Nieuws- en Advertentieblad Verschijnt Woensdag en Zaterdag o<_ Officieel IS jne 3rl. Stap voor stap. 10 CENT 10 Nachtmerrie van dezen tijd X X m X X X X X la X X X ijzen X X X 382 X X i '6 Bekendmakingen L O^Gemengd Nieuws^© BOTERHAMPAPIER NO. 45 (Gegarandeerde oplaag 3000 exemplaren) Twee en Twintigste Jaargèng Woensdag 6 Juni 1934 'di UI •/J BUREAU VOOR ADMINISTRATIE i VAN WEEDESTRAAT 7 SOESTD1JK ADVERTENTIËN EN INGEZONDEN STUKKEN WORDEN INGEWACHT TOT UITERLIJK DINSDAGS- EN VRIJDAGSMORGENS 10 u.a. h. BUREAU UITGAVE: N.V. EERSTE SOESTERELECTR. DRUKKERII *.h. G. d. BOVENXAMP ADVERTENTIËN i VAN 1-5 REGELS 75 CTS.. ELKE REGEL MEER 15 CTS GROOTE LETTERS NAAR PLAATSRUIMTE, BIJ ABONNEM. KORTING ABONNEMENTSPRIJS f 1— PER DRIE MAANDEN. FRANCO PER POST REDACTIE- EN ADM.-AQRES: v. WEEDESTR. 7 - TEL. 962 - GIRO 161165 HET AUTEURSRECHT VAN DIT BLAD WORDT UITDRUKKELIJK VOORBEHOUDEN OVEREENKOMSTIG ART 15 VAN DE AUTEURSWET 1912 - (STAATSBLAD No. 380 BEKENDMAKING. Aan de Hevea-fabrieken te Oosterbeek, gem. Renkum, kunnen eenige groote gezin nen worden geplaatst, met tenminste 3 meisjes van 15<25 jaar; gezinshoofd wordt, mits geschikt voor het verrichten van sjouwwerk e.d. ook tewerkgesteld; alleen nette gezinnen komen in aanmerking; Loonen: voor meisjes van 15 j. f 6.15f 7.42 p. w. voor meisjes van 18 j. f 9.55f 13.41 .p. w. voor meisjes van 20 j. f 11.20f 14.34 p. w. tot het gezin behoorende jongens van 1")21 jaar worden eveneens in dienst ge nomen, echter moeten in elk geval 3 meis jes in den leeftijd van 1525 jaar voor het werk op de fabrieken aanwezig zijn. Uitstekende woningen beschikbaar; huur prijs f 4.tot f 4.50 per week incl. water leiding. Aanbiedingen aan den agent der arbeidsbemiddeling te Soest. De Agent der Arbeidsbemiddeling te Soest, H. Bossert. i. De eerste week van de nieuwe bijeen komst van de ontwapeningsconferentie heeft diverse sensaties opgeleverd, en niet alle van de onaangenaamste soort, al zal wel geen die met den gang van zaken bij internationale samensprekingen bekend is, verwacht hebben, dat men bout portant tot overeenstemming zou zijn geraakt, nadat men eerst een paar jaar diepgaand gekra keeld had. Bij een verdere beoordeeling van het dagelijksche nieuws moge men ver der bedenken, dat in vele gevallen bij in ternationale conferenties de klassieke gang van zaken is: besprekingen-crisis-overeen stemming. VYjil men zoo optimistisch mo gelijk de situatie van de eerste week ken schetsen, dan zou men kunnen zeggen, dat men een beetje heel snel in het tweede sta dium, n.1. crisis, is aangeland. Doch onder de bedrijven door, en feitelijk buiten de ontwapeningsconferentie staande, vond niettemin iets belangrijks plaats. Dat was de overeenstemming die er bereikt werd tusschen Duitschland en Frankrijk over de kwestie van de volksstemming in het Saar- gebied, waarbij de bevolking van dit in wezen Duitsche gewest zich over haar toe komstige nationale status zal hebben uit te spreken. Dit is in ieder geval een gunstige ontwikkeling, die duidt op een ontspan ning in de Duitsch-Fransche betrekkingen. En aangezien het geheele veiligheids- en ontwapeningsvraagstuk in Europa althans draait om de Fransch-Duitsche verhou ding, is hiermede zonder twijfel een scher pe doorn uit het peluw van de ontwape ningsconferentie getrokken, zoodat deze zich iets aangenamer moet voelen. II. Het is overigens een weinig ontstellend, met welk een lichtvaardigheid Jan pu bliek" zijn conclusies trekt uit de verschil lende internationaal-politieke gebeurtenis sen, en hoe gemakkelijk de meeste men- schen, zonder ook maar eenigszins met de diepere beteekenis der snel wisselende fac toren bekend te zijn, concludecren dat „er beslist oorlog" komt, en „dat hou je toch niet tegen" en „die Duitschers willen toch zeker opnieuw beginnen" enz. Hetgeen er wel op wijst, hoe grondig en „ondergronds" de geheime agenten der wapenindustrie hun betaalde propaganda, direct of indirect heb ben gevoerd, en met succes bekroond zien. Een ander argument dat vooral onder de kwasi-scherpzinnigen opgeld doet is, dat als het „straks mis gaat" in Duitschland, „Hitier de aandacht van het volk zal aflei den door een oorlog". Men gelieve evenwel eens goed in het oor te knoopen en ook Hitier weet dit zeer goed dat wanneer morgen Hitier een mobilisatiebevel zou uit vaardigen, overmorgen in Duitschland de bloedigste burgeroorlog zou losbarsten, die men nog ooit aanschouwd heeft. Want voor het oog moge er in Duitschland y°1~ komen eenheid heerschen, inwendig moet daaraan nog wel een kleinigheid ontbre ken. Men denke slechts aan het groote per centage links-geörienteerden dat er in Duitschland bestond vóór Hitier een pe riode van inderdaad zeer noodige rust in den klassenstrijd bracht. Het lijkt psychologisch onmogelijk, dat al deze links denkende menschen eensklaps omgedraaid /ijn als een blad aan een boom. Men denke ook aan de zeer groote en machtige bond van oud-frontstrijders, die weliswaar in dc S.A.-beweging is ingeschakeld, doch die zich herhaaldelijk heeft uitgesproken ten aanzien van oorlog als „dat was ééns, maar nooit weer!" Dan is er nog zooiets als een gewapende vrede tusschen de Rooinsch-Katholieke kerk, als ook aan zienlijke Protestantsche confessioneele or ganisaties, en de Duitsche Regeering. Wat ook niet bepaald gunstig is voor een hechte nationale eenheid. III. Hitier, zoowel als zijn collega-dictator Mussolini, hebben het grootste belang bij vrede voorloopig althans om nun werk en hun positie te consolideeren en te beschermen. Hitier sloot een wapenstilstand van lü jaar met Polen, en bood Frankrijk hetzelfde aan. Een krachtmeting wil Hitier dus in ieder geval 10 jaar uitstellen, ook al omdat de diplomatieke constellatie bepaald ongunstig voor Duitschl. is. Engeland, dat sympathiek tegenover de Duitsche eischen staat, zou toch in een oorlog nimmer aan de zijde van Duitschland gevonden worden. En Rusland's vriendschap voor Duitschland is volkomen omgedraaid in vijandschap. De vooruitgang in zake een kalmeering der internationale gemoederen, het over winnen van wederkeerige vrees en twijfel en wantrouwen, gaat niet snel. Stapje voor stapje slechts vordert men en soms lijkt het of we in eens weer een heel stuk terug glijden. De Saar is echter een stap vooruit. (Nadruk verboden) FLORIS C. GEWESTELIJKE VARKENS CENTRALE VOOR UTRECHT. Gebruik van merken van gestorvën biggen, welke nog niet van het tatoueermerk zijn voorzien. Hierbij deelen wij U mede, dat ingeval een big sterft, nadat bet blikmerk is aange bracht, doch vóór de big van het tatoueer merk is voorzien, het blikmerk voortaan kan worden ingeleverd bij den secretaris van het betreffende district. Hiervoor mag de secretaris der plaatse lijke commissie een nieuw blikmerk ver strekken. Is het tatoueermerk reeds aangebracht, zoo wordt in dat geval geen nieuw merk meer verstrekt. Het geld dus uitsluitend voor de biggen, die alleen geblikmerkt zijn. Aangifte van verloren gegane blikmerken. Daar het voorkomt, dat biggen het blik merk soms verliezen, alvorens het tatou eermerk is aangebracht, moet voortaan de varkenshouder binnen 24 uur aangifte daarvan doen bij den secretaris der plaat selijke commissie. Wanneer vaststaat, dat de big reeds van een blikmerk is voorzien geweest, zoo kan een nieuw merk worden aangebracht. prima, vetvrij, per 50 vel Van Weedestraat 7 Soestdijk N.V. Eerste Soester Electr. Drukkerij HET WETSONTWERP „INSTELLING VAN EEN VERKEERSFONDS" De A.N.W.B., de B.B.N. en de K.N.A.C. vermeenen het volgende te moeten opmer ken: „De onlangs verschenen Memorie van Antwoord op het Voorloopig Verslag der Tweede Kamer inzake het wetsontwerp „Instelling van een Verkeersfonds" heeft in breede kringen teleurstelling gewekt, omdat (daaruit blijkt, dat de Regeering slechts in zeer geringe mate is tegemoet gekomen aan den berg bezwaren, welke daartegen allerwegen werd geopperd. Nu het Wetsontwerp zelf, althans voors hands, slechts enkele betrekkelijk onbetee- kenende veranderingen heeft ondergaan en alleen de Memorie van Antwoord tot com mentaar aanleiding kan geven, mogen aller eerst in herinnering worden gebracht, wel ke bedenkingen bij den A. N. W. B., den B. B. N. en de K.N.A.C. tegen de voorstellen bestonden en in hoofdzaak nog bestaan. De eventueele opheffing van het Wegen fonds, waaraan een temporizeering van het werk der wegenverbetcring annex is, zal er ongetwijfeld toe leiden, dat de systemati sche wegenaanleg en wegenverbetering, zooals deze tot dusver plaats heeft onder de vigueur van de Wegenbelastingwet, in het gedrang komt. Bestond er tot nu toe tenminste een zekere waarborg, dat de door het motor- en rijwielverkeer opgebrachte belastingen werden bestemd voor. en moes ten worden aangewend ten behoeve van den aanleg van de hoofd- en andere ver bindingen voor doorgaand verkeer met mo torrijtuigen, waardoor deze binnen afzien- baren tijd zouden kunnen voldoen aan de behoeften van een veilig en economisch wegverkeer, zoo zal het Verkeersfonds aan dit gezonde en jarenlang toegejuichte prak tische en bevredigende beginsel een einde maken. De mogelijkheid, welke bij die Wet o.a. werd voorzien om door voorschotten uit 's Rijks kas aan 't Wegenfonds een ver snelden aanleg van wegen en snelleren bouw van kunstwerken te bereiken, wordt grootendeels uitgeschakeld. Een vertraging in het zegenrijke werk van de wegen- verbetering is door de huidige Regeering aangekondigd en gedeeltelijk reeds geëffec tueerd. Wel zou deze verlangzaming van het tempo, ingevolge uitspraak van die zelfde Regeering, na het verkrijgen van een sluitende begrooting geheel of ten dee- le worden gecompensc *rd door beschik baarstelling van fondsen uit het crediet voor werkverruiming, edoch dit kan niet anders dan incidenteel, geenszins systema tisch en toch waarschijnlijk ook niet blij vend geschieden! Was het onder de bestaande Wegenbe lastingwet, althans voor één van de - i?r verkeerssoorten (water-, spoorweg, v luchtverkeer) mogelijk een gespeci berekening op te stellen van de daaraan verbonden baten en lasten m.a.w. of het wegverkeer in eigen behoeften voorzag en bouwde de vorige Regeering o.a. nog bij de indiening van de Wcgenfondsbegrooting 1632 daarop een uitgebreid financierings plan, dat de onverdeelde goedkeuring van de Volksvertegenwoordiging mocht verwer ven, bij de instelling van een Verkeersfonds op de wijze zooals in de bedoeling ligt, gaat een dergelijk inzicht in de verhoudingen van het wegverkeer volmaakt verloren, aangezien niet voor elke verkeerssoort een afzonderlijke rekening zal worden opge maakt, maar zal worden gewerkt met één algemeene sluitpost voor alle vervoermid delen te zamen. Het zal dan dus nog be zwaarlijker worden dan thans om na te gaan, in hoever elk transportmiddel selfsup porting is, c.q. of wordt gestreefd daartoe te geraken en eventueel welke resultaten daarmede worden bereikt. Dat de belangen van het wegverkeer voor den vervolge minder goed dreigden behar tigd te zullen worden dan b.v. van de spoorwegen, leek vrij evident, omdat in de Centrale Commissie (van advies met be trekking tot de ingevolge deze wet te ne men maatregelen en tot bijstand in de uit voering daarvan) wel een vertegenwoordi ger van de Ned. Spoorwegen, maar niet een van het wegverkeer zou worden be noemd. Ten slotte voorziet het Verkeersfonds on der het Leitmotiv van de verkeerscoördina- tie in een blijvend hoogere belasting op het rijwielverkeer (20%) en het motorver- keer (33 1/3100 tot een totaal bedrag van 9 millioen, geraamd naar de thans aanwezige vervoermiddelen. Deze nieuwe last werd in de Memorie v. Toelichting toe gelicht met het motief, dat „de voorsprong, welke de overige vervoermiddelen op den spoorweg hebben en welke hun de concur rentie vergemakkelijkt en den spoorweg vervoer afneemt, het doen medcbetalen door die andere vervoermiddelen in de kosten van het spoorwegverkeer rechtvaar digt." Deze en nog andere bezwaren tegen het „Verkeersfonds" kwamen ook tot uiting in het Voorloopig Verslag, dat, het kan niet ontkend worden, beslist afwijzend stond tegenover de voorstellen. Het is thans, d.w.z. na vier maanden, door de Ministers van Waterstaat en van Financiën in een lijvig Staatsstuk beantwoord. Het ligt niet in de bedoeling van deze regelen dit geschrift op den voet te volgen en puntsgewijs van marginaliën te voor zien, omdat dan de niet ongegronde vrees zou ontstaan al te uitvoerig te WQrden. Wel echter heeft het zin voor de Verkeers- vereenigingen om de meening te motivee- ren, dat het in voorzichtige termen gestel de, maar tamelijk apodictische betoog in de onderwerpelijke Memorie van Antwoord hen niet .heeft kunnen overtuigen, dat de meeste van de bij hen bestaande bedenkin gen desondanks niet zijn opgeheven. In de eerste en voornaamste plaats dan de opheffing van het Wegenfonds, de basis voor de stelselmatige wegenverbetering. Deze kwestie wordt in de Memorie van Antwoord slechts summier behandeld en afgedaan met de tirade „Indien de wegen belasting in haar geheel aan de wegenver betering zou worden besteed en in verband daarmede het Wegenfonds, zooals het thans is, een afzonderlijke plaats in het Ver keersfonds zou innemen met eigen baten en lasten, zou het doel, .waarom het Verkeers fonds door de Regeering gewenscht wordt, niet worden bereikt. Onvermijdelijk is, dat de inkomsten van het Verkeersfonds wor den aangewend, mede om de uitgaven van het verkeer in zijn geheel te helpen be strijden". Bij de huidige Wegen- en Rijwielbelas ting zouden blijkens berekeningen van de Regeering zelve de opbrengsten voldoende zijn om de geheele wegenverbetering en de bouw van de bruggen over onze groote rivieren in 25 jaren (van 1932 af) te finan cieren d.w.z. met de geheele wegenverbe tering zouden (van 1927 af) niet minder dan 30 jaren gemoeid zijn. Eerst na 1956 zouden in Nederland de wegen volledig zijn aan gepast aan de verkeersbehoeftenhet hui dige geslacht, dat onder zware lasten ge bukt gaat, zal van dat werk slechts ge deeltelijk profijt trekken. Herhaaldelijk is. dan ook een andere wijze van financiering bepleit, waardoor het mogelijk zou zijn het nageslacht daaraan in billijkheid te laten meebetalen. Hoe het ook zij, niemand zal ontkennen, dat 't op die manier nog lang, héél lang moet duren voordat volgens de tot dusver gevolgde plannen het wegver keer zal worden toebedeeld, waarop het in billijkheid recht heeft. Van ongelimiteerde uitgaven is daarbij geen sprake. Wanneer men voornemens is, en wij kun nen deze omzwenking niet anders dan toe juichen, de tertiaire wegen eindelijk voor een deel in de systematische wegenverbe tering te betrekken ten favyure zoowel van hen, die uitsluitend van de tertiaire wegen gebruik maken, als van de beheerders dier wegen, dan heeft het opmaken van een nieuw financieringsplan en werkplan voor de geheele systematische wegenverbetering stellig reden van bestaan, ja is zelfs beslist noodzakelijk om uit te kunnen maken of en zoo ja in hoever de wegenverbetering kan worden opgezet, waarbij volledige dekking van alle door het vervoer veroorzaakte kosten wordt verkregen. Het moet als een averechtsche politiek worden beschouwd dat het tempo van uit- 1 oering van verkeerswerken onder meer han^eli-1 L gesteld van de spoorweg- fctekc C de Kegeering is deze mee- "i-r Tredran, maar dan is de motiveering van hét argument, dat een wegenfonds zelfs niet in het raam van het Verkeersfonds be- staarbaar zou zijn, ook niet steekhoudend! De verhoogde belastingen op het rijwiel en motorvurkeer blijven gehandhaafd, om dat, zoo h*;et het in de Memorie van Ant woord, 's Rijks financieele toestand het noo- dig maakt d^ maatregelen, die aanstonds kunnen «vdfden getroffen, ook dadelijk te nemen en het niet verantwoord zou zijn daa-inede tewac' 'n, totdat de gewenschte vefje^ersverordening en spoorwegreorgani satie zulle." ziju *ot stand gebracht. Daarbij ring iedere bedoeling om met behUi^ "_.i het verkeersfonds de Neder- landsche Spoorwegen in staat te stellen het tegenwoordige bestaan ondanks groeiende tekorten voort te zetten, vreemd. Van deze mededeeling wordt dankbaar kennis genomen. Maar toch vragen wij ons in gemoede af of een volgende Regeering zich door deze uitspraak gebonden acht en in de tweede plaats kan al het water van de zee niet afwasschen, dat door sa menkoppeling van deze belastingverhoo- ging aan de eerste schuchtere coördinatie poging toch wel de schijn ontstaat, dat het eene vervoermiddel uit hoofde van de ver liezen van het andere zwaarder belast moet worden. Hoe het ook zij of de hoogere belasting moet worden opgebracht direct ten behoe ve van 's Rijks kas om via de algemeene middelen als sluitpost van het Verkeers fonds te worden aangewend, dan wel rechtstreeks ten behoeve van dien sluitpost, nu er eenmaal een verband zal worden ge legd tusschen het eenige vervoermiddel, dat voor den Staat nog wel rendabel is en alle overige, die niet of niet meer rendee- ren, zal de vrees niet ongerechtvaardigd zijn, dat het motor- en rijwielverkeer in de toekomst nog ernstiger slagen kunnen drei gen, eensdeels omdat de kiem voor een de ficitinfectie is gelegd, anderdeels omdat noch bekend is hoe de vergelijking: „ver schil aan gebondenheid van het motorver- keer ten opzichte van de spoorwegen (ver- voerplicht, exploitatieplicht, en toezicht op de tarieven, niet de arbeids- en rusttijden voor het personeel en veiligheidsvoorschrif ten) 9 millioen" is opgezet, noch er ook maar iets van te zeggen valt in hoever de Regeering uit de algemeene middelen het verkeer blijvend zal willen tegemoet ko men, noch hoe het met de tekorten van de overige vervoermiddelen in de toekomst zal loopen. Voor het wegverkeer, dat dit alles in het licht der coördinatie met bezorgdheid ga deslaat is de toekomst zeer somber. Vertraagde wegenverbetering, dus min der goede wegen, daardoor hoogere exploi tatiekosten en bovendien nog hoogere be lastingen. Het wegverkeer zit wel in den hoek waar de slagen vallen!" ADRES AAN DE He KAMER. De Bond van Bedrijfsautohouders in Ne derland (B.B.N.) heeft aan de Tweede Ka mer der Staten-Generaal een adres met be_ trekking tot de Memorie van Antwoord betreffende het 'wetsontwerp tot Instelling van een Verkeersfonds toegezonden. In dit adres herinnert de Bond er aan, dat het Nederlandsche Bedrijfsleven in de op 16 Februari 1.1. belegde Openbare Ver gadering te Amsterdam, bij welke verga dering Handel, Industrie, Land- en Tuin bouw en Transportwezen waren vertegen woordigd, eene motie heeft aangenomen, welke eveneens aan de Tweede Kamer werd toegezonden. Met de reeks van be zwaren in deze motie kenbaar gemaakt, heeft de Regeering blijkens de Memorie van Antwoord geen rekening gehouden. Aange zien de Ministers van Waterstaat en 1'inan- ciën, die de Memorie onderteekend hebben, voorstellen het wetsontwerp tot wijziging van de Wet Openbare Vervoermiddelen buiten behandeling te laten tot bij meer volledige kennis van zaken de te volgen weg beter kan worden afgebakend om tot oplossing van het vraagstuk inzake ver- keersordening te geraken, betreurt de B.B. N., dat de beide bewindslieden dit in de kern zoo door en door gezonde beginsel ook niet hebben doorgevoerd tot het wets ontwerp tot Instelling van een Verkeers fonds, hetwelk met betrekking tot zijne importantie verre het eerstgenoemde over treft en waarvoor uiteraard bedoeld begin sel als gevolg van zijne onbetwistbare juistheid en redelijkheid ongetwijfeld nog grootere waarde heeft. De B.B.N. betoogt in zijn adres, dat het onderhavige wetsontwerp op een we»n>8 gelukkig tijdstip is ingediend, omdat de Rcgccring op het oogenblik ov"cr geen enkel gegeven beschikt tot staving van ha re in dc Memorie neergelegde verklaringen. De Bond meent dan ook, dat de Regeenng Alle Hotelierszij „klagen"; „Nachtmerry" van dezen tijd! Holle zalen, leege kamers, Al hun goede zorg ten spijt. Van de menschen die nog „uitgaan", Slinkt het aantal immer méér; En óók op 't gebied van „reizen" Neemt de zaak een slechten keer. Ja men gaat nog wel naar „buiten", Maar terug den zelfden dag; En café's, hotels en lunchrooms Die „betalen het gelag"! Want die „dagjesmenschen" naar de Badplaats; naar het bosch, de hei, Sjouwen, allen, korfjes mede, Met hun eet- en drinkgerei! In de auto aan den wegkant, Op een bank of in het gras, Zit men dan, goedkoop, te „bikken" En de hotelier vloekt kras! Dan zet hij al méér wanhopig Nog meer personeel op straat; Hij gevoelt maar al te duid'lijk, Dat het zóó niet langer gaat! Toch in weerwil der „malaise", Neen! het komt wel juist daardoor, Is er één hotel dat „vol" zit; Steeds maar weer: Waar komt dat voor? 't Is 't Hotel „De houten lepel", In de groote Amstelstad; Dédr zijn honderd tachtig „kamers" Steeds bezet! Hoe vindt U dat? Telkens laat „men" informeeren: „Is er al een „kamer" vrij?" De Directie antwoordt steeds weer: I „Neen er kan niet één meer bij!" Dat nu dit „hotel" juist „vol" zit En de and'ren leeg. Wat spijt! Laten wij het droef beseffen: „Nachtmerry van dezen tijd!" AD REM. Nadruk verboden. beter had gedaan eerst het resultaat van te treffen voorbereidingsmaatregelen af te wachten, welke noodig zijn om het nog volmaakt onbekende en zoo omvangrijke gebied der vervoersregeling te verkennen, temeer, daar de Regeering verschillende malen in de Memorie verklaart, dat behoor lijk statistisch materiaal ontbreekt en dat dit laatste toch van belang is, teneinde zich eenigszins een denkbeeld te kunnen vor men van bestaande behoeften, waaraan thans niet wordt of niet kan worden vol daan, alsmede van de toekomstige verhou dingen. Aangezien de Regeering meent er bovendien nog voor te moeten waarschu wen, dat aan cijfers niet meer waarde mag worden toegekend dan aan zeer ruwe schattingen en dat bij het maken van ge volgtrekkingen uit dergelijke cijfers de grootste voorzichtigheid moet worden ge boden, bevreemdt het den B.B.N. zeer, dat de Regeering op dit oogenblik onder cri sisomstandigheden een voorstel tot ver voersregeling durft te propageeren, dat de beteekenis heeft van een slag in de lucht en welke regeling vanzelfsprekend, zoodra meer normale toestanden zullen zijn inge treden, geenszins meer aan haar doel zal kunnen beantwoorden. De B.B.N. betreurt verder, dat bij de in successie verrichte pogingen om het zoo belangrijke vraagstuk tot oplossing te bren gen, nooit of te nimmer het samenbrengen der belanghebbende parlijen is bevorderd en dat de Regeering dan ook heeft nage laten van deze gedachtenwisseling te profi- teeren om zich van het voor en tegen op de hoogte te stellen en daardoor het vraag, stuk uit de gezichtshoeken der verschillen de belanghebbenden te bezien. De met kwistige hand in de Memorie verspreide geruststellingen, welke de uit gesproken bedoeling hebben om de meening te doen post vatten, als zoude de Regeering nimmer van plan zijn geweest om de Spoorwegen eene voorkeurspositie onder de transportmiddelen te verschaffen, kan den bij de indiening van het wetsontwerp gevestigden indruk, dat het Verkeersfonds inderdaad in het leven geroepen wordt om de spoorwegtekorten te dekken, niet uit- wisschen. In de Memorie mist de Bond dan ook elke positieve verklaring, dat de Spoorwegen niet zullen worden geprivi legieerd. Wel verklaart de Regeering, dat het haar vreemd is met behulp van het Verkeersfonds de Nederlandsche Spoorwe gen in staat te stallen het tegenwoordig bestaan, ondanks gloeiende tekorten, voort te zetten, doch niet, dat de Spoorwegen geen voorrechten uit hoofde van bijzonde re consessies zullen genieten. De Bond be treurt het verder, dat de Regeerirg meent aan de evolutie van de auto moeilijkheden in den weg te moeten leggen, omdat daar door niet zal kunnen blijken in hoevene het nieuwe transportmiddel meer econo misch is dan het oude en mitsdien elk ob jectief te vormen oordcel met betrekking tot het bestaansrecht der betreffende transportmiddelen achterwege moet blijven.

Historische kranten - Archief Eemland

De Soester | 1934 | | pagina 1