Tweemaal twee is vier.
Rechtzaken
Ingezonden
FEUIL L ETON
DE LIBERALE OMROEP.
SCHAAK- EN DAMBORDEN
MET STUKKEN.
O'
No
KANTONGERECHT TE A'F.OORT.
Er zit gang in.
De nieuwe Kantonrechter is in functie
getreden, mr. D. J. W. Muller Massis, al
heeft hij zich nog niet in Amersfoort ge-
vestigd-metterwoon.
Z.E.A. heeft reeds jaren het ambt ver
vuld in Almelo, de zaken liepen dien Don
derdagmorgen alsof mr. M. M. reeds lang
in dezen rechtersstoel had gezeten.. Zijn
regiment is kort en bondig. Zittingen tot
vijf uur in den namiddag zullen dus wel
tot het verleden behooren.
Voor persmenschen, die bijzonder vlas
sen op grapjes van hoogerhand, komen met
deze dignitaris verkeerd uit.
Och, comische momenten levert de toe
dracht van sommige zaken zelf wel plus
de koddige draaierijen der terechtstaanden.
En bovendien, een gerechtszitting is
niet een matinee-amusante.
De eerste maaltijd, den nieuwen rechter
opgediend, was niet subtantiëel, al kwam
er natuurlijk weer 't principieele bij. Zonder
dat gaat htt niet in Amersfoort. Dit prin
cipieele echter- is hier al meermalen aan
•de touwtjes opgetrokken, Is een filiaal
houder, die meehelpt, te nemen als bedrijfs
leider of als arbeider vallende onder de
lijstbepaling der Arbeidswet?
Verder leek de zitting soms een tweegul-
densbazar. Drie gulden eisch, twee gulden
vonnis, de peine niet waard van over ver
tellen.
Zijn pclitie ook menschen?
Een werkeloos Soester schilder A. W.
had met een stok of plankje een grooten
steen midden op de Steenhofstraat gewor
pen, zeker om te dienen als steen des aan
stoots bij het verkeer.
Er waren geen menschen op de straat,
zoo was zijn verweer, alleen een politie
agent. Is dat geen mensch? informeerde
de nieuwe kantonrechter.
Baldadigheid met f 3 belooning.
Er zat mooie paling.
Weer een Soester schilder, ook werke
loos, thans geheeten M. E. W.
Deze trok op de Eem aan onder Baarn
met een ijzeren schepnet over den schou
der en politie op de hielen. En de politie
man zei niets onder weg. Deze kreeg zijn
spraakvermogen terug, toen M. E. W. neer
hurkte bij een bijt in het Eemijs em zijn
ijzeren schepnet ging manoeuvreeren.
Er zat mooie paling, zei verd., maar hij
had natuurl.k niets kunnen opscheppen.
f 3.boete en verbeurdverklaren van
het schepnet.
Nu zouden we nog kunnen verhalen van
twee Soester autorijders, wier koplamp
was uitgegaan en van een Utrechtsch stu
dent, die 72 K.M. vaart zou hebben ge
toond in Soesterberg, maar onze pen wei
gert om daarover verder uit te weiden,
UITSPRAKEN KANTONGERECHT.
Dronkenschap: G. A. v. D. te Soest, f 15
of 6 dagen; A. H. te Soest f 1Ü of 1 d.
Wielrijden zonder reflector en. bel: M.
S. te Soest, 2 maal (f 21 d.).
Te Soest een unster voorhanden hebben
op een plaats tot verkoop en aflevering
van waren: H. v. d. G. te Spakenburg f 2
of 1 dag.
Te Amersfoort op de openbare straat
vuilnis verzamelen: J. v. T. te Soest, f 1
of 1 dag.
Buiten verantwoordelijkheid
der Redactie
KATHOLIEKE JONGEREN
VREDESACTIE.
Mijnheer de Redacteur,
Beleefd verzoek ik U om een kleine
plaatsruimte in Uw eerstvolgend verschij
nend blad, waarvoor bij voorbaat mijn be
leefden dank.
In de Soester Bode van 12 Jan. j.l.-kwam
onder het opschrift: „Blaaskakerij van de
z.g. Katholieke Jongeren Vredes Actie",
een soort verslag voor over de vergade
ring v.an de K.J.V.A. op 5 Jan. j.1. gehou-
Militaire humoreske
van Freiherr von Schlicht
door
CEKA.
24)
Wat hebben die twee toch over mij
te praten? dacht Gerd. Ze konden hei toch
wel zóó doen, dat ik het niet zag? Zoo is
het eenvoudig afschuwelijk voor me. En
bovendien als ze mij niet als tafelbuur
wilde, behoefde ze zich.nu ook niet met mij
te bemoeieni. Ik amuseer me ook zoo wel.
En werkelijk amuseerde hij zich zeer
goed, niet met z'n beide buren, maar met
de champagneflesch. Het smaakte hem uit
muntend. Hij had, zooals het in De Trom
petter van Sackingen heet, reeds hedenmor
gen z'n eigen dorst bespeurd, en hij talm
de niet hem nu te lesschen. Hij verdronk
langzamerhand z'n ergernis en dronk zich
in een vroolijke stemming.
Daar, bijna op 't eind van 't diner, ver^
hief de overste zich van z'n stoel.
i Mijne heeren! Het diner is spoedig
afgeloopen, doch we willen niet eindigen
voor we degenen hebben herdacht, die ons
op dezen dag met hare tegenwoordigheid
hebben vereerd. De toost op de dames is
vrij, maar wie zal ze uitbrengen? Ik stel
voor: de jongste aan de tafel, de vaan
drig!
Hoera, hoera! Ja, de vaandrig!
Allen riepen vroolijk door elkaar, maar
het luidst riep de kapitein le klasse. Hij
had een lsten luitenant verzocht z'n gade
ten disch te leiden en iich ver van haar
af neergezet. Vóór zich had hij een groo-
te bloemenvaas en een groote milieu laten
plaatsen, zoodat zelfs de blikken zijner
den<, waar Pater Henricus het woord zou
hebben gevoerd. Ik heb dit met groote be
langstelling gelezen, omdat het mij als me
de aanwezige niet-Roomsch Katholiek bi
zonder interesseerde er van kennis te kun
nen nemen hoe een blad, als de Soester
Bode, nu eigenlijk zou reageeren op het in
zoo'n vergadering behandelde. En dan is
het mij daarbij, helaas alweer voor de zoo-
veelste maal opgevallen, dat de R.K. Kerk
nog steeds op haar standpunt staat, dat
actie voor het een, of ander goede doel, bij
haar practisch onmogelijk is, in samenwer
king met andersdenkenden. Wanneer ik mij
hierin vergis, en dat dus niet zoo is, moet
de Soester Bode onmiddellijk in haar
eerstvolgend verschijnend blad terugnemen
wat zij schreef onder „Gemengd Publiek".
Ik vraag mij n.1. af waarom Pater Henri
cus, als hij was gekomen, niet voor dat
auditorium, dat zich zeer ordelijk en eer
biedig gedroeg, zou hebben kunnen spre
ken. Zijn er geen andere geestelijken, die
ook meerdere malen voor een „gemengd
publiek" spraken?, ik denk bijv. aan de
Bijz. Vrijw. Landstorm, enz., en noem al
leen maar den naam van Pater de Greve.
Of vinut de Soester Bode zoo'n geval als
van zelf sprekend? Schimpen en Bidden.
Naar aanleiding van wat de Soester Bode
hieronder opmerkte, diene te worden ge
zegd dat, mogen dan de R.K. sprekers ge
tuigd hebben, niet tevreden te zijn met de
geestelijke leiding in hun Kerk, de Heer
Bob Agter toch zeker niets heeft gezegd,
ten nadeele van de R.K. Kerk, doch alleen
het geval heeft genoemd van dien dominee
te Apeldoorn. Wat de R.K. sprekers dus
betreffende hun Kerk zeiden, zullen deze
zelf maar moeten weten te verantwoorden,
maar in elk geval konden de Niet-Roomsch
Katholieken in de bijeenkomst aanwezig,
toch niet helpen, dat door de Wèl-Roomsch
Katholieken die woorden werden gespro
ken. De vergadering stond onder de lei
ding der K.J.V.A. en dat de vele R.K. zich
niet schaamden, temidden van andersden>-
kenden voor hun overtuiging uit te komen,
kan hen niet anders dan tot eer strekken.
De zinsnede van de Soester Bode: In die
omgeving, na de ergerlijke gesproken taal,
enzwas minstgenomen een onge
paste opmerking.
In de slotparagraaf van het stuk gaat de
Soester Bode evenwel „overstag", door te
zeggen, dat zij toch eigenlijk wel begrijpt,
dat bij de tegenwoordige jongelieden, die
de tegenwoordige maatschappelijke tegen
stellingen zoo aan den lijve gevoelen* een
groeiende weerzin bestaat tegen de geld
en goudverspillende oorlogstoebereidin
gen en tegen de geldelijke berekeningen
van de voordeelen van een te voeren oor
log, dat de Soester Bode het dus goed ge
voelt, dat de jeugd meer strijd wil tegen
oorlog en oorlogsvoorbereidingen!, rr.aar
dat' ze dat dan niet op haar eigen houtje
moet doenj maar de Kerk daarbij in den
arm nemen.
Naar aanleiding daarvan kom ik even te
rug op hetgeen de Soester Bode nog
schreef onder „De Kerk en het Anti-Mili
tairisme", en wel op dat deel van dat stuk,
waar zij spreekt van het geval, waar Chris
tus met geknoopte touwen de sjaggeraars
uit den Tempel verwijderde. Dit wordt
m.i. door de Soester Bode hier geheel mis
plaatst aangehaald. Op alle slechte dingen
had Christus den Joodschen' Priesters in
der treure gewezen, maar deze waren on
willig daarnaar te luisteren en lieten alles,
zooals het was. Toen trad Christus zelf op
en ranselde de geldwisselaars den Tempel
uit. Maar was Hij daarbij voorzichtig,
zooals de Soester Bode zegt, dat de R.K.
Kerk voorzichtig moet zijn in haar stand
punt, tegenover verschillende dingen,?
Mijns inziens „Neen", alles behalve voor
zichtig en ik ben van oordeel, dat juist
dit geval van het verwijderen1 van de sjag
geraars en geldwisselaars uit den Tempel
door Christus, hoofdzakelijk aanleiding is
geweest voor de hooge priesters, om daad
werkelijk tegen Hem te gaan ageeren, om
dat ze juist daaruit begrepen, dat hij voor
zich zelf alle voorzichtigheid uit het oog
begon te verliezen en ze Hem dus tot alles
in staat moesten achten. Kan het nu wel
licht met de Roomsch Katholieke Jongeren
ook zoo zijn, dat deze, na eerst steun le
hebben gezocht bij hun Kerk, die daar niet
voldoende hebben gevonden en nu mee-
nen zelf te moeten gaan handelen, Ik als
niet-Roomsch Katholiek, kan dat natuur
lijk niet beoordeelen en daarom is het
maar een vraag die ik hier stel.
vrouw hem niet konden bereiken en hij z'n
champagne rustig kon innemen. Hij was
reeds bij z'n tweede flesch aangeland, ja
deze was bijna geledigd. Zijn lustige oogen
lachten en schitterden: Jawel, de vaandrig
moet spreken!
Maar deze zat daar, of hij pas ter dood
veroordeeld was.
Ik ik kan niet toosten! stotterde
hij eindelijk. Ik heb slechts eenmaal ge
sproken en toen ben ik er in blijven steken.
Welnu, dan zijt ge immers aan 't
oefenen! Blijf maar kalmpjes voor de
tweede maal steken.
Zelfs de overste bevond zich in een ge
animeerde stemming en daarom riep hij
den vaandrig toe:
Ge hebt 5 minuten om u voor te be
reiden; dan tik ik voor u tegen het glas.
Als den vaandrig was aangezegd, dat hij
over 5 minuten terechtgesteld zou worden,
dan was het, in vergelijking van het ont
zettende gevoel dat hem nu bekroop, een
huivering van wellust geweest, die hem
bij het aanhooren der boodschap, door-
trild zou hebben.
Om Godswil, heer luitenant! wat
moet ik nu'zeggen? zoo wendde hij zich
tot Gerd en zag hem met smeekende oogen
aan.
-4- Maar kindje, de zaak is toch heel een
voudig, stelde Gerd hem gerust. Spreek
maar eenigen onzin, en als ge niet meer
weet, dan roept ge: Lang zullen de dames
leven hoera! Dat „hoera" is de hoofd
zaak, en voor 't overige verlaat ge u maar
op mij; ik zal u wel wat toeroepen, als me
wat invalt.
Maar .als den heer luitenant nu eens
niets invalt? wou de vaandrig vragen;
maar daar sloeg de overste reeds tegen
z'n glas.
Mijne heeren! Ik verzoek u stilte voor
den vaandrig, wien op zijn uitdrukkelijken
Ten slotte als algemeene opmerking nog
deze. De Soester Bode meende een „Ob
jectief Verslag" te geven van de bijeen
komst, doch ieder weldenkend mensch die
de vergadering medemaake zal moeten
toegeven, dat aan een dergelijk verslag
elke objectiviteit ontbreekt. Ik raad de re
dactie van dit blad aan, eens met groote
ernst te bestudeeren het bekende werk van
Pater Stratmann „Wereldkerk en Wereld
vrede."
Soest, Januari 1934.
G. K. SCHUYLENBURG.
DE STRAFCOLONIE TE CAYENNE
(FRANSCHE CAYENNE) VOOR
FRANSCHE DIENSTWEIGERAARS.
Een oproep aan allen, onverschillig van
welk ras of natie of godsdienst zij zijn.
Wij lezen in „Kerk en Vrede" het volgende
van den Secretaris van het Steunfonds:
door hem aan de red. K. en V. toegezon
den, vele kleinen vormen een groot.
„Eenige jaren geleden hebt ge met geest
drift een flinke som bijeengebracht, tenein
de het een 6-tal Fransche dienstweigeraars,
die sinds den wereldoorlog naar de Straf
kolonie te Cayenne (Fransch C.) waren
verbannen, mogelijk te maken deze hel te
verlaten. De R. I- Internationale
der Krijgsdienst-tegenstanders van wie
de oproep uit ging, met onder meer de
Amerikaansche Quakers, de F. O. R.
Vcrzoeningsbond en niet het minst de
Hollandsche kameraden brachten» toen in
korten tijd het noodige bijeen.. „Een prach
tig bewijs van Internationale Solidariteit."
Nu zendt Runham Brown, de Secr. van
de W. R. I. bericht dat nog twee dienst
weigeraars aldaar onze hulp noodig heb
ben. De eerste om in staat te wezen, na 16
jaar straf, te vertrekken en elders een be
staan te zoeken; de tweede, die ontvlucht
te, om de waarborgsom te kunnen betalen,
die de staat, waar hij nu is, eischt, wil hij
verlof krijgen, te blijven. Anders wordt hij
teruggezonden. Het Steunfonds kan hier
aan niet voldoen zonder extra bijdragen.
Geeft, geeft allen, geeft spoedig. Postze
gels, postwissels, girobijdragen, alles, als
bestemming: „Fransche Kameraden",
w.g. A. J. Luif, Reguliersstr. 22, Haarlem.
Secretaris Steunfonds, postgiro No. 42575.
N.B. K. en V. schrijft: „Het is bekend
dat Fr. diemstw. ook na afloop van hun
straftijd niet de middelen ontvangen om
terug te keeren." Indien zij dus geen geld
hebben, moeten zij in Cayenne blijven dat
een' moordend klimaat heeft.
Mevr. C. M. BERG.
Geen fascisme, doch parlementarisme.
Op Donderdag 11 januari heeft, gelijk
onze lezers reeds weten, de Liberale Om
roep zich dit jaar voor het eerst doen hoo-
ren. De redevoering van den heer C. J.
van Kempen hebben wij reeds in haar ge
heel opgenomen. Aan de inleiding van de
omroepster mevr. E. BastiaanSchmidt
ontleenen wij het volgende:
„Gij weet, dat wij liberalen, vierkant te
gen het fascisme zijn, omdat wij zijn tegen
het absolutisme en tegen de autocratie.
Men kan dit regeeringssysteem hier niet
invoeren, omdat het op elementen berust,
die ons volkomen vreemd zijn. Eén daar
van is het syndicalisme, dat den weg van
wetgeving en parlementarisme om tot een
steeds verder gaande verbetering te gera
ken, verwerpt. Het Italiaansche fascisme
is een typisch syndycalistische arbeiders
beweging, gedekt door een imperialistische
staatsgedachte. Deze grondslagen) van het
fascisme zijn gelukkig in Nederland niet
aanwezig en kunnen hier ook niet kunst
matig gemaakt worden.
Wij liberalen zijn voorstanders van de
democratie, van het parlementaire regee
ringssysteem. Democratie, wat heeft men
echter in uw naam misdreven! Men heeft
het volk laten gelooven, dat het zich zelf
kon regeeren, dat het de leiders kon diri-
geeren. Democratie, wat een fouten heeft
men, in uw naam gemaakt! Een democra
tiseering als waartoe men in 1918 kwam,
is diep te betreuren. De vrijheid wordt
door groote gevaren bedreigd, waanneer
geen zelfstandige regeeringsgedachte wordt
hooggehouden. Tegenover de politieke
partijen zal steeds een zelfstandig gezag
moeten staan. Het is daarom verheugend,
dat in onzen tegenwoordigen tijd geen en-
wensch de hooge onderscheiding te beurt is
gevallen het „hoch" op de dames te mogen
uitbrengen.
Bravo, bravo! klonk het v.an alle zij
den.
De vaandrig stond op, terwijl het angst
zweet op z'n gloeiend voorhoofd parelde.
Hij tikte aan z'n glas, maar deed het zoo
heftig, dat het omviel en de champagne
over het tafellaken vloeide.
Toch niet op m'n beste broek! riep
Gerd verschrikt.
Allen lachten en( de vaandrig werd zoo
mogelijk nog meer verlegen dan hij reeds
was.
Een bediende snelde toe en wilde een
servet over het laken leggen; maar Gerd
weerde hem af:
Wacht daarmee tot de rede uit is, want
vóór dat einde kan er nog van allerlei om
geworpen worden.
Weer klonk een luid „hoera!" en de ka
pitein le klasse, die zich in een stemming
bevond, waarin men alles komiek vindt,
riep: Ik lach me dood! Ik lach me dood!
Stilte! gebood de overste met een
stem, die geen tegenspraak duldde, en zei
toem: Vaandrig, begin nu!
Tot uw dienst, heer overste!
Heel aardig! klonk daar andermaal
een stem.
Miaar mijne heeren! riep de overste, wie
den spreker nog eenmaal in de rede valt...
Hij is immers nog heelemaal niet be
gonnen!
Dat is eender! Wje nog eens interrom-
peert, betaalt 3 Mark boete voor de kas
van 't casino!
Dat hielp. Zelfs de kapitein le klasse
waagde het niet in tegenwoordigheid zij
ner vrouw zoo lichtzinnig met het vermo
gen, dat zij in den echt meegebracht had,
om te springen.
Mijne dames en heerei)! zoo begon
eindelijk de vaandrig met stokken.de stem,
kele van de politieke partijen, zich aan
kondigt als „regeeringspartij." Nu is onze
regeering aan geen enkele politieke regee
ringspartij gebonden en kunnen, ook wij
liberalen in volle vrijheid thans ia het al-
gmeen de nationale regeering steunen.
Deze regeering is de eenige, die thans het
parlementaire stelsel kan Jaten vwerken,
een regeering met gezag en verantwoor
delijkheid, en daarom zijn wij allen ver
plicht, haar in dezen, moeilijken tijd krach
tig te -teunen. Wij hebben thans in ons
economisch en staatkundig leven groote
moeilijkheden en de regeering heeft aan
onzen steun groote behoefte. Te veel de
mocratische allures hebben vooral in het
bedrijfsleven een soort dwang van de zijde
van arbeiders ten gevolge gehad, waar
door inen niet meer durfde erkennen, dat
ten slotte de ondernemer in het bedrijf de
verantwoordelijke leider ss. Men durfde
dat niet meer te zeggen, omdat men bang
was, dat mem dan de democratische rich
ting niet zou dienen een typische uiting
van de vre^s, die de democratie altijd voor
zich zelf heeft.
Wij moeten dus boven het beginsel van
de autocratie eenerzijds, boven het begin
sel van de radicale democratie anderzijds
t beginsel van het parlementarisme hoog
houden. Als wij dat niet doen, zal deze re
geering niet kunnen verrichten, wat wij zoo
vurig van haar verwachten; economische
wederopbouw en krachtige handhaving van
orde en gezag. Werpen wij een, terugblik
op de laatste maanden, dan mag met vol
doening geconstateerd, woeden, dat ons
land de regeering heeft, welke het behoeft,
en dat het parlement, mede dank zij groo
te zelfbeperking zoowel in Tweede als
Eerste Kamer, beslist niet beneden zijn
taak is gebleven."
Het ware middenstandsbelang.
Ook de heer J. J. Korff, lid van de Pro
vinciale Staten van Noord-Holland, Voor
zitter van de Algemeene Winkeliersver-
eeniging te Amsterdam, en lid van het Al
gemeen Bestuur van den Koninklijken Ne-
derlandschen Mfddenstandbomd, fis dpor
mevrouw BastiaanSchmidt ingeleid. Zij
zei daarbij o.a. het volgende:
Dames en Heeren* luisteraars, gij kent
het bekende gezegde, dat de middenstand
de ruggegraat van onze maatschappij
vormt. Dit is volkomen juist. Maar de mid
denstand zelf lijdt aan één groote fout: het
tempo, waarin de middenstand zich krach
tig organiseert, is nog steeds veel te lang
zaam. Daardoor is aan den middenstand
onthouden wat b.v. aan de sterk georgani
seerde vakbeweging als stelselmatige be
voorrechting is gegeven; zoo dwingt ons
stelsel van werkloosheidsverzekering prac
tisch gesproken den, 'arbeider om zich bij
een vakvereeniging aan te sluiten, de werk
man wordt door de overheid gedwongen
zich te stellen onder de macht van de vak
bestuurders. Er wordt in dit opzicht een
voudig een dwang uitgeoefend op de arbei
ders, die lang niet altijd uit vrije verkie
zing tot de organisatie zijn toegetreden
Maar: niet georganiseerd zijn maakt den
arbeider nu eenmaal door de schuld van
de overheid zoo verschrikkelijk rechteloos.
Stel daartegenover gelijk gezegd den
middenstand, die nog altijd met leege han
den staat, en zóó volkomen onbeschermd
aan de crisis is blootgesteld, dat 't verba
zingwekkende feit zich voordoet, dat de S..D
A.P., de thans zoo innerlijk verdeelde so
cialistische partij, in den middenstand nieu
we hulptroepen meent te zien. Het socia
lisme, zoo wordt den middenstand van die
zijde voorgehouden, zal aan alle crisis
voorgoed een einde maken, en beloofd
wordt zelfs, dat de middenstand in zijn be
zit bevestigd zal worden! Is het niet
schoon?
Hoe is dit nu vereenigbaar mét de so-
cialisatie-gedachte? Miarx heeft voorzeker
nooit kunnen denken, dat zijn volgelingen
zóó opportunistisch zouden worden, dat zij
naar de midden/standers als nieuwe hulp
troepen uitzien, wien zij zelfs „bevestiging
in hun bezit" beloven. In middenstands-
kringen zal men dan ook terecht het zijne
der*ken van deze socialistische belofte, en
zich niet voor dit karretje laten spannen!
De middenstand beschikt niet, zooals de
socialistische arbeiders, over eigenl zend
tijd, en kan daardoor bijna nimmer zijn
stem in de radio doen hooren. Daarom
heeft de Liberale Omroep een vooraan
staand, liberaal middenstander bitgenoo-
digd, voor de microfoon zijn inzichten uit
een te zetten.
mij is de eervolle opdracht ten deel geval
len, een. toost op, de dames uit te brengen
en daarom roep ik:
De dames hoera, hoera, hoera!
Hij riep het met derf moed der vertwij
feling. Zelfs het „hoera", dat in den laatsten
veldtocht oorzaak was geweest, dat de vij
and z'n hielen liet zien, kon niet luider en
heldhaftiger geklonken hebben. De vaan
drig begreep zelf niet, hoe hij deze rede
klaar gespeeld had zonder ook maar een
enkele maal te blijven steken. Zijn „hoera"
klonk als het verlossingsgeschreeuw van
een heele volksmenigte, die een zekeren
dood voor oogen ziet en. plotseling als
door een wonder gered wordt. M'nar zijn
„hoera" vond geeni weerklank; hij ,riep
het moederziel alleen in de wereld.
Eindelijk kwam er weer leven in 't ge
zelschap.
Dat geldt niet, vaandrig! Zoo goed
koop komt ge er niet af! Ge moet nog eens
spreken!
Hij sloeg z'n oogen op en keek smeekend
rond.
Ik kan werkelijk niet beter. En men
kon het hem aanzien, dat hij de waarheid
sprak.
De dames kregen het eerst medelijden
met hem.
Och, die arme kleine vent! Hij is im
mers nog zoo jong; men moet hem niet
meer plagen!
En eindelijk vond ook de kolonel, dat
het nu genoeg was. Nu, vaandrig, laat het
dan goed zijn. Ge hebt het heel niet slecht
gedaan; maar we moeten nog een andere
speech hebben. Wie meldt zich vrijwillig
aan voor het woord?
Vragend keek de kolonel rond, en eens
klaps verhief Gerd zich. Hij had stevig ge
dronken en bevond zich in een stemming,
waarin niets hem kon schelen. Terwijl hij
den ganschen middag gezwegen had, voelde
hij nu plotseling de begeerte ook eens een
Slotwoord van de Omroepster.
Ook de woorden, waarmede mevrouw
Bastiaanpchmidt van de luisteraars af
scheid heeft genomen, willen wij onzen
lezers nier onthouden. Zij luiden als volgt:
Hallo! Hier is de Liberale Omroep, de
V.L.R.A.
Dames en Heeren luisteraars. U hebt ge
luisterd naar een rede van den heer J. J.
Korff, Voorzitter van de Algemeene Win
keliersvereniging te Amsterdam en lid van
de Provinciale Staten van Holland, onder
den titel: „Koopt bij dea middenstand!"
Wij zijn thans weer aan het einde van
onze eerste uitzending in het nieuwe jaar.
Deze radio-uitzending zal U wederom
overtuigd hebben, van welke groote be-
teekenis de liberale beginselen voor onze
samenleving zijn, en van het groote be
lang, dat gelegen is in de verspreiding van
deze liberale beginselen door middel van
de radio. Wij besluiten daarom met een
dringende opwekking om den Liberalen
Omroep in zijn werk te steunen. Wanneer
de A.V.R.O. vol trots wijst op haar
200.000 leden, verheugen wij als voorstan
der van een algemeenen omroep ons van
harte, dat een zoo groot aantal liberalen
daartoe behooren. Maar laten die liberalen
nu ook niet hun eigen omroep vergeten.
Laten wij U de suggestie mogen geven om
nog heden als lid of donateur toe te tre
den door storting van één enkelen gulden,
zijnde het minimum, op onze girorekening
174800 te Scheveningen. Onze wensch is,
dat wij U nog menigmaal door de radio
zullen mogen toespreken, en dat dit moge
lijk zal worden gemaakt, doordat de vrij
zinnigen aan hun eigen omroep denzelfden
steun verleenen, die zij terecht in zoo ruime
mate aan den algemeenen omroep schen
ken. Ook wij hebben dus een gironummer,
dat Uw belangstelling verdient: 174800
Scheveningen.
De Liberale Omroep gaat nu sluiten.
Goedenavond, dames en heeren.
(De Vrijheid).
N.V. Eerste Soester Electr. Drukkerij
Van Weedestraat 7 Soestdijk
KOLONISATIE IN NIEUW GUINEA.
HET LICHTEND VOORBEELD.
Er is geen pakkender illustratie moge
lijk van den; hartstocht naar -arbeids-bevi e-
diging in Nederland van tot werkloosheid
gedoemde werklustigen, dan het verhaal,
dat de Locomotief bracht over het gezel
schap van vijftig Hollanders, waarin ze
ventien beroepen vertegenwoordigd zijn,
dat het plan heeft met een gemeenschap
pelijk aangeschaften schoener, onder het
gezag van een ex-eersten stuurman der
K. P. M., naar Nieuw Guine-a te komen om
daar op bereids aangevraagde terreinen een
kolonie te stichten. De keuze dier terrei
nen verraadt volkomen onbekendheid met
het land, waarin zij zich vestigen willen
en waarop zij hun hoop hebben gebouwd.
En men kan zich voorstellen, dat het N. I.
gouvernement weinig ooren heeft om deze
aanvraag van grond in te willigen.
M»en, kan voor deze Nieuw Guinea-kolo-
nisatie-hartstocht den heer Kamerling in
Nederland verantwoordelijk stellen, die
het groote woord: „Koloniseert op Nieuw
Guinea" zeer gelaten heeft uitgesproken
zonder te beseffen, wat zoo'n woord in een
tijd van diepen nood voor uitwerking heeft
op lieden, wier energie nog niet gebroken
is. Miaar het feit is er dan toch maar, dat
wellicht honderden Nederlanders, dj* ter
nauwernood weten, waar Nieuw Guinea
ligt; die even waarschijnlijk aan kolonisa
tie nooit gedacht hebben* thans met de
idee fixe rondloopen: „er ligt een ledig
land in Nederlandsch Indie, dat ons zou
kunnen opnemen, en werk en eten zou
kunnen verschaffen doch men spant alk-
krachten in ons daar vandaan te houden!"
(De Indische Post, 23 Dec. 1933).
paar woorden te zeggen. En ook zijn trots
was. ontwaakt. Hij wilde Marie en Vilma
toonen, dat hij ook nog op de wereld was;
hij wilde aan dat fluisteren over hem evern-
eens een einde maken. Maar wat hij pre
cies wilde, was hem zelf eigenlijk niet heel
duidelijk.
Een luid „hoera!" begroette hem; allen
zagen hem vol verwachting aan, en met
een trotsche handbeweging gebood hij stil
te.
Mijne heeren! roept later hoera, als
het zoover is., nu echter verzoek ik u mij
niet te storen. Gemakkelijk is de taak niet,
die ik vrijwillig op me genomen heb. Want
wie is in staat de schoonheid in haar gan-
sche pracht te schilderen, het goede en
edele zoo te beschrijven, als ze werkelijk
zijn? Wje is in staat het heerlijkste en ver-
hevenste op deze wereld naar behooren te
huldigen en te prijzen? Kon ik malen als
een Makart, kon ik spreken als een Cicero,
was ik een beeldhouwer als Phydias, was
ik een meester in alle kunsten, die er maar
zjjn> dan zou ik nog niet in z'n gansche
volkomenheid kunnen verheerlijken datge
ne, wat God als laatste der schepping ons
gegeven heeft: dc vrouw!
,Een luid „Ah!" volgde op deze inlei
ding. Niemand had den, kleinen Gerd zulk
een poëtisch begin toegekend, hij zelf het
allerminst, en hij was het met zich zelf
ook niet eens, of hetgeen hij daar gezegd
had, onzin was "of niet. Maar enfin, de
hoofdzaak bleef ten slotte dan toch, dat
het de anderen beviel.
Werkelijk heel aardig, zei een dikke
majoorsvrouw, die zich door de aan haar
geslacht gewijde woorden zeer verjongd
gevoelde. En de kapitein le klasse riep luid
over de tafel: Ik heb het altijd al gezegd:
die Gerd is een dekselsch kranige kerel.
Nu prosit Gerd!
Wordt vervolgd.
BU
AD
TC
UIT
HE
DJ'
D
ken.
SC I
om
kers
en i
BEI
O
10 u
staa
mee
te b
D;
zij,
genl
de 1
verk
Zc
ren
gen
cret;
geke
Sc