WIST U
Verschijnt Woensdag en Zaterdag
Nieuws- en Advertentieblad
iNi,irE©©mis
REDACTIE- EN ADM.-ADRESv. WEEDESTR. 7 - TEL. 962 - GIRO 161165
UitgaveN.V. EERSTE SOESTER ELECTR. DRUKKERIJ, v.h. G. v. d. Bovenkamp
„Overwonnen Vijand"
O^Gemengd Nieuws^-©
A.N.W.B.-WANDELKAARTEN
voor geheel Nederland
De heilzame invloed van
honing op de gezondheid.
ADVERTENTIES
Het wonder van Akkrum.
No. 55 (Gegarandeerde oplaag 3000 exemplaren)
Twee en Twintigste Jaargang
Woensdag 11 Juli 1934
AdvertentiënVAN 1-5 REGELS 75 CTS., ELKE REGEL MEER 15 CTS.
Groote letters naar plaatsruimte BIJ ABONNEMENT KORTING
ABONNEMENTSPRIJS: 1.— PER DRIE MAANDEN, Franco p. post
HET AUTEURSRECHT VAN DIT BLAD WORDT UITDRUKKELIJK VOORBEHOUDEN OVEREENKOMSTIG ART. 15 VAN DE AUTEURSWET 1912 - STAATSBLAD No. 380
Bureau voor Administratie: VAN WEEDESTRAAT 7 SOESTDIJK
Advertentiën worden ingewacht tot uiterlijk Dinsdags- en Vrijdagsmiddags
2 uur aan het Bureau v. Weedestraat 7 en aan het filiaal Soesterb.straat 8
Het heeft sommigen van ons wel eens
een vrij hopelooze opdracht geleken, om
onze „vijanden lief te hebben". YVe hebben
veeleer de neiging gevoejd, onzen vijanden
eens fiks „op hun gezicht" te geven, al vve_
ten we natuurlijk wel, dat de vijandschap
daarmee niet uit den weg geruimd zou zijn.
De aldus overwonnen vijand bleef een
vijand. Het is net als met een oorlog. Ieder
denkend mensch verafschuwt den oorlog,
en ieder denkend mensch weet, dat door
een oorlog niets wordt opgelost of ge
wonnen. En toch heeft men herhaaldelijk
naar dit onwaardige wapen gegrepen. Ter
wijl de oude zedeleer, zooals die door de
eeuwen heen door wijsgeer en profeet tot
ons gekomen is, maar al te duidelijk leert,
dat het beste wapen is: naastenliefde, vrien
delijkheid. Het is inderdaad mogelijk een
vijand te overwinnen, door te volharden in
vriendelijkheid. Een vijand in een vriend te
veranderen, dat is de ware overwinning,
de zuiverste zegepraal. Dan is hij geen
vijand meer, de persoon die een vijand was
heeft opgehouden te bestaan, en in zijn
plaats is een vriend opgekomen voor het
levenZou er wel één karakter be
staan, dat niet door de macht van vriende
lijkheid veranderd zou kunnen worden, als
die maar lang genoeg en met wijsheid
wordt toegepast? Henry Drummond zegt:
Ik vraag mij af, waarom het toch is, dat we
allen niet veel vriendelijker zijn dan we
zijn. Hoezeer heeft de wereld dat noodig!
En hoe gemakkelijk wordt het gedaan! Hoe
oogenblikkelijk werkt het. Hoe onfeilbaar
wordt het herinnerd! Hoe overvloedig ver
geldt het zich. Welk een onuitputtelijke
bronnen van vriendelijkheid zijn er in de
wereld. We kunnen het niet eens zijn met
hen die zeggen dat de meeste menschen
zelfzuchtig en hard zijn. Het tegendeel is
waar. We zien vriendelijkheid ontspruiten
op de meest onverwachte wijzen en op de
meest onwaarschijnlijke plaatsen
Zeker, de schrijver in „Age" (Melbourne(
had volkomen gelijk, toen hij verklaarde,
dat er oneindig meer vriendelijkheid in .de
wereld is dan we wel gelooven. Maar het
beroep daarop schijnt ook voortdurend toe
te nemen, er is een voortdurend beroep op
de liefde, die alle dingen gelooft en nim
mer faalt. Er zijn buren of familieleden
wier gedrag en toon voortdurend ons ge
duld en onze mildheid op de proef stellen.
Door onze berisping of veroordeeling al
leen zullen zij niet verbeteren. De eenige
manier om ze daaruit op te heffen is
vriendelijkheidAlsook het voort
durend besef, dat ieder mensch recht heeft
op zijn eigen meening, dat er dus breed
heid van opvatting en oordeel van ons ver-
eischt wordt.
We moeten ons inzicht, ons standpunt
breed en ruim houden. We kunnen heusch
allemaal nog wel de vermaning gebruiken,
om geduldig te zijn jegens hen, wier mee
ningen met de onze in strijd zijn. Niemand
heeft immers het monopolie van de waar
heid. We kunnen het niet heelemaal bij het
rechte eind hebben en onze tegenstander
kan het niet heelemaal aan het verkeerde
eind hebben. Daarom moet het veeleer onze
wensch zijn, rechtvaardig, oprecht en groot
moedig te zijn, liever dan te triomfeeren
over de meeningen en opvattingen van an
dere menschen. De waarheid rechtvaardigt
zichzelf wel. Wanneer onze motieven goed
zijn, kunnen we sterk en vol vertrouwen
tegenover critiek en smaad staan. Een op
rechte en volhardende wensch om de waar
heid te doen zal onze beste bescherming
tegen het lage en verkeerde zijn. Verdraag
zaamheid, geduld, goede, eerlijke motieven
en een hoog doel zullen ons een gevoelen
van geestelijke veiligheid geven. Ons-leven
/.al dan welsprekend getuigen van de idea
len die we koesteren. Dan zullen we wel
licht langzaam, doch zeker onze vijan
den overwinnen en ze tot vrienden maken.
Wpt de eenig juiste, de beste en de zeker
ste methode is, om zich van zijn vijanden
te ortdoen.
FLORIS C.
-«er
Wij lazen in „de Telegraaf" onder boven_
staanden titel van een mooie poging van de
A. N. W. B., om het natuurschoon van on
ze prachtige landgoederen door meer land-
genooten te laten bezoeken; De toegangs
kaarten, die daarvoor noodig zijn, worden
dan door één wandelkaart, verkrijgbaar bij
de A.N.W.B., vervangen. Wij laten het hier
volgen.
Een schitterende oplossing.
Toen in het jaar 1925 de Boschraad zich
tot den minister van Binnenlandsche Zaken
wendde met het verzoek, maatregelen te
willen overwegen, opdat de instandhouding
van bosschen, boomgroepen en lanen op
onze Nederlandsche landgoederen meer dan
tot dusverre gewaarborgd zoude worden,
heeft hij ons, Nederlanders een grooten
dienst bewezen. Immers kwam naar aan
leiding van deze actie de Natuurschoonwet
1928 tot stand, waarbij aan bezitters van
landgoederen belangrijke faciliteiten in za
ke te betalen belastingen worden verleend,
indien zij zich verbinden hun landgoed in
stand te houden en voor velling van hout
gewas eerst de toestemming van den Di
recteur van het Staatsboschbeheer aan te
vragen. Door het landgoed tevens voor het
publiek toegankelijk te stellen, wordt op
nieuw een verlichting van den belasting
druk verleend.
Ik geloof niet, dat de Boschraad heeft
durven vermoeden, dat er van deze geboden
mogelijkheid een zoo ruim gebruik ge
maakt zou worden als in werkelijkheid het
geval is geweest.
Toegang tot 300 landgoederen.
Thans vallen ruim 300 landgoederen on
der de bepalingen van de Natuurschoon
wet 1928 en heeft het publiek veelal gratis,
soms tegen een onbeteekenende vergoe
ding. voor het verkrijgen van een kaart,
toegang tot deze bezittingen, zoodat het
dus kan genieten van een schat aan na
tuurschoon, die onze Nederlandsche land
goederen inderdaad bezitten, maar die nog
bijna onbekend is. Onbekend, omdat tot
voor kort op zoovele plaatsen de bekende
bordjes met artikel 461 van de Strafwet
„prijkten". De wandelaars konden zich dus
slechts langs de grenzen van de landelijke
bezittingen bewegen en bleven gespeend
van hetgeen daar binnen te genieten viel.
Dit is dus thans veranderd; ruim 300 land
goederen staan voor de natuurliefhebbers
open. Juist in den tegenwoordigen tijd, nu
door lintbebouwing van (den openbaren
weg af zooveel landschappelijk schoon aan
het oog wordt onttrokken is het van zoo
veel belang, dat elders onbekend terrein
toegankelijk wordt.
Geen ideale methode.
De wijze waarop de toegang van elk
landgoed afzonderlijk verkregen wordt is
evenwel nog niet ideaal. Wel behoeft de te
betalen vergoeding voor een toegangs
kaart (één of enkele dubbeltjes) geen be
zwaar te zijn, maar de moeite van het aan
vragen van een kaart weerhoudt toch nog
velen, zich dien toegang te verschaffen.
Soms wordt de kaart op het landgoed zelf
verstrekt, soms moet zij bij den eigenaar,
die elders woont, worden aangevraagd, dan
weer in de naastbij zijnde stad of dorp
worden gehaald, maar -altijd is er eenige
beslommering mede verbonden. En juist
in den vacantietijd, als men buiten vertoeft,
vvenscht men geen beslommeringen.
Het is dan ook volkomen juist gezien,
dat de A.N.W'.B., Touristenbond voor Ne
derland, pogingen in het werk stelt, om
voor natuurliefhebbers en wandelaars het
verkrijgen van toegang op bedoelde land
goederen te vergemakkelijken.
Het schijnt mij de moeite waard, hier
weer te geven op welke wijze deze verdien
stelijke bond ook hier zijn leden van dienst
meent te kunnen zijn.
Enkele weken geleden heeft het bestuur
zich tot de bezitters van bovenbedoelde
landgoederen gewend, met de vraag of zij
bereid waren zonder verdere bijzondere
voorwaarden toegang te verleenen aan be
zitters van een A.N.W.B. Wandelbewijs,
een passe-partout voor alle landgoederen
waarvan de eigenaren het verzoek van het
bestuur van de A. N. W. B. ingewilligd
hebben.
Artikel 1 van het reglement op dit wan
delbewijs luidt: „Het A. N. W. B. Wiandel-
bewijs is ingesteld om bona fide wande
laars in de gelegenheid te stellen, op een
voudige wijze toegang te verkrijgen tot be
paalde landgoederen, waarbij aan de land
goed-eigenaren zooveel mogelijk garantie
wordt gegeven, dat hiervan door den hou
der slechts gebruik zal worden gemaakt
om als toerist van het natuurschoon te ge
nieten.
Een dergelijk wandelbewijs, geldig voor
het loopende kalenderjaar, kan door de le
den van de A. N. W. B. worden aange
vraagd bij het Dagelijksch Bestuur van
den Bond, dat de aanvrage onderzoekt en
zich laat voorlichten door een door haar
ingestelde Commissie voor het Wandeltoe-
risme. In deze commissie hebben o.m. zit
ting de voorzitter van den A. N. W. B., de
directeuren van het Staatsboschbeheer en
de Ned. Heide Maatschappij, enkele land-
goedbezitters, de voorzitter van de Ver_
jeniging van Rentmeesters, de opperhout
vester van H. M. de Koningin, dr. Jac. P.
Thijsse en andere terzake geheel deskun
dige personen.
Tegen ongewenschte bezoekers.
Er bestaat dus weinig kans, dat een wan
delbewijs in ongewenschte handen komt.
Bovendien wordt van den aanvrager de
storting van een bedrag van 5.ge-
ëischt, als waarborg voor de naleving van
de voorwaarden die voor den toegang tot
de landgoederen gesteld worden.
Deze voorwaarden zijn samengevat in 18
punten, die geen andere strekking hebben
dan aan te geven hoe een beschaafde wan
delaar zich op andermans grond te gedra
gen heeft. Feitelijk behoorde het overbo
dig te zijn iemand te doen verklaren dat
hij geen „schillen en doozen" zal achter
laten, dat hij niet het vee zal opjagen, dat
hij geen boomen zal beschadigen, geen nes
ten uit zal halen en dergelijke zaken meer.
Het spreekt toch eigenlijk van zelf, dat men
den eigendom van anderen zal respecteeren
als men toegang verkrijgt tot die eigendom
men, maar helaas schijnt het noodig, dat
dit nog eens op gezegeld papier wordt be
loofd. Ik vermoed echter, dat het bondsbe-
stuur hier juist gezien heeft.
Ons Nederlandsch „publiek" van het
Deensche wordt hetzelfde gezegd heeft
helaas nog weinig plichtsgevoel tegenover
de bezitters van bosch en heide. Vergis ik
mij niet, dan zijn 38 van alle boschbran-
den te wijten aan onvoorzichtigheid en on
verschilligheid van „voorbijgangers." Eeni
ge vooruitgang is, geloof ik, terzake waar
te nemen, maar het beschavingspeil staat,
wat deze materie betreft, in ons land toch
nog zeer laag veel lager b.v. dan bij onze
oostelijke naburen. Ik ben er echter van
overtuigd, dat juist door aanmoediging en
vergemakkelijking van het wandeltoerisme
een ommekeer ten goede zal intreden.
Het publiek zal geleidelijk leeren hoe het
zich in bosch en heide te gedragen heeft,
opdat het zooveel mogelijk van de gelegen
heid tot het genieten van natuurschoon zal
kunnen profiteeren.
Juist omdat zooveel terreinen waren af
gesloten voor wandelaars zijn de Nederlan
ders zoo weinig in de gelegenheid geweest
het vrije verkeer in de mooiste bosschen en
landerijen te leeren waardeeren. Intusschen
spreekt het haast van zelf, dat de A.N.W.B.
zich geroepen gevoelt aan de bezitters van
landgoederen een waarborg te geven tegen
beschadigingen, die onverhoopt toch door
bezitters van wandelbewijzen worden aan
gericht. De Bond vergoedt die schade- tot
een maximum van 50.onverminderd
het recht van den eigenaar tot het instellen
van een rechtsvordering tegen den persoon,
die de schade aanrichtte.
U itzonderingen.
Overigens reikt de A. N. W. B. geen
wandelbewijzen uit indien meerdere land
eigenaren tegen het uitreiken daarvan aan
een bepaalde persoon bezwaar maken.
Maakt één eigenaar bezwaar, dan wordt
op het wandelbewijs aangeteekend, dat het
niet geldt voor het betreffende landgoed.
Bovendien kan het- bewijs te allen tijde
worden ingetrokken. Het zou te ver voe
ren hier het reglement in bijzonderheden te
bespreken. Voor de juiste regeling wende
men zich, zoodra de zaak haar beslag ge
kregen heeft, tot het Bestuur van den
A. N. W'. B.
Voorloopig zegden reeds 40 landgoed
eigenaren toe dat zij bereid zijn een ter
zake handelende overeenkomst met den
Bond aan te gaan. Het is te .hopen dat er
300 zullen volgen. Zeer begrijpelijk is het,
dat de eigenaren aarzelen hun recht van
selectie van de bezoekers uit handen te ge
ven, maar het ware toch zeer te wenschen
dat de proef door allen genomen wordt.
Persoonlijk ben ik overtuigd, dat men daar
geen spijt van zal hebben; ik geloof er aan,
dat het publiek inzake de erkenning van
het recht van den eigenaar op alles, wat op
het landgoed aanwezig is zich gaarne
wil verbeteren, indien de provoceerende
bordjes „Verboden Toegang" verdwijnen
en indien de kans op ontmoeting met vele
goedwillende wandelaars grooter wordt.
Men zal zich, meer nog dan thans, gaan
schamen voor vandalisme in bosch en hei
de.
Bij ruim gebruik van de gelegenheid tot
wandelen in de mooiste streken, die in ons
land te vinden zijn, wordt ongetwijfeld de
liefde voor de natuur en voor de land
schappelijke schoonheid vergroot en zullen
talloozen gaan behooren tot degenen die
mede gaan zorgdragen voor het ongerepte
behoud van hetgeen met zooveel zorg door
vorige generaties werd tot stand gebracht
en door het tegenwoordige geslacht met
toewijding verzorgd wordt.
Een algemeen beroep.
Tot de landgoedbezitters zou ik willen
zeggen: Weest ruim van opvatting, werkt
mede aan het optvekken van liefde voor het
landschap bij het Nederlandsche publiek,
en neemt de proef, die de A. N. W> B. van
J vraagt. Tot de leden van den Bond, lief
hebbers van wandelen, zou ik willen zeg
gen: Neemt allen een A. N. W. B.-wandel
bewijs, gaat er op uit, en toont den land
goedbezitters dat gij tot de bona fide en
dankbare wandeltoeristen behoort. Gij zult
daar geen spijt van hebben!
En ten slotte'tot den A. N. W. B.: Maakt
propaganda voor uw verdienstelijk plan
opdat velen zullen genieten van het Neder
landsche natuurschoon en zullen gaan be
hooren tot, de toegewijde bewonderaars van
ons mooie vaderland!
Prof. ANT. TE WpCHEL.
(Hoogleeraar aan de Landbouw-
hoogeschool te Wageningen).
CONCOURS VAN BEDRIJFSAUTO-
CARROSSERIëN.
De B.B.N., Bond van Bedrijfsautohou
ders in Nederland, die dezer dagen twaalf
en een half jaar bestaat, zal ter gelegen
heid van dit jubileum op Zaterdag 25
Augustus a.s. te Scheveningen een con
cours voor bedrijfsauto-carrosseriën hou
den.
Nadere bijzonderheden worden binnen
kort gepubliceerd.
Honing wordt tegenwoordig in de zie
kenhuizen niet meer aangetroffen. Hoe dit
bij de voortreffelijke bestanddeelen van dit
natuurproduct mogelijk is, kunnen wij niet
begrijpen. De algemeen erkende genees
kunde blijkt zich sedert jaren geheel van
talrijke oude recepten te hebben afgewend
en een richting te zijn ingeslagen, waarin
honing blijkbaar niet meer op zijn plaats
wordt geacht en het meerendeel der ge
neeskundigen kent nauwelijks het gebruik
van honing, past liever tal van chemische
preparaten bij hun patiënten toe. In tegen
stelling met het buitenland wordt van de
zijde van de officieele geneeskunde nimmer
iets over de waarde van dit bijenproduct in
de pers vernomen, wat te bejammeren is.
Waar een groote toename van het ge
bruik van goeden, zuiveren, waardevollen,
volkomen hygiënisch bereiden Nederland-
schen* honing naar onze overtuiging een
groot landsbelang moet geacht worden,
daar roepen wij onder de erkende medici
personenjop, die bereid zijn een uitgebrei
de, nauwkeurige en onbevooroordeelde
proef te nemen inzake de geneeskracht van
honing in den geest als die, welke door de
Zwitsersche Doctores Paula Emrich reeds
in 1923 in het Kinderheim „Frauenfelder"
te Amden (Zwitserland) werd genomen en
in 1932 werd herhaald en waarbij de na
volgende resultaten werden verkregen, ter
wijl een dergelijke proef in samenwerking
met den Primarius Dr. Karl Peyrer, spe
cialist voor kinderziekten, op 3 Novèmber
j.1. in het „Jongensweeshuis" te Weenen
Speising werd aangevangen, waaromtrent
naar ons bekend is, nog geen definitieve
eindresultaten vermeld werden.
Omtrent de laatste Zwitsersche proef le
zen wij, dat de kinderen 2 maal per dag in
het begin een theelepel honing, opgelost in
warme melk kregen, welke dosis tot 2
soeplepels per dag werd opgevoerd, wat
geen merkbare spijsverteringsstoornissen
tengevolge had. Door Dr. Krauthammer
werd geconstateerd, dat de in melk opge
loste honing spoediger verteerd werd dan
in onopgelosten toestand, bijv. op brood
gesmeerd.
Daar bij deze proeven ook andere gun
stige factoren als de zuivere berglucht,
goede verpleging en voeding zich deden
gelden, werden 6 groepen van kinderen
van gelijke omstandigheden gevormd,
waarbij ook de leeftijd, de gestalte, het
hamaglobinegehalte van het bloed en de
geboovteafkomst in aanmerking werden ge
nomen. De eene helft der kinderen
kreeg melk met honing, de andere alleen
melk. De resultaten waren:
Haemaglobinegehalte van het bloed in
procenten:
bij het
na 2
na 6
begin weken
weken
le
groep
58
62
72 zonder honing
le
groep
56
69
75 met
2e
groep
62
63
70 zonder
2e
groep
62
67
74 met
3e
groep
55
58
59 zonder
3e
groep
55
58
64 met
4e
groep
57
58
61 zonder
le
groep
58
62
75 met
5 e
groep
52
58
63 zonder
5e
groep
50
58
74 met
6e
groep
48
55
63 zonder
6e
groep
50
58
72 met
De gunstige resultaten werden toege
schreven voornamelijk aan de in honing
aanwezige minerale zouten, fermenten enz.
Tijdens de Weensche proef bleek reeds,
dat het haemaglobinegehalte aanmerkelijk
toenam en ook het,lichaamsgewicht ster
ker vermeerderde bij de met honing gevoe
de kinderen.
Wij vragen ons nu af, of het niet moge
lijk is een dergelijke proef te nemen bij
kinderen, die om gezondheidsredenen naar
eene vacantiekolonie gaan of op andere wij
ze hunne gezondheid trachten te herstellen
in het gezondheidsoord aan zee, waarvoor
middels een film zooveel werk wordt ge
maakt. WJij zijn er van overtuigd, dat van
imkerszijde gaarne honing voor dit doel
zal worden beschikbaar gesteld. Voor na
dere inlichtingen wende men zich tot den
Secretaris der Ver. van Rijksmerkimkers,
Platolaan 38, te Zeist.
DAT DE
N.V. Eerste Soester Electr. Drukkerij
Van Weedestraat 7 Soestdijk
ZONDER VERHOOGING
PLAATST IN ALLE
DAG-,WEEK OF MAAND
BLADEN IN NEDERLAND
Wat ik U hier ga verteilen,
ls warempeltjes geschied;
Al wil ik ook niet ontkennen:
Te gelooven is 't haast niet.
Nu dan, luister: ginds, in Akkrum
Woont een heertje, al wat oud.
Die, als menig renteniertje,
Van zijn „versche eitje" houdt.
En dies kocht hij goede kippen;
Leghorns! wel een stuk of vijf!
„Dat zijn", had hij hooren zeggen,
„Beste legsters, buiten gijf!"
E11 de kippen legden „keurig"!
Vier, vijf eieren per dag.
Die het oude heertje telkens
Netjes in een mandje lag.
Tot op zek'ren dag wat zag hij?
Hé! dat vond hij „wel wat raar":
Van één kip hij zag het duid'lijk
Werd de „kam" steeds grooter maar!
En wat later hé, wat gek toch
Kreeg ze 'n staart van groote pracht!
frDie in mooie boog omlaag viel;
Net een, net een. hanedracht!
Tot na enk'le weken 's morgens
't Heertje stapte vroeg uit bed;
Duid'lijk had hij hooren kraaien!
In den tuin stond hijverplet!
Want de kip met mooie pluimstaart,
Die zijn hooge kam liet „staan",
Liep „parmantig" nu te kraaien!
Was veranderd ineen haan
Neen! het is gerust geen grapje!
't Is formpel geconstateerd:
Volbloed-kip en beste legster.
In een haan getransformeerd!
De geleerde heeren zeggen:
„Méér dan wonderbaarlijk!"
E11 geschrokken, in de streek daar,
Is men onbedaarlijk!
Slechts hierover wordt gesproken;
Akkrum-zelf staat „paf" er van;
Vrouwen vragen angstig, hoopvol:
„Wordt ik nog misschien eens
„man"?
En de mannen daar in Akkrum.
Loopen zorgvol langs de straat:
„Als me vrouw nu maar een vrouw
blijft";
Zweet staat op hun aangelaat!
'Zoo ge ziet: op onze aarde,
Is er niets onmpg'lijk meer;
Wetenschap zal eens omvatten:
„Der geslachten-ommekeer!"
AD REM.
Nadruk verboden.
XXXIX.
„Hé kerelkwam een de
zer dagen een van mijn collega's op
mij af, die ik eerlijk gezegd te laat had
gezien, „wat heb ik een tijd niks van
je gezien of gehoord of gelezen!"
„Kan uitkomen!" probeerde ik eerst
•nog te ontkomen. „Je kunt niks van
me gelezen hebben, omdat ik doodeen.
voudig geen letter geschreven heb. Je
iweet, ze maken er me wel eens een
verwijt van, dat ik mijn bijdragen niet
•Underteeken en daar zit ik nou echt
een beetje over in. Zouden de artikel
tjes in de Soester werkelijk zoo bizon
der goed zijn, dat de schrijvers, al heb
ben zij dan geen meester- of anderen
titel, er persoonlijk eer mee mogen in
leggen. Of moeten wij ons ondanks
hun aandringen houden aan het gezeg
de: Bescheidenheid siert den mensch?
Er doen zich trouwens meer vragen
voor. Hebben de andere plaatselijke
bladen vrijwel nooit een ingezonden
stuk omdat zij geen volledig ondertee-
kende ingezonden stukken opnemen,
wat de Soester evenals alle grootej
bladen in ons land natuurlijk wel doet,
omdat men dan veel gauwer ae kat de
bel zal aanbinden, of vindt men ze te
onbelangrijk, om er dan succes van te
'verwachten?
Dat je niets van mij gehoord hebt,
begrijp ik niet, want ik ben beroemd
geworden door een wetenschappelijke
expeditie naar de binnenlanden van