I
Voor
M
is maar één goed
adres ter plaatse
N.V. EERSTE S0ESTER
ELECT. DRUKKERIJ
of
Pluimveeteelt.
Ni
Wat is een belangrijke
oorzaak van Tand
bederf.
Voor de Vrouw ^4
VAN WEEDESTRAAT 7
SOESTERBERGSCHESTR. 8
No. 01
1
Tandbederf, caries, komt onder ons Ne-
derlandsche volk zeer veel voor. Hiervan
Keven we het snoepen de schuld. Of wij, Ne
derlanders, dat nu zooveel meer doen, dan
andere volkeren, is ons niet bekend, maar
we 'betwijfelen het. Wie wel eens over de
grenzen bij onze naburen is geweest, zal
ervaren hebben, dat men daar ook nog
wel van een zoetje houdt.
Het zal er echter nog wel wat toe doen,
wat voor snoeperijen het zÜn-
Caries is het gevolg van bacteriewer
king op die plaatsen, waar het glazuur van
de tanden (daartoe ook te rekenen de kie
zen) beschadigd is. Die beschadiging ge
schiedt door een langdurige inwerking
van zuren op het email, dat de tanden be
dekt.
Deze zuren worden gevormd uit suiker,
die zich in het voedsel 'bevindt (in het bij
zonder dus in zoetigheden)', of door de in
werking van speeksel op de zetmeelhou-
dende spijzen ontstaat.
Gebruikt men nu zoetigheden, die voor
een groot deel uit suiker bestaan, zooals
b.v. chocolade, bonbons, dan zullen deze
gemakkelijk in het speeksel oplossen. Deze
bestanddeelen blijven maar kort in de
mondholte, komen dientengevolge ook
maar kort met de tanden in aanraking en
er zullen zich hierbij niet zoo spoedig zu
ren uit de suiker vormen.
Iets anders wordt het, indien men zoe
tigheden gebruikt, die kleverig zijn en zich.
gemakkelijk tusschen de tanden vastzetten,
zooals caramels, toffees en dergelijke.
Hetzelfde geldt natuurlijk voor het ge
bruik van koek, verschillende koekjes.
Maar de voornaamste oorzaak van de
zoo veelvuldig verbreide Caries in ons
land moet, naar we in het maandblad
„Voeding en Hygiëne" van September j.1.
lazen, liggen in de voedingsgewoonten.
Daarvoor wordt in de eerste plaats het
gebruik van wittebrood genoemd.
„Het gros der Nederlanders voedt zich
met wittebrood en het is wel bekend, dat
resten hiervan gemalkkelijk tusschen d'e
tanden blijven zitten. Bij het eten van
bruinbrood is dat veel minder het geval.
Dan helpen de zemelen het gebit schuren.
We denken in de tweede plaats aan de
groote hoeveelheden jam, vruchtensap, ge
stoofde vruchten, die op onze tafels ko
men en die helaas door velen lekkerder
worden gevonden dan de versche vruch
ten.
Wjj zien in het te weinig eten van vruch
ten een der voornaamste oorzaken van het
tandbederf."
Vooral een appel, daar deze stevig
vruchtvleesch heeft, kan een zeer goede
reinigende werking hebben op het gebit.
Men kan de uitwerking hiervan heel goed
nagaan, indien men de mond na den maal
tijd spoelt en er op let, hoe het spoelwater
er uitziet, 'indien een appel tot slot is ge
bruikt of niet.
In het laatste gev.al zullen er veel meer
spijsresten in het spoelwater voorkomen.
Hieruit kunnen we leeren, dat we ons
gebit kunnen sparen door na iedere maal
tijd, wanneer geen fruit is gebruikt!, de
mond met frisch water te spoelen.
Het gebruik van fruit na de maaltijden
komt ons gebit ten goede en in het alge
meen is het eten, van fruit gezond.
Het past niet een ieder om voor fruit
veel geld uit te geven, maar wie zeJf vruch
ten heeft en velen heb'beni nu volop ap
pels doen verstandig er op de meer. oor
deelkundige wijze gebruik van te maken.
Vergeet dan ook niet fruit, en vooral wel
appels, na de maaltijden te geven. Kan een
heele appel niet gegeven worden of is dit
te veel, dan is ook 'n halve goed. Beter
iets dan niets!
DE VOEDING GEDURENDE DEN RUI
VAN ONZE HOENDERS.
De tijd van den rui is gekomen. Het is
een geregeld voorkomend verschijnsel,
maar zooals iedereen terstond aanvoelt,
staat de vorming van een nieuw kleeding-
dek zoo nauw in verband met de geheele
constitutie van het dier, dat ook de fac
toren waarmee wij den physiologischen
toestand van de kip kunnen beinvloeden,
er mede gemoeid zjjn.
iHet groeiproces van de veeren eischt
veel van het dier. Maar 'behalve het feit dat
wij bij onze voeding dienen te zorgen voor
het nieuwe vederkleed, behoort onze aan
dacht terdege te vallen op den tijd van den
rui. Zjj mag n.1. gedurende de ruiperiode
zoo weinig mogelijk van haar reserve-stof
fen opgemaakt hebben, daar deze juist in
het winterlegseizoen te pas komen. Zonder
twijfel is komen vast te staan, dat juist die
kippen die gedurende den rui goed gevoed
zijn, in den winter de hoogste eierproductie
hebben. Daarentegen zijn die kippen die
slecht gevoed zijn, en lang in den rui lagen,
met het beste voer in den winter niet meer
tot een behoorlijken leg te brengen.
Het spreekt dus vanzelf, dat wij aan een
extra voeding de aandacht moeten schen
ken, in de le plaats, opdat het dier zijn
reserve-stoffen niet verbruikt.
2e. Het groeiproces der veeren is in vol
len gang, zoodat een deel van het voedsel
hiervoor gebruikt moet worden.
3e. Het lichaam is minder beschut, zoo
dat er lichaamswarmte verloren gaat, dat
men slechts met voeren, ten gevolge waar
van vetvoorziening, kan verhelpen.
Een voeder, dat aan deze eischen vol
doet, moet nu ons doel zijn. In de eerste
plaats zal het dus noodzakelijk zijn, dat wij
aan de eiwitvoeding onze bijzondere aan
dacht schenken.
Eiwitten, maar vooral het eenvoudige
product, de animozuren, bevordert de ve-
dergroei, zoodat op de hoeveelheid animo
zuren gelet moet worden. De afvalproduc
ten van de oliefabrieken bevatten deze zeer
veel.
Ook in groenvoeder zitten stoffen die
een vlugge bevedering bevorderen, terwijl
extra giften van minerale bestanddeelen
als kalk, grit, zeer veel goed doen.
In vele pluimveebladen leest men dat een
gift van 1 bloem van zwavel' zeer gun
stig zou werken voor een goeden rui. Deze
stof zou namelijk noodzakelijk zijn, daar
zwavel tezamen met eiwitachtige stoffen
hoofdzakelijk te vinden zijn in nagels, vee-
ren> hoornstof, enz. Of het hier nu nood
zakelijk is dat toevoeging van zuivere
zwavel noodig is, betwijfelen wij, daar in
vele plantaardige en dierlijke eiwitten toch
al zwavel voorkomt. Goed is 't hier nog
te verwijzen naar de meening van Prof. E.
Mango'ld en H. Stolz, welke door de
Pluimveebode aan het „Archiv für Geflue-
gelkunde" wordt ontleend.
De werking der zwavel kan in deze op
tweeërlei manieren worden gedacht. Het
lichaam zou n.1. met deze zwavel in staat
gesteld worden het z.g.n. Cystine op te ne
men en dus over het voor 't veeren-eiwit
zoo noodzakelijke aminozuren beschikken.
Anderszijds zou men kunnen denken, dat
de afbraak en uitzetting van het cystine
sparend zou kunnen werken, door dat de
afbraak en uitzetting van het cystine ge
remd werd. Beide mogelijkheden zijn nu
beproefd en beiden hebben een negatief re
sultaat opgeleverd. Bovendien bleek 't, dat
nu en dan vergiftigingsverschijnselen ten
gevolge van het gebruik van zwavel op
traden.
Het toedienen van zwavel aan ruiende
hoenders moet derhalve, aldus Prof. Man-
gold, als doelloos en direct schadelijk af
geraden worden.
Alles samen, gevat, dient U wijders voor
een voeder te zorgen dat dus extra rijk is
aan eiwit en vet, terwijl aan de groen-voe-
ding en minerale voeding veel aandacht
geschonken moet worden, omdat wij hier
de actieve stoffen aantreffen voor de vor
ming der nieuwe veeren.
In de Norddeutscher Gefluegelzeitung
treffen wij eenige rantsoenen aan, welke in
zekeren zin een denkbeeld van de noodige
samenstelling geven.
b.v. ld gewichtsdcelen aardappelvlokken
15
10
20
15
10
15
tarwezemelen
tarwemeel
maismeel
vischmeel
diermeel
vet
Hiervan geeft men de kip (50 gr. p£i" dag,
bovendien nog ongeveer 55 gram korrel
voer (tarwe, haver en mais). Verder voegt
men dan wat koolzure of phosphorzure
kalk, keukenzout en groenvoeder toe. Het
spreekt van zelf dat kleine veranderingen
aangebracht kunnen worden. In hoofdzaak
is het meer een schema, om te laten zien
dat voor een flinke voeding die in alle op
zichten voldoet, gezorgd moet worden. Ze
ker mag men zich niet storen aan klets
praatjes, dat een schrale voeding de rui
periode zou verkorten.
Ook het drinkwater moet frisch zijn.
Sommigen bevelen in deze periode een
Y ijzervitriool oplossing aan, daar dit
voor het bloed en de lichaamswarmte be
vorderlijk zou zijn.
Dat aan de huisvesting geduirende deze
periode ook niets te wengchen over mag
blijven, spreekt van zelf, hoewel men
meer dan ooit moet letten op tocht. Kort
om, verzorg de hoenders deze periode
uitermate goed, in den winter zal men er
de vruchten van plukken.
A. H. Lb.
ALS ZE MAAR NIET IN DEN RUI
VALLEN!
Dat is de zucht, dien we vaak te hooren
krijgen, als we met iemand spreken, wiens
jonge hennen nu reeds aan den leg zijn.
Het is te begrijpen, dat iedereen gaarne
véél eieren raapt in den tijd, dat die het
meest opbrengen), d. i. in het winter-half-
jaar.
En dat men dus ook met bezorgdheid
aan den z.g. ontijdigen rui denkt. Maar
toch meenen wij, dat deze bezorgdheid
dikwijls overdreven is.
Dit jaar is er over de gansche linie vroeg
gebroed; we waren wel genoodzaakt om
vroeg te beginnen, want het was al tijdig
bekend, dat er een termijn gesteld zou
worden. Algemeen rekende men er op, dat
de vergunning om met de machine te mo
gen broeden, in de 'laatste helft van Mei
zou eindigen en daarom werden de ma
chines al vroeg op volle capaciteit ge
bracht, veel vroeger dan tot nog toe.
Het z.g. broedverbod ging nog eerder in,
dan verwacht werd, n.1. na den dag van
3 Mei. Het gevolg daarvan is geweest, dat
de meeste machine-kuikens wat de boer
zoo noemt „te vroeg" waren en er dus
zeer veel kans bestaat, dat er dezen winter
oneindig veel meer jonge hennen in den
z.g. ontijdigen rui zullen vallen dan andere
jaren.
Het is te begrijpen', dat er van verschil
lende zijden op aangedrongen werd (en
nóg wordt!) om een anderen broedtermijn
te stellen, n.1. van ongeveer half Februari
tot bijvoorbeeld 20 Mei.
Dato 22 September j.1. hield de Pluim
veecommissie uit de Geldersch-Overijsel-
sche Maatschappij van Landbouw in Ho
tel National te Arnhem eene goed bezochte
vergadering, waar mede aanwezig was de
Rijkspluimveeteeltconsulent, ir. J. G. Tuk
ker, en tot wien deze vraag ook gericht
werd.
Als wij goed gelezen hebben, antwoord
de de heer Tukker, dat het zonder meer
niet mogelijk zal zijn, den broedtermijn van
15 Februari20 Mei te stellen, want als de
volle capaciteit dan werd gebruikt, zou
den er veel te veel kuikens komen. Wel
voelde hij voor een soepelen termijn,
schrijft een inzender in de Pluimveebode,
omdat de eene streek van het land vroeger
broedde dan de andere. Hij voelde er het
meest voor, om een ruimen termijn te stel
len, maar de kujikenbroeders niet meer
eieren in tê laten leggen, dan een bepaald
percentage van het aantal, dat ze dit voor
jaar hadden ingelegd.
Mijn peisoonlijke meening is, dat dit een
stap in de goede richting zou beteekenen,
want in Mei zijn de eieren doorgaans goed
bevrucht en is het percentage uitkomst der
bevruchte eieren ook grooter. De kuiken-
broeder zou daardoor voordeel te boeken
krijgen, wat hij gerust mag hebben, als er
minder eieren uitgebroed mogen worden.
De boer, die in Mei graag kuikens heeft,
zal niet zoo achter het net visschen als dit
jaar. In menig opzicht is er dus wel wat
voor om den broedtermijn ruimer te ne
men.
Dan zullen er ook meer jonge hennen
komen, die 's winters niet in den rui vallen,
iets waar de boer vooral geweldig be
vreesd voor is.
„Als ze maar niet in den rui vallen1"
Men vergeet echter, dat dit bij een be
hoorlijke verzorging en verpleging pas ge
beurt, wanneer er reeds een. massa eieren
gelegd zijn, waaronder toch ook verschei
dene, die 50 tot 100 duurder waren dan
de lente-eieren, eni dus zeker 1Y maal tel
len.
Wie b.v. \V. L. hennen heeft, welke in
Maart of de eerste dagen van April gebo
ren zijn, die zal ieeds eieren beginnen le
rapen in de maand Augustus, en als deze
maand ten einde is, leggen ze haast alle
maal.
En in September zien we van de eieren
zoo als de toestand nu is de prijzen
al aardig stijgen, omdat de overjarige hen
nen steeds talrijker den leg gestaakt heb
ben.'
Op het oogenblik zijn de aanvoeren aan
de markten en veilingen al haast gedaald
tot 50 van de aanvoeren in Maart
April, waardoor de prijsstijging te verkla
ren is.
Van het heel vroege broed zijn de eieren
thans reeds aardig in gewicht aan het toe
nemen, zoodat ze niet meer als duiven
eieren betiteld behoeven te worden en in
October wegen ze al voldoende, in Novem
ber ziijn het reeds flinke eieren, die natuur
lijk heel wat opbrengen.
Wie dan met eitjes komt van kippen,
welke dan pas aan den leg zijn gegaan,
die krijgt niet veel voor z'n waar.
Het is nu maar zaak, ervoor te zorgen,
dat de ontijdige rui niet «U te gauw komt.
En dat heeft men gedeeltelijk in z'n macht.
Vele jonge hennen, die vroeg geboren
zijn, vallen vroeger in de rui dan behoeft,
omdat ze aan ondervoeding gaan lijden. Ik
zal me nader verklaren.
Een jonge hen, die voor het eerst begint
te leggen, is nog niet volkomen uitge
groeid. Dat duurt wel, voor de Leghorns,
tot ze 9 maandenl oud is, voor de zwaardere
rassen nóg langer.
Zij moet dus eieren produceeren èn uit
groeien, zoodat er in die periode veel van
haar constitutie gevergd wordt. Wje daar
bij het voeren geen rekening mee houdt,
zal z'n dieren eerder in den rui krijgen, dan
hij die er wel op bedacht is.
Naast productie-voer moet zoo'n jonge
hen méér onderhoudsvoer hebben dan eene
die in alle opzichten volgroeid is, m. a. w.
meer hardvoer.
Vooral is dit het geval, waar de leg nog
geforceerd wordt door te voeren bij kunst
licht.
We gaan van de veronderstelling uit, dat
men de jonge hennen eerst niet geforceerd
heeft tot den leg op zeer jeugdigen leef
tijd, want dezulken zullen 's winters het
eerst staken. Men moet ze gelegenheid
gegeven hebben tot behoorlijke, geleidelijke
ontwikkeling, zonder overhaasting, dan is
er nog wel wat mee aan te vangen, en be
hoeft men niet zóó bezorgd te wezen.
Van een jonge kip, die veel legt, wordt
ook veel gevergd, en als men daar bij 't
voeren niet aan derikt, zal ze in gewicht
achteruit gaan en dat mag niet, want in
dit geval treedt de z.g. ontijdige rui abso
luut op.
Het is daarom noodig, dat de kippenhou
der nu en dan eens enkele dieren in de
hand neemt en ze betast.
In „Punten- van 'belang"', de mooie bro
chure van de „N.V. Koudijs' Voederfabrie-
ken B. K." lees ik dienaangaande het vol
gende:
„Nu bestaat de mógelijkheid, dat 'de leg
zoo sterk wordt, dat de dieren, ondanks
hun jeugdreserve en goede verzorging,
een weinig aan lichaamsgewicht inboeten.
Dan komt er een critiek moment. Als de
dieren bij flinken leg slechts één enkel ons
aan lichaamsgewicht verliezen, wordt de
leg reeds gestaakt. jEen lichte rui, welke in
den hals begint, is het teeken, dat de hen
nen het leggen willen opgeven. Ze hebben
ruim productievoeder genomen, hebben ge
forceerd gelegd, namen te weinig onder
houdsvoer en verloren daardoor een weinig
aan gewicht.
Hoewel gewoonte is, alileen 's avonds
graan te voederen, moet in dit geval ook
's morgens een weinig graan worden ver
strekt, 15 a 20 gram per dier, d.i. één ons
voor a 6 kippen. Op deze wijze kan on
tijdige rui voorkomen worden."
Ze zullen dan rond Nieuwjaar misschien
wel in den rui vallen', maar voor dien tijd
hebben ze dan wel zooveel gewicht eieren
gelegd, en juist in den tijd, dat meni nog
wat prijs besteden wil, dat het niet èrg is,
al staken ze nu een poosje. Ze zijn dan
voordeeliger dan kippen van einde Mei b.v.,
die pas in NovemberDecember aan den
leg gaan en niet ruien.
A. H. Lb. JOlS. BOSHOUWERS.
DE NIEUWE MODE IS INTERES
SANT.
Als we alle nieuwigheidjes en aardig
heidjes van de nieuwe mode en de toepas
sing ervan in de diverse toonaangevende
collecties zouden willen beschrijven, zou
dit een lijvige geschiedenis worden. Maar
we kunnen wel voortgaan met af en toe
de meest karakteristieke punten wat naar
voren te halen. Zoo bijvoorbeeld de lengte
van de rokken, iets wat ons altijd erg in
teresseert. Nu, wat de gewone daagsche
dracht betreft, is de lengte gebleven op 25
c.M. van den grond. Voor gekleede na-
middagjaponnen is de lengte iets meer,
namelijk 22 Y c.M. van den grond, terwijl
de avondjoponnen juist tot den grond rei
ken. Sommigen hebben nog een sleep, maar
dit hoogst onpractische ding raakt meer en
meer uit de mode. Wat onze mouwen be
treft, 'die zijn aan de schouders heelemaal
glad. Geen drukte dus meer van kolossale
pofmouwen bij de schouders. Voor winter-
namiddagtoilet ziet men vooral de drie
kwartmouw, met ruimte «bij de elboog.
Daarbij kan men dus heel mooi armbanden
dragen. Vele japonnen hebben ingezette
bovenstukken in het lijfje.
Men ziet /heel veel zwart satijnen
bovenstukken op zwarte wollen stoffen
japonnen. Het bovenstuk vormt soms één
I stuk met de mouwen.
We zien verder breede ceintuurs,
met een gesp van achteren en smaller
toeloopend naar achteren, omdat dit het
figuur een mooiere lijn verleent. Ook zien
we dikwijls, dat het lijfje met plooitjes of
ingerimpeld aan het bovenstuk is gezet.
Vierkante halzen en dito kraagjes en dito
bovenstukken treft men ook al veelvuldig
aan, omdat dit de schouders wat vierkan-
ter maakt. Verder zijn sommige deelen van
de japon dikwijls in één stuk met andere
deelen. Bijvoorbeeld de mouw is één met
het bovenstuk, het kraagje één met het lijf
je, de jabot één met het voorpand. Natuur
lijn heeft de nieuwe mode ook allerlei han
digheidjes om slank te schijnen. Het plaat
je (linker figuur) geeft daarvan een goed
voorbeeld. De witte jabot vestigt alle aan
dacht op de lichte middellijn van het fi
guur en doet op die manier de breedte van
het figuur vergeten en maakt ons lang
en slank. Desgewenscht kan de jabot ook
bij het middel ophouden. Jeugdig is ook liet
model rechts, een mantel (velours) zonder
kraag op een japon van z.g. dassenzijde.
MADELEI NE.
HET „PANNETJE MET WAS" IS
ER WEER.
Het gaat er net mee, als met de zwa
luwen en de lente. Als de zwaluwen zijn
teruggekeerd, weten we dat de lente er is.
En als we in de krant weer de berichtjes
lezen over „het pannetje met was" op het
vuur, dan weten we dat het voor. of na
jaarsschoonmaaktijd is. Zoo kon men de
zer dagen weer in de bladen lezen: „De
brandweer is gisteravond uitgerukt voor
een kleinen brand, die in een huis aan de
Dacostakade was ontstaan, doordat een
pannetje met was, dat de bewoner op een
gascomfoor verwarmde, in brand was ge
raakt. H.et vuur deelde zich in een oog
wenk mede aan de gordijnen van het ver
trek. Enz. enz."
Men vraagt zich af, hoe het nu toch komt,
dat zoo'n pannetje met was in brand raakt,
omdat enkele was toch niet zoo erg licht
ontvlambaar is. "De kwestie is, dat men
waarschijnlijk te doen heeft met aange
maakte was, die 'dik is gewordenl door lang
staan en die men dan op het vuur weer
zacht wil maken. Maar aangemaakte was
bevat terpentijn, en dat goedje is gevaar
lijk. Aangemaakte wrijfwas mag men dus
nimmer op het vuur week maken. Men kan
wel een pannetje water aan de kook bren
gen, het vuur uit doen, het pannetje water
van het comfoor afnemen en dan het potje
was in het pannetje heet water zetten. Is
de was dan nog te dik voor gebruik, dan
kan men er wat terpentijn bij doen. Doch
vooral niet in de buurt van open vuur.
Ook bij het maken van wrijfwas -dat
vele huisvrouwen nog dikwijls zelf doen
moet men voorzichtig te werk gaan, dan
hoeft er heusch niets te gebeuren. Men
smelt 1 ons witte geschraapte bijenwas in
een geëmailleerd pannetje. Dat kan men
op een laag pitje doen. Maar als de enkele
bijenwas dan gesmolten is, moet men bet
pannetje van het vuur af nemen, het vuur
uitdoen en er dan, van het vuur af dus, 2Y
maatje witte terpentijn (voor roode was,
neemt men roode terpentijn) bij doen. Zelfs
i> het smelten van de was op het vuur niet
eens noodzakelijk, ten minste als men ech
te bijenwas gebruikt. Want echte bijenwas
smelt bij gewone kamertemperatuur in de
terpentijn. Men kan dus ook de terpentijn
bij de ongesmolten was doen.
Huishoudelijke wenken.
Wil 1' het geheim van de heerlijke, sma
kelijke bruine vleeschjus leeren kennen?
Neem dan een oud theelepeltje met witte
-uiker en houdt dat boven een laag gas-
pitje totdat de suiker gesmolten is. Roer
dat dan snel door de jus. Dit geeft een
smakelijke bruine kleur, terwijl de smaak
van de jus er nog door verbeterd wordt.
Een uitstekend en goedkoop vervan
gingsmiddel voor stijfel, als men een heel
klein waschjc doet, bestaat uit gewoon
broodmcel. Men lost één eetlepel in koud
water op en doet er kokend water bij, net
als bij gewone stijfsel.
"Men kan selderij ook drogen en gerui-
men tijd bewaren. Men doet een hoeveel
heid selderij-blaadjes in den oven, tot ze
gedroogd zijn. Men kan ze dan fijn wrij
ven en gebruiken om gestoofde kip of
yleesch te kruiden. Wanneer men na het
drogen de selderij in een potje doet en dat
goed afsluit', kan men ze maanden lang
bewaren.
RECEPT.
Deensche rijst.
Op 1 kan melk neemt men Y> kan wa
ter, 2 theekopjes rijst, zout, 4 afgestreken
eetlepels suiker en 8 bitterkoekjes. Men
kookt rijstebrij op de gewone wijze, doch
laat ze tamelijk nat. Van het vuur roert men
er de suiker door. In een met boter inge-
smeerden vuurvasten vorm legt men de
rijst en de bitterkoekjes, laag om laag. De
bovenste laag moet weer rijst zijn. Laat
die 'n den oven lichtbruin worden, gedu
rende ongeveer een half uur.
Rijstkoekjes.
Op 3 ons gekookte rijst (afkomstig van
1 kopje rauwe rijst) heeft men noodig 1
ei, 2 platte eetlepels suiker, 6 platte eetle
pels bloem, wat kaneel en zout, alsmede
boter (of iets dergelijks) om te bakken.
Het ei wordt met de suiker glad geroerd,
waarna men er de bloem, kaneel^ zout en
de gekookte rijst b|ijvoegt. Van dit goed
dooreengemengde beslag bakt men in de
boter ronde koekjes aan weerskanten bruin
en gaar.
HUISVROUW.
I
t
T
Bu
Ad
2 v
Uitgave
HET A
;!e Afde
Burge
doen te
meen te
1934 is
sluit va
1 April
de veroi
V
S«
Ten b
tegemoe
openbaa
lu i ope
welke
blijven,
bij onts
voogden
ven.
Gelijk
der kinc
als in
1920 be
tenis va
verzorgt
De s<
deeld in
Als gi
genoniei
•de wet t
oudere,
der leer
Rijksinl
tingjaar
in art ik
of zoo
bepaald,
bare soi
jaar.
Indiër
aangesln
wordt 1
gezamer
voor de
Met
eerste
van taf
slechts
aan wie:
voeding
Het s
per mar
in 1
klasse: