°4_ Ingezonden
B
L
L
BC
De twee machten in
het leven.
CACTUS
ld)
FE UIL L ETON
O^Burgerlijke Stand
v s
u r
Voor de Vrouw
lp)
No. S
Bulten verantwoordelijkheid
der Redactie
DE IJSBEER BIJ CARRé.
Op Uilenburg in 't groote Amsterdam,
Daar woonde een koopmap, genaamd
„Ouwe Bram",
Gesjochte, neen maar, meestal zonder
centen
En liep met dit, dan met dat weer te
venten.
Op een keer kwam hij z'n vriend Mozes
ereis tegen,
Die zegt: ben je weer bezig de straat aan
te vegen?
Hoe gaat 't er mee? Je ziet er slappie's uit,
Je verdient vast en zeker geen rooie duit.
Ja, dat is maar al te waar, zegt „Ouwe
Bram",
Ik scharrel door Groot Mokum om een
boterham,
En kan, 't is bijwijle om van te grienen,
De halve huur nog niet verdienen.
Dan heb ik thuis zooals je weet een
orgelpijpie 1)
Twee jaar en drie maanden is ons jongste
lijpie 2)
Mimmele 3) doet haar best, werkt wat
ze maar kan,
Maar 't is meestentijds, toch de dood in
de pan.
Man, zegt M,oos, wat zijn dat nu voor
kuren,
Waarom ga je je niet bij Carré, als ijsbeer
verhuren,
Overdag met negotie, 's avonds voor het
vermaak,
IEn verdient elke keer, een heerlijke
knaak 4)
'k Ben niet bekend bij de beesten zegt
„Ouwe Bram"
Bij me thuis wel, die vangt me vrouw
met een kam.
Och zanik, zegt Moos, wat ben jij toch
een vlerk,-
't Wordt ruim toch betaald, voor een
oogenbhk werk.
Ouwe Bram dacht, 't zal toch eens
probeeren,
En gaat met spoed, naar den Amstel
marcheeren.
Daar staat een agent, die vraagt „zeg
joodje wat moetje"
Meheer de politie, 'k ben de ijsbeer, ik
groet je.
Komt bij den portier, die staat aan den
deur,
En zegt: 'k ben de ijsbeer. O, daar
staat de domteur
Die kijkt wat wantrouwend, naar z'n
schunnige kleeren,
Miaar zegt: vooruit maar, van avond
debuteeren.
's Avonds steekt men Bram in 't ijs-
beerenvel,
't Zweet brak hem uit, 't geleek wel
de hel.
Zoo warm had hij in een tijd niet gehad,
Maar dacht aan de knaak, een onuit
puttelijke schat,
't Was tien minuten, dat hij rond moest
loopen,
En intusschen allerlei kunstjes verkoopen.
't Debuut was schitterend, 't gebeurt
niet heel vaak,
En als belooning kreeg hij z'n heerlijke
knaak.
Hij komt opgeruimd thuis, z'n vrouw
is nog op,
En reikt haar gulhartig de zilveren
rijkspop.
En zegt, nu zullen wij er morgen eens
lekker van schransen,
De centen, die zijn er, die moeten maar
dansen.
Maar vrouwlief, heel zuinig, zegt:
heerlijke man
De helft is genoeg, we doen twee dagen
ervan,
En als jij er morgen, weer één gaat halen
Dan kunnen wij de huisbaas ook eens
betalen.
Zoo gezegd zoo gedaan, is 's avonds bij
Carré
En brengt voor mimmele 't knaakie weer
mee.
Maar de avond daarop, wordt hij en
z'n buren,
naar het Engelsch
van
LILLIAS CAMPBELL DAVIDSON.
(Nadruk verboden)
4)
Er trad nu een vrouw te voorschijn in een
nette, eenvoudige zwarte japon met zijden
schortje, en met een kaars, in een koperen
kandelaar, in de hand.
Hij had zoo iets gezegd van een vreemde
hier in de stad; geen logement, dat haar
kon opnemen; een geval van dringende
nood.
Op innig-ontstelde toon hoorde zij de
oude antwoorden:
O, maar Mas ter Launcelot! Dat kan
immers niet!Wat hebt u nu ge
daan? U weet toch, wat de gevolgen kun
nen zijn!
Master Launcelot legde haar het zwagen
op, vriendelijk, maar gebiedend.
Het is onvermijdelijk, Rachel! ftet
kan niet anders, hoorde het jonge meisje
hem zeggen op een toon van onweerstaan
bare beslistheid. Ik zou zoo iets niet
geriskeerd hebben, als het had kunnen ver
meden worden. Maar ze kan daar toch niet
zoo buiten blijven, in een weer, om hond
noch kat door te jagen! Geef haar een sou
per en een bed. Morgenochtend zal zij weer
vertrekken en daar zal niets geen leed van
komen. Nu geen verzet meer, Rachel! Dit
is eenmaal mijn verlangen.
Hij sprak snel en zacht en meende dat
Vergeten, en staat woedend door de
tralies te gluren
En denk, dat is wat, moois, maar 'k
reken dubbel tarief,
Dat is vrijheidsberooving, dat mag niet
watblief?
Maar ziet rechts een deurtje, denkt 't
gaat misschien open,
En ga 'k als de weerlicht naar
mimmele loopen.
Hij maakt 't deurtje open, en ziet met
een blik
Een tijger, van dieren en menschen een
schrik.
En schreeuwt heesch van angst, lillijk
vuil dier,
Wat doen je hier smeerlap, je hoort
toch niet hier.
n Kunst om een vader van tien lijpie's
op te vreten
Je durft 't wel doen, want je hebt geen
geweten.
Ik spuug, ik bijt, 'k gooi je met snot,
Ik trek je aan stukken, en maak je kapot.
De tijger loopt brommend, langs de
deur heen en weer
En denkt, wat is dat voor een rare
mijnheer,
't Zal wel losloopen, met die schreeu
wende snaak,
Dat is ook een product, die werkt voor
een knaak.
En zegt terwijl hij z'n kop in de hoogte
houdt,
We zijn hier collega's, en beiden ge
lukkig getrouwd,
Terwijl hij Bram aankijkt als ziet hij
een. .spook,
Kom je ook van Uilenburg buurman,
waarachtig, ik ook.
1) tien kinderen.
2) kind.
3) moeder.
4) een rijksdaalder.
Mamillaria Centricirrha Lem.
In Mexico, ver van de kust, waar In-
dinanen-zangen klinken over het onher
bergzame, zon overdekte land, wqar wilde
kudden hun voedsel zoeken op den met
steenen bezaaiden rotsachtigen bodem,
daar groeit nu nog in het wild de Mamil
laria centricirrha, een plant die gemakkelijk
te kweeken is en bijna in geen enkele ver
zameling ontbreekt. En als na de regen
periode, in het voorjaar de zon het land
overstroomt met haar gouden gloed, dan
tooit het witgepluisde hoofd zich met klei
ne klokvormige bloempjes, in verschillen
de tinten karmijn-rood, al naar de varië
teit.
Het is een kegelvormige plant, zoo on
geveer 1015 c.M. breed en tusschen de
kroon-tepels wollig bepluisd. Ze groeit
soms alleenstaand, ook wel in pollen (pol-
vormig).
Wjanneer men deze plant licht verwond,
begint een wit melksap te stroomen, dat
een onaangenamen smaak heeft en daar
door wordt deze plant gemeden door het
grazende vee. Opmerkelijk is, dat het is
voorgekomen, bij het verwonden van een
exemplaar van ongeveer 12 c.M. hoog, (aan
de zijkant eenige tepels ernstig verminkte)
nu op die plaatsen jonge exemplaren ge
groeid zijn, die onverbreekbaar met de oude
plant zijn vergroeid.
Reeds in 1824 is deze plant uit haar zon
nige vaderland naar Europa vervoerd. Ze
heeft vierkante tepels, aan wier eind de
scherpe bedoorning zit. Aan den kop ver
schijnt in het "voorjaar tusschen de tepels,
in een krans, propjes fijne wol, een be
schermend plaatsje biedend aan de zich
ontwikkelende bloem en later aan de hel-
roode vruchtjes, die zich gemakkelijk vor
men.
Deze vruchtjes worden op de markten
der Indianen verhandeld in kleine mandjes.
Als er zich aan den voet jonge plantjes
vormen, neemt u die er dan niet altijd af;
juist zoo'n zodevormige plant, den gehee-
len zomer door vol hel gekleurde bloempjes
of vuurroode, knotsvormige vruchtjes, is
een kostbaar bezit in uw verzameling.
Doch indien u toch wilt stekken, om een
anderen liefhebber te pleizieren, vergeet u
dan niet bij het afnemen der jonge plant
houtskoolpoeder te gebruiken, om het
vloeien van het melksap tegen te houden.
Jammer is het, dat de bloempjes zoo kort
het jonge meisje daar vóór in de gang hem
niet verstond.
Met doordringende wanhoopskreet riep
de oude:
Daar zal ellende van komen. Master
Launcelot! Let op mijn zeggen: daar komt
ongeluk van!
Hij ging nu naar zijn beschermelinge te-
*ug en vroeg:
Zoudt u mij willen volgen?
Ik schaam mij waarlijk, dat ik vreem
den zoo'n last moet aandoen. Ik verwacht
te ook niet, dat u mij naar een particuliere
woning bracht. Als ik hier stoor, toe, kunt
u dan geen andere plaats voor mij beden
ken.
HOOFDSTUK IV.
Hij verwierp haar bezwaar met een be
slist:
Nu moet u aan niets anders denken,
dan dat wij u van dienst kunnen.zijn. Dit
is het huis van mijn moeder, maar zij is
oud en blind en ziekelijk. U wilt het haar
dus wel vergeven, dat zij zelve u niet ont
vangt. Als u de gedienstige maar volgen
wilt, dan zal zij zorgen, dat het u zoo ge
makkelijk mogelijk wordt gemaakt. Ik vrees
dat u door en door nat is. Haar kleeren
dropen waar zij stond. Maar Rachel zal
wel doen, wat in haar vermogen isr om u
een verkoudheid te besparen.
Ofschoon het jonge meisje het niet aan
genaam vond, om hier binnen te gaan, ter
wijl althans één in huis duidelijk uitgespro
ken had, dat haar komst niet verlangd werd,
gaf zij toch gevolg aan zijn uitnoodigend
gebaar en trad den ruimen hall binnen, van_
waar een prachtig gebeeldhouwde,, eiken
houten staatsietrap naar boven leidde. Hal.
verwege den hall was een groot boogven
ster met gekleurd glas, waardoor met moei
te nog eenig daglicht viel.
Master Launcelot, ging haar voor,
maar de oude hield hem bij den arm terug
hun pracht aan ons toonen, echter evenals
alle Mamillaria's krijgen zij een krans van
knopjes, zoodat indien U er geluk mee
heeft, de plant u een tijdlang zal beloonen
met haar pracht.
De wolpluizen tusschen de tepels zijn
een geliefkoosd verblijf voor de wolluis,
die men slechts moeilijk kan onderscheiden
tusschen al dit wit. Men merkt echter spoe
dig, dat er iets hapert, als de plant niet
groeit of bloeit. Een besproeiing met een
oplossing van Volck kan u van deze wolli
ge parasiet, zonder schadelijke gevolgen
voor de plant, bevrijden.
DONAT.
W
Vestiging van 1521 Maart 1934.
G. J. M. de Klerk van Hilversum naar
van Weedestraat 45; H. G. van der Toorn
van 's-Gravenhage naar Stadhouderslaan
46; V. P. Rochot van Amsterdam naar
Verl. Postweg 82; J. Almekinders met vr.
van Hilversum naar Schoutenk.weg 29; C.
M. Hom van A'foort naar Bartolottilaan
1; Wed. G. G. de Blauw van 's-Gravenhage
naar Amersfoortschestraat 91a; H. Ben-
nink idem; P. A. A. Bonnecroy van Utrecht
naar Kolonie weg 5; D. van Luit met vr.
van A'foort naar Spoorstraat 8; G. J. Ger-
rits idem; J. S. van Amersfoort van U-
trecht naar Amersf.straat 104; E. van der
Vate van Serooskerke (W). naar Amersf.-
raat 104; A. M. van Heijst van Hilversum
naar Beukenlaan 24; J. A. Capitein van
Baarn naar Vinkenweg 29; E. Teekens van
Sassenheim naar Rcmbrandtlaan 22; T. J.
Wlersema van Bierum naar Hellingweg 3;
R. A. Clasener van A'dam naar O Gracht
je 15; A. E. Alders van Houten naar Pias-
weg 20; G. M. van de Griend van 's Gra-
venhage naar Amersf.straat 79; Barones
S. C. O. van Hardenbroek v. Ammerstol
van Arnhem n^ar O. Tempellaan 8; S. Lee-
beek met vrouw van 's Gravenhage naar
Nieuweweg 94; P. C. Duckers van A'foort
naar Kerkstraat 18.
Vertrek van 1521 Maart 1934.
Ma. Ga. de Boer van Vredehofstraat 2
naar Bilthoven, San. Berg en Bosch; J. van
Leeuwen met gezin van Laanstraat 33
naar A'foort, Paulus Borstraat 33; J. van
Hummel van Verl. Schoolweg la naar U
trecht, Vredenburg 910; C. de Jong met
gezin van Laanstraat 64 naar Apeldoorn,
Deventerstraat 313; J. R. Gerritse van Lin-
denlaan 14 naar Heemstede, van Slinge-
landtlaan 13; M. Roorda van Middehvijk
straat 5 naar Hilversum, van Oldenb.laan
26; M. Kabeck van Amersf.straat 103 naar
Ajella (Duitschland); J. C. v. den Heuvel
van O. Grachtje 3 naar A'dam Commelin-
traat 120 3e etage; Wed. S. Louwerse van
Pr. Hendriklaan 6 naar Soerabaja; C. Fox
an Paltz 12 naar Zeist Taveernelaan 10a
A. Bennis met gezin van K. Hartweg 13
naar A'dam, Marco Polostraat 236; J. E.
Lamberts van Wieksl.weg W.Z. 15 naar
Baarn, Kettingweg 29.
Verhuizingen binnen de gemeente van
1521 Maart 1934.
T. van Leuveren met gezin van Wieksl.
O.Z. 103 naar Molenstraat W.Z. 47; R.
Jansen van Nieuweweg 75 naar Kerkdwars-
traat 2; T. Bast van Nieuweweg 89 naar
Ferd. Huycklaan 18; H. Muis met gezin
.an Molenstraat W.Z. 66 naar Soester-
engweg 52; D. de Haan met gezin van
Schoutenk.weg 29 naar 33; F. A. Beijen
met gezin van Wieksl. O.Z. 97 naar 103;
P. A. van der Lee geb. Jansen van Soes-
terb.straat 4 naar Soesterb.straat 107; J.
van Rossum met vrouw van Kerkpad Z.Z.
8 naar Akkerweg 10; A. J. Mol van B.
Grothestraat 57 naar van Weedestraat 49;
J. M. Verzaal idem; C. W. Zieltjes van
KI. Engendaalweg 15 naar Nieuweweg 75;
W. F. van der Baan met vrouw van Bak-
kersweg la naar Kerkdwarsstraat 16; N.
van Vooust van K. Hartweg 20 naar van
Weedestraat 61; C. G. J. van Heijst met
gezin van Kerkstraat la naar Kerkpad
N.Z. 39B.
L Voor: E
P D
E U
N O
H
naarvan Weedestraat 7
en fluisterde hem in:
Welke kamer? Boven kan het niet.
Het antwoord hoorde Jocelyn niet.
Hij verdween in het duister, waarin hij
zijn weg scheen te kunnen vinden. Ze
hoorde niet eens zijn voetstappen. Heel de
omgeving was zoo geheimzinnig, dat ze
zich hier ook alweer niet op haar gemak
voelde. Waarom was het zoo donker en
zc^o stil en waarom had de oude gedienstige
zich zoozeer verzet tegen haar komst?
Rachel ging haar voor, veel vlugger, dan
men van haar verwacht zou hebben. Zij
ging de gast voor door den langen corri
dor met deuren aan weerszijden. Hier en
daar zag Jocelyn een boogvenster; de muur
was overigens met paneelen ingelegd. Toen
ging er een deur open en werd zij binnen
gelaten in een kleine kamer, maar zóó licht
en gezellig, dat al haar angst nu in eens
verdween als sneeuw voor de zon.
Het scheen het vertrek te wezen, waar de
oude huishoudster zeker in den regel zat.
Er brandde een groot vuur in den haard,
die prachtig onderhouden was met het blin
kend gepoetste koperwerk. Er stond een
petroleumlamp op tafel, die haar gezellig,
zacht licht door het vertrek verspreidde met
warmen gloed.
Een gemakkelijk, oude armstoel stond
dichtbij de vuurplaat. Op het voetkussen
zat een angorakat te spinnen. Rachel zette
de kaars op tafel en keerde haar gerimpeld
gezicht den kant uit, waar de onverwachte
gast was binnengekomen, en zag, dat het
een jongedame was van nagenoeg denzelf
den stand als de bewoners van het huis.
U zult wel verbaasd zijn, Madam,
dat ik u in mijn eigen zitkamer breng in
plaats van in een ander vertrek; maar mijn
meesteresse is zoo gauw van streek, dat ik
niemand ooit bij haar durf laten.
Spreek daar toch niet van! Het is al
een groote goedheid, dat ik hier binnen
gelaten werd. Het sgijt mij zeer, dat ik
MODEFLITSEN.
We ondernemen nog eens een vluchtige
tocht door de nieuwe modecollecties en
daarbij stuiten we het eerst natuurlijk op
de nieuwe hoedjes, zijnde dit steeds de
de hoedjes met omgeslagen rand van voren,
die sommigen wel de „Garbo"-hoed noe
men, naar het hoedje, dat Greta Garbo in
de film „The Green Hat" droeg (al is dat
dan ook al weer een paar jaar geleden).
Dat model vindt men links op de teekening
En ten slotte hebben we (geheel rechts) de
heel kokette, kleine, ronde strooien hoed
jes, met geheel opgeslagen randje en een
pittig veertje van voren. Deze hoedjes
kunnen heel koketmaar sommigen
„hoofd"-zaken en de dingen, die nu het
eerst aan de orde zijn, wat nieuwe aanschaf
fing betreft. De drie verschillende model
letjes die we op de teekning hebben bij
eengebracht demonstreeren duidelijk, dat
we onze dopjes nog steeds schuin op onze
krullen blijven dragen, al zijn ze thans na
tuurlijk „uit het gezicht", zooals dat heet.
Met andere woorden, we mogen weer vrij
en frank de wereld inkijken en verbergen
onze al of niet vlammende blikken niet
meer onder den rand van onzen hoed, die
tot op 't puntje van onzen neus hing. Daar
bij zijn er drie mogelijkheden. In de eerste
plaats dan het min of meer klassieke mo
del, midden op de teekening, dat weinig
verschil met vroegere modellen vertoont,
en alleen wat meer uit het gezicht gedra
gen wordt. In de tweede plaats hebben we
ook heel dwaas staan. Het moet nu een
maal bij Uw type komen. Het rechtsche
figuurtje vertoont voorts nog iets anders,
namelijk een nieuw voorjaarstailleurtje,
met n origineele bloes er onder, met kraag
en jabot aanéén, afgezet met een smal plis
sétje. De manchetten worden eveneens door
een dubbel plissétje gevormd. De twee fi
guurtjes links-bovenaan dienen ter illu
stratie van nog eenige nieuwe modeken-
merken, namelijk de vele stikselgarneerin-
gen en z.g. matelassé, dat we het beste
zouden kunnen weergeven met „opgevulde
stiksels", waardoor de stof het uiterlijk
krijgt van een gestikte deken, om het zoo
maar eens uit te drukken. Daarmee kunnen
allerlei aardige effecten bereikt worden.
MADE LEI NE.
200 vel 35 cent.
H. V. Eerste Soester Electrische Drukkerij
v. Weedestr. 7 - Telefoon 962
vreemden zulk een Jast moet aandoen.
Maar ik ken de plaats in het geheel niet en
k kon in geen enkel logement in Caerleon
een kamer krijgen.
U is misschien van heel ver gekomen?
In spanning wachtte de oude het ant
woord af, leek het Jocelyn; of het haar een
verlichting zou zijn, als de logée niet dicht
in de buurt woonde.
- Ja, ijc ben vandaag van JHereford hier
heen gefietst. Ik ben nog nooit in deze
streek geweest en waarschijnlijk zal ik er
ook nooit weer komen.
Of zij zich nu bedroog of niet, maar
ze meende weer een uitdrukking van vol
doening waar te nemen bij de oude.
'Nog steeds stond zij in haar doorweekte
kleeren.
- Maar, Madam, u druipt, waar u staat!
U zoudt nog doodziek worden, als u die
natte kleeren aanhieldt! Komt u even mee
hier binnen.
- Hier was een vertrek daarnaast,
waarvan de deur door een scherm voor het
oog verborgen was. Bij het lichtt van de
kaars zag Jocelyn nu een nette, kleine ka
mer, met een ouderwetsch ledikant en een
smal boogvenster.
Rachel trad op een mahoniehouten lade
kast toe en haalde er enkele kleedingstuk-
ken uit.
Het spijt mij, dat ik u geen andere dan
mijn eigen dingen kan aanbieden, zei ze
eerbiedig. Als u nu maar zorgt, dat u zoo
gauw mogelijk uw natte kleeren uitkrijgt,
dan zal ik die drogen.
O, dank u zeer. Ik schaam mij werke
lijk, dat ik zooveel last bezorg!
't Is niets, dat het last geeft!En
al was dit ook zoo, ik ben hier maar onder
geschikte. Master Launcelot wil het zoo. Ik
heb er niets in te zeggen. Ik zal uw souper
brengen, dat kunt u dan gebruiken, als u
weer teruggaat naar de zitkamer. Uw natte
dingen zal ik dan hier komen halen.
Jocelyn liet zich niet tweemaal nooden;
was blij, het kille, natte goed te kunnen
verwisselen voor de ouderwetsche kleeren,
een wijden peignor van grijs flanel en een
paar ruime, vilten pantoffels. Het zware
haar maakte zij los en dit golfde haar als
een mantel om de schouders, toen zij wéér
in den warmen gloed van het licht en het
vuur van de zitkamer trad.
Er stond een blad op tafel met dampende
chocolade, brood en vleesch. Jocelyn voel
de nu, dat het al uren geleden was, dat zij
den lunch had gebruikt.
Zij nam plaafs in den makkelijken arm
stoel bij het heerlijk-knappend haardvuur
en liet zich het avondeten goed smaken.
Het oude porselein, het glaswerk en het
zilver was alles voorzien van een familie
wapen.
Zij leunde achterover in haar stoel en
keek eens om zich heen. Langs de murer
hingen oude schilderijen in zwarte lijste/;,
met enkele familieportretten er tusschen.
In het vertrek stond een groote werkmand;
er lagen stapels huishoudboeken en verder
prijkten er enkele ornamentjes, waarop
Rachel zeker gesteld was.
Toen meende Jocelyn 'ineens, dat zij
iemand in de gang voorbij hoorde gaan, en
vloog ijlings op van haar stoel, want ze
wilde de huishoudster om een boek of een
krant vragen. Ze vond toch in het geheel
geen lectuur in het vertrek, dus wat moest
zij nu doen, tot het bedtijd werd.
Het zachte geluid stierf weg, toen zij de
deur bereikt had, maar nu zou zij zorgen,
de vrouw op te vangen, als zij weer voor
bijging. Ze wilde den knop omdraaien, maar
er was geen beweging te krijgen in de deur.
Die was zeker aan den anderen kant afge-
Wordt vervolgd.