L. VERVAT
Landbouw-
Crisis-organisatie.
Land- en Tuinbouw
Oodertrouwkaarten
ELKANDER VERDRAGEN.
Ingezonden pr®
KLEEDERMAKERIJ
HEERENMODE-ARTIKELEN
BURG. GROTHESTR. 32
TELEFOON 402
Voor de Vrouw
Het 's bijna onmogelijk den vrede
te peilen, welke een .mensch aan
anderen schenkt, en de vreugde voor
hemzelf, door zich op de rechte wij
ze te beheerschen.
WHITTIER.
In tijden van groote onrust en geestelij
ke beroering, wanneer nieuwe en felle ge-
dachtenstroomingen door de wereld gaan
en alom verdeeldheid, onrust, strijd en
wrijving schijnen te veroorzaken, vraagt
de enkeling zich wel eens af, op welke wij
ze hij toch wel het beste te midden van dit
wilde spel van opgezweepte, telkens met
elkaar botsende meeningen, het juiste
geestelijke evenwicht kan bewaren, niet
alleen ten behoeve van eigen gemoeds-,
rust, maar ook ter bevordering van het
welzijn en den vrede van de menschen om
ons heen, en uiteindelijk van de gansche
menschengemeenschap. En dan lijkt het
inderdaad een van de voornaamste plich
ten van het oogenblik te zijn, dat we, ieder
voor zich, ons eens duidelijk rekenschap
geven van de vooroordeelen die ons nog
in hun macht schijnen te hebben, Dat we
dus een soort van geestelijke inventaris
gaan opmaken, en eens kijken, wat we op
het gebied van vooroordeelen in onzen
geestelijken kraam hebben. En als we dan
onszelf bij wijze van spreken eens
binnenste buiten gekeerd hebben en objec
tief en duidelijk hebben gezien, welke
vooroordeelen we er nog op na houden,
klasse- oi standvooroordeelen, ras-voor-
oordeelen zoowel als godsdienst-vooroor-
deelen, dan kunnen we en moeten we er
voor waken, dat deze vooroordeelen geen
uiting vinden in onverdraagzame woorden
of daden. Want we leven in een tijd, waar
in veler zenuwen gespannen zijn, een tijd
van felle, hevige gevoelens, waarin ver
denking en weerzin heel gemakkelijk wor
den opgewekt. We moeten het gif der on
verdraagzaamheid uit onze gemoederen en
harten houden. En we moeten daarentegen
als 't ware een wacht opzetten van onze
beste en vriendelijkste oordeelen en onze
nobelste en meest verdraagzame gevoe
lens. Dr. Minot Simons heeft het onlangs
heel juist gezegd, dat we voortdurende
waakzaamheid noodig hebben om de altijd
aanwezige neiging van onverdraagzame
meeningen om met elkaar in botsing te
komen, te weerstaan.
Welk beginsel ligt daaraan ten grond
slag? Is het niet het oude gebod zoo
oud als de wereld om den naaste lief
te hebben? De kwestie is nu maar, hoe dit
grootsche gebod in deze tijden van wan
trouwen, vooroordeel, depressie en zucht
naar macht op de verhoudingen in onze
maatschappij toe te passen. En dan kan
men jn het algemeen zeggen, dat de ster
ken de zieken en zwakken moeten helpen,
de wijzen de onwetenden, de rijken de ar
men. Het oude gebod verschaft ons een
platvorm, waarop ieder individu zich kan
plaatsen. En wanneer wij allen inderdaad
dit oude gebod als ons platvorm zouden
willen aanvaarden, als het hooge standpunt,
van waaruit wij willen spreken en hande
len, dan zal er veel bijgedragen worden tot
den vooruitgang der wereld en der samen
leving. Dan worden vooroordeel en twis
ting uitgebannen en al die elementen die
kiemen van ellende en ontevredenheid be
vatten. Maar om dit te doen zijn rede en
gematigdheid noodig, en dienden ten bate
van alten zoodanige regelingen gemaakt te
worden in onze samenleving bij den arbeid
om het dag. brood, dat de kansen meer ge
lijkelijk verdeeld zouden zijn. Want
terecht merkte iemand onlangs op, dat er
nog heel wat wetten en regels noodig zou
den zijn om het super-egoïsme van de
menschelijke familie te overwinnen.
Het is echter geenszins noodig te wan
hopen aan het welslagen van de pogingen
tot toepassing van het oude gebod, mede
ter vestiging eener betere verdraagzaam
heid, omdat we meenen daar niet sterk of
goed of braaf of opofferend genoeg voor
te zijn. .Wlant wat de mensch in den loop
der tijden tot stand heeft gebracht werd
niet zoozeer bepaald door zijn bekwaam
heid als wel door dat waarnaar zijn belang,
stelling uitging. We zijn begonnen de na
tuur te veroveren en de natuurkrachten te
ontginnen, 2000 jaar nadat de mogelijheid
daartoe reeds bestond, (alleen omdat dit
ons thans pas werkelijk is gaan interes
seeren. Thans gaat onze belangstelling uit
naar machines en methoden om rijk te
worden. Later zullen we weer voor iets
anders belangstelling hebben en ons dan
in die richting bewegen. Is dus het vol
gende ding waar we werkelijk belangstel
ling voor hebben, vrede en naastenliefde,
wel dan kunnen we vrede op aarde vesti
gen en „in den menschen een welbehagen".
(Nadruk verboden).
FLORIS C.
De „Landbouw Crisis-Organisatie voor
Utrecht" brengt het navolgende betreffen
de Schetsen en Identiteitsbewijzen ter ken
nis:
I. a. Alle kalveren, die geboren worden
na 31 October 1934, ressorteeren onder de
toewijzing 1935.
b. Alle kalveren, die geboren worden
vóór 1 November 1934 en vóór dien datum
een gewicht van 60 respectievelijk 100 K.G.
bereiken, 2ullen uiterlijk 31 October 1934
geschetst en het houden van die kalveren
tegen genoemden tijd door een identiteits
bewijs 1934 gedekt dienen te zijn.
c. Ten aanzien van de kalveren, die
weliswaar vóór 1 November 1934 geboren
worden, doch voor dien datum nog geen
gewicht van 60 resp. 100 K.G. hebben be
reikt, zal voor de kalveren, die vóór 1
November 1934 geschetst worden, een ident
iteitsbewijs 1934 worden uitgereikt, terwijl
de kalveren die né 31 October 1934 ge
schetst worden, onder de toewijzing 1935
zullen ressorteeren.
Uit het voorgaande kan dus worden af
geleid, dat identiteitsbewijzen 1934 zoo
deze niet bestemd zjjn ter vervanging van
ter inwisseling aangeboden identiteitsbe
wijzen, welke betreffen kalveren, die nd 31'
October 1934 en vóór 1 Januari 1935 ge
storven of geslacht zijn nd 31 October
weliswaar nog uitgereikt zullen kunnen
worden, echter onder voorbehoud, dat zij
betreffen kalveren, die vóór 1 November
1934 reeds geschetst zijn.
Ten aanzien van identiteitsbewijzen, wel
ke in de periode 1 November31 Decem
ber 1934 afgegeven kunnen wonden ter
vervanging van ter inwisseling aangebo
den identiteitsbewijzen van in diezelfde
periode gestorven of geslachte kalveren,
stellen wij op den voorgrond, dat deze be
wijzen dienen te betreffen kalveren, die op
het tijdstip, dat de vorenbedoelde kalveren
gestorven of geslacht zijn, nog geen 69
resp. IUU K.G. wogen.
II. Voorts is bepaald, dat in den ver
volge door de als rundveehouder bij de
Organisatie aangeslotenen, en bijgevolg
niet door de als rundveehandelaar erken
den, van het recht tot inwisselen der iden
titeitsbewijzen gebruik zal kunnen worden
gemaakt.
III. Aan het Reglement Rundveeteelt-
regeling 1934 is bij paragraaf 4 toegevoegd
paragraaf' 4a, welke inhoudt:
Qp voordracht van het bestuur der Ne-
derlandsche Veehouderijcentrale door de
besturen der provinciale Landbouw-Cri-
sis-Organisatie's aan eigenaren van vee
stapels, waarmede wetenschappelijk proe
ven worden genomen, boven de in artikel
2 van voornoemd Reglement vermelde en
ingevolge artikel 3 van dit Reglement
vastgestelde aantallen, vaarskalveren en on
geregistreerde stierkalveren toegewezen
kunnen worden.
Er wordt nogmaals aan herinnerd, dat
veehouders met geen toewijzing en veehou
ders met een toewijzing van 1 tot en met 3
kalveren na 1 September 1934 geen reser
vekalveren meer mogen aanhouden van
100210 K.G., welke dus niet gedekt zijn
door een identiteitsbewijs.
Buiten verantwoordelijkheid
der Redactie
HUMANITAIRE SCHOOL
GEEN OPENBAAR ONDERWIJS.
Geachte Redactie.
Beleefd verzoeken wij U opname van het
onderstaande, met dank voor de plaats
ruimte. Het is naar aanleiding van de ver
slagen der opening van de v.d. Hucht-Frö-
belschool alhier, dat wij dit inzenden,.
De benaming „humanitaire school' op
zich zelf is reeds irriteerend. Elke school
wordt aangeduid met een groepsbenaming,
waaruit duidelijk moet blijken, in welke
opzichten ze van andere scholen dient te
worden onderscheiden.
Zoo bijv.: R.K. School, Gereformeerde
School, openbare school. Maar hoe zit dat
met aanduidingen als: Christelijke School
en Humanitaire School? Zijn de "andere
scholen niet christelijk en niet humanitair?
Is het niet een blijk van meer dan onge
paste zelfverheffing, wanneer men zijn
school in tegenstelling natuurlijk met
andere die namen durft geven? Maar
dit zou ons nog niet de pen hebben doen
grijpen, was het niet, dat in die verslagen
een voorstelling van de zaak wordt gege
ven, als zou eigenlijk de humanitaire school
een soort openbare school zijn en dan
tracht men aan te toonen dat 't eigenlijk
een verbeterde uitgave is. Daartegen nemen
wij stelling. Laat de v. d. Huchtschool
trachten leerlingen te krijgen door adver
tenties met „onderwijs in nieuwe banen"
enz., laat ze er dan eerlijk bij vertellen dat
ze anti-mil'itairistisch is, dat van het per
soneel geëischt wordt te zijn: vegetariër,
geheelonthouder, niet-rooker, anti-militai-
rist; laat ze vooral ook duidelijk doen uit
komen hoe ze staat tegen over ons K|onin-
.klijk Huis, dat ons aloude volkslied niet
geleerd wordt, dat 't zingen van 't Wil
helmus, zelfs een reden was voor de Hu
manitaire school om niet mee te doen aan
een algemeenen zangdag, -waarop alle
Soester schoolkinderen gezamenlijk zou
den zingen. Laten ze dat alles eerlijk zeg
gen maar laten ze zich niet noemen:
„eigenlijk een openbare school
Wanneer in den handel iemand een cti-
quet voor z'n waren gebruikt, dat gelijk is
aan of bedriegelijk veel gelijkt op het eti-
quet van een concurrent, dan is deze
mensch strafrechtelijk vervolgbaar; en er
zal wel niemand zijn, die daarvan niet bil
lijke erkent. Wanneer de v. d. Huchtschool
het etiquet „Openbaar" bij het „Humani
tair" plakt, is dat niet vervolgbaar we
stellen ook allerminst prijs daarop, zoo hu
manitair zijn we nog wel. Maar desniette
genstaande achten we deze praktijk ten
eenen male ontoelaatbaar.
Wie 't bovenstaande heeft gelezen met
aandacht, zal reeds 't groote verschil met
de werkelijk Openbare school gezien heb
ben: Laat de van' der Huchtschool nu maar
blijven, wat ze geweest is en eigenlijk zijn
wil. Felix Ortt schreef indertijd over de
Engendaalschool (nu v. d. Hucht-school)
en wees er op, welke eischen aan de onder
wijzers werden gesteld: o.a. anti-militairist
zijn, vegetariër, enz., en onmiddellijk liet
hij daarop volgen: De gezindheid der on
derwijzers zal onwillekeurig de kinderen
beïnvloeden (leest U den laatsten zin nog
éénmaal over) en, we zouden bijna zeggen,
heel naif, voegt bij daar direct aan toe: we
maken geen propaganda voor die dingen,
want dat kan tot ongewenschte conflicten
met de ouders leiden. Mooi is -dat! Niet
openlijk voor de zaak uitkomen, niet je
hart vrij uitspreken, dat geeft conflicten;
dat geeft ook leerlingenverlies. Neen, zoo
ongemerkt de kinderen doordringen met
de ideeën, waarvan een openlijke propa
ganda conflicten |zou uitlokken met de
ouders!
Hoe beter we de humanitire school ken
nen, hoe duisterder ons het begrip „hu
manitair" wordt. Het zij ons terloops ver
gund, met een enkel woord van groot res
pect voor mej. Telders (eerste Hoofd der
Engendaal-school) 'te verkjlaren, dat 't
vroeger anders ging. Toen was men niet
bang op de Engendaalschool zijn ideeën
openlijk te verkondigen. Toen was men niet
bang voor conflicten; maar die kwamen er
ook niet, want ieder ouder die z'n kinderen
naar de Engendaalscliool zond, wilde die
ideeën bij zijn kind verkondigd weten.
Toen was er bij de Engendaalschool geen
leerlingenhonger, toen werd de Engen
daalschool niet Openbaar genoemd. We
zouden vandaag nóg heel veel respect voor
die school kunnen hebben, als ze nog als
toen de kinderen van haar groepsgenooten
verzamelde en zich gaf, zooals ze is:
School, doortrokken van den geest van
wijlen van Mierop.
En ten slotte deze vraag: Wanneer de van
der Huchtschool werkelijk 'n openbare
school is, waarom tracht ze dan leerlingen
van de openbare school af te halen?
Bestuur „Volksonderwijs"
Afdeeling Soest.
HET GEBED IN DEN RAAD.
Laat ik beginnen met te zeggen, dat ik
het Gebed in den Raad niet veroordeel,
integendeel, de geloovige zal steun, kracht
en opwekking daarin kunnen vinden tot het
nauwgezet vervullen van de hem wachten
de taak in de vergadering.
Wanneer de Raad echter vooraf in ge
heime zitting bijeen is, dan is ook dóar de
steun en sterkte van het Gebed toch wel
noodig en zou men ddar deze handeling
moeten verrichten.
In stede daarvan komt de Raad nè de
geheime zitting in de raadszaal en wordt
de gelegenheid voor het Gebed voor de
openbare zitting gegeven. Deze handeling
déprimeerd het tot een vertoon, waarvoor
de strekking en bedoeling van het Gebed
toch veel te hoog moet staan.
Ik zou, dit erken ik volmondig, deze
zaak beter met een der rechtsche raadsle
den hebben kunnen bespreken, maar wan
neer men juist daags te voren bij een der
A.R. raadsleden, met wie ik een gemeente
belang vvenschte te bespreken, van de deur
wordtafgebeten met de woorden: „Mijn
heer kan U niet ontvangen, want hij heeft
het te druk", nu dan is mij allang den lust
vergaan om nogmaals zoo'n échec te be
leven.
M. C. VAN DER PLAS.
RECTIFICATIE.
In het ingezonden stuk op de voorpagina
van dit blad staat op regel. 29 van boven
„geen bewondering", dit moet zijn „geen
verwondering".
II.
ZIEKTEN EN BESCHADIGINGEN.
(Woekerplanten).
De vorige maal hebben we reeds met een
enkel woord over woekerplanten of para
sieten gesproken en daarbij den naam rate
laar genoemd. Laat ons thans eens iets
uitvoeriger nagaan, wat men onder woe
kerplanten verstaat, welke de voornaamste
er van zijn, die aan land- en tuinbouw
groote schade toebrengen, en welke be
strijdingsmiddelen men kan toepassen.
Reeds in de artikelen over Plantenvoe
ding, voorkomende in „de Soester" van
11 October, 1 en 4 (Nov. '33, is uiteengezet,
dat de bladgroen bevattende planten, bij
aanwezigheid van licht, zetmeel en in en
kele gevallen suiker kunnen vormen uit
water en 't koolzuurgas der lucht. Verder
kunnen ze door verbinding van dit zet
meel met de stikstof en de zwavel van in
den grond aanwezige salpeterzure en zwa
velzure zouten de eiwitstoffen vormên,
noodig voor de vorming van de levende
celstof. Dit alles kan het dier niet; dit
vormt in zijn lichaam geen zetmeel of an
dere stikstoflooze levende stof uit koolzuur
en water; evenmin eiwitstoffen uit zetmeel
(of suiker) en salpeterz. en zwavelz. zou
ten. Het moet al zijn levende stoffen op
nemen uit het plantenrijk, en wel recht
streeks óf indirect, n.1. uit het lichaam van
plantenetende dieren.
Weliswaar kunnen vele bladgroenlooze
planten eiwitstoffen vormen door stikstof-
en zwavelhoudende stoffen in aanraking te
brengen met zetmeel, maar deze laatste
stof kunnen ze niet uit water en koolzuur
maken. Zullen dus planten zonder blad
groen leven en tot normale ontwikkeling
geraken, dan is het noodig, dat zij reeds
voorhanden levende stoffen als voedsel op
nemen om daaruit haar lichaam op te bou
wen.
Deze levende stof nemen ze op: óf uit
doode, soms min of meer vergane planten
of dierenliehamen, óf uit het lichaam van
levende planten en dieren. Planten, die het
eerste doen, noemt men doode-stof-bewo-
ners of saprophyten; planten, die op of in
en van levende wezens leven, heeten woe
kerplanten of parasieten. Saprophyten zijn
b.v. de schimmels, die een stuk oud rogge
brood bedekken, en de hoedvormige pad
destoelen op dood en halt verrot hout. Pa
rasieten zijn o.a. de zwam; die de oorzaak
is van de bekende aardappelziekte, de
zwammen van de roest, de brand en het
moederkoren in de granen.
De parasieten onzer kuituurgewassen be_
hooren voor het grootste deel tot de groep
der zwammen of sporeplanten, maar toch
zijn er ook zaadplanten onder en wel dé
ratelaar, de bremraap en het warkruid.
1. De ratelaar, ook wel ratelen of schar-
telen genoemd, is zoowel onkruid als woe
kerplant, daar ze èn zeiven voedende stof
fen uit den grond en uit de lucht opneemt
en deze verwerkt, gelijk alle bladgroenhou-
dende planten doen, maar wier wortels te
vens aan 'die van granen en andere gewas
sen vastgroeien, daaruit voedsel zuigen en
dus het leven van parasieten leiden.
Deze 20 tot 30 c.M. hoog groeiende woe
kerplant, algemeen voorkomende in zandi
ge en veenachtige bouw- en weilanden,
heeft een onbehaarde kelk, een gele bloem
kroon {met -een samengedrukte bovenlip
met 2 tanden en een bruingestreepten sten
gel, en valt door haar groot aantal bloe
men reeds van verre in 't oog. Het is te
begrijpen, dat deze woekerplant, waar ze
in een stuk land bij tienduizenden voor
komt, groote schade aan 't verbouwde ge
was toebrengt, dat door de afzuiging ha-
rer levenssappen vermindert in kwaliteit
en kwantiteit.
Als bestrijdingsmiddelen kan men .de
volgende toepassen: de granen op rijen te
len, waardoor men beter kan hakken en
schoffelen, de lage graslanden droog
leggen en tijdig maaien, in elk geval vóór
de ratelaar zaad heeft gezet.
2. De bremrapen bezitten geen bladgroen-;
hun stengel is lichtbruinaehtig geel, even
als de „bladeren", die tot schubvormige
deelen vervormd zijn. Wortels hebben ze
niet, maar hun stengel is aan den voet
knolvormig opgezwollen. Hieraan en aan
het veelvuldig voorkomen van een bepaalde
soort op de brem hebben ze hun naam te
danken. Die verdikking onder aan den
stengel vormt een soort van zuigorgaan,
dat men den wortel eener naburige plant
vergroeid is en uit deze plant voedende
stoffen opneemt. De 10 tot 15 c.M. lange
stengel eindigt naar boven toe in een aar-
vofmige bloeiwijze. De kelk bestaat uit 4
of 5 meer of minder met elkaar vergroeide
blaadjes; de kroon is tweelippig, gelijk die-
van den ratelaar, en geelachtig wit, rood-
of paarsachtig van kleur. De vrucht is een
doosvrucht met talrijke, zeer kleine zaden.
De hierin aanwezige bolvormige kiem
komt alleen dan tot verdere ontwikkeling,
als ze in den grond den wortel aantreft
van een plant-, die als hospes of waard kan
dienen en waaraan zij kan leven; gebeurt
dit "iet, dan kan de kiem jarenlang in den
toestand van rust blijven en later, in gun
stiger condities gekomen, toch nog in
kieming overgaan. Bij de kieming komt
het worteltje het eerst te voorschijn, dat
met den wortel der voedsterplant vergroeit
en op deze plaats een zuigorgaan vormt
voor de opneming van voedsel, terwijl de
wortel van de hospes op deze plek een op
zwelling krijgt. Intusschen ontstaan er aan
het zuigorgaan vertakkingen, en zoo krijgt
de jonge parasiet den vorm van een kies,
welker wortels verschoten zijn in de op
zwelling van den wortel der voedsterplant.
Het uitwendig zichtbare deel van de woe
kerplant is echter nog zeer klein gebleven;
het ontwikkelt zich tot een knolvormig li
chaam, waaruit, de stengel opschiet, die al
spoedig boven den grond komt en waaruit
ook wortels te voorschijn komen, die zich
in den bodem vertakken tot zij weer een
wortel van een voedsterplant ontmoeten,
waarin zij ook binnendringen om een nieuw
zuigorgaan te vormen.
Dat onder de werking van deze woeker
plant de groei van de voedsterplanten lijdt,
spreekt wel van zelf. Daardoor zijn ze niet
zoo spoedig volwassen en wordt haar
groeitijd met eenige weken verlengd. Soms
blijft de hospes zeer klein en heeft geen
bloem- en zaadvorming plaats. Sterven
doet de voedsterplant door de bremraap
zelden, maar toch is de schade, welke deze
vparasiet kan veroorzaken, soms zeer groot.
De voornaamste soort van bremraap is
zeker wel de klaverbremraap of klaverdui-
vel, die 39Ö9 c.M. hoog wordt, bruinvio-
let van kleur met lila- of purperkleurige
bloemen, bloeiende in den voorzomer en
soms nog weer in den herfst. Hij is een
zeer schadelijke parasiet op roode, witte en
bastaardklaver, maar komt ook voor op
seradelle en peen. Deze bremraap doet elk
jaar enorm veel schade aan de klavervel
den in de Lijmers, bij Zevenaar, Duiven en
Westervoort, bij Zoelen in de Betuye en
ook bij Terwolde. De tweede snede wordt
daar door vele landbouwers niet meer ge
wonnen, daar de woekerplant dit onmoge
lijk maakt. Kort na het winnen van de eer
ste snee zien de klavervelden daar rossig
door de bloeiende bremraap. Op lichten
grond, waarop nu ook wel klaver verbouwd
wordt, komt deze parasiet veel minder
voor, waarschijnlijk omdat de klaverteelt
hier minder oud is en ook minder vaak
herhaald wordt. In N. Brabant, in de om
geving van Rozendaal, Etten en Leur,
waar de klaverbremraap ook veel voor
komt, noemt men hem „de oude man" of
„pieken".
Als men bedenkt, dat één bremraapplant
70 a 90 zaaddoozen voortbrengt, ieder met
wel 1500 uiterst kleine zaadjes, dan be
grijpt men licht, dat de vermeerdering van
dit gewas gemakkelijk op groote schaal
kan plaats grijpen.
Een middel tot uitroeiing bestaat voor
eerst hierin, dat men de klaver afmaait
vóór de bremraapzaad schiet, doch af
doend is dit niet, daar aldus de parasiet in
den grond achterblijft en later in 't jaar
toch weer kan opschieten en zaad voort
brengen. Beter is daarom, de bremraap
zooveel mogelijk uit te spitten. Gaat dit
niet, omdat de plaag te algemeen en over
een te groote oppervlakte verspreid is, dan
is het raadzaam het klaverland om te ploe
gen en eenige jaren lang andere gewassen
le telen.
3. Dem dritten im Bunde is het war
kruid.
Eigenlijk zijn er verschillende soorten
van deze woekerplant, alle verwant aan
de windeachtige planten, maar in dit geval
bedoelen wij alleen het klaverwarkruid.
Deze parasiet is bladerloos, maar ver
toont een menigte lange en dunne, draad
vormige takken, die roodachtig of wit van
kleur zijn. Deze omspannen de stengels en
bladeren van andere planten zoodanig, dat
deze er geheel door ingewikkeld en tegen
•den grond gedrukt worden, terwijl ze te
vens worden uitgezogen door de zuignap-
jes, die zich aan de takken van het war
kruid vormen. De draadvormige takjes van
het warkruid dragen bolvormige hoopjes
van licht rozeroode 'bloempjes. Wortels
zijn er aan de woekerplant alleen in de al
lereerste jeugd.
De /.aadjes van het warkruid zijn zeer
klein en kiemen snel. De kiem groeit dan
als een dun draadje eerst recht omhoog, en
is aanvankelijk met een aan zijn onderein
de verdikt gedeelte, dat de rol van wortel
speelt, in den grond bevestigd. Al groei
ende neemt het draadvormige stengeltje
nu dezen dan dien stand in en komt zoo
van zelf in aanraking met een stengel van
de voedsterplant, welke het dan spoedig
in 3, 4 of 5 windingen omslingert, terwijl
het al gauw zuignapjes vormt. Kan het
jonge warkruidplantje op deze wijze zijn
voedsel uit de hospes opnemen, dan sterft
zijn onderste gedeelte af, zoodat het niet
meer met den bodem samenhangt. Dan
groeit de stengel zeer snel in de lengte en
vormt eenige wijde, losse windingen zon
der zuignapjes. Zoo klimt het warkruid
snel tegen de voedsterplant op en vormt
alras verscheiden takken, die nu beginnen
de plant in enge windingen te omgeven en
op de plaats van aanraking zuignappen te
vormen. Aldus breidt het warkruid zich
snel van de eene naar de andere plant uit,
terwijl het ze naar den grond trekt en uit
zuigt. Het laat zich dus heel goed verkla
ren, dat, als op een klaverveld zich war
kruid gevestigd heeft, spoedig plekken op
den akker te zien zijn, waar het gewas ge
heel tegen den grond getrokken is en wel
dra sterft. En natuurlijk: hoe jonger en
kleiner de hospes is, des te eerder wordt ze
door het warkruid ingewikkeld, zoodat ze
geen behoorlijke bladeren kan voortbren
gen, geheel verstikt en sterft. Grootere.
struikachtige planten worden niet zoo heel
licht door het warkruid gedood.
Het klaverwarkruid wordt het meest aan
getroffen op roode klaver, lucerne en wik
ken, maar leeft ook op witte, bastaard-,
honig, en rolklaver, brem, lupinen, bieten,
wortelen, brandnetel, struikheide, kamillen,
ganzebloem, sommige distels, tal van gra
nen en op nog vele andere planten.
Ongeveer tegen den tijd van den hooi-
N.V. Eerste Soester El. Drukkerij
oogst begint hel bloeien en weldra ook de
vruchtvorming van het warkruid. De
grootste warkruidplekken zien er dan al
dus uit: in 't midden een kale plek, waar
de klaver reeds gestorven is; daaromheen
een kring, waar de roode warkruidblocmen
bloeien, en vervolgens een kring, waar de
klaver pas aangetast is.
De vermeerdering en verbreiding ge
schiedt hoofdzakelijk door het zaad, dat ja
renlang kiembaar blijft, maar ook op vele
andere wijzen: stukken warkruid kunnen
blijven hangen aan 't schoeisel der men
schen, aan de hoeven van 't vee, aan wa
genwielen, enz. en aldus heinde en ver
worden verspreid. Heeft men warkruid-
plekken op zijn klaverland, dan moet men
daar de klaver met haar parasiet uitroeien
door diep omspitten of door afbranden van
den grond; ook heeft een overgieting met
een 2'/j h 3 procentige kopcrvitriooloplos-
sing of een sterke bemesting met gier of
zwavelzure kali goede resultaten opgele
verd. CEIvA.
GREPEN UIT DE NIEUWE MODE.
Zoo aan hel begin van een nieuw seizoen
is het in de mode-wereld een ware chaos.
Men ziet allerlei nieuwe probeersels, costu-
mes en andere modellen die doen denken
aan de mode van 1900 zoowel als aan die
van 1930, aan 1910 zoowel als 1860
Er is eenigen tijd voor noodig, voor men
er in slaagt, een min of meer vaste lijn in
dat alles te ontdekken, waarna men met
eenige kans van zekerheid kan voorzeg
gen, hoe „de" mode van het seizoen 1934/
'35 er uit zal zien. Bij de deux-pièces zien
we mantels en jasjes in allerlei lengten,
van heel kort lot meer dan driekwart, we
zien capes, manteljaponnen, mantels, kort
om allerlei combinaties. Bovendien krijgt
men den indruk, dat de hoed in dit nieuwe
seizoen in alle opzichten de „hoofd"-rol
speelt en feitelijk het toilet bepaalt. Wel
lok* Woiuo.Aklr
gg.'prK -fUWrLk.7,
kan men zeggen, dat de mode dit jaar niet
zoo exentriek is als soms in vorige sei
zoenen, dat de modellen over het algemeen
„echt vrouwelijk" zijn, met bijzonder veel
variatie, en werkelijk heel aardig en flat
teus, hetgeen vooral ook voor de hoedjes
geldt. We zien veel ruiten stoffen en ge
ribde stoffen, veel velours (maar bijna uit
sluitend mat), verder taffetas, diagonaal-
stoffen, grove jersey-stoffen en weefsels
die met glimmende of schitterende dra
den (cellophaan) doorweven zijn. Wat de
kleuren aangaat, naast het populaire mari
neblauw en zwart, ziet men veel kastanje
bruin, staalgrijs, myrte-groen en bruin
rood. Men ziet aardige, warme kleurcombi
naties, zopals een beige japon met kraag
je, zakken en ceintuur van roode stof.
Verder ziet men een bescheiden bontgar-
neering op jasjes en mantels, kleine kraag
of sjaal van bont, met kleine bontgarnee-
ring aan of om de manchet. Men ziet ook
weer zwarte velours mantelcostumes, met
kraagje bijvoorbeela van beige hermelijn.
Ook bruin velours tailleurs worden gelan
ceerd. Een tweetal eenvoudige japonnen
zijn op de teekening weergegeven. Links
een aardige jurk van z.g. konijnenhaar met
een nieuwe zijden sjaal, rechts een model
van de nieuwe geruite stof, met een rae-
taal-achtige draad er doorheen, bruin.met-
goud of zwart-met-goud.
MADE LEI NE.