Pluimveeteelt. Land- en Tuinbouw. EEN BEKENTENIS KALENDERS 1935 FEUILLE TOIN D< Voor de Vrouw ZIEKTEN BIJ DE GRANEN. 1. Stuifbrand der haver. Deze ziekte, waarbij de kafjes en de bloemdeelen van alle of verreweg de mees te bloemen van de haverpluim vervangen zijn door een zwart poeder, dat heel ge makkelijk verstuift, is dus licht te herken nen. Soms vertoont ze zich zóó erg, dat van de heele pluim niets anders overblijft dan hoofdas en bijassen met enkele kafjes. Gewoonlijk is de kwaal reeds te herken nen vóór de pluim uit de bovenste blad- scheede te voorschijn komt, omdat zij als een zwarte massa door deze bladscheede heenschemert. De oorzaak dezer haverziekte is de stuif- brandzwam, wier sporen aan de geoogste gezonde korrels kleven, nadat deze er door den wind mee bestoven zijn. Dat bestuiven duurt langen tijd, doordat de sporen zich niet in alle pluimen tegelijkertijd vormen. Wanneer nu dat besmette zaad het vol gende voorjaar wordt uitgezaaid, komen natuurlijk ook die sporen in den bouw grond, kiemen daar, dringen met hun zwam- draden in de jonge kiemplantjes en groeien met de plant in de hoogte. Als de bloesems ontstaan, is ook het zwamdradennet reeds zoover uitgegroeid, doch tot aan dien tijd lijdt de plant er nog niet van. Dan echter vormt het. mycelium binnen den aanleg der bloem vele vertakkingen, die zich kluwenvormig ineenwinden en eindelijk de bramdsporen vormen, die lang zamerhand rijpen en met den wind verstui ven. Daar overigens alleen kiemplanten door de brandzwam kunnen worden be smet, is een besmetting ,van gezonde graanplanten door de sporen van planten met brandige pluimen of aren, die er naast staan, niet mogelijk, en geschiedt de verbreiding der ziekte in hoofdzaak met het zaaizaad, waaraan de sporen kleven. Heeft men dus een afdoend middel om het zaaizaad te ontsmetten, dan zal daarmee veel gedaan kunnen worden om den brand kwijt te raken. Ata ar toch niet alles, want ook aan 't stroo, afkomstig van graanvel den, waar brand voorkwam, kunnen sporen kleven en met het stroo komen deze soms in den stalmest, waar zij kunnen kiemen en wederom het land besmetten.%De brand sporen schijnen zelfs in 't darmlichaam van het vee hun kiemvermogen niet altijd te verliezen, zoodat zij ook met den mest op het land kunnen worden gebracht. Ook kunnen brandsporen, eenmaal in den grond aanwezig, daar jarenlang kiembaar over blijven, zoodat zoo'n besmette grond kans heeft een tijdlang besmet te blijven. Een omstandigheid, welke het optreden van stuifbrand in de hand werkt, is in de eerste plaats vochtigheid: natte bodem en veel regen ten tijde en na 't zaaien. Ook bemesting met dierlijken mest, doordat deze een grooter waterhoudend vermogen van den grond kan veroorzaken, terwijl er misschien nog kiembare sporen in voor komen. De tijd van zaaien is ook niet zon der invloed, wijl de sporen de kiemplant jes het best besmetten bij een temperatuur van ongeveer 10 graden Celcius, veel min der gemakkelijk bij 15 graden. Laat uit zaaien kan dus op zekere hoogte een voorbehoedmiddel tegen brand zijn. Bij de bestrijding van stuifbrand op het zaaizaad kan men gebruik maken van ko pervitriool en kalk volgens de voorschrif ten van dr. Giltay. Deze komen neer op het volgende: Men doet A K.G. kopervi triool in een zakje en hangt dit boven in een houten ton met 100 L.water. Na eenige uren is al het koperzout opgelost. In deze oplossing plaatst men nu een mand en schudt daarin langzamerhand, onder voortdurend omroeren, het zaaizaad, ter wijl men zorgt, dat de vloeistof ruim 1 d.M. boven de korrels blijft staan; niet zinkende korrels worden afgeschept en vernietigd. Na 12 uren wordt de mand uit de vloeistof gelicht en om uit te drui pen op een paar latten geplaatst, die men _over de ton met kopervitriool heeft ge legd. Daarna plaatst men de mand in kalk melk. Voor de bereiding hiervan gebruikt men per 100 L. water 5 K>G. goede ge brande kalk; het water wordt bij kleine hoe veelheden bij de. kalk gedaan, totdat deze geheel gebluscht en uiteengevallen is, en ten slotte wordt het poeder met de rest van het water aangeroerd. Dan roert men den inhoud der mand (het met kopervi triool behandelde zaaizaad) goed om en laat de mand, onder voortdurend roeren, 5 Naar het Engelsch. „Dat is te lang. Hier kan ik er ook niets aan doen, maar in Galway is een zieken huis. Daar kan ik hem opereeren. In ieder geval is er geen tijd te verliezen." Dokter Standish ging ijlings naar den auto terug, om zijn dochter mee te dee- len, wat hij van plan was. „Hier in huis is een man stervende, doordat hij een granaatsplinter in de in gewanden heeft. Zorg jij, dat je het in den auto zoo gauw mogelijk voor hem inge richt krijgt. Ik zal hem hierheen vervoe ren op een matras en een paar planken dan zullen wij hem naar Galway brengen Het is zoo'n defgelijk geval als van dien zwakken, jongen Engelschen lord." Becky wist zeer goed, wat een schitte rende operatie haar vader had verricht aan dien jongen Engelschman, maar hoe die toen gestorven was door gebrek aan vita liteit. „Hebben ze een matras?" vroeg zij. „Want, zoo niet, dan kunnen deze kussens even goed gebruikt worden." Er was ook geen matras, zoodat de zit kussens dienst moesten doen en dank zij Becky's flink aanpakken was dokter Stan dish in ongeloofelijk korten} tijd al op weg naar Galway, terwijl zij een wakend oog hield op den} bewustelooze. Toen ze het ziekenhuis bereikt hadden, liet de dokter zijn geloofsbrieven zien en onmiddellijk werd overgegaan tot de voor bereidende maatregelen voor de operatie. Een paar mannen in linnen jassen droe gen voorzichtig den zieke het huis binnen, minuten lang in de kalkmelk. Vervolgens worden de korrels, nadat de mand is uit gelicht en uitgedropen, in een dunne laag uitgespreid onl uit te drogen, en den vol genden dag gezaaid. We moeten toegeven, dat het zaaigraan door kopervitriool wel eenigszins wordt beschadigd, vooral als het machinaal ge- dorschen is, doch later halen de planten, welker zaad op deze wijze is behandeld, de niet-behandelde gewoonlijk wel weer in. Maar welke methode van behandeling van 't zaaizaad men ook volge, men heeft bij een rationeele bestrijding van den brand nog andere zaken in acht te nemen. Voor eerst trekke men zooveel mogelijk de aan brand lijdende haverplanten uit, zoodra men ze als zoodanig kan herkennen, en verbrande ze. En dat doe men ook met verschillende gewassen in de nabijheid, die met de stuifbrand besmet kunnen zijn. Ook op gerst en tarwe kan stuifbrand voorkomen, veroorzaakt door andere branazwammen dan die bij de haver, en het schijnt wel- zeker te zijn, dat stuif brand van haver niet overgaat op tarwe en gerst, die van tarwe niet op gerst en ha ver, en die van gerst niet op haver en tar we. Wat voorbehoed- en bestrijdingsmid delen betreft, kunnen we volstaan met te verwijzen naar die bij haver. 2. Het moederkoren in de rogge. In de roggearen van door deze ziekte aangetaste planten vindt men de plaats van een of meer korrels ingenomen door rolronde, soms horenachtige gebogen, pur perkleurige, zwartgrijze of bijna zwarte, inwendig witte, harde lichamen, die vee] grooter zijn dan een roggekorrel en dus een eindweegs uit de aar uitsteken, zoo dat ze reeds van verre zijn te herkennen. In het begin hebben deze lichamen een vcrdroogM, viltachtig mutsje op hun top, de verschrompelde witte, weeke zwammas- sa, die oorspronkelijk op de plaats van de korrel zat. Wanneer de aren nog maar pas uit de bladscheeden voor den dag zijn ge komen, vindt men op de plaatsen, waar later de eigenlijke moederkorrels zullen ontstaan, een lichtgele of kleurlooze, slij merige, zoetachtige vloeistof, die tusschen de kafjes te voorschijn komt. Men noemt deze stof honigdauw, omdat ze bij opper vlakkige beschouwing veel overeenkomt met de gelijknamige stof, die door de blad luizen wordt veroorzaakt, doch waarmee men ze natuurlijk niet mag verwarren. In deze „honigdauw" bevinden zich dui zenden sporen, die heel snel kunnen ont kiemen. En doen ze dit öp een roggebloem; dan brengen ze daarheen de ziekte over. Heeft zich „honigdauw" ergens in 't bj vengedeelte eener roggeaar gevormd, dar druppelt het naar beneden en besmet de daar aanwezige bloesems. Of de wind slin gert de aren tegen elkaar en brengt de be smetting over naar andere aren. Ook vlie gen en andere insecten komen van het zoete vocht proeven en verbreiden '-.ldus de ziekte. Die „honigdauw" is de voorlooper van het moederkoren. De moederkoren korrel toch vormt zich uit het onderste gedeel te van het weeke zwamweefsel, dat daar steviger wordt, doordat de zwamdraden zich er dicht opeen winden tot een kluwen een hard zwamlichaam, dat groeit en meer en meer den vorm aanneemt van een ge wone moederkorenkorrel, die tusschen de kafjes te voorschijn komt. Die korrels la ten gemakkelijk los en vallen op den grond, waar ze bij latere bewerking van den bodem worden bedolven en overwin teren. Zij bevatten veel olie, die in 't'vol gende voorjaar dient voor de ontwikke ling van eigenaardige paddestoeltjes, zoo als reeds vroeger is beschreven. Het moe derkoren is een ziektetoestand, die zich geheel plaatselijk bij de plant vertoont halmen, bladeren en aren ontwikkelen zich normaal, en zoo ook de niet aangetaste korrels. De schade berust dus niet zoo zeer op verminderde opbrengst, daar zelfs bij zeer hevig optreden van de kwaal hoog stens 6 der roggekorrels verloren gaat en de oogst overigens niet minderwaardig is. Het nadeel zit meer in de giftige eigen schappen van het moederkoren. In jaren, waarin de kwaal veel 'voorkomt, bevat soms ook het brood gemalen moederko ren. Wordt nu gedurig zulk brood gege ten, dan ontstaat de zoogenaamde krieu- welziekte, die begint met een pijnlijk ge- krieuwel in vingers en teenen, dat zich langzamerhand over 't heele lichaam uit breidt. Later kunnen hevige krampen in de ledematen en ook toevallen volgen, ter wijl zelfs ontsteking in verschillende dee- len van 't lichaam kan voorkomen. Als meel in sterke mate met moederkoren verontreinigd is, heeft het een blauwach tige kleur. Het kan in meel of brood nog worden aangetoond, als hierin niet meer dan 2 zit, door er een zwakke loogop- lossing bij te doen: het wordt dan violet gekleurd. Verwarmt men het met kali- loog, dan ontstaat een haringreuk. Bij het ee veroorzaakt het moederkoren in de rogge of in 't gras een dergelijke ziekte als bij den mensch, terwijl ook het ver werpen der vrucht er door in 't leven ge roepen wordt. Men moet dus alle middelen aanwenden om de moederkorenkorrels van den akker verwijderd te houden. Een eenvoudig en zelfs voordeel Opleverend middel is: ze uit de aren halen en aan den apotheker ver- koopen, die er een behoorlijken prijs voor betaalt. Verder oogste men zoo spoedig en. zoo snel mogelijk om het uitvallen der zwarte korrels te voorkomen, en zuivere de voor den zaai bestemde rogge er van. De wilde grassen aan de slootkanten maaie men gedurig af om het in bloei geraken te voorkomen. Men zaaie de rogge op rijen, waardoor de planten zich gelijkmatiger ontwikkelen en bloeien, want aldus wordt de tijd van besmetting door den „honig dauw" verkort. In vochtige jaren en op natte gronden heeft men den meesten last van moederkoren; daarom is drooglegging van den bodem een voorbehoedmiddel te gen deze plaag. CEKA. waarop een zuster zich naar de operatie zaal begaf. Becky ging geduldig zitten wachten in den hall. Een jonge verpleegster kwam voorbij en zij vroeg, hoe het er mee stond. „O, u bedoelt het geval, dat die Ameri- kaansche dokter hier heeft gebracht? Onze directeur acht opereeren onmogelijk." „Maar mijn vader, dokter Standish „O, is diè het? Nu, dokter Standish zal wel doen, zooals hij het zelve wil. Ze zijn nu bezig aan het doorlichten; 't is jammer, dat dit hiet eerder is gebeurd, vóór de krachten van den patiënt zoo sterk afge nomen waren." Becky knikte. Ze was zelve van plan verpleegster te worden en had reeds een begin gemaakt met de studie. Er verliep nog een uur, eer er een man met een kop thee en een broodje kwam. Het was de portier en hij had gemerkt, hoe vermoeid de jonge dame er uitzag. Terwijl ze hem bedankte, kwam er een dokter van den eenen en een zuster van den anderen kant; de dokter vroeg deze naar het granaatgeval. „Ik geloof, dat de arme man bezweken is", antwoordde de verpleegster. Becky zei niets, maar voelde zich innig teleurgesteld. De portier ging, en, toen; een oogenblik later een oude vrouw aan de deur kwam vragen naar den zieke, dien de buitenland sche dokter in zijn auto daar binnen had gebracht, zei de man met een droevig hoofdschudden, dat het gedaan was met den patiënt. Vrouw Dogherty ging naar huis terug, waar zij Vader Murphy het treurig nieuws meedeelde. De schemering viel al in, toen dokter Standish eindelijk verscheen. Hij had mee lijden met haar bleek gezichtje. Zóó zeer was hij in zijn werk verdiept geweest, dat 'hij haar geheel vergeten had. VOORZICHTIG IN DE MORGEN UREN! Laat ook niet te veel dieren in het hok'. We hebben een drogen zomer gehad, een zeldzaam drogen, en daarbij ook een voort durend warmen. Onze jonge hoenders kenden tot in Sep tember geen ongunstig weer en voor zul ke dieren is het des te gevaarlijker, als het weer gaat omslaan, vooral.als dit vrij plot seling gebeurt, zooals in de eerste helft van October. We hebben dan ook al menig bedrijf aan getroffen', waar verkoudheid (snot, coryza) en ook waar diphteritue uitbrak. Meestal had zulks plaats, waar te veel dieren in het hok gehuisvest zijn (dus bij overbevolking) en daar, waar niet doel matig en. voldoende geventileerd kon wor den. Des morgens is het tegenwoordig, zelfs bij goed weer, al koud en in hokken, waar te veel dieren bijeenzijn, of men niet naar behooren kan luchten, is het dan op z'n warmst. Het gevolg daarvan is, dat de overgang van het hok naar buiten veel te gróót is, inzonderheid, wanneer ze vroeg worden losgelaten. Het is daarom onze oprechte wensch, dat de kippenhouders hun dieren in het interhalfjaar nooit vroeg naar buiten la ten, ook niet op een dag, dat het goed weer Men' wachte tot het ongeveer 1U uur is, soms zelfs tot 11 uur. En vóórdat ze naar buiten mogen, moeten we eerst flink ge lucht hebben, opdat het verschil in tempe ratuur buiten en in het hok heel gering ge worden is. Wie losse ramen heeft, ik bedoel: ramen, welke geheel opengezet kunnen worden, die kan dat al heel' gemakkelijk bereiken, door een uur voordat de dieren los gelaten worden, zeker één der ramen geheel te openen. De frissche buitenlucht stroomt dan naar binnen en verdrijft meteen de af gewerkte hok-l'ucht. De temperatuur in het hok gaat daardoor zeer, zeer geleidelijk dalen, terwijl zij builen in dezelfde mate en op gelijke wijze stijgt. Wiie hier rekening mee houdt, zal min der last van snot en ook van diphtheritus krijgen. Waar te veel dieren in het hok zijn, daar móet een gedeelte worden; verwijderd, of de productie zal in den winter beneden peil komen of blijven. Ze hadden al eerder weg móeten zijn, doch menigeen' wacht ongelukkig nog tot de Natuur zelve gaat beperken, m.a.w. tot er snot of diphtherie uitbreekt, waaraan" eeit zeker percentage ten gronde gaat. Het kan tot nog toe, ondanks overbe volking, steeds nog goed gegaan zijn, maar wie zegt, dat het zoo zal blijven? JOS. BOSHOUWERS. (De Kleinveeteeït)- BONTGARNEERING. Al worden er over het algemeen wei nig bontmantels gedragen, bontgarneering is er des te meer en het lijkt wel of de mo de er op gericht is, eens en vooral schoon schip te maken met alle mogelijke soor ten bont en bontjasjes die we nog van vorige jaren in de kast hebben! hangen, door ze te. doen gebruiken voor alle mo gelijke soorten van garneering. Zoo zien we heel' veel, dat dames hun „vos" einde lijk als zoodanig afdanken en er een bont kraag op haar wintermantel van laten ma ken, in den geest van de nieuwe met bont fgezette mantel, die op de teekening is weergegeven en die een nieuw model van Schiaparelli voorstelt. Laten we dus alles wat we nog aan bont hadden, weggeborgen tusschen de kamferballetjes te voorschijn halen. Want de bontgarneering blijft niet beperkt tot kraag en manchetten, we zien mantels met mouwen heelemaal van bont, of gegarneerd met bontappliques, of met een heel-bovenstuk van bont. Bij weer an- „Jou arm kind! Maar nu gaan wij een heerlijk dinertje bestellen met een fijne flesch er bij; ddt beloof ik je!" „Hoe is het er mee?Is het ge lukt? „De operatie bedoel je?Uitste kend! Binnen een paar uur is hij weer bij en! na een maand zal hij, bij een zorgvuldige verpleging, zoo gezond zijn als een visch!" „Leeft hij dan nog?" „Natuurlijk leeft hij." riep de dokter eenigszins geïrriteerd, want het was een zeer zware operatie geweest en ze had een inspanning van hem geëischt, dat hij dan nu ook doodmoe was. „Ik wist, dat hij het er bovenop zou halen, maar ze wilden het hierNniet gelooven: IJèze patiënt had een krachtig gesteld, zie je, en een flinken li chaamsbouw." Onder het praten keek de dokter een pa pier in, dat hij in handen had, en ineens wendde hij zich ontsteld tot zijn dochter. „Hoor eens, Beek, weet jij ook den naam van den patiënt?" „De oude vrouw, die zoo bedroefd was noemde hem immers „Master Jerome"?'' „Goed. Ik moet hier allerlei dingen in vullen, zie ja. Mlaar nu nog een voornaam.. Me dunkt Patrick; dat klinkt wel zoo Iersch, als je 't maar hebben kunt!" Nog was dokter Standish bezig met het invullen van de lijst, toen de geneesheer- directeur van 't ziekenhuis op hem toetrad en hem gelukwenschte met zijn succes. Met de vriendelijkheid, zijn landaard eigen, noodigde hij dokter Standish en zijn dochter, om bij hem te komen dineeren, maar de Amerikaansche chirug sloeg met de grootste hoffelijkheid dit verzoek af met een stevigen handdruk nam hij af scheid ens reed naar het grootste hotel van de stad. „Hier zullen wij een paar dagen verblij ven, want nu ik dien patiënt zóó ver ge kregen heb, wil ik er hem ook nog wat dere modellen/ zien we, dat de bovenmouw en schouderstuk van bont zijn, terwijl de ondermouw van stof is, evenals de mantel zelf. Bij weer andere mantels is de onder ste helft van de mouw, van elboog tot pols, van bont. Het móóie is, dat we fei telijk alle soorten bont kunnen gebruiken, „ouderwetsch" bont bestaat er dit jaar eigenlijk niet, al hebben de kort-harige soorten wel de overhand. Maar vos, voor al voor kragen, blijft ook zeer populair. Aan den anderen kant hebben sommige nieuwe modellen een bontkraag van das of lynx. Grijs eekhoornbont is verder weer in de mode, en voorts nutria, bever, hermelijn, nerts, luipaard, astrakan, cara- cul en seal (zeehond). Als men bovendien nog bederikt, dat geverfd bont, voorna melijk vos en civetkat, ook gedragen blijft worden, dan ziet men wel, dat men moei lijk kan zeggen, dat deze of gene bont soort speciaal „de" wintermode van het oogenblik is. Nog een paar mogelijkheden om een oud, afgedankt bontjasje te benut ten'? We zagen een bont vestje, dat gedra gen wordt onder het manteltje van een tail'leurcostume of onder de lange winter mantel. Verder zou een cape-je tot aan de taille, van zwaar wollen stof, gevoerd met bont, een heerlijk winterkleedingstuk zijn. MADELEINE, VLEK UIT MAKEN. Een lezeres schrijft ons: „Ik heb een duifgrijze japon van een wollen stof. Door dat die blijkbaar tegen een roestige haak heeft gehangen, is er van achteren een groote roestvlek in gekomen. Ik ben; bang dat er een leelijke plek komt, als ik die verder bovenop helpen." „Wat zal hij u dankbaar zijn, Vader!" sprak Becky bewonderend. HOOFDSTUK III. Dokter Standish was niet gefortuneerd ondanks zijn vermaardheid als chirurg. Dit vacantie-uitstapje had hem al heel wat ge kost, maar hij had er zeer van genoten. En toen hij bij zijn komst in Engeland een ouden vriend ontmoette, had die er op ge staan, dat Standish zijn mooien, nieuwen auto zou leenen voor een toer door Ier land, daar hij zelve, door een ernstige ziek te van zijn vrouw, toch eenigen tijd aan huis gebonden was. Van dit aanbod had dokter Standish nu wél gebruik gemaakt en op den ochtend na de operatie van Je rome door den dokter kwam er een brief, waarin Becky werd uitgenoodigd, om eeni gen- tijd bij de familie van dien vriend in Londen te komen logeeren, daar de zieke buiten verwachting vooruitgaande was en het jonge ding dan nog iets van het leven in de wereldstad zou kunnen genieten. Zijzelve was liever in Ierland gebleven maar om haar vader genoegen te doen. nam zij de uitnoodiging aan, daar zij zeer goed begreep, dat hij nu nog één en al be langstelling was voor zijn patiënt waar door hij haar veel te zeer aan haar lot zou moeten overlaten, terwijl zij bij de Van dorme's veel zou kunnen1 genieten van schouwburgen ent concerten. „Ik zal eens kijken, met welken trein j' naar Dublin moet gaan en dan zal ik telc- grafeeren, dat ze je in Londen komen ha len. Het is wel geen prettige reis, maar je zult toch wel niet verdwalen, hè, kind je?" „Neen, dat geloof ik ook niet. Ik zal maar dadelijk pakken. Denkt u er om, Va der dat u de familie van dien patiënt toch vooral op de hoogte brengt van zijn toe stand?" vlek met zuringzout ga uitmaken, want dat bijt erg uit. Wat zou U mij kunnen raden?" We zouden hierop dadelijk willen ant woorden, dat men nooit met zuringzout moet werken om roestvlekken uit gekleur de stoffen (of het nu katoen of wol is) te halen. Zuringzout met water mag men al leen gebruiken om roestvlekken uit wit katoen' of linnen te halen. En dan flink uitspoelen. Voor Uw duifgrijze japon van wollen stof zouden wij, als de vlek van achteren zit en niet al te erg opvalt, lie ver aanraden er zoo min mogelijk aan te doen. Het wordt er met vlekkenmi-ddelen meestal niet mooier op. Het eenigste wat wij nog zouden kunnen aanraden is, de vlek met citroenzure ammonia te behandelen. U kunt dat zelf maken, door bij een oplos sing van citroenzuur wat geest van sal miak te doen, totdat U een sterke lucht van salmiak ruikt. Een andere lezeres schrijft: „Doordat de kat onverwacht op mijn schoot sprong, kreeg ik een scheut koffie over mijn rose jumpertje. Ik heb de vlek herhaaldelijk met benzine behandeld, maar het blijft een lee lijke bruine wiek. Wat moet ik daaraan doen Wij nemen aan, dat deze lezeres een kop koffie met melk en suiker in de hand had, toen poes zijn streek uithaalde. De behan deling met benzine was alleen goed, om het vet van de melk te verdrijven terwijl door de herhaalde bewerking ook wel res ten van suiker zullen weggewreven zijn. De bruine vlek is echter' van de koffie zelf. Deze vlek is dus van plantaardige oorsprong, en zulke vlekken moet men met piritus of eau de cologne wegwrijven. Probeert U dat nog maar eens, tien'tegen n dat U succes ermee heeft. Nuttige wenken. Een heel zuinige manier van stoken in kachel' of haard is half kleine cokes, half kolen door elkaar te doen. Koffiedik moet men niet wegwerpen. Droog het en bewaar het in een oud blik. Wanneer de kachel goed brandt en men moet de deur uit en w,il het vuur getem perd aan houden, dan doet men een schep droog koffiedik, vermengd met kolenstof (of gruis) op het vuur en drukt dat stevig aan. Een goed brandbluschmiddel, dat men feitelijk zelf in een groote flesch gereed zou kunnen houden, is zout en salmiak op water. Menl neemt 5 liter water en lost daarin op 3 pond zout en 1 lA pond salmiak. Brcodschoteltje (met appelen). Op 12 sneetjes oud brood (zonder korst) neemt men 8 groote zure appelen, 1 ons suiker, IA platte eetlepel boter en, 2 thee- leptjes fijne kaneel. Van de geschilde zure appelen kookt men, op de gewone manier moes, die niet te stijf mag zijn. Daarin wrijft men met een houten lepel het brood fijn en roert er de helft van de suiker door. Dan strijkt men de massa glad in een vuurvast schoteltje. Den bovenkant be smeert men met de weck gemaakte boter. Daarover strooit men de rest van de sui ker, waardoor de kaneel geroerd is, waar na men het 'schoteltje in den oven zet, tot het korstje knappend is. Gestoofde appelen. Op 3 pond zoete appelen heeft men A ons suiker, wat sago en een citroenschil of een stukje kaneel noodig. De appelen worden geschild, in vier partjes gesneden en van de klokhuizen ontdaan. Met weinig water zet men ze op met de kaneel of ci troenschil. Gaar laten1 worden, de suiker er bij doen en het nat afbinden met wat aangemengde sago. Het smaakje verwij dert men, waarna men er, al naar smaak, wat fijne kaneel over strooit. HUISVROUW. OOK LOSSE BLOKJES N.V. Ie. SOESTER EL. DRUKKERIJ VAN WEEDESTRAAT 7 SOESTDIJK Soesterbergschestraat No. 8 Soest „Hij heeft geen familie," luidde het on verschillige antwoord. „De geestelijke heeft immers gezegd, dat hij enkel een broer aan het front had, en als die of de oude vrouw, hem zelf willen zien, nu, dan weten ze, waar ik hem heengebracht heb; het is maar twintig mijlen af." De dokter dacht er niet bij, dat die een voudige luidjes over geen auto beschikten en) dat er van de plaats, waar zij woonden, geen treinverbinding was. Vrouw Dogher ty had een eind meegereden! met een koop man, die dien kant uit moest, maar toch had zij nog acht mijlen moeten loopen. En nadat zij de niet juiste, droeve tijding had gehoord, was ze heelemaal terug gaan loo pen. Het was geen tocht, dien zij licht weer zou ondernemen., vooral nu zij Jerome toch dood waande. Becky zuchtte. Haar vader zou het wel goed inzien, maar toch had zij zoo'n flauw vermoeden, dat iemand op de hoogte moest gebracht worden van den toestand van den patiënt. 'Zij pakte haar bagage en om elf uur was ze gereed, om haar vader goeden-dag te zeggen. „Wanneer denkt u, dat wij u ook in Londen zien?" Dit kon dokter Standish voor het oogen blik nog niet zeggen. Zijn aiabtsfeputatie stond op het spel en het „geval" vervulde hem zoodanig, dat het al zijn gedachten in beslag nam. Becky kende haar vader en dus verwon derde het haar geenszins, dat hij haar bij het afscheidnenien in den hall van het ho tel zei, hoe hij vergeten had aan de Van- dorme's te telegrafeeren; zoodat zij nu zelve de familie haar komst moest aan kondigen. Wordt vervolgd.

Historische kranten - Archief Eemland

De Soester | 1934 | | pagina 4