gen, zich een stoïcijn tot biechtvader ko- :en. Aan sterfbedden traden stoïcijnen op als troosters? meer als bemoedigers om den dood fier onder de oogen te zien. Men verwijt het stoïcisme dat het het teedere van het Christendom mist en geen welbehagen Gods in (ons zwakke) men- chen predikt. Naar den uiterlijken indruk geoordeeld mag dat waar zijn. Maar zou God niet enkel welbehagen hebben in men- chen, die zedelijk sterk willen zijn, eens- willend met Hem? De Stoïcijnsche loer zou niet in Grieken land era bij de Grieksche wijsgeeren tot ontplooiing komen, maar onder de Romei nen. Wij denken in dit verband o.a. aan de Romeinsche wijsgeeren Epictetus en Sene- ca, aan den beroemden advocaat Cicero en aan den Romeinschen keizer-wijsgeer Mar- :us Aurelius. Zij lieten hun invloed gelden op de zedervleer, op het Romeinsche recht dit werd de grondslag van ons publieke recht), op de behandeling der slaven, op het huwelijksleven, opvoeding enz. De leer van het stoïcisme heeft alzoo een socialen, maar nog veel meer een persoonlijken in- lag. In de zedenleer bereikt het stoïcisme rijn hoogtepunt in de beoordeeling van een laad. Zij toetst deze aan drijfveer en be- ioeling. Zij oordeelt aldus: een handeling an naar het uiterlijk volkomen correct zijn en toch niet goed. Iemand kan bijv. zijne oetrekking met stiptheid vervullen, volko men eerlijk handelen, omdat hij begrijpt lat het anders zijne betrekking kan kos ten, maar de zedelijke beweegreden ont breekt. Hij doet het goede niet omdat het goed is. Zijn daad mag voor de wereld waarde hebben, zij heeft dit zedelijk niet voor hem. Deze belangrijke onderscheiding (welke uiver Evangelisch is) heeft in ons (Ro- meisch) strafrecht een plaats gevonden in art. 45: „Niet alleen is de uitvoering van •en misdrijf strafbaar, maar zelfs de poging daartoe, als kan worden aangetoond, dat de uitvoering is verhinderd door omstandighe den buitera den wil van, die de poging aan wendde." M. UITERDIJK. om te doen is manschappen te straffen. - Dat moest hij eens wagen! bromde Pohlmann. Ik ben vast van plan vanavond n de cantine aan de sergeanten eens hart grondig m'n meening te zeggen. In de can tine zijn we allen gelijk, daar zal hij met den overste niet aan durven komen. De kapitein had nauwelijks geluisterd. Hoeveel lui kunnen we in 't uiterste geval, als we alle lammen en krommen mobiel ma ken, voor den dienst aanwijzen? Hoogstens vijf. En als er minder dan zeven man zijn, behoeft de luitenant volgens de voorschrif ten niet bij den dienst tegenwoordig te zijn. Zeg dus aan luitenant Gerd, dat er heden middag geen dierast is. De kapitein perste die woorden uit z'n hersenen» want hij vond het onaangenaam, niet alleen voor z'n compagnie, maar ook nog om een andere reden. Hij ergerde zich, dat Gerd nu een vrijeni middag had; offi cieren van de categorie van Gerd moesten volgens hem altijd bezig zijn, omdat ze hun dienst niet met lust en liefde deden en dientengevolge ook geen uitspanning en geen bclooning verdienden. En hoe zou Gerd zich verheugen, heden nog luier dan vroeger te kurvnen zijn; hij hoorde in z'n ge- lachte reeds der* vreugdekreet, dien deze ichtzinnige windhond zou uitsfooten, en van wrevel draaide hij zich formeel om. Maar het kon niet anders en dus begaf Pohlmann zich naar het casino om Gerd het bericht te brengen. Hij liet dezen door den kellner roepen en' deelde hem in den corridor de treurmare mede; want als de kapitein den luitenant geen vrijen tijd gun de, gunde Pohlmann ze hem ook niet. Dat was hij aan z'n solidariteitsgevoel, dat hem met z'n meerdere verbond, schuldig. Gerd was er op voorbereid geweest met len ceit of anderen dienst te worden ver rast, want hij achtte z'n kapitein tot alles in taat; maar toen hij vernam waarom het te doen was, had hij bijna „hoera!" geroepen. KANTONGERECHT TE AFOORT. Och arme! C. K., koopman en orgelman, reed Za terdag 4 Nov. in Baarn op zijn woonplaat Soest aan met zijn lagen wagen, waarop het draaiorgel en er voor een paard. In het mid den, onderaan, bengelde het licht, want het was avond. Hiervoor diende een stallantaarn in ijzer netwerk. En aangezien rood licht naar ach teren moet schijnen, had K. tusschen lan taarn en ijzeren netwerk rood papier ge prakiseerd. Dus rood achterlicht. Helaas, het papier stak met roode Ier ken buiten de lantaarn uit, ook door het licht derzelve beschenen. Dit had ten ge volge, dat de roode schijn ook naar de vo ren overheerschend was bij den indruk op anderen. En zoo dacht de chauffeur van den zes- wieler-expresse, die van Rotterdam naar Hilversum terugkeerde, dat de orgelwagen, van wien hij door de mist zelve niets kon zien, voor hem uit reed. Het was juist con trarie en, zoo kwam botsing. De Soester or gelman, die schrijlings op zijn wagen zat, viel eraf en kreeg eigen rad over zich heen. f 10-boete. Al meer op dezen dag had het O M. moeten wijzen op de onvoldoend' verlichting bij paardenwagens. Of hij het wist! prima. Dit slaat niet op verd. J. C. uit Putten, maar op den getuige van P. te Naarden, koopman, maar zijn zelfbewustheid in het autorijden liet hem schijnen als expert op dit gebied. En toch droeg in ons oog deze getuige hebben niet nagelaten hethem ook buiten de Gerechtszaal te laten vernemen. Het geval speelde zich af op de Middel wijkstraat te Soest op 3 Oct. nam. half 6, dus nog bij voldoende daglicht. De Middel wijkstraat heeft bermen, waar men wel als regel loopt en fietst, maar waar ook voertuigen mogen rijden. Er is vol doende ruimte voor drie auto's, wanneer men maar niet van de kook wordt gebracht. J. C. uit Putten wilde passeeren een auto uit Scherpenzeel, b reden door mevr. D. met haar man als bijzittende. Toen C. passeert komt met groote vaart als tegenligger bovengenoemde v. P. En alles zou mogelijk zijn goed gegaan als de tegenligger bij daglicht maar niet was gaan manoeuvreeren metzijn licht. Zie, dat was om teekens te geven, dat deed men ook bij de verkeerspolitie. Nooit van gehoord, zeiden Ambtenaar en Kantonrechter, van dit lichttteekens geven bij passeeren. En de verbalisant, de Soester agent Jansen sprak ook van dat vreemde lichtsignaal bij klaarlichten dag. Onze Puttenaar vreest dan ook iets ge vaarlijks en snijdt daarom meer naar rechts vlak voor den Scherpeitzeeler heen. En toen zou daarbij gebotst zijn, want mevr. de chauffeuse had een lichten duw gevoeld en was daarna tegen een boom op getornd. Als bewijs der botsing zou gelden een deukje in eenl wieldop. 't Was echter een gehuurde auto en niets bewees, dat dit deukje in den dop er niet reeds eer was geweest. Botsing, dan moest toch ook iets te mer ken zijn geweest op -den auto van verd. De Soester politie had daarop niet het minste krasje kunnen bespeuren. Onze getuige, ^ovengenoemd mengde zich voortdurend in het debat, ook toen hij reeds had plaats ge nomen op de bank achter aan het paddock en steeds ten nadeele van verdachte. Hij verleende assistentie aan het O.M. De pas siviteit van den waarn. Kantonrechter dr. de Beaufort van Treek liet dit lang ongemoeid toe. Zooiets had moeten gebeuren bij mr. Roëll! Dan was hem direct den; knip op, den neus gezet. Deze getuige was na een kort eind voor bijrijden gaan stil staan, want hij voelde dat er iets verkeerds was geschied. Klopte mo gelijk zijn geweten wegens zijn lichtpop- penkast? De botsing liet het O.M. maar zwemmen: snijden was echter geschied. Ook Z.E.A. sprak van mogelijk schrikken van verd. bij het licht gedoe. Zoo bleef het bij f 15. boete. Alles en alles samengenomen, een groote chrikpartij. Verd. had het te pakken gekre gen met de lichttirlantijntjes. Daar vandaan het snijden, dat op zijn beurt weer de chauf- Hij riep het evenóvel niet; want te rechter tijd zag hij het gezicht van den feldwebel en hij wist, dat de man den kapitein zou melden, hoe hij de boodschap opgenomen had. Daarom zei hij met een uitdrukking an leveradigen spijt: Wöarom ter wereld dan toch? Pohlmann verklaarde het hem era Gerd luisterde heel aandachtig toe. Dus zóó zit het in elkaar! Nu, we kunnen het niet veranderen en ik moet dus thuis blijven. Maarfeldwebel! Mag ik u een glas bier en een sigaar aanbieden? Pohlmann was geen onmensch. De sigaar, welke hij even daarna „voor na den eten" in z'n wapenrok stak, droeg een bandje met het woord „Boe", en het bier was frisch en lekker. Daardoor werd hij zeer met den luitenant ingenomen, en toen hij weer bij den kapitein terugkwam, sprak hij: De luitenant heeft uitvoerig naar de oor zaak van de plotselinge dienstverandering geïnformeerd en was er zeer verdrietig om, dat de dienst niet doorging. - Laat hij dat een ander wijs maken, dacht de kapitein. I^aar zag hij het puntje van de sigaar uit de jas van den feldwebel teken/. Pohlmann, zei hij, denk je, dat de lui tenant je zoo'n goeie sigaar gegeven zou hebben, als je hem het bevel hadt gebracht met z'n manschappen uit te rukken, en God weet naar welk terrein te marchecren en van avond niet vóór 7 uur terug te keeren? De feldwebel dacht een oogenblik na. Dat geloof ik nu juist niet, antwoordde hij toen peinzend. De kapitein lachte fijntjes. Den vreugde kreet zou hij z'n luitenant hebben vergeven, ja, meer nog, hij zou zich over dien kreet als uiting der ware gezindheid hebben ver heugd. Maar dat Gerd nu andermaal veins de en zelfs droefheid huichelde, maakte hem kregelig. Nu, wacht maar! dacht hij, daar zult ge nog voor boeten! Gerd vermoedde niets van den wrevel, feuse een schrik had bezorgd met het boom bezoek als uitwerksel. O, hij wist alles zoo opperbest, onz N aardenaar. Weer racen in Soesterberg. Daar in dc Rademakerstraat weer met 80 k 90 K.M. het Z waantje gepasseerd, dus het kru:spunt aldaar. De agent van Hum mei had wel stopteeken gegeven, maar ver dachte H. had daarvan niets bemerkt, vol gens zijn eigen woorden. Nu zelf kan men t' best weten. Gelukkig is er nog letter en nummer voor het wagensignalement en dus ook voor des- zelfs chauffeur. In het onderhavige geval was even later den rijksveldwachter ge lukt den razendera Roeland tot stilstand te brengen. De eisch van f 25.werd zoowaar ver minderd tot f 10.Wel een koopje. Heil Sovjet Rusland! Een jongmensch te Soesterberg lijkt Russische melk te drinken en steekt dat niet onder stoelen en banken. Hij was op de bon gekomen wegens links rijden tijdens zijn blaadjescolporteeren. Er was een 15- jarig meisje bij geweest en samen hadden ze gelachen, maar dat was geschied wegen eenl hondje en het had niet de beteekenis van uitlachera der politie. Bij die gelegen heid had het jongmensch dit verbaliseeren aangeduid als zijnde nog het beetje macht waarover de politie hier beschikte. In Rus land zou dat niet zijn gebeurd. Goed zoo, mijn beste jongen, daar heeft men de beschikking over buitengewoon veel persoonlijker vrijheid. Het 15-jarig meisje zei, dat verd. niet links had gereden. Agent van Hummel zei van w°l en aan dit laatste hield zich het Tribunaal. Het bleef echter bij f 2.eisch en vonnis. Al doende leert men Een zelfde opschrift als vorige week; het is dan ook de vervolgeditie van dezelfde zaak, die van P. v. d. K., die bij het wach ten voor den gesloten spoorovergang on der B. den auto van den heer Mees, bur gemeester van Leerdam een. lichten opstop per verkocht met f 3.45 schade. Het Soester jongmensch bezat nog geen rijbewijs en had nu voorgegeven, dat hij onder instructie reed van zijn bijzitter van Klooster. Deze kwam thans op de proppen Hij had zelfs niet geweten, dat het rijbe wijs aan verd. ontbrak. Van rijden onder toezicht kon dus geen sprake zijn. Onze aspirant-automobilist kwam nu lee- lijk in he tvet te staan, f 10 voor niet tij dig stoppen, f 15 voor rijden zonder rijbe wijs en f 3.45 schavergoeding. Ja, leeren kost geld. Botertje en margarine. E. J. M. te Soest verkocht boter en' be reidde ze tevens. Zijn inwonende broers, zei verd., deden aan margarine venten. £n die margarine bevond zich in een schuur van hetzelfde perceel maar los van de woning staande. Dit deed er niet toe; dc chuur behoorde ook tot het perceel; tus chen boterbereidplaats en margarinebe waarplaats liep geen openbare weg; ergo overtreding van de wet, Waarvan E. J. M den last droeg. Het werd f 15 eisch met f ld vonnis. UITSPRAKEN KANTONGERECHT. Dronkenschap: W. v. d. H. te Soest, f 10 of 4 dagen. Geen rijbewijs: J. K. te Soest, f 3 of 1 d. Wielrijden op dan verbodem weg: Ch. V te Soest, f 3 of 1 dag; H. W. te Soest f 2 of 1 dag. Zich in Soest vasthouden aan auto: A. v. d. L. de V., te Hilversum f 5 of 2 d. Voor H.H. Winkeliers, tt gebruiken voor Etalage reclame, voor prijzen enz. M.V. Eerste Soester Electr. Drukkerij Van Weedastraat 7 - Soastdijk dien hij had opgewekt, en geloofde, dat hij de zaak heel netjes had afgedaan. In het aangename vooruitzicht der vrije namiddag uren ontbeet hij met een hartstocht en een uithoudingsvermogen* die bewonderens waardig mochten heeten. Hij gevoelde den wensch en de behoefte in zich opkomen dien vrijen middag behoorlijk te vieren, en liij dacht er over na wat hij toch wel zou doen, zonder daarbij af te wijken van het uog steeds gehuldigde principe van spaar zaamheid en soliditeit. Daar kwam het toeval hem tc hulp in de ;edaante van majoor von Grumkow, die zich naast hem zette. Gerd was steeds Grumkows lieveling ge weest, ofschoon dc majoor zeer goed wist. wat Gerd als officier waard of beter ge zegd niet waard was. Maar hij had aan diens frisch, opgewekt wezen altijd veel welgevallen gehad era Gerd was in zijnt woning steeds een lieve en graag geziene ast geweest. Hij vroeg nu dus uitvoerig, hoe het hem in en buiten den dienst ging. Als ge tijd hebt, kom dan spoedig weer eens bij ons en ga met Marie een ple zierritje maken. Mijn paarden staan altijd ter beschikking! In Gerds oogera lichtte het vroolijk op Hoe kon deze dag schooner gevierd wor den dan door een ritje met Marie door het heerlijke groene woud? Sinds 14 dagen had hij haar niet gezien; in al dien tijd had hij geen paard onder zich gehad, en hij was nog wel zoo'n gepassionncerd ruiter! Bij alle liefde en aanhankelijkheid voor den keizer vergaf hij,het dezen niet. dat hij hem niet hij dc cavalleristcn had inge deeld, terwijl hij toch bij dc voorstelling der cadetten op de vraag van Z.M., wat hi wilde worden* met luide stem had geant woord: Cavallerist, Uwe Majesteit! In welk regiment? Dat is mij geheel hetzelfde, Uwe Ma jesteit! WOLLEN JUMPERTJES WASSCHEN, ENZ. Er worden buitengewoon veel wollen jumpertjes gehaakt en gebreid en het lijkt wel of er nog nooit zooveel zelf gebreid wordt als op het oogenblik. Maar dat wol len goe-d moet op zijn tijd ook gewasschen worden, en als we het werk, dat we er aan gehad hebben, niet grondig willen ver knoeien, moeten wij dit zelfgebreide wollen goed voorzichtig wasschen. De fabrikanten van de breiwol geven zelf daarvoor de vol gende nuttige wenken aan. Indien men steeds zich daaraan houdt, hoeft men geen teleurstelling te hebben. In de eerste plaats dan laat men wat zeep in warm water op lossen. Vervolgens laat men dit zeepwater heelemaal koud worden, als het water ge heel koud is, dompelt men daarin het wollen goed en laat het er cenige minuten in lig gen. Voor geheel effen wit wollen goed mag het water een heel klein beetje lauw '.ijn. Daarna drukt men het goed inet de landen, zonder dal mem het uit het zeepsop haalt. Deze behandeling moét men verschei dene keeren toepassen, doch vooral niet wrijven. Men herhaalt deze heile bchande- ing (in het zeepwater dompelen, een paar ninuten laten staan, en met de handen drukken) eenige keeren achtereen, telkens .net schoon zeepwater, totdat het kleeding- stuk geheel schoon is. Daarna cenige malen joed uitspoelen in schoon koud water. Ten slotte laat men het goed drogen tusschen twee handdoeken, op een vlakke tafel of dank, waarbij men er voor zorg draagt, lat men de jumper of wat het dan is, los jes in het oorspronkelijke model heeft ge- 'egd. Wenken om te onthouden. Lakleer (ceintuurs, schoenen, enz.) wrijft men van tijd tot tijd met een drogen /ach- en doek op. Af en toe met een beetje sla olie insmeren en stevig uitwrijven. Zwarte was geeft wel eera mooiere glans, doch daar tegenover staat, dat sla-olie het leer langer goed houdt. De messenplank heeft ook zijn onderhoud noodig. Gewoonlijk wordt die na het slij pen goed afgeklopt en droog weggehangen. Maar is de plank op den duur erg vuil ge worden, boen hem -dan af niet lauw zeep op. Als men de plank laat drogen, doet men verstandig om op de twee uiteinden iets zwaars te zetten, opdat de plank niet krom tiekt. Er kunnera door verschillende zuren, zoo als citroen, azijn-essence, zoutzuur, enz. lee- lijke uitgebeten vlekken ontstaan in ver- chillende kleedingstukken. Om die te ver wijderen wrijft men de vlekken met am monia, al of niet met water verdund. Zeer leelijke vlekken ontstaan ook door cherpe ammonia zelf, scherpe zeep, loog, kalk, enz. Deze vlekken maakt men op hun beurt weer uit met azijn. Als dit bij de eer- te behandeling niet lukt, moet men het nog eenige keeren herhalen, omdat azijn lechts een zwak zuur is en niet zoo snel werkt. MADELEI NE. De keizer had gelachen, en een adjudant, die eenige aanteekeningen maakte, een tee- xen gegeverv. Gerd was meer dan zeker van z'n zaak geweest en toch was hij infanterist geworden. De navorschingen naar 't vermo- en zijner familie hadden uitgewezen» dat hij zelfs in het billijkste cavallcrie-regiment met z'n toelage niet rond zou komen. Soms zagHiij dat zelf ook in, want ook nu <wam hij" niet uit: en of hij als infanterist dan wel als cavallerist schulden maakte, kwam toch op hetzelfde neer: öi ze werden eenmaal betaald, óf ze werden niet betaald. En als de sedert lange jaren aangekondig de ondergang der wereld eens intrad, dpn zou in dat laatste oogenblik zeker niemand ich over zijne schulden druk maken, hij elf zeker het allerminst. Dc majoor was blij tc hooren, dat Gerd heden vrij was. Dat treft uitstekend! Ook Marie heeft, voor zoover ik weet, niets bij- onders. Kom dus om 5 uur bij ons; de paarden zullen klaar staan. Gerd stemde met groote vreugde toe en begaf zich spoe- lig daarop naar huis om nog een paar uren te slapen. Hij was wel niet moe, maar men wist toch 's middags nooit, wanneer men s avonds thuis kwam, en dus sliep hij teeds bij voorbaat. Op z'n kamer vond hij een brief van den cigarettenhandelaar, die zich veroorloofde hem heel nederig opmerkzaam te maken op het feit, dat van den gesteiden termijn reeds 14 dagera verstreken waren. Wat denkt die vent toch eigenlijk bij -lat schrijven? riep Gerd. Dat die 14 dagen im zijn, weet ik zelf heel goed: maar ik weet ook, dat ik nog tijd heb. Verbeeldt die Europeeër zich misschien, dat ik vóór den nestelden termijn betalen zal? Dan moest ik och wel gek zijn? Hij wierp het epistel boos in de kachel, en opdat het nooit weer te voorschijn zou (omen, stak hij het nog aan. Daarop riep hij tot z'n oppasser: Wordt vervolgd. Ni BU AD TC Uil HF Dl H, intei dat 011 dc het waai zcqq eehs, de j. raJle den Radi werd tiona oude op, d een i te hc stig Men dat ding het a goed heeft, schaj bakk< slage boer, R, o.a Ra koi kei HE z.g. cr ren, di schoui het an door niaatrc ten si land e leen oj had n; dingen op vei lemnie irriteer oplevei nation; standhi tussch< om en wereld ruilvcr sc hen bcgonr ieder 1 uitsluit ken. Indie zijn, da langzar ze arm werden geland 1931 op daan d econom de gepr de vers ring de men nu wijs vo nomiscl sche ze dert. B< denkt, misch r leuze, c kaat of spoedig tot wel draagza dreven daarvan van Hil beeld. In dei bemocdi er op dwaling' merhand zien. In gische o

Historische kranten - Archief Eemland

De Soester | 1933 | | pagina 4