I Voor M is maar één goed adres ter plaatse N.V. EERSTE S0ESTER ELECT. DRUKKERIJ of Pluimveeteelt. Ni Wat is een belangrijke oorzaak van Tand bederf. Voor de Vrouw ^4 VAN WEEDESTRAAT 7 SOESTERBERGSCHESTR. 8 No. 01 1 Tandbederf, caries, komt onder ons Ne- derlandsche volk zeer veel voor. Hiervan Keven we het snoepen de schuld. Of wij, Ne derlanders, dat nu zooveel meer doen, dan andere volkeren, is ons niet bekend, maar we 'betwijfelen het. Wie wel eens over de grenzen bij onze naburen is geweest, zal ervaren hebben, dat men daar ook nog wel van een zoetje houdt. Het zal er echter nog wel wat toe doen, wat voor snoeperijen het zÜn- Caries is het gevolg van bacteriewer king op die plaatsen, waar het glazuur van de tanden (daartoe ook te rekenen de kie zen) beschadigd is. Die beschadiging ge schiedt door een langdurige inwerking van zuren op het email, dat de tanden be dekt. Deze zuren worden gevormd uit suiker, die zich in het voedsel 'bevindt (in het bij zonder dus in zoetigheden)', of door de in werking van speeksel op de zetmeelhou- dende spijzen ontstaat. Gebruikt men nu zoetigheden, die voor een groot deel uit suiker bestaan, zooals b.v. chocolade, bonbons, dan zullen deze gemakkelijk in het speeksel oplossen. Deze bestanddeelen blijven maar kort in de mondholte, komen dientengevolge ook maar kort met de tanden in aanraking en er zullen zich hierbij niet zoo spoedig zu ren uit de suiker vormen. Iets anders wordt het, indien men zoe tigheden gebruikt, die kleverig zijn en zich. gemakkelijk tusschen de tanden vastzetten, zooals caramels, toffees en dergelijke. Hetzelfde geldt natuurlijk voor het ge bruik van koek, verschillende koekjes. Maar de voornaamste oorzaak van de zoo veelvuldig verbreide Caries in ons land moet, naar we in het maandblad „Voeding en Hygiëne" van September j.1. lazen, liggen in de voedingsgewoonten. Daarvoor wordt in de eerste plaats het gebruik van wittebrood genoemd. „Het gros der Nederlanders voedt zich met wittebrood en het is wel bekend, dat resten hiervan gemalkkelijk tusschen d'e tanden blijven zitten. Bij het eten van bruinbrood is dat veel minder het geval. Dan helpen de zemelen het gebit schuren. We denken in de tweede plaats aan de groote hoeveelheden jam, vruchtensap, ge stoofde vruchten, die op onze tafels ko men en die helaas door velen lekkerder worden gevonden dan de versche vruch ten. Wjj zien in het te weinig eten van vruch ten een der voornaamste oorzaken van het tandbederf." Vooral een appel, daar deze stevig vruchtvleesch heeft, kan een zeer goede reinigende werking hebben op het gebit. Men kan de uitwerking hiervan heel goed nagaan, indien men de mond na den maal tijd spoelt en er op let, hoe het spoelwater er uitziet, 'indien een appel tot slot is ge bruikt of niet. In het laatste gev.al zullen er veel meer spijsresten in het spoelwater voorkomen. Hieruit kunnen we leeren, dat we ons gebit kunnen sparen door na iedere maal tijd, wanneer geen fruit is gebruikt!, de mond met frisch water te spoelen. Het gebruik van fruit na de maaltijden komt ons gebit ten goede en in het alge meen is het eten, van fruit gezond. Het past niet een ieder om voor fruit veel geld uit te geven, maar wie zeJf vruch ten heeft en velen heb'beni nu volop ap pels doen verstandig er op de meer. oor deelkundige wijze gebruik van te maken. Vergeet dan ook niet fruit, en vooral wel appels, na de maaltijden te geven. Kan een heele appel niet gegeven worden of is dit te veel, dan is ook 'n halve goed. Beter iets dan niets! DE VOEDING GEDURENDE DEN RUI VAN ONZE HOENDERS. De tijd van den rui is gekomen. Het is een geregeld voorkomend verschijnsel, maar zooals iedereen terstond aanvoelt, staat de vorming van een nieuw kleeding- dek zoo nauw in verband met de geheele constitutie van het dier, dat ook de fac toren waarmee wij den physiologischen toestand van de kip kunnen beinvloeden, er mede gemoeid zjjn. iHet groeiproces van de veeren eischt veel van het dier. Maar 'behalve het feit dat wij bij onze voeding dienen te zorgen voor het nieuwe vederkleed, behoort onze aan dacht terdege te vallen op den tijd van den rui. Zjj mag n.1. gedurende de ruiperiode zoo weinig mogelijk van haar reserve-stof fen opgemaakt hebben, daar deze juist in het winterlegseizoen te pas komen. Zonder twijfel is komen vast te staan, dat juist die kippen die gedurende den rui goed gevoed zijn, in den winter de hoogste eierproductie hebben. Daarentegen zijn die kippen die slecht gevoed zijn, en lang in den rui lagen, met het beste voer in den winter niet meer tot een behoorlijken leg te brengen. Het spreekt dus vanzelf, dat wij aan een extra voeding de aandacht moeten schen ken, in de le plaats, opdat het dier zijn reserve-stoffen niet verbruikt. 2e. Het groeiproces der veeren is in vol len gang, zoodat een deel van het voedsel hiervoor gebruikt moet worden. 3e. Het lichaam is minder beschut, zoo dat er lichaamswarmte verloren gaat, dat men slechts met voeren, ten gevolge waar van vetvoorziening, kan verhelpen. Een voeder, dat aan deze eischen vol doet, moet nu ons doel zijn. In de eerste plaats zal het dus noodzakelijk zijn, dat wij aan de eiwitvoeding onze bijzondere aan dacht schenken. Eiwitten, maar vooral het eenvoudige product, de animozuren, bevordert de ve- dergroei, zoodat op de hoeveelheid animo zuren gelet moet worden. De afvalproduc ten van de oliefabrieken bevatten deze zeer veel. Ook in groenvoeder zitten stoffen die een vlugge bevedering bevorderen, terwijl extra giften van minerale bestanddeelen als kalk, grit, zeer veel goed doen. In vele pluimveebladen leest men dat een gift van 1 bloem van zwavel' zeer gun stig zou werken voor een goeden rui. Deze stof zou namelijk noodzakelijk zijn, daar zwavel tezamen met eiwitachtige stoffen hoofdzakelijk te vinden zijn in nagels, vee- ren> hoornstof, enz. Of het hier nu nood zakelijk is dat toevoeging van zuivere zwavel noodig is, betwijfelen wij, daar in vele plantaardige en dierlijke eiwitten toch al zwavel voorkomt. Goed is 't hier nog te verwijzen naar de meening van Prof. E. Mango'ld en H. Stolz, welke door de Pluimveebode aan het „Archiv für Geflue- gelkunde" wordt ontleend. De werking der zwavel kan in deze op tweeërlei manieren worden gedacht. Het lichaam zou n.1. met deze zwavel in staat gesteld worden het z.g.n. Cystine op te ne men en dus over het voor 't veeren-eiwit zoo noodzakelijke aminozuren beschikken. Anderszijds zou men kunnen denken, dat de afbraak en uitzetting van het cystine sparend zou kunnen werken, door dat de afbraak en uitzetting van het cystine ge remd werd. Beide mogelijkheden zijn nu beproefd en beiden hebben een negatief re sultaat opgeleverd. Bovendien bleek 't, dat nu en dan vergiftigingsverschijnselen ten gevolge van het gebruik van zwavel op traden. Het toedienen van zwavel aan ruiende hoenders moet derhalve, aldus Prof. Man- gold, als doelloos en direct schadelijk af geraden worden. Alles samen, gevat, dient U wijders voor een voeder te zorgen dat dus extra rijk is aan eiwit en vet, terwijl aan de groen-voe- ding en minerale voeding veel aandacht geschonken moet worden, omdat wij hier de actieve stoffen aantreffen voor de vor ming der nieuwe veeren. In de Norddeutscher Gefluegelzeitung treffen wij eenige rantsoenen aan, welke in zekeren zin een denkbeeld van de noodige samenstelling geven. b.v. ld gewichtsdcelen aardappelvlokken 15 10 20 15 10 15 tarwezemelen tarwemeel maismeel vischmeel diermeel vet Hiervan geeft men de kip (50 gr. p£i" dag, bovendien nog ongeveer 55 gram korrel voer (tarwe, haver en mais). Verder voegt men dan wat koolzure of phosphorzure kalk, keukenzout en groenvoeder toe. Het spreekt van zelf dat kleine veranderingen aangebracht kunnen worden. In hoofdzaak is het meer een schema, om te laten zien dat voor een flinke voeding die in alle op zichten voldoet, gezorgd moet worden. Ze ker mag men zich niet storen aan klets praatjes, dat een schrale voeding de rui periode zou verkorten. Ook het drinkwater moet frisch zijn. Sommigen bevelen in deze periode een Y ijzervitriool oplossing aan, daar dit voor het bloed en de lichaamswarmte be vorderlijk zou zijn. Dat aan de huisvesting geduirende deze periode ook niets te wengchen over mag blijven, spreekt van zelf, hoewel men meer dan ooit moet letten op tocht. Kort om, verzorg de hoenders deze periode uitermate goed, in den winter zal men er de vruchten van plukken. A. H. Lb. ALS ZE MAAR NIET IN DEN RUI VALLEN! Dat is de zucht, dien we vaak te hooren krijgen, als we met iemand spreken, wiens jonge hennen nu reeds aan den leg zijn. Het is te begrijpen, dat iedereen gaarne véél eieren raapt in den tijd, dat die het meest opbrengen), d. i. in het winter-half- jaar. En dat men dus ook met bezorgdheid aan den z.g. ontijdigen rui denkt. Maar toch meenen wij, dat deze bezorgdheid dikwijls overdreven is. Dit jaar is er over de gansche linie vroeg gebroed; we waren wel genoodzaakt om vroeg te beginnen, want het was al tijdig bekend, dat er een termijn gesteld zou worden. Algemeen rekende men er op, dat de vergunning om met de machine te mo gen broeden, in de 'laatste helft van Mei zou eindigen en daarom werden de ma chines al vroeg op volle capaciteit ge bracht, veel vroeger dan tot nog toe. Het z.g. broedverbod ging nog eerder in, dan verwacht werd, n.1. na den dag van 3 Mei. Het gevolg daarvan is geweest, dat de meeste machine-kuikens wat de boer zoo noemt „te vroeg" waren en er dus zeer veel kans bestaat, dat er dezen winter oneindig veel meer jonge hennen in den z.g. ontijdigen rui zullen vallen dan andere jaren. Het is te begrijpen', dat er van verschil lende zijden op aangedrongen werd (en nóg wordt!) om een anderen broedtermijn te stellen, n.1. van ongeveer half Februari tot bijvoorbeeld 20 Mei. Dato 22 September j.1. hield de Pluim veecommissie uit de Geldersch-Overijsel- sche Maatschappij van Landbouw in Ho tel National te Arnhem eene goed bezochte vergadering, waar mede aanwezig was de Rijkspluimveeteeltconsulent, ir. J. G. Tuk ker, en tot wien deze vraag ook gericht werd. Als wij goed gelezen hebben, antwoord de de heer Tukker, dat het zonder meer niet mogelijk zal zijn, den broedtermijn van 15 Februari20 Mei te stellen, want als de volle capaciteit dan werd gebruikt, zou den er veel te veel kuikens komen. Wel voelde hij voor een soepelen termijn, schrijft een inzender in de Pluimveebode, omdat de eene streek van het land vroeger broedde dan de andere. Hij voelde er het meest voor, om een ruimen termijn te stel len, maar de kujikenbroeders niet meer eieren in tê laten leggen, dan een bepaald percentage van het aantal, dat ze dit voor jaar hadden ingelegd. Mijn peisoonlijke meening is, dat dit een stap in de goede richting zou beteekenen, want in Mei zijn de eieren doorgaans goed bevrucht en is het percentage uitkomst der bevruchte eieren ook grooter. De kuiken- broeder zou daardoor voordeel te boeken krijgen, wat hij gerust mag hebben, als er minder eieren uitgebroed mogen worden. De boer, die in Mei graag kuikens heeft, zal niet zoo achter het net visschen als dit jaar. In menig opzicht is er dus wel wat voor om den broedtermijn ruimer te ne men. Dan zullen er ook meer jonge hennen komen, die 's winters niet in den rui vallen, iets waar de boer vooral geweldig be vreesd voor is. „Als ze maar niet in den rui vallen1" Men vergeet echter, dat dit bij een be hoorlijke verzorging en verpleging pas ge beurt, wanneer er reeds een. massa eieren gelegd zijn, waaronder toch ook verschei dene, die 50 tot 100 duurder waren dan de lente-eieren, eni dus zeker 1Y maal tel len. Wie b.v. \V. L. hennen heeft, welke in Maart of de eerste dagen van April gebo ren zijn, die zal ieeds eieren beginnen le rapen in de maand Augustus, en als deze maand ten einde is, leggen ze haast alle maal. En in September zien we van de eieren zoo als de toestand nu is de prijzen al aardig stijgen, omdat de overjarige hen nen steeds talrijker den leg gestaakt heb ben.' Op het oogenblik zijn de aanvoeren aan de markten en veilingen al haast gedaald tot 50 van de aanvoeren in Maart April, waardoor de prijsstijging te verkla ren is. Van het heel vroege broed zijn de eieren thans reeds aardig in gewicht aan het toe nemen, zoodat ze niet meer als duiven eieren betiteld behoeven te worden en in October wegen ze al voldoende, in Novem ber ziijn het reeds flinke eieren, die natuur lijk heel wat opbrengen. Wie dan met eitjes komt van kippen, welke dan pas aan den leg zijn gegaan, die krijgt niet veel voor z'n waar. Het is nu maar zaak, ervoor te zorgen, dat de ontijdige rui niet «U te gauw komt. En dat heeft men gedeeltelijk in z'n macht. Vele jonge hennen, die vroeg geboren zijn, vallen vroeger in de rui dan behoeft, omdat ze aan ondervoeding gaan lijden. Ik zal me nader verklaren. Een jonge hen, die voor het eerst begint te leggen, is nog niet volkomen uitge groeid. Dat duurt wel, voor de Leghorns, tot ze 9 maandenl oud is, voor de zwaardere rassen nóg langer. Zij moet dus eieren produceeren èn uit groeien, zoodat er in die periode veel van haar constitutie gevergd wordt. Wje daar bij het voeren geen rekening mee houdt, zal z'n dieren eerder in den rui krijgen, dan hij die er wel op bedacht is. Naast productie-voer moet zoo'n jonge hen méér onderhoudsvoer hebben dan eene die in alle opzichten volgroeid is, m. a. w. meer hardvoer. Vooral is dit het geval, waar de leg nog geforceerd wordt door te voeren bij kunst licht. We gaan van de veronderstelling uit, dat men de jonge hennen eerst niet geforceerd heeft tot den leg op zeer jeugdigen leef tijd, want dezulken zullen 's winters het eerst staken. Men moet ze gelegenheid gegeven hebben tot behoorlijke, geleidelijke ontwikkeling, zonder overhaasting, dan is er nog wel wat mee aan te vangen, en be hoeft men niet zóó bezorgd te wezen. Van een jonge kip, die veel legt, wordt ook veel gevergd, en als men daar bij 't voeren niet aan derikt, zal ze in gewicht achteruit gaan en dat mag niet, want in dit geval treedt de z.g. ontijdige rui abso luut op. Het is daarom noodig, dat de kippenhou der nu en dan eens enkele dieren in de hand neemt en ze betast. In „Punten- van 'belang"', de mooie bro chure van de „N.V. Koudijs' Voederfabrie- ken B. K." lees ik dienaangaande het vol gende: „Nu bestaat de mógelijkheid, dat 'de leg zoo sterk wordt, dat de dieren, ondanks hun jeugdreserve en goede verzorging, een weinig aan lichaamsgewicht inboeten. Dan komt er een critiek moment. Als de dieren bij flinken leg slechts één enkel ons aan lichaamsgewicht verliezen, wordt de leg reeds gestaakt. jEen lichte rui, welke in den hals begint, is het teeken, dat de hen nen het leggen willen opgeven. Ze hebben ruim productievoeder genomen, hebben ge forceerd gelegd, namen te weinig onder houdsvoer en verloren daardoor een weinig aan gewicht. Hoewel gewoonte is, alileen 's avonds graan te voederen, moet in dit geval ook 's morgens een weinig graan worden ver strekt, 15 a 20 gram per dier, d.i. één ons voor a 6 kippen. Op deze wijze kan on tijdige rui voorkomen worden." Ze zullen dan rond Nieuwjaar misschien wel in den rui vallen', maar voor dien tijd hebben ze dan wel zooveel gewicht eieren gelegd, en juist in den tijd, dat meni nog wat prijs besteden wil, dat het niet èrg is, al staken ze nu een poosje. Ze zijn dan voordeeliger dan kippen van einde Mei b.v., die pas in NovemberDecember aan den leg gaan en niet ruien. A. H. Lb. JOlS. BOSHOUWERS. DE NIEUWE MODE IS INTERES SANT. Als we alle nieuwigheidjes en aardig heidjes van de nieuwe mode en de toepas sing ervan in de diverse toonaangevende collecties zouden willen beschrijven, zou dit een lijvige geschiedenis worden. Maar we kunnen wel voortgaan met af en toe de meest karakteristieke punten wat naar voren te halen. Zoo bijvoorbeeld de lengte van de rokken, iets wat ons altijd erg in teresseert. Nu, wat de gewone daagsche dracht betreft, is de lengte gebleven op 25 c.M. van den grond. Voor gekleede na- middagjaponnen is de lengte iets meer, namelijk 22 Y c.M. van den grond, terwijl de avondjoponnen juist tot den grond rei ken. Sommigen hebben nog een sleep, maar dit hoogst onpractische ding raakt meer en meer uit de mode. Wat onze mouwen be treft, 'die zijn aan de schouders heelemaal glad. Geen drukte dus meer van kolossale pofmouwen bij de schouders. Voor winter- namiddagtoilet ziet men vooral de drie kwartmouw, met ruimte «bij de elboog. Daarbij kan men dus heel mooi armbanden dragen. Vele japonnen hebben ingezette bovenstukken in het lijfje. Men ziet /heel veel zwart satijnen bovenstukken op zwarte wollen stoffen japonnen. Het bovenstuk vormt soms één I stuk met de mouwen. We zien verder breede ceintuurs, met een gesp van achteren en smaller toeloopend naar achteren, omdat dit het figuur een mooiere lijn verleent. Ook zien we dikwijls, dat het lijfje met plooitjes of ingerimpeld aan het bovenstuk is gezet. Vierkante halzen en dito kraagjes en dito bovenstukken treft men ook al veelvuldig aan, omdat dit de schouders wat vierkan- ter maakt. Verder zijn sommige deelen van de japon dikwijls in één stuk met andere deelen. Bijvoorbeeld de mouw is één met het bovenstuk, het kraagje één met het lijf je, de jabot één met het voorpand. Natuur lijn heeft de nieuwe mode ook allerlei han digheidjes om slank te schijnen. Het plaat je (linker figuur) geeft daarvan een goed voorbeeld. De witte jabot vestigt alle aan dacht op de lichte middellijn van het fi guur en doet op die manier de breedte van het figuur vergeten en maakt ons lang en slank. Desgewenscht kan de jabot ook bij het middel ophouden. Jeugdig is ook liet model rechts, een mantel (velours) zonder kraag op een japon van z.g. dassenzijde. MADELEI NE. HET „PANNETJE MET WAS" IS ER WEER. Het gaat er net mee, als met de zwa luwen en de lente. Als de zwaluwen zijn teruggekeerd, weten we dat de lente er is. En als we in de krant weer de berichtjes lezen over „het pannetje met was" op het vuur, dan weten we dat het voor. of na jaarsschoonmaaktijd is. Zoo kon men de zer dagen weer in de bladen lezen: „De brandweer is gisteravond uitgerukt voor een kleinen brand, die in een huis aan de Dacostakade was ontstaan, doordat een pannetje met was, dat de bewoner op een gascomfoor verwarmde, in brand was ge raakt. H.et vuur deelde zich in een oog wenk mede aan de gordijnen van het ver trek. Enz. enz." Men vraagt zich af, hoe het nu toch komt, dat zoo'n pannetje met was in brand raakt, omdat enkele was toch niet zoo erg licht ontvlambaar is. "De kwestie is, dat men waarschijnlijk te doen heeft met aange maakte was, die 'dik is gewordenl door lang staan en die men dan op het vuur weer zacht wil maken. Maar aangemaakte was bevat terpentijn, en dat goedje is gevaar lijk. Aangemaakte wrijfwas mag men dus nimmer op het vuur week maken. Men kan wel een pannetje water aan de kook bren gen, het vuur uit doen, het pannetje water van het comfoor afnemen en dan het potje was in het pannetje heet water zetten. Is de was dan nog te dik voor gebruik, dan kan men er wat terpentijn bij doen. Doch vooral niet in de buurt van open vuur. Ook bij het maken van wrijfwas -dat vele huisvrouwen nog dikwijls zelf doen moet men voorzichtig te werk gaan, dan hoeft er heusch niets te gebeuren. Men smelt 1 ons witte geschraapte bijenwas in een geëmailleerd pannetje. Dat kan men op een laag pitje doen. Maar als de enkele bijenwas dan gesmolten is, moet men bet pannetje van het vuur af nemen, het vuur uitdoen en er dan, van het vuur af dus, 2Y maatje witte terpentijn (voor roode was, neemt men roode terpentijn) bij doen. Zelfs i> het smelten van de was op het vuur niet eens noodzakelijk, ten minste als men ech te bijenwas gebruikt. Want echte bijenwas smelt bij gewone kamertemperatuur in de terpentijn. Men kan dus ook de terpentijn bij de ongesmolten was doen. Huishoudelijke wenken. Wil 1' het geheim van de heerlijke, sma kelijke bruine vleeschjus leeren kennen? Neem dan een oud theelepeltje met witte -uiker en houdt dat boven een laag gas- pitje totdat de suiker gesmolten is. Roer dat dan snel door de jus. Dit geeft een smakelijke bruine kleur, terwijl de smaak van de jus er nog door verbeterd wordt. Een uitstekend en goedkoop vervan gingsmiddel voor stijfel, als men een heel klein waschjc doet, bestaat uit gewoon broodmcel. Men lost één eetlepel in koud water op en doet er kokend water bij, net als bij gewone stijfsel. "Men kan selderij ook drogen en gerui- men tijd bewaren. Men doet een hoeveel heid selderij-blaadjes in den oven, tot ze gedroogd zijn. Men kan ze dan fijn wrij ven en gebruiken om gestoofde kip of yleesch te kruiden. Wanneer men na het drogen de selderij in een potje doet en dat goed afsluit', kan men ze maanden lang bewaren. RECEPT. Deensche rijst. Op 1 kan melk neemt men Y> kan wa ter, 2 theekopjes rijst, zout, 4 afgestreken eetlepels suiker en 8 bitterkoekjes. Men kookt rijstebrij op de gewone wijze, doch laat ze tamelijk nat. Van het vuur roert men er de suiker door. In een met boter inge- smeerden vuurvasten vorm legt men de rijst en de bitterkoekjes, laag om laag. De bovenste laag moet weer rijst zijn. Laat die 'n den oven lichtbruin worden, gedu rende ongeveer een half uur. Rijstkoekjes. Op 3 ons gekookte rijst (afkomstig van 1 kopje rauwe rijst) heeft men noodig 1 ei, 2 platte eetlepels suiker, 6 platte eetle pels bloem, wat kaneel en zout, alsmede boter (of iets dergelijks) om te bakken. Het ei wordt met de suiker glad geroerd, waarna men er de bloem, kaneel^ zout en de gekookte rijst b|ijvoegt. Van dit goed dooreengemengde beslag bakt men in de boter ronde koekjes aan weerskanten bruin en gaar. HUISVROUW. I t T Bu Ad 2 v Uitgave HET A ;!e Afde Burge doen te meen te 1934 is sluit va 1 April de veroi V S« Ten b tegemoe openbaa lu i ope welke blijven, bij onts voogden ven. Gelijk der kinc als in 1920 be tenis va verzorgt De s< deeld in Als gi genoniei •de wet t oudere, der leer Rijksinl tingjaar in art ik of zoo bepaald, bare soi jaar. Indiër aangesln wordt 1 gezamer voor de Met eerste van taf slechts aan wie: voeding Het s per mar in 1 klasse:

Historische kranten - Archief Eemland

De Soester | 1934 | | pagina 8