L. VERVAT Landbouw- Crisis-organisatie. Land- en Tuinbouw Oodertrouwkaarten ELKANDER VERDRAGEN. Ingezonden pr® KLEEDERMAKERIJ HEERENMODE-ARTIKELEN BURG. GROTHESTR. 32 TELEFOON 402 Voor de Vrouw Het 's bijna onmogelijk den vrede te peilen, welke een .mensch aan anderen schenkt, en de vreugde voor hemzelf, door zich op de rechte wij ze te beheerschen. WHITTIER. In tijden van groote onrust en geestelij ke beroering, wanneer nieuwe en felle ge- dachtenstroomingen door de wereld gaan en alom verdeeldheid, onrust, strijd en wrijving schijnen te veroorzaken, vraagt de enkeling zich wel eens af, op welke wij ze hij toch wel het beste te midden van dit wilde spel van opgezweepte, telkens met elkaar botsende meeningen, het juiste geestelijke evenwicht kan bewaren, niet alleen ten behoeve van eigen gemoeds-, rust, maar ook ter bevordering van het welzijn en den vrede van de menschen om ons heen, en uiteindelijk van de gansche menschengemeenschap. En dan lijkt het inderdaad een van de voornaamste plich ten van het oogenblik te zijn, dat we, ieder voor zich, ons eens duidelijk rekenschap geven van de vooroordeelen die ons nog in hun macht schijnen te hebben, Dat we dus een soort van geestelijke inventaris gaan opmaken, en eens kijken, wat we op het gebied van vooroordeelen in onzen geestelijken kraam hebben. En als we dan onszelf bij wijze van spreken eens binnenste buiten gekeerd hebben en objec tief en duidelijk hebben gezien, welke vooroordeelen we er nog op na houden, klasse- oi standvooroordeelen, ras-voor- oordeelen zoowel als godsdienst-vooroor- deelen, dan kunnen we en moeten we er voor waken, dat deze vooroordeelen geen uiting vinden in onverdraagzame woorden of daden. Want we leven in een tijd, waar in veler zenuwen gespannen zijn, een tijd van felle, hevige gevoelens, waarin ver denking en weerzin heel gemakkelijk wor den opgewekt. We moeten het gif der on verdraagzaamheid uit onze gemoederen en harten houden. En we moeten daarentegen als 't ware een wacht opzetten van onze beste en vriendelijkste oordeelen en onze nobelste en meest verdraagzame gevoe lens. Dr. Minot Simons heeft het onlangs heel juist gezegd, dat we voortdurende waakzaamheid noodig hebben om de altijd aanwezige neiging van onverdraagzame meeningen om met elkaar in botsing te komen, te weerstaan. Welk beginsel ligt daaraan ten grond slag? Is het niet het oude gebod zoo oud als de wereld om den naaste lief te hebben? De kwestie is nu maar, hoe dit grootsche gebod in deze tijden van wan trouwen, vooroordeel, depressie en zucht naar macht op de verhoudingen in onze maatschappij toe te passen. En dan kan men jn het algemeen zeggen, dat de ster ken de zieken en zwakken moeten helpen, de wijzen de onwetenden, de rijken de ar men. Het oude gebod verschaft ons een platvorm, waarop ieder individu zich kan plaatsen. En wanneer wij allen inderdaad dit oude gebod als ons platvorm zouden willen aanvaarden, als het hooge standpunt, van waaruit wij willen spreken en hande len, dan zal er veel bijgedragen worden tot den vooruitgang der wereld en der samen leving. Dan worden vooroordeel en twis ting uitgebannen en al die elementen die kiemen van ellende en ontevredenheid be vatten. Maar om dit te doen zijn rede en gematigdheid noodig, en dienden ten bate van alten zoodanige regelingen gemaakt te worden in onze samenleving bij den arbeid om het dag. brood, dat de kansen meer ge lijkelijk verdeeld zouden zijn. Want terecht merkte iemand onlangs op, dat er nog heel wat wetten en regels noodig zou den zijn om het super-egoïsme van de menschelijke familie te overwinnen. Het is echter geenszins noodig te wan hopen aan het welslagen van de pogingen tot toepassing van het oude gebod, mede ter vestiging eener betere verdraagzaam heid, omdat we meenen daar niet sterk of goed of braaf of opofferend genoeg voor te zijn. .Wlant wat de mensch in den loop der tijden tot stand heeft gebracht werd niet zoozeer bepaald door zijn bekwaam heid als wel door dat waarnaar zijn belang, stelling uitging. We zijn begonnen de na tuur te veroveren en de natuurkrachten te ontginnen, 2000 jaar nadat de mogelijheid daartoe reeds bestond, (alleen omdat dit ons thans pas werkelijk is gaan interes seeren. Thans gaat onze belangstelling uit naar machines en methoden om rijk te worden. Later zullen we weer voor iets anders belangstelling hebben en ons dan in die richting bewegen. Is dus het vol gende ding waar we werkelijk belangstel ling voor hebben, vrede en naastenliefde, wel dan kunnen we vrede op aarde vesti gen en „in den menschen een welbehagen". (Nadruk verboden). FLORIS C. De „Landbouw Crisis-Organisatie voor Utrecht" brengt het navolgende betreffen de Schetsen en Identiteitsbewijzen ter ken nis: I. a. Alle kalveren, die geboren worden na 31 October 1934, ressorteeren onder de toewijzing 1935. b. Alle kalveren, die geboren worden vóór 1 November 1934 en vóór dien datum een gewicht van 60 respectievelijk 100 K.G. bereiken, 2ullen uiterlijk 31 October 1934 geschetst en het houden van die kalveren tegen genoemden tijd door een identiteits bewijs 1934 gedekt dienen te zijn. c. Ten aanzien van de kalveren, die weliswaar vóór 1 November 1934 geboren worden, doch voor dien datum nog geen gewicht van 60 resp. 100 K.G. hebben be reikt, zal voor de kalveren, die vóór 1 November 1934 geschetst worden, een ident iteitsbewijs 1934 worden uitgereikt, terwijl de kalveren die né 31 October 1934 ge schetst worden, onder de toewijzing 1935 zullen ressorteeren. Uit het voorgaande kan dus worden af geleid, dat identiteitsbewijzen 1934 zoo deze niet bestemd zjjn ter vervanging van ter inwisseling aangeboden identiteitsbe wijzen, welke betreffen kalveren, die nd 31' October 1934 en vóór 1 Januari 1935 ge storven of geslacht zijn nd 31 October weliswaar nog uitgereikt zullen kunnen worden, echter onder voorbehoud, dat zij betreffen kalveren, die vóór 1 November 1934 reeds geschetst zijn. Ten aanzien van identiteitsbewijzen, wel ke in de periode 1 November31 Decem ber 1934 afgegeven kunnen wonden ter vervanging van ter inwisseling aangebo den identiteitsbewijzen van in diezelfde periode gestorven of geslachte kalveren, stellen wij op den voorgrond, dat deze be wijzen dienen te betreffen kalveren, die op het tijdstip, dat de vorenbedoelde kalveren gestorven of geslacht zijn, nog geen 69 resp. IUU K.G. wogen. II. Voorts is bepaald, dat in den ver volge door de als rundveehouder bij de Organisatie aangeslotenen, en bijgevolg niet door de als rundveehandelaar erken den, van het recht tot inwisselen der iden titeitsbewijzen gebruik zal kunnen worden gemaakt. III. Aan het Reglement Rundveeteelt- regeling 1934 is bij paragraaf 4 toegevoegd paragraaf' 4a, welke inhoudt: Qp voordracht van het bestuur der Ne- derlandsche Veehouderijcentrale door de besturen der provinciale Landbouw-Cri- sis-Organisatie's aan eigenaren van vee stapels, waarmede wetenschappelijk proe ven worden genomen, boven de in artikel 2 van voornoemd Reglement vermelde en ingevolge artikel 3 van dit Reglement vastgestelde aantallen, vaarskalveren en on geregistreerde stierkalveren toegewezen kunnen worden. Er wordt nogmaals aan herinnerd, dat veehouders met geen toewijzing en veehou ders met een toewijzing van 1 tot en met 3 kalveren na 1 September 1934 geen reser vekalveren meer mogen aanhouden van 100210 K.G., welke dus niet gedekt zijn door een identiteitsbewijs. Buiten verantwoordelijkheid der Redactie HUMANITAIRE SCHOOL GEEN OPENBAAR ONDERWIJS. Geachte Redactie. Beleefd verzoeken wij U opname van het onderstaande, met dank voor de plaats ruimte. Het is naar aanleiding van de ver slagen der opening van de v.d. Hucht-Frö- belschool alhier, dat wij dit inzenden,. De benaming „humanitaire school' op zich zelf is reeds irriteerend. Elke school wordt aangeduid met een groepsbenaming, waaruit duidelijk moet blijken, in welke opzichten ze van andere scholen dient te worden onderscheiden. Zoo bijv.: R.K. School, Gereformeerde School, openbare school. Maar hoe zit dat met aanduidingen als: Christelijke School en Humanitaire School? Zijn de "andere scholen niet christelijk en niet humanitair? Is het niet een blijk van meer dan onge paste zelfverheffing, wanneer men zijn school in tegenstelling natuurlijk met andere die namen durft geven? Maar dit zou ons nog niet de pen hebben doen grijpen, was het niet, dat in die verslagen een voorstelling van de zaak wordt gege ven, als zou eigenlijk de humanitaire school een soort openbare school zijn en dan tracht men aan te toonen dat 't eigenlijk een verbeterde uitgave is. Daartegen nemen wij stelling. Laat de v. d. Huchtschool trachten leerlingen te krijgen door adver tenties met „onderwijs in nieuwe banen" enz., laat ze er dan eerlijk bij vertellen dat ze anti-mil'itairistisch is, dat van het per soneel geëischt wordt te zijn: vegetariër, geheelonthouder, niet-rooker, anti-militai- rist; laat ze vooral ook duidelijk doen uit komen hoe ze staat tegen over ons K|onin- .klijk Huis, dat ons aloude volkslied niet geleerd wordt, dat 't zingen van 't Wil helmus, zelfs een reden was voor de Hu manitaire school om niet mee te doen aan een algemeenen zangdag, -waarop alle Soester schoolkinderen gezamenlijk zou den zingen. Laten ze dat alles eerlijk zeg gen maar laten ze zich niet noemen: „eigenlijk een openbare school Wanneer in den handel iemand een cti- quet voor z'n waren gebruikt, dat gelijk is aan of bedriegelijk veel gelijkt op het eti- quet van een concurrent, dan is deze mensch strafrechtelijk vervolgbaar; en er zal wel niemand zijn, die daarvan niet bil lijke erkent. Wanneer de v. d. Huchtschool het etiquet „Openbaar" bij het „Humani tair" plakt, is dat niet vervolgbaar we stellen ook allerminst prijs daarop, zoo hu manitair zijn we nog wel. Maar desniette genstaande achten we deze praktijk ten eenen male ontoelaatbaar. Wie 't bovenstaande heeft gelezen met aandacht, zal reeds 't groote verschil met de werkelijk Openbare school gezien heb ben: Laat de van' der Huchtschool nu maar blijven, wat ze geweest is en eigenlijk zijn wil. Felix Ortt schreef indertijd over de Engendaalschool (nu v. d. Hucht-school) en wees er op, welke eischen aan de onder wijzers werden gesteld: o.a. anti-militairist zijn, vegetariër, enz., en onmiddellijk liet hij daarop volgen: De gezindheid der on derwijzers zal onwillekeurig de kinderen beïnvloeden (leest U den laatsten zin nog éénmaal over) en, we zouden bijna zeggen, heel naif, voegt bij daar direct aan toe: we maken geen propaganda voor die dingen, want dat kan tot ongewenschte conflicten met de ouders leiden. Mooi is -dat! Niet openlijk voor de zaak uitkomen, niet je hart vrij uitspreken, dat geeft conflicten; dat geeft ook leerlingenverlies. Neen, zoo ongemerkt de kinderen doordringen met de ideeën, waarvan een openlijke propa ganda conflicten |zou uitlokken met de ouders! Hoe beter we de humanitire school ken nen, hoe duisterder ons het begrip „hu manitair" wordt. Het zij ons terloops ver gund, met een enkel woord van groot res pect voor mej. Telders (eerste Hoofd der Engendaal-school) 'te verkjlaren, dat 't vroeger anders ging. Toen was men niet bang op de Engendaalschool zijn ideeën openlijk te verkondigen. Toen was men niet bang voor conflicten; maar die kwamen er ook niet, want ieder ouder die z'n kinderen naar de Engendaalscliool zond, wilde die ideeën bij zijn kind verkondigd weten. Toen was er bij de Engendaalschool geen leerlingenhonger, toen werd de Engen daalschool niet Openbaar genoemd. We zouden vandaag nóg heel veel respect voor die school kunnen hebben, als ze nog als toen de kinderen van haar groepsgenooten verzamelde en zich gaf, zooals ze is: School, doortrokken van den geest van wijlen van Mierop. En ten slotte deze vraag: Wanneer de van der Huchtschool werkelijk 'n openbare school is, waarom tracht ze dan leerlingen van de openbare school af te halen? Bestuur „Volksonderwijs" Afdeeling Soest. HET GEBED IN DEN RAAD. Laat ik beginnen met te zeggen, dat ik het Gebed in den Raad niet veroordeel, integendeel, de geloovige zal steun, kracht en opwekking daarin kunnen vinden tot het nauwgezet vervullen van de hem wachten de taak in de vergadering. Wanneer de Raad echter vooraf in ge heime zitting bijeen is, dan is ook dóar de steun en sterkte van het Gebed toch wel noodig en zou men ddar deze handeling moeten verrichten. In stede daarvan komt de Raad nè de geheime zitting in de raadszaal en wordt de gelegenheid voor het Gebed voor de openbare zitting gegeven. Deze handeling déprimeerd het tot een vertoon, waarvoor de strekking en bedoeling van het Gebed toch veel te hoog moet staan. Ik zou, dit erken ik volmondig, deze zaak beter met een der rechtsche raadsle den hebben kunnen bespreken, maar wan neer men juist daags te voren bij een der A.R. raadsleden, met wie ik een gemeente belang vvenschte te bespreken, van de deur wordtafgebeten met de woorden: „Mijn heer kan U niet ontvangen, want hij heeft het te druk", nu dan is mij allang den lust vergaan om nogmaals zoo'n échec te be leven. M. C. VAN DER PLAS. RECTIFICATIE. In het ingezonden stuk op de voorpagina van dit blad staat op regel. 29 van boven „geen bewondering", dit moet zijn „geen verwondering". II. ZIEKTEN EN BESCHADIGINGEN. (Woekerplanten). De vorige maal hebben we reeds met een enkel woord over woekerplanten of para sieten gesproken en daarbij den naam rate laar genoemd. Laat ons thans eens iets uitvoeriger nagaan, wat men onder woe kerplanten verstaat, welke de voornaamste er van zijn, die aan land- en tuinbouw groote schade toebrengen, en welke be strijdingsmiddelen men kan toepassen. Reeds in de artikelen over Plantenvoe ding, voorkomende in „de Soester" van 11 October, 1 en 4 (Nov. '33, is uiteengezet, dat de bladgroen bevattende planten, bij aanwezigheid van licht, zetmeel en in en kele gevallen suiker kunnen vormen uit water en 't koolzuurgas der lucht. Verder kunnen ze door verbinding van dit zet meel met de stikstof en de zwavel van in den grond aanwezige salpeterzure en zwa velzure zouten de eiwitstoffen vormên, noodig voor de vorming van de levende celstof. Dit alles kan het dier niet; dit vormt in zijn lichaam geen zetmeel of an dere stikstoflooze levende stof uit koolzuur en water; evenmin eiwitstoffen uit zetmeel (of suiker) en salpeterz. en zwavelz. zou ten. Het moet al zijn levende stoffen op nemen uit het plantenrijk, en wel recht streeks óf indirect, n.1. uit het lichaam van plantenetende dieren. Weliswaar kunnen vele bladgroenlooze planten eiwitstoffen vormen door stikstof- en zwavelhoudende stoffen in aanraking te brengen met zetmeel, maar deze laatste stof kunnen ze niet uit water en koolzuur maken. Zullen dus planten zonder blad groen leven en tot normale ontwikkeling geraken, dan is het noodig, dat zij reeds voorhanden levende stoffen als voedsel op nemen om daaruit haar lichaam op te bou wen. Deze levende stof nemen ze op: óf uit doode, soms min of meer vergane planten of dierenliehamen, óf uit het lichaam van levende planten en dieren. Planten, die het eerste doen, noemt men doode-stof-bewo- ners of saprophyten; planten, die op of in en van levende wezens leven, heeten woe kerplanten of parasieten. Saprophyten zijn b.v. de schimmels, die een stuk oud rogge brood bedekken, en de hoedvormige pad destoelen op dood en halt verrot hout. Pa rasieten zijn o.a. de zwam; die de oorzaak is van de bekende aardappelziekte, de zwammen van de roest, de brand en het moederkoren in de granen. De parasieten onzer kuituurgewassen be_ hooren voor het grootste deel tot de groep der zwammen of sporeplanten, maar toch zijn er ook zaadplanten onder en wel dé ratelaar, de bremraap en het warkruid. 1. De ratelaar, ook wel ratelen of schar- telen genoemd, is zoowel onkruid als woe kerplant, daar ze èn zeiven voedende stof fen uit den grond en uit de lucht opneemt en deze verwerkt, gelijk alle bladgroenhou- dende planten doen, maar wier wortels te vens aan 'die van granen en andere gewas sen vastgroeien, daaruit voedsel zuigen en dus het leven van parasieten leiden. Deze 20 tot 30 c.M. hoog groeiende woe kerplant, algemeen voorkomende in zandi ge en veenachtige bouw- en weilanden, heeft een onbehaarde kelk, een gele bloem kroon {met -een samengedrukte bovenlip met 2 tanden en een bruingestreepten sten gel, en valt door haar groot aantal bloe men reeds van verre in 't oog. Het is te begrijpen, dat deze woekerplant, waar ze in een stuk land bij tienduizenden voor komt, groote schade aan 't verbouwde ge was toebrengt, dat door de afzuiging ha- rer levenssappen vermindert in kwaliteit en kwantiteit. Als bestrijdingsmiddelen kan men .de volgende toepassen: de granen op rijen te len, waardoor men beter kan hakken en schoffelen, de lage graslanden droog leggen en tijdig maaien, in elk geval vóór de ratelaar zaad heeft gezet. 2. De bremrapen bezitten geen bladgroen-; hun stengel is lichtbruinaehtig geel, even als de „bladeren", die tot schubvormige deelen vervormd zijn. Wortels hebben ze niet, maar hun stengel is aan den voet knolvormig opgezwollen. Hieraan en aan het veelvuldig voorkomen van een bepaalde soort op de brem hebben ze hun naam te danken. Die verdikking onder aan den stengel vormt een soort van zuigorgaan, dat men den wortel eener naburige plant vergroeid is en uit deze plant voedende stoffen opneemt. De 10 tot 15 c.M. lange stengel eindigt naar boven toe in een aar- vofmige bloeiwijze. De kelk bestaat uit 4 of 5 meer of minder met elkaar vergroeide blaadjes; de kroon is tweelippig, gelijk die- van den ratelaar, en geelachtig wit, rood- of paarsachtig van kleur. De vrucht is een doosvrucht met talrijke, zeer kleine zaden. De hierin aanwezige bolvormige kiem komt alleen dan tot verdere ontwikkeling, als ze in den grond den wortel aantreft van een plant-, die als hospes of waard kan dienen en waaraan zij kan leven; gebeurt dit "iet, dan kan de kiem jarenlang in den toestand van rust blijven en later, in gun stiger condities gekomen, toch nog in kieming overgaan. Bij de kieming komt het worteltje het eerst te voorschijn, dat met den wortel der voedsterplant vergroeit en op deze plaats een zuigorgaan vormt voor de opneming van voedsel, terwijl de wortel van de hospes op deze plek een op zwelling krijgt. Intusschen ontstaan er aan het zuigorgaan vertakkingen, en zoo krijgt de jonge parasiet den vorm van een kies, welker wortels verschoten zijn in de op zwelling van den wortel der voedsterplant. Het uitwendig zichtbare deel van de woe kerplant is echter nog zeer klein gebleven; het ontwikkelt zich tot een knolvormig li chaam, waaruit, de stengel opschiet, die al spoedig boven den grond komt en waaruit ook wortels te voorschijn komen, die zich in den bodem vertakken tot zij weer een wortel van een voedsterplant ontmoeten, waarin zij ook binnendringen om een nieuw zuigorgaan te vormen. Dat onder de werking van deze woeker plant de groei van de voedsterplanten lijdt, spreekt wel van zelf. Daardoor zijn ze niet zoo spoedig volwassen en wordt haar groeitijd met eenige weken verlengd. Soms blijft de hospes zeer klein en heeft geen bloem- en zaadvorming plaats. Sterven doet de voedsterplant door de bremraap zelden, maar toch is de schade, welke deze vparasiet kan veroorzaken, soms zeer groot. De voornaamste soort van bremraap is zeker wel de klaverbremraap of klaverdui- vel, die 39Ö9 c.M. hoog wordt, bruinvio- let van kleur met lila- of purperkleurige bloemen, bloeiende in den voorzomer en soms nog weer in den herfst. Hij is een zeer schadelijke parasiet op roode, witte en bastaardklaver, maar komt ook voor op seradelle en peen. Deze bremraap doet elk jaar enorm veel schade aan de klavervel den in de Lijmers, bij Zevenaar, Duiven en Westervoort, bij Zoelen in de Betuye en ook bij Terwolde. De tweede snede wordt daar door vele landbouwers niet meer ge wonnen, daar de woekerplant dit onmoge lijk maakt. Kort na het winnen van de eer ste snee zien de klavervelden daar rossig door de bloeiende bremraap. Op lichten grond, waarop nu ook wel klaver verbouwd wordt, komt deze parasiet veel minder voor, waarschijnlijk omdat de klaverteelt hier minder oud is en ook minder vaak herhaald wordt. In N. Brabant, in de om geving van Rozendaal, Etten en Leur, waar de klaverbremraap ook veel voor komt, noemt men hem „de oude man" of „pieken". Als men bedenkt, dat één bremraapplant 70 a 90 zaaddoozen voortbrengt, ieder met wel 1500 uiterst kleine zaadjes, dan be grijpt men licht, dat de vermeerdering van dit gewas gemakkelijk op groote schaal kan plaats grijpen. Een middel tot uitroeiing bestaat voor eerst hierin, dat men de klaver afmaait vóór de bremraapzaad schiet, doch af doend is dit niet, daar aldus de parasiet in den grond achterblijft en later in 't jaar toch weer kan opschieten en zaad voort brengen. Beter is daarom, de bremraap zooveel mogelijk uit te spitten. Gaat dit niet, omdat de plaag te algemeen en over een te groote oppervlakte verspreid is, dan is het raadzaam het klaverland om te ploe gen en eenige jaren lang andere gewassen le telen. 3. Dem dritten im Bunde is het war kruid. Eigenlijk zijn er verschillende soorten van deze woekerplant, alle verwant aan de windeachtige planten, maar in dit geval bedoelen wij alleen het klaverwarkruid. Deze parasiet is bladerloos, maar ver toont een menigte lange en dunne, draad vormige takken, die roodachtig of wit van kleur zijn. Deze omspannen de stengels en bladeren van andere planten zoodanig, dat deze er geheel door ingewikkeld en tegen •den grond gedrukt worden, terwijl ze te vens worden uitgezogen door de zuignap- jes, die zich aan de takken van het war kruid vormen. De draadvormige takjes van het warkruid dragen bolvormige hoopjes van licht rozeroode 'bloempjes. Wortels zijn er aan de woekerplant alleen in de al lereerste jeugd. De /.aadjes van het warkruid zijn zeer klein en kiemen snel. De kiem groeit dan als een dun draadje eerst recht omhoog, en is aanvankelijk met een aan zijn onderein de verdikt gedeelte, dat de rol van wortel speelt, in den grond bevestigd. Al groei ende neemt het draadvormige stengeltje nu dezen dan dien stand in en komt zoo van zelf in aanraking met een stengel van de voedsterplant, welke het dan spoedig in 3, 4 of 5 windingen omslingert, terwijl het al gauw zuignapjes vormt. Kan het jonge warkruidplantje op deze wijze zijn voedsel uit de hospes opnemen, dan sterft zijn onderste gedeelte af, zoodat het niet meer met den bodem samenhangt. Dan groeit de stengel zeer snel in de lengte en vormt eenige wijde, losse windingen zon der zuignapjes. Zoo klimt het warkruid snel tegen de voedsterplant op en vormt alras verscheiden takken, die nu beginnen de plant in enge windingen te omgeven en op de plaats van aanraking zuignappen te vormen. Aldus breidt het warkruid zich snel van de eene naar de andere plant uit, terwijl het ze naar den grond trekt en uit zuigt. Het laat zich dus heel goed verkla ren, dat, als op een klaverveld zich war kruid gevestigd heeft, spoedig plekken op den akker te zien zijn, waar het gewas ge heel tegen den grond getrokken is en wel dra sterft. En natuurlijk: hoe jonger en kleiner de hospes is, des te eerder wordt ze door het warkruid ingewikkeld, zoodat ze geen behoorlijke bladeren kan voortbren gen, geheel verstikt en sterft. Grootere. struikachtige planten worden niet zoo heel licht door het warkruid gedood. Het klaverwarkruid wordt het meest aan getroffen op roode klaver, lucerne en wik ken, maar leeft ook op witte, bastaard-, honig, en rolklaver, brem, lupinen, bieten, wortelen, brandnetel, struikheide, kamillen, ganzebloem, sommige distels, tal van gra nen en op nog vele andere planten. Ongeveer tegen den tijd van den hooi- N.V. Eerste Soester El. Drukkerij oogst begint hel bloeien en weldra ook de vruchtvorming van het warkruid. De grootste warkruidplekken zien er dan al dus uit: in 't midden een kale plek, waar de klaver reeds gestorven is; daaromheen een kring, waar de roode warkruidblocmen bloeien, en vervolgens een kring, waar de klaver pas aangetast is. De vermeerdering en verbreiding ge schiedt hoofdzakelijk door het zaad, dat ja renlang kiembaar blijft, maar ook op vele andere wijzen: stukken warkruid kunnen blijven hangen aan 't schoeisel der men schen, aan de hoeven van 't vee, aan wa genwielen, enz. en aldus heinde en ver worden verspreid. Heeft men warkruid- plekken op zijn klaverland, dan moet men daar de klaver met haar parasiet uitroeien door diep omspitten of door afbranden van den grond; ook heeft een overgieting met een 2'/j h 3 procentige kopcrvitriooloplos- sing of een sterke bemesting met gier of zwavelzure kali goede resultaten opgele verd. CEIvA. GREPEN UIT DE NIEUWE MODE. Zoo aan hel begin van een nieuw seizoen is het in de mode-wereld een ware chaos. Men ziet allerlei nieuwe probeersels, costu- mes en andere modellen die doen denken aan de mode van 1900 zoowel als aan die van 1930, aan 1910 zoowel als 1860 Er is eenigen tijd voor noodig, voor men er in slaagt, een min of meer vaste lijn in dat alles te ontdekken, waarna men met eenige kans van zekerheid kan voorzeg gen, hoe „de" mode van het seizoen 1934/ '35 er uit zal zien. Bij de deux-pièces zien we mantels en jasjes in allerlei lengten, van heel kort lot meer dan driekwart, we zien capes, manteljaponnen, mantels, kort om allerlei combinaties. Bovendien krijgt men den indruk, dat de hoed in dit nieuwe seizoen in alle opzichten de „hoofd"-rol speelt en feitelijk het toilet bepaalt. Wel lok* Woiuo.Aklr gg.'prK -fUWrLk.7, kan men zeggen, dat de mode dit jaar niet zoo exentriek is als soms in vorige sei zoenen, dat de modellen over het algemeen „echt vrouwelijk" zijn, met bijzonder veel variatie, en werkelijk heel aardig en flat teus, hetgeen vooral ook voor de hoedjes geldt. We zien veel ruiten stoffen en ge ribde stoffen, veel velours (maar bijna uit sluitend mat), verder taffetas, diagonaal- stoffen, grove jersey-stoffen en weefsels die met glimmende of schitterende dra den (cellophaan) doorweven zijn. Wat de kleuren aangaat, naast het populaire mari neblauw en zwart, ziet men veel kastanje bruin, staalgrijs, myrte-groen en bruin rood. Men ziet aardige, warme kleurcombi naties, zopals een beige japon met kraag je, zakken en ceintuur van roode stof. Verder ziet men een bescheiden bontgar- neering op jasjes en mantels, kleine kraag of sjaal van bont, met kleine bontgarnee- ring aan of om de manchet. Men ziet ook weer zwarte velours mantelcostumes, met kraagje bijvoorbeela van beige hermelijn. Ook bruin velours tailleurs worden gelan ceerd. Een tweetal eenvoudige japonnen zijn op de teekening weergegeven. Links een aardige jurk van z.g. konijnenhaar met een nieuwe zijden sjaal, rechts een model van de nieuwe geruite stof, met een rae- taal-achtige draad er doorheen, bruin.met- goud of zwart-met-goud. MADE LEI NE.

Historische kranten - Archief Eemland

De Soester | 1934 | | pagina 8