Tweemaal twee is vier. Rechtzaken Ingezonden FEUIL L ETON DE LIBERALE OMROEP. SCHAAK- EN DAMBORDEN MET STUKKEN. O' No KANTONGERECHT TE A'F.OORT. Er zit gang in. De nieuwe Kantonrechter is in functie getreden, mr. D. J. W. Muller Massis, al heeft hij zich nog niet in Amersfoort ge- vestigd-metterwoon. Z.E.A. heeft reeds jaren het ambt ver vuld in Almelo, de zaken liepen dien Don derdagmorgen alsof mr. M. M. reeds lang in dezen rechtersstoel had gezeten.. Zijn regiment is kort en bondig. Zittingen tot vijf uur in den namiddag zullen dus wel tot het verleden behooren. Voor persmenschen, die bijzonder vlas sen op grapjes van hoogerhand, komen met deze dignitaris verkeerd uit. Och, comische momenten levert de toe dracht van sommige zaken zelf wel plus de koddige draaierijen der terechtstaanden. En bovendien, een gerechtszitting is niet een matinee-amusante. De eerste maaltijd, den nieuwen rechter opgediend, was niet subtantiëel, al kwam er natuurlijk weer 't principieele bij. Zonder dat gaat htt niet in Amersfoort. Dit prin cipieele echter- is hier al meermalen aan •de touwtjes opgetrokken, Is een filiaal houder, die meehelpt, te nemen als bedrijfs leider of als arbeider vallende onder de lijstbepaling der Arbeidswet? Verder leek de zitting soms een tweegul- densbazar. Drie gulden eisch, twee gulden vonnis, de peine niet waard van over ver tellen. Zijn pclitie ook menschen? Een werkeloos Soester schilder A. W. had met een stok of plankje een grooten steen midden op de Steenhofstraat gewor pen, zeker om te dienen als steen des aan stoots bij het verkeer. Er waren geen menschen op de straat, zoo was zijn verweer, alleen een politie agent. Is dat geen mensch? informeerde de nieuwe kantonrechter. Baldadigheid met f 3 belooning. Er zat mooie paling. Weer een Soester schilder, ook werke loos, thans geheeten M. E. W. Deze trok op de Eem aan onder Baarn met een ijzeren schepnet over den schou der en politie op de hielen. En de politie man zei niets onder weg. Deze kreeg zijn spraakvermogen terug, toen M. E. W. neer hurkte bij een bijt in het Eemijs em zijn ijzeren schepnet ging manoeuvreeren. Er zat mooie paling, zei verd., maar hij had natuurl.k niets kunnen opscheppen. f 3.boete en verbeurdverklaren van het schepnet. Nu zouden we nog kunnen verhalen van twee Soester autorijders, wier koplamp was uitgegaan en van een Utrechtsch stu dent, die 72 K.M. vaart zou hebben ge toond in Soesterberg, maar onze pen wei gert om daarover verder uit te weiden, UITSPRAKEN KANTONGERECHT. Dronkenschap: G. A. v. D. te Soest, f 15 of 6 dagen; A. H. te Soest f 1Ü of 1 d. Wielrijden zonder reflector en. bel: M. S. te Soest, 2 maal (f 21 d.). Te Soest een unster voorhanden hebben op een plaats tot verkoop en aflevering van waren: H. v. d. G. te Spakenburg f 2 of 1 dag. Te Amersfoort op de openbare straat vuilnis verzamelen: J. v. T. te Soest, f 1 of 1 dag. Buiten verantwoordelijkheid der Redactie KATHOLIEKE JONGEREN VREDESACTIE. Mijnheer de Redacteur, Beleefd verzoek ik U om een kleine plaatsruimte in Uw eerstvolgend verschij nend blad, waarvoor bij voorbaat mijn be leefden dank. In de Soester Bode van 12 Jan. j.l.-kwam onder het opschrift: „Blaaskakerij van de z.g. Katholieke Jongeren Vredes Actie", een soort verslag voor over de vergade ring v.an de K.J.V.A. op 5 Jan. j.1. gehou- Militaire humoreske van Freiherr von Schlicht door CEKA. 24) Wat hebben die twee toch over mij te praten? dacht Gerd. Ze konden hei toch wel zóó doen, dat ik het niet zag? Zoo is het eenvoudig afschuwelijk voor me. En bovendien als ze mij niet als tafelbuur wilde, behoefde ze zich.nu ook niet met mij te bemoeieni. Ik amuseer me ook zoo wel. En werkelijk amuseerde hij zich zeer goed, niet met z'n beide buren, maar met de champagneflesch. Het smaakte hem uit muntend. Hij had, zooals het in De Trom petter van Sackingen heet, reeds hedenmor gen z'n eigen dorst bespeurd, en hij talm de niet hem nu te lesschen. Hij verdronk langzamerhand z'n ergernis en dronk zich in een vroolijke stemming. Daar, bijna op 't eind van 't diner, ver^ hief de overste zich van z'n stoel. i Mijne heeren! Het diner is spoedig afgeloopen, doch we willen niet eindigen voor we degenen hebben herdacht, die ons op dezen dag met hare tegenwoordigheid hebben vereerd. De toost op de dames is vrij, maar wie zal ze uitbrengen? Ik stel voor: de jongste aan de tafel, de vaan drig! Hoera, hoera! Ja, de vaandrig! Allen riepen vroolijk door elkaar, maar het luidst riep de kapitein le klasse. Hij had een lsten luitenant verzocht z'n gade ten disch te leiden en iich ver van haar af neergezet. Vóór zich had hij een groo- te bloemenvaas en een groote milieu laten plaatsen, zoodat zelfs de blikken zijner den<, waar Pater Henricus het woord zou hebben gevoerd. Ik heb dit met groote be langstelling gelezen, omdat het mij als me de aanwezige niet-Roomsch Katholiek bi zonder interesseerde er van kennis te kun nen nemen hoe een blad, als de Soester Bode, nu eigenlijk zou reageeren op het in zoo'n vergadering behandelde. En dan is het mij daarbij, helaas alweer voor de zoo- veelste maal opgevallen, dat de R.K. Kerk nog steeds op haar standpunt staat, dat actie voor het een, of ander goede doel, bij haar practisch onmogelijk is, in samenwer king met andersdenkenden. Wanneer ik mij hierin vergis, en dat dus niet zoo is, moet de Soester Bode onmiddellijk in haar eerstvolgend verschijnend blad terugnemen wat zij schreef onder „Gemengd Publiek". Ik vraag mij n.1. af waarom Pater Henri cus, als hij was gekomen, niet voor dat auditorium, dat zich zeer ordelijk en eer biedig gedroeg, zou hebben kunnen spre ken. Zijn er geen andere geestelijken, die ook meerdere malen voor een „gemengd publiek" spraken?, ik denk bijv. aan de Bijz. Vrijw. Landstorm, enz., en noem al leen maar den naam van Pater de Greve. Of vinut de Soester Bode zoo'n geval als van zelf sprekend? Schimpen en Bidden. Naar aanleiding van wat de Soester Bode hieronder opmerkte, diene te worden ge zegd dat, mogen dan de R.K. sprekers ge tuigd hebben, niet tevreden te zijn met de geestelijke leiding in hun Kerk, de Heer Bob Agter toch zeker niets heeft gezegd, ten nadeele van de R.K. Kerk, doch alleen het geval heeft genoemd van dien dominee te Apeldoorn. Wat de R.K. sprekers dus betreffende hun Kerk zeiden, zullen deze zelf maar moeten weten te verantwoorden, maar in elk geval konden de Niet-Roomsch Katholieken in de bijeenkomst aanwezig, toch niet helpen, dat door de Wèl-Roomsch Katholieken die woorden werden gespro ken. De vergadering stond onder de lei ding der K.J.V.A. en dat de vele R.K. zich niet schaamden, temidden van andersden>- kenden voor hun overtuiging uit te komen, kan hen niet anders dan tot eer strekken. De zinsnede van de Soester Bode: In die omgeving, na de ergerlijke gesproken taal, enzwas minstgenomen een onge paste opmerking. In de slotparagraaf van het stuk gaat de Soester Bode evenwel „overstag", door te zeggen, dat zij toch eigenlijk wel begrijpt, dat bij de tegenwoordige jongelieden, die de tegenwoordige maatschappelijke tegen stellingen zoo aan den lijve gevoelen* een groeiende weerzin bestaat tegen de geld en goudverspillende oorlogstoebereidin gen en tegen de geldelijke berekeningen van de voordeelen van een te voeren oor log, dat de Soester Bode het dus goed ge voelt, dat de jeugd meer strijd wil tegen oorlog en oorlogsvoorbereidingen!, rr.aar dat' ze dat dan niet op haar eigen houtje moet doenj maar de Kerk daarbij in den arm nemen. Naar aanleiding daarvan kom ik even te rug op hetgeen de Soester Bode nog schreef onder „De Kerk en het Anti-Mili tairisme", en wel op dat deel van dat stuk, waar zij spreekt van het geval, waar Chris tus met geknoopte touwen de sjaggeraars uit den Tempel verwijderde. Dit wordt m.i. door de Soester Bode hier geheel mis plaatst aangehaald. Op alle slechte dingen had Christus den Joodschen' Priesters in der treure gewezen, maar deze waren on willig daarnaar te luisteren en lieten alles, zooals het was. Toen trad Christus zelf op en ranselde de geldwisselaars den Tempel uit. Maar was Hij daarbij voorzichtig, zooals de Soester Bode zegt, dat de R.K. Kerk voorzichtig moet zijn in haar stand punt, tegenover verschillende dingen,? Mijns inziens „Neen", alles behalve voor zichtig en ik ben van oordeel, dat juist dit geval van het verwijderen1 van de sjag geraars en geldwisselaars uit den Tempel door Christus, hoofdzakelijk aanleiding is geweest voor de hooge priesters, om daad werkelijk tegen Hem te gaan ageeren, om dat ze juist daaruit begrepen, dat hij voor zich zelf alle voorzichtigheid uit het oog begon te verliezen en ze Hem dus tot alles in staat moesten achten. Kan het nu wel licht met de Roomsch Katholieke Jongeren ook zoo zijn, dat deze, na eerst steun le hebben gezocht bij hun Kerk, die daar niet voldoende hebben gevonden en nu mee- nen zelf te moeten gaan handelen, Ik als niet-Roomsch Katholiek, kan dat natuur lijk niet beoordeelen en daarom is het maar een vraag die ik hier stel. vrouw hem niet konden bereiken en hij z'n champagne rustig kon innemen. Hij was reeds bij z'n tweede flesch aangeland, ja deze was bijna geledigd. Zijn lustige oogen lachten en schitterden: Jawel, de vaandrig moet spreken! Maar deze zat daar, of hij pas ter dood veroordeeld was. Ik ik kan niet toosten! stotterde hij eindelijk. Ik heb slechts eenmaal ge sproken en toen ben ik er in blijven steken. Welnu, dan zijt ge immers aan 't oefenen! Blijf maar kalmpjes voor de tweede maal steken. Zelfs de overste bevond zich in een ge animeerde stemming en daarom riep hij den vaandrig toe: Ge hebt 5 minuten om u voor te be reiden; dan tik ik voor u tegen het glas. Als den vaandrig was aangezegd, dat hij over 5 minuten terechtgesteld zou worden, dan was het, in vergelijking van het ont zettende gevoel dat hem nu bekroop, een huivering van wellust geweest, die hem bij het aanhooren der boodschap, door- trild zou hebben. Om Godswil, heer luitenant! wat moet ik nu'zeggen? zoo wendde hij zich tot Gerd en zag hem met smeekende oogen aan. -4- Maar kindje, de zaak is toch heel een voudig, stelde Gerd hem gerust. Spreek maar eenigen onzin, en als ge niet meer weet, dan roept ge: Lang zullen de dames leven hoera! Dat „hoera" is de hoofd zaak, en voor 't overige verlaat ge u maar op mij; ik zal u wel wat toeroepen, als me wat invalt. Maar .als den heer luitenant nu eens niets invalt? wou de vaandrig vragen; maar daar sloeg de overste reeds tegen z'n glas. Mijne heeren! Ik verzoek u stilte voor den vaandrig, wien op zijn uitdrukkelijken Ten slotte als algemeene opmerking nog deze. De Soester Bode meende een „Ob jectief Verslag" te geven van de bijeen komst, doch ieder weldenkend mensch die de vergadering medemaake zal moeten toegeven, dat aan een dergelijk verslag elke objectiviteit ontbreekt. Ik raad de re dactie van dit blad aan, eens met groote ernst te bestudeeren het bekende werk van Pater Stratmann „Wereldkerk en Wereld vrede." Soest, Januari 1934. G. K. SCHUYLENBURG. DE STRAFCOLONIE TE CAYENNE (FRANSCHE CAYENNE) VOOR FRANSCHE DIENSTWEIGERAARS. Een oproep aan allen, onverschillig van welk ras of natie of godsdienst zij zijn. Wij lezen in „Kerk en Vrede" het volgende van den Secretaris van het Steunfonds: door hem aan de red. K. en V. toegezon den, vele kleinen vormen een groot. „Eenige jaren geleden hebt ge met geest drift een flinke som bijeengebracht, tenein de het een 6-tal Fransche dienstweigeraars, die sinds den wereldoorlog naar de Straf kolonie te Cayenne (Fransch C.) waren verbannen, mogelijk te maken deze hel te verlaten. De R. I- Internationale der Krijgsdienst-tegenstanders van wie de oproep uit ging, met onder meer de Amerikaansche Quakers, de F. O. R. Vcrzoeningsbond en niet het minst de Hollandsche kameraden brachten» toen in korten tijd het noodige bijeen.. „Een prach tig bewijs van Internationale Solidariteit." Nu zendt Runham Brown, de Secr. van de W. R. I. bericht dat nog twee dienst weigeraars aldaar onze hulp noodig heb ben. De eerste om in staat te wezen, na 16 jaar straf, te vertrekken en elders een be staan te zoeken; de tweede, die ontvlucht te, om de waarborgsom te kunnen betalen, die de staat, waar hij nu is, eischt, wil hij verlof krijgen, te blijven. Anders wordt hij teruggezonden. Het Steunfonds kan hier aan niet voldoen zonder extra bijdragen. Geeft, geeft allen, geeft spoedig. Postze gels, postwissels, girobijdragen, alles, als bestemming: „Fransche Kameraden", w.g. A. J. Luif, Reguliersstr. 22, Haarlem. Secretaris Steunfonds, postgiro No. 42575. N.B. K. en V. schrijft: „Het is bekend dat Fr. diemstw. ook na afloop van hun straftijd niet de middelen ontvangen om terug te keeren." Indien zij dus geen geld hebben, moeten zij in Cayenne blijven dat een' moordend klimaat heeft. Mevr. C. M. BERG. Geen fascisme, doch parlementarisme. Op Donderdag 11 januari heeft, gelijk onze lezers reeds weten, de Liberale Om roep zich dit jaar voor het eerst doen hoo- ren. De redevoering van den heer C. J. van Kempen hebben wij reeds in haar ge heel opgenomen. Aan de inleiding van de omroepster mevr. E. BastiaanSchmidt ontleenen wij het volgende: „Gij weet, dat wij liberalen, vierkant te gen het fascisme zijn, omdat wij zijn tegen het absolutisme en tegen de autocratie. Men kan dit regeeringssysteem hier niet invoeren, omdat het op elementen berust, die ons volkomen vreemd zijn. Eén daar van is het syndicalisme, dat den weg van wetgeving en parlementarisme om tot een steeds verder gaande verbetering te gera ken, verwerpt. Het Italiaansche fascisme is een typisch syndycalistische arbeiders beweging, gedekt door een imperialistische staatsgedachte. Deze grondslagen) van het fascisme zijn gelukkig in Nederland niet aanwezig en kunnen hier ook niet kunst matig gemaakt worden. Wij liberalen zijn voorstanders van de democratie, van het parlementaire regee ringssysteem. Democratie, wat heeft men echter in uw naam misdreven! Men heeft het volk laten gelooven, dat het zich zelf kon regeeren, dat het de leiders kon diri- geeren. Democratie, wat een fouten heeft men, in uw naam gemaakt! Een democra tiseering als waartoe men in 1918 kwam, is diep te betreuren. De vrijheid wordt door groote gevaren bedreigd, waanneer geen zelfstandige regeeringsgedachte wordt hooggehouden. Tegenover de politieke partijen zal steeds een zelfstandig gezag moeten staan. Het is daarom verheugend, dat in onzen tegenwoordigen tijd geen en- wensch de hooge onderscheiding te beurt is gevallen het „hoch" op de dames te mogen uitbrengen. Bravo, bravo! klonk het v.an alle zij den. De vaandrig stond op, terwijl het angst zweet op z'n gloeiend voorhoofd parelde. Hij tikte aan z'n glas, maar deed het zoo heftig, dat het omviel en de champagne over het tafellaken vloeide. Toch niet op m'n beste broek! riep Gerd verschrikt. Allen lachten en( de vaandrig werd zoo mogelijk nog meer verlegen dan hij reeds was. Een bediende snelde toe en wilde een servet over het laken leggen; maar Gerd weerde hem af: Wacht daarmee tot de rede uit is, want vóór dat einde kan er nog van allerlei om geworpen worden. Weer klonk een luid „hoera!" en de ka pitein le klasse, die zich in een stemming bevond, waarin men alles komiek vindt, riep: Ik lach me dood! Ik lach me dood! Stilte! gebood de overste met een stem, die geen tegenspraak duldde, en zei toem: Vaandrig, begin nu! Tot uw dienst, heer overste! Heel aardig! klonk daar andermaal een stem. Miaar mijne heeren! riep de overste, wie den spreker nog eenmaal in de rede valt... Hij is immers nog heelemaal niet be gonnen! Dat is eender! Wje nog eens interrom- peert, betaalt 3 Mark boete voor de kas van 't casino! Dat hielp. Zelfs de kapitein le klasse waagde het niet in tegenwoordigheid zij ner vrouw zoo lichtzinnig met het vermo gen, dat zij in den echt meegebracht had, om te springen. Mijne dames en heerei)! zoo begon eindelijk de vaandrig met stokken.de stem, kele van de politieke partijen, zich aan kondigt als „regeeringspartij." Nu is onze regeering aan geen enkele politieke regee ringspartij gebonden en kunnen, ook wij liberalen in volle vrijheid thans ia het al- gmeen de nationale regeering steunen. Deze regeering is de eenige, die thans het parlementaire stelsel kan Jaten vwerken, een regeering met gezag en verantwoor delijkheid, en daarom zijn wij allen ver plicht, haar in dezen, moeilijken tijd krach tig te -teunen. Wij hebben thans in ons economisch en staatkundig leven groote moeilijkheden en de regeering heeft aan onzen steun groote behoefte. Te veel de mocratische allures hebben vooral in het bedrijfsleven een soort dwang van de zijde van arbeiders ten gevolge gehad, waar door inen niet meer durfde erkennen, dat ten slotte de ondernemer in het bedrijf de verantwoordelijke leider ss. Men durfde dat niet meer te zeggen, omdat men bang was, dat mem dan de democratische rich ting niet zou dienen een typische uiting van de vre^s, die de democratie altijd voor zich zelf heeft. Wij moeten dus boven het beginsel van de autocratie eenerzijds, boven het begin sel van de radicale democratie anderzijds t beginsel van het parlementarisme hoog houden. Als wij dat niet doen, zal deze re geering niet kunnen verrichten, wat wij zoo vurig van haar verwachten; economische wederopbouw en krachtige handhaving van orde en gezag. Werpen wij een, terugblik op de laatste maanden, dan mag met vol doening geconstateerd, woeden, dat ons land de regeering heeft, welke het behoeft, en dat het parlement, mede dank zij groo te zelfbeperking zoowel in Tweede als Eerste Kamer, beslist niet beneden zijn taak is gebleven." Het ware middenstandsbelang. Ook de heer J. J. Korff, lid van de Pro vinciale Staten van Noord-Holland, Voor zitter van de Algemeene Winkeliersver- eeniging te Amsterdam, en lid van het Al gemeen Bestuur van den Koninklijken Ne- derlandschen Mfddenstandbomd, fis dpor mevrouw BastiaanSchmidt ingeleid. Zij zei daarbij o.a. het volgende: Dames en Heeren* luisteraars, gij kent het bekende gezegde, dat de middenstand de ruggegraat van onze maatschappij vormt. Dit is volkomen juist. Maar de mid denstand zelf lijdt aan één groote fout: het tempo, waarin de middenstand zich krach tig organiseert, is nog steeds veel te lang zaam. Daardoor is aan den middenstand onthouden wat b.v. aan de sterk georgani seerde vakbeweging als stelselmatige be voorrechting is gegeven; zoo dwingt ons stelsel van werkloosheidsverzekering prac tisch gesproken den, 'arbeider om zich bij een vakvereeniging aan te sluiten, de werk man wordt door de overheid gedwongen zich te stellen onder de macht van de vak bestuurders. Er wordt in dit opzicht een voudig een dwang uitgeoefend op de arbei ders, die lang niet altijd uit vrije verkie zing tot de organisatie zijn toegetreden Maar: niet georganiseerd zijn maakt den arbeider nu eenmaal door de schuld van de overheid zoo verschrikkelijk rechteloos. Stel daartegenover gelijk gezegd den middenstand, die nog altijd met leege han den staat, en zóó volkomen onbeschermd aan de crisis is blootgesteld, dat 't verba zingwekkende feit zich voordoet, dat de S..D A.P., de thans zoo innerlijk verdeelde so cialistische partij, in den middenstand nieu we hulptroepen meent te zien. Het socia lisme, zoo wordt den middenstand van die zijde voorgehouden, zal aan alle crisis voorgoed een einde maken, en beloofd wordt zelfs, dat de middenstand in zijn be zit bevestigd zal worden! Is het niet schoon? Hoe is dit nu vereenigbaar mét de so- cialisatie-gedachte? Miarx heeft voorzeker nooit kunnen denken, dat zijn volgelingen zóó opportunistisch zouden worden, dat zij naar de midden/standers als nieuwe hulp troepen uitzien, wien zij zelfs „bevestiging in hun bezit" beloven. In middenstands- kringen zal men dan ook terecht het zijne der*ken van deze socialistische belofte, en zich niet voor dit karretje laten spannen! De middenstand beschikt niet, zooals de socialistische arbeiders, over eigenl zend tijd, en kan daardoor bijna nimmer zijn stem in de radio doen hooren. Daarom heeft de Liberale Omroep een vooraan staand, liberaal middenstander bitgenoo- digd, voor de microfoon zijn inzichten uit een te zetten. mij is de eervolle opdracht ten deel geval len, een. toost op, de dames uit te brengen en daarom roep ik: De dames hoera, hoera, hoera! Hij riep het met derf moed der vertwij feling. Zelfs het „hoera", dat in den laatsten veldtocht oorzaak was geweest, dat de vij and z'n hielen liet zien, kon niet luider en heldhaftiger geklonken hebben. De vaan drig begreep zelf niet, hoe hij deze rede klaar gespeeld had zonder ook maar een enkele maal te blijven steken. Zijn „hoera" klonk als het verlossingsgeschreeuw van een heele volksmenigte, die een zekeren dood voor oogen ziet en. plotseling als door een wonder gered wordt. M'nar zijn „hoera" vond geeni weerklank; hij ,riep het moederziel alleen in de wereld. Eindelijk kwam er weer leven in 't ge zelschap. Dat geldt niet, vaandrig! Zoo goed koop komt ge er niet af! Ge moet nog eens spreken! Hij sloeg z'n oogen op en keek smeekend rond. Ik kan werkelijk niet beter. En men kon het hem aanzien, dat hij de waarheid sprak. De dames kregen het eerst medelijden met hem. Och, die arme kleine vent! Hij is im mers nog zoo jong; men moet hem niet meer plagen! En eindelijk vond ook de kolonel, dat het nu genoeg was. Nu, vaandrig, laat het dan goed zijn. Ge hebt het heel niet slecht gedaan; maar we moeten nog een andere speech hebben. Wie meldt zich vrijwillig aan voor het woord? Vragend keek de kolonel rond, en eens klaps verhief Gerd zich. Hij had stevig ge dronken en bevond zich in een stemming, waarin niets hem kon schelen. Terwijl hij den ganschen middag gezwegen had, voelde hij nu plotseling de begeerte ook eens een Slotwoord van de Omroepster. Ook de woorden, waarmede mevrouw Bastiaanpchmidt van de luisteraars af scheid heeft genomen, willen wij onzen lezers nier onthouden. Zij luiden als volgt: Hallo! Hier is de Liberale Omroep, de V.L.R.A. Dames en Heeren luisteraars. U hebt ge luisterd naar een rede van den heer J. J. Korff, Voorzitter van de Algemeene Win keliersvereniging te Amsterdam en lid van de Provinciale Staten van Holland, onder den titel: „Koopt bij dea middenstand!" Wij zijn thans weer aan het einde van onze eerste uitzending in het nieuwe jaar. Deze radio-uitzending zal U wederom overtuigd hebben, van welke groote be- teekenis de liberale beginselen voor onze samenleving zijn, en van het groote be lang, dat gelegen is in de verspreiding van deze liberale beginselen door middel van de radio. Wij besluiten daarom met een dringende opwekking om den Liberalen Omroep in zijn werk te steunen. Wanneer de A.V.R.O. vol trots wijst op haar 200.000 leden, verheugen wij als voorstan der van een algemeenen omroep ons van harte, dat een zoo groot aantal liberalen daartoe behooren. Maar laten die liberalen nu ook niet hun eigen omroep vergeten. Laten wij U de suggestie mogen geven om nog heden als lid of donateur toe te tre den door storting van één enkelen gulden, zijnde het minimum, op onze girorekening 174800 te Scheveningen. Onze wensch is, dat wij U nog menigmaal door de radio zullen mogen toespreken, en dat dit moge lijk zal worden gemaakt, doordat de vrij zinnigen aan hun eigen omroep denzelfden steun verleenen, die zij terecht in zoo ruime mate aan den algemeenen omroep schen ken. Ook wij hebben dus een gironummer, dat Uw belangstelling verdient: 174800 Scheveningen. De Liberale Omroep gaat nu sluiten. Goedenavond, dames en heeren. (De Vrijheid). N.V. Eerste Soester Electr. Drukkerij Van Weedestraat 7 Soestdijk KOLONISATIE IN NIEUW GUINEA. HET LICHTEND VOORBEELD. Er is geen pakkender illustratie moge lijk van den; hartstocht naar -arbeids-bevi e- diging in Nederland van tot werkloosheid gedoemde werklustigen, dan het verhaal, dat de Locomotief bracht over het gezel schap van vijftig Hollanders, waarin ze ventien beroepen vertegenwoordigd zijn, dat het plan heeft met een gemeenschap pelijk aangeschaften schoener, onder het gezag van een ex-eersten stuurman der K. P. M., naar Nieuw Guine-a te komen om daar op bereids aangevraagde terreinen een kolonie te stichten. De keuze dier terrei nen verraadt volkomen onbekendheid met het land, waarin zij zich vestigen willen en waarop zij hun hoop hebben gebouwd. En men kan zich voorstellen, dat het N. I. gouvernement weinig ooren heeft om deze aanvraag van grond in te willigen. M»en, kan voor deze Nieuw Guinea-kolo- nisatie-hartstocht den heer Kamerling in Nederland verantwoordelijk stellen, die het groote woord: „Koloniseert op Nieuw Guinea" zeer gelaten heeft uitgesproken zonder te beseffen, wat zoo'n woord in een tijd van diepen nood voor uitwerking heeft op lieden, wier energie nog niet gebroken is. Miaar het feit is er dan toch maar, dat wellicht honderden Nederlanders, dj* ter nauwernood weten, waar Nieuw Guinea ligt; die even waarschijnlijk aan kolonisa tie nooit gedacht hebben* thans met de idee fixe rondloopen: „er ligt een ledig land in Nederlandsch Indie, dat ons zou kunnen opnemen, en werk en eten zou kunnen verschaffen doch men spant alk- krachten in ons daar vandaan te houden!" (De Indische Post, 23 Dec. 1933). paar woorden te zeggen. En ook zijn trots was. ontwaakt. Hij wilde Marie en Vilma toonen, dat hij ook nog op de wereld was; hij wilde aan dat fluisteren over hem evern- eens een einde maken. Maar wat hij pre cies wilde, was hem zelf eigenlijk niet heel duidelijk. Een luid „hoera!" begroette hem; allen zagen hem vol verwachting aan, en met een trotsche handbeweging gebood hij stil te. Mijne heeren! roept later hoera, als het zoover is., nu echter verzoek ik u mij niet te storen. Gemakkelijk is de taak niet, die ik vrijwillig op me genomen heb. Want wie is in staat de schoonheid in haar gan- sche pracht te schilderen, het goede en edele zoo te beschrijven, als ze werkelijk zijn? Wje is in staat het heerlijkste en ver- hevenste op deze wereld naar behooren te huldigen en te prijzen? Kon ik malen als een Makart, kon ik spreken als een Cicero, was ik een beeldhouwer als Phydias, was ik een meester in alle kunsten, die er maar zjjn> dan zou ik nog niet in z'n gansche volkomenheid kunnen verheerlijken datge ne, wat God als laatste der schepping ons gegeven heeft: dc vrouw! ,Een luid „Ah!" volgde op deze inlei ding. Niemand had den, kleinen Gerd zulk een poëtisch begin toegekend, hij zelf het allerminst, en hij was het met zich zelf ook niet eens, of hetgeen hij daar gezegd had, onzin was "of niet. Maar enfin, de hoofdzaak bleef ten slotte dan toch, dat het de anderen beviel. Werkelijk heel aardig, zei een dikke majoorsvrouw, die zich door de aan haar geslacht gewijde woorden zeer verjongd gevoelde. En de kapitein le klasse riep luid over de tafel: Ik heb het altijd al gezegd: die Gerd is een dekselsch kranige kerel. Nu prosit Gerd! Wordt vervolgd. BU AD TC UIT HE DJ' D ken. SC I om kers en i BEI O 10 u staa mee te b D; zij, genl de 1 verk Zc ren gen cret; geke Sc

Historische kranten - Archief Eemland

De Soester | 1934 | | pagina 10