Pluimveeteelt.
Land- en Tuinbouw.
EEN BEKENTENIS
KALENDERS 1935
FEUILLE TOIN
D< Voor de Vrouw
ZIEKTEN BIJ DE GRANEN.
1. Stuifbrand der haver.
Deze ziekte, waarbij de kafjes en de
bloemdeelen van alle of verreweg de mees
te bloemen van de haverpluim vervangen
zijn door een zwart poeder, dat heel ge
makkelijk verstuift, is dus licht te herken
nen. Soms vertoont ze zich zóó erg, dat
van de heele pluim niets anders overblijft
dan hoofdas en bijassen met enkele kafjes.
Gewoonlijk is de kwaal reeds te herken
nen vóór de pluim uit de bovenste blad-
scheede te voorschijn komt, omdat zij als
een zwarte massa door deze bladscheede
heenschemert.
De oorzaak dezer haverziekte is de stuif-
brandzwam, wier sporen aan de geoogste
gezonde korrels kleven, nadat deze er door
den wind mee bestoven zijn. Dat bestuiven
duurt langen tijd, doordat de sporen zich
niet in alle pluimen tegelijkertijd vormen.
Wanneer nu dat besmette zaad het vol
gende voorjaar wordt uitgezaaid, komen
natuurlijk ook die sporen in den bouw
grond, kiemen daar, dringen met hun zwam-
draden in de jonge kiemplantjes en groeien
met de plant in de hoogte. Als de bloesems
ontstaan, is ook het zwamdradennet reeds
zoover uitgegroeid, doch tot aan dien tijd
lijdt de plant er nog niet van.
Dan echter vormt het. mycelium binnen
den aanleg der bloem vele vertakkingen,
die zich kluwenvormig ineenwinden en
eindelijk de bramdsporen vormen, die lang
zamerhand rijpen en met den wind verstui
ven. Daar overigens alleen kiemplanten
door de brandzwam kunnen worden be
smet, is een besmetting ,van gezonde
graanplanten door de sporen van planten
met brandige pluimen of aren, die er
naast staan, niet mogelijk, en geschiedt de
verbreiding der ziekte in hoofdzaak met
het zaaizaad, waaraan de sporen kleven.
Heeft men dus een afdoend middel om het
zaaizaad te ontsmetten, dan zal daarmee
veel gedaan kunnen worden om den brand
kwijt te raken. Ata ar toch niet alles, want
ook aan 't stroo, afkomstig van graanvel
den, waar brand voorkwam, kunnen sporen
kleven en met het stroo komen deze soms
in den stalmest, waar zij kunnen kiemen en
wederom het land besmetten.%De brand
sporen schijnen zelfs in 't darmlichaam van
het vee hun kiemvermogen niet altijd te
verliezen, zoodat zij ook met den mest op
het land kunnen worden gebracht. Ook
kunnen brandsporen, eenmaal in den grond
aanwezig, daar jarenlang kiembaar over
blijven, zoodat zoo'n besmette grond kans
heeft een tijdlang besmet te blijven.
Een omstandigheid, welke het optreden
van stuifbrand in de hand werkt, is in de
eerste plaats vochtigheid: natte bodem en
veel regen ten tijde en na 't zaaien. Ook
bemesting met dierlijken mest, doordat
deze een grooter waterhoudend vermogen
van den grond kan veroorzaken, terwijl er
misschien nog kiembare sporen in voor
komen. De tijd van zaaien is ook niet zon
der invloed, wijl de sporen de kiemplant
jes het best besmetten bij een temperatuur
van ongeveer 10 graden Celcius, veel min
der gemakkelijk bij 15 graden. Laat uit
zaaien kan dus op zekere hoogte een
voorbehoedmiddel tegen brand zijn.
Bij de bestrijding van stuifbrand op het
zaaizaad kan men gebruik maken van ko
pervitriool en kalk volgens de voorschrif
ten van dr. Giltay. Deze komen neer op
het volgende: Men doet A K.G. kopervi
triool in een zakje en hangt dit boven in
een houten ton met 100 L.water. Na eenige
uren is al het koperzout opgelost. In deze
oplossing plaatst men nu een mand en
schudt daarin langzamerhand, onder
voortdurend omroeren, het zaaizaad, ter
wijl men zorgt, dat de vloeistof ruim 1
d.M. boven de korrels blijft staan; niet
zinkende korrels worden afgeschept en
vernietigd. Na 12 uren wordt de mand
uit de vloeistof gelicht en om uit te drui
pen op een paar latten geplaatst, die men
_over de ton met kopervitriool heeft ge
legd. Daarna plaatst men de mand in kalk
melk. Voor de bereiding hiervan gebruikt
men per 100 L. water 5 K>G. goede ge
brande kalk; het water wordt bij kleine hoe
veelheden bij de. kalk gedaan, totdat deze
geheel gebluscht en uiteengevallen is, en
ten slotte wordt het poeder met de rest
van het water aangeroerd. Dan roert men
den inhoud der mand (het met kopervi
triool behandelde zaaizaad) goed om en
laat de mand, onder voortdurend roeren, 5
Naar het Engelsch.
„Dat is te lang. Hier kan ik er ook niets
aan doen, maar in Galway is een zieken
huis. Daar kan ik hem opereeren. In ieder
geval is er geen tijd te verliezen."
Dokter Standish ging ijlings naar den
auto terug, om zijn dochter mee te dee-
len, wat hij van plan was.
„Hier in huis is een man stervende,
doordat hij een granaatsplinter in de in
gewanden heeft. Zorg jij, dat je het in den
auto zoo gauw mogelijk voor hem inge
richt krijgt. Ik zal hem hierheen vervoe
ren op een matras en een paar planken
dan zullen wij hem naar Galway brengen
Het is zoo'n defgelijk geval als van dien
zwakken, jongen Engelschen lord."
Becky wist zeer goed, wat een schitte
rende operatie haar vader had verricht aan
dien jongen Engelschman, maar hoe die
toen gestorven was door gebrek aan vita
liteit.
„Hebben ze een matras?" vroeg zij.
„Want, zoo niet, dan kunnen deze kussens
even goed gebruikt worden."
Er was ook geen matras, zoodat de zit
kussens dienst moesten doen en dank zij
Becky's flink aanpakken was dokter Stan
dish in ongeloofelijk korten} tijd al op weg
naar Galway, terwijl zij een wakend oog
hield op den} bewustelooze.
Toen ze het ziekenhuis bereikt hadden,
liet de dokter zijn geloofsbrieven zien en
onmiddellijk werd overgegaan tot de voor
bereidende maatregelen voor de operatie.
Een paar mannen in linnen jassen droe
gen voorzichtig den zieke het huis binnen,
minuten lang in de kalkmelk. Vervolgens
worden de korrels, nadat de mand is uit
gelicht en uitgedropen, in een dunne laag
uitgespreid onl uit te drogen, en den vol
genden dag gezaaid.
We moeten toegeven, dat het zaaigraan
door kopervitriool wel eenigszins wordt
beschadigd, vooral als het machinaal ge-
dorschen is, doch later halen de planten,
welker zaad op deze wijze is behandeld, de
niet-behandelde gewoonlijk wel weer in.
Maar welke methode van behandeling van
't zaaizaad men ook volge, men heeft bij
een rationeele bestrijding van den brand
nog andere zaken in acht te nemen. Voor
eerst trekke men zooveel mogelijk de aan
brand lijdende haverplanten uit, zoodra
men ze als zoodanig kan herkennen, en
verbrande ze. En dat doe men ook met
verschillende gewassen in de nabijheid, die
met de stuifbrand besmet kunnen zijn.
Ook op gerst en tarwe kan stuifbrand
voorkomen, veroorzaakt door andere
branazwammen dan die bij de haver, en
het schijnt wel- zeker te zijn, dat stuif
brand van haver niet overgaat op tarwe en
gerst, die van tarwe niet op gerst en ha
ver, en die van gerst niet op haver en tar
we. Wat voorbehoed- en bestrijdingsmid
delen betreft, kunnen we volstaan met te
verwijzen naar die bij haver.
2. Het moederkoren in de rogge.
In de roggearen van door deze ziekte
aangetaste planten vindt men de plaats
van een of meer korrels ingenomen door
rolronde, soms horenachtige gebogen, pur
perkleurige, zwartgrijze of bijna zwarte,
inwendig witte, harde lichamen, die vee]
grooter zijn dan een roggekorrel en dus
een eindweegs uit de aar uitsteken, zoo
dat ze reeds van verre zijn te herkennen.
In het begin hebben deze lichamen een
vcrdroogM, viltachtig mutsje op hun top, de
verschrompelde witte, weeke zwammas-
sa, die oorspronkelijk op de plaats van de
korrel zat. Wanneer de aren nog maar pas
uit de bladscheeden voor den dag zijn ge
komen, vindt men op de plaatsen, waar
later de eigenlijke moederkorrels zullen
ontstaan, een lichtgele of kleurlooze, slij
merige, zoetachtige vloeistof, die tusschen
de kafjes te voorschijn komt. Men noemt
deze stof honigdauw, omdat ze bij opper
vlakkige beschouwing veel overeenkomt
met de gelijknamige stof, die door de blad
luizen wordt veroorzaakt, doch waarmee
men ze natuurlijk niet mag verwarren.
In deze „honigdauw" bevinden zich dui
zenden sporen, die heel snel kunnen ont
kiemen. En doen ze dit öp een roggebloem;
dan brengen ze daarheen de ziekte over.
Heeft zich „honigdauw" ergens in 't bj
vengedeelte eener roggeaar gevormd, dar
druppelt het naar beneden en besmet de
daar aanwezige bloesems. Of de wind slin
gert de aren tegen elkaar en brengt de be
smetting over naar andere aren. Ook vlie
gen en andere insecten komen van het
zoete vocht proeven en verbreiden '-.ldus
de ziekte.
Die „honigdauw" is de voorlooper van
het moederkoren. De moederkoren korrel
toch vormt zich uit het onderste gedeel
te van het weeke zwamweefsel, dat daar
steviger wordt, doordat de zwamdraden
zich er dicht opeen winden tot een kluwen
een hard zwamlichaam, dat groeit en meer
en meer den vorm aanneemt van een ge
wone moederkorenkorrel, die tusschen de
kafjes te voorschijn komt. Die korrels la
ten gemakkelijk los en vallen op den
grond, waar ze bij latere bewerking van
den bodem worden bedolven en overwin
teren. Zij bevatten veel olie, die in 't'vol
gende voorjaar dient voor de ontwikke
ling van eigenaardige paddestoeltjes, zoo
als reeds vroeger is beschreven. Het moe
derkoren is een ziektetoestand, die zich
geheel plaatselijk bij de plant vertoont
halmen, bladeren en aren ontwikkelen zich
normaal, en zoo ook de niet aangetaste
korrels. De schade berust dus niet zoo
zeer op verminderde opbrengst, daar zelfs
bij zeer hevig optreden van de kwaal hoog
stens 6 der roggekorrels verloren gaat
en de oogst overigens niet minderwaardig
is. Het nadeel zit meer in de giftige eigen
schappen van het moederkoren. In jaren,
waarin de kwaal veel 'voorkomt, bevat
soms ook het brood gemalen moederko
ren. Wordt nu gedurig zulk brood gege
ten, dan ontstaat de zoogenaamde krieu-
welziekte, die begint met een pijnlijk ge-
krieuwel in vingers en teenen, dat zich
langzamerhand over 't heele lichaam uit
breidt. Later kunnen hevige krampen in
de ledematen en ook toevallen volgen, ter
wijl zelfs ontsteking in verschillende dee-
len van 't lichaam kan voorkomen. Als
meel in sterke mate met moederkoren
verontreinigd is, heeft het een blauwach
tige kleur. Het kan in meel of brood nog
worden aangetoond, als hierin niet meer
dan 2 zit, door er een zwakke loogop-
lossing bij te doen: het wordt dan violet
gekleurd. Verwarmt men het met kali-
loog, dan ontstaat een haringreuk. Bij het
ee veroorzaakt het moederkoren in de
rogge of in 't gras een dergelijke ziekte
als bij den mensch, terwijl ook het ver
werpen der vrucht er door in 't leven ge
roepen wordt.
Men moet dus alle middelen aanwenden
om de moederkorenkorrels van den akker
verwijderd te houden. Een eenvoudig en
zelfs voordeel Opleverend middel is: ze uit
de aren halen en aan den apotheker ver-
koopen, die er een behoorlijken prijs voor
betaalt. Verder oogste men zoo spoedig
en. zoo snel mogelijk om het uitvallen der
zwarte korrels te voorkomen, en zuivere
de voor den zaai bestemde rogge er van.
De wilde grassen aan de slootkanten maaie
men gedurig af om het in bloei geraken te
voorkomen. Men zaaie de rogge op rijen,
waardoor de planten zich gelijkmatiger
ontwikkelen en bloeien, want aldus wordt
de tijd van besmetting door den „honig
dauw" verkort. In vochtige jaren en op
natte gronden heeft men den meesten last
van moederkoren; daarom is drooglegging
van den bodem een voorbehoedmiddel te
gen deze plaag.
CEKA.
waarop een zuster zich naar de operatie
zaal begaf.
Becky ging geduldig zitten wachten in
den hall. Een jonge verpleegster kwam
voorbij en zij vroeg, hoe het er mee stond.
„O, u bedoelt het geval, dat die Ameri-
kaansche dokter hier heeft gebracht? Onze
directeur acht opereeren onmogelijk."
„Maar mijn vader, dokter Standish
„O, is diè het? Nu, dokter Standish zal
wel doen, zooals hij het zelve wil. Ze zijn
nu bezig aan het doorlichten; 't is jammer,
dat dit hiet eerder is gebeurd, vóór de
krachten van den patiënt zoo sterk afge
nomen waren."
Becky knikte. Ze was zelve van plan
verpleegster te worden en had reeds een
begin gemaakt met de studie.
Er verliep nog een uur, eer er een man
met een kop thee en een broodje kwam.
Het was de portier en hij had gemerkt,
hoe vermoeid de jonge dame er uitzag.
Terwijl ze hem bedankte, kwam er een
dokter van den eenen en een zuster van
den anderen kant; de dokter vroeg deze
naar het granaatgeval.
„Ik geloof, dat de arme man bezweken
is", antwoordde de verpleegster.
Becky zei niets, maar voelde zich innig
teleurgesteld.
De portier ging, en, toen; een oogenblik
later een oude vrouw aan de deur kwam
vragen naar den zieke, dien de buitenland
sche dokter in zijn auto daar binnen had
gebracht, zei de man met een droevig
hoofdschudden, dat het gedaan was met
den patiënt.
Vrouw Dogherty ging naar huis terug,
waar zij Vader Murphy het treurig nieuws
meedeelde.
De schemering viel al in, toen dokter
Standish eindelijk verscheen. Hij had mee
lijden met haar bleek gezichtje. Zóó zeer
was hij in zijn werk verdiept geweest, dat
'hij haar geheel vergeten had.
VOORZICHTIG IN DE MORGEN
UREN!
Laat ook niet te veel dieren in het hok'.
We hebben een drogen zomer gehad, een
zeldzaam drogen, en daarbij ook een voort
durend warmen.
Onze jonge hoenders kenden tot in Sep
tember geen ongunstig weer en voor zul
ke dieren is het des te gevaarlijker, als het
weer gaat omslaan, vooral.als dit vrij plot
seling gebeurt, zooals in de eerste helft
van October.
We hebben dan ook al menig bedrijf aan
getroffen', waar verkoudheid (snot, coryza)
en ook waar diphteritue uitbrak.
Meestal had zulks plaats, waar te veel
dieren in het hok gehuisvest zijn (dus bij
overbevolking) en daar, waar niet doel
matig en. voldoende geventileerd kon wor
den.
Des morgens is het tegenwoordig, zelfs
bij goed weer, al koud en in hokken, waar
te veel dieren bijeenzijn, of men niet naar
behooren kan luchten, is het dan op z'n
warmst.
Het gevolg daarvan is, dat de overgang
van het hok naar buiten veel te gróót is,
inzonderheid, wanneer ze vroeg worden
losgelaten.
Het is daarom onze oprechte wensch,
dat de kippenhouders hun dieren in het
interhalfjaar nooit vroeg naar buiten la
ten, ook niet op een dag, dat het goed weer
Men' wachte tot het ongeveer 1U uur is,
soms zelfs tot 11 uur. En vóórdat ze naar
buiten mogen, moeten we eerst flink ge
lucht hebben, opdat het verschil in tempe
ratuur buiten en in het hok heel gering ge
worden is.
Wie losse ramen heeft, ik bedoel: ramen,
welke geheel opengezet kunnen worden,
die kan dat al heel' gemakkelijk bereiken,
door een uur voordat de dieren los gelaten
worden, zeker één der ramen geheel te
openen. De frissche buitenlucht stroomt
dan naar binnen en verdrijft meteen de af
gewerkte hok-l'ucht. De temperatuur in het
hok gaat daardoor zeer, zeer geleidelijk
dalen, terwijl zij builen in dezelfde mate
en op gelijke wijze stijgt.
Wiie hier rekening mee houdt, zal min
der last van snot en ook van diphtheritus
krijgen.
Waar te veel dieren in het hok zijn, daar
móet een gedeelte worden; verwijderd, of
de productie zal in den winter beneden peil
komen of blijven.
Ze hadden al eerder weg móeten zijn,
doch menigeen' wacht ongelukkig nog tot
de Natuur zelve gaat beperken, m.a.w. tot
er snot of diphtherie uitbreekt, waaraan"
eeit zeker percentage ten gronde gaat.
Het kan tot nog toe, ondanks overbe
volking, steeds nog goed gegaan zijn, maar
wie zegt, dat het zoo zal blijven?
JOS. BOSHOUWERS.
(De Kleinveeteeït)-
BONTGARNEERING.
Al worden er over het algemeen wei
nig bontmantels gedragen, bontgarneering
is er des te meer en het lijkt wel of de mo
de er op gericht is, eens en vooral schoon
schip te maken met alle mogelijke soor
ten bont en bontjasjes die we nog van
vorige jaren in de kast hebben! hangen,
door ze te. doen gebruiken voor alle mo
gelijke soorten van garneering. Zoo zien
we heel' veel, dat dames hun „vos" einde
lijk als zoodanig afdanken en er een bont
kraag op haar wintermantel van laten ma
ken, in den geest van de nieuwe met bont
fgezette mantel, die op de teekening is
weergegeven en die een nieuw model van
Schiaparelli voorstelt. Laten we dus alles
wat we nog aan bont hadden, weggeborgen
tusschen de kamferballetjes te voorschijn
halen. Want de bontgarneering blijft niet
beperkt tot kraag en manchetten, we zien
mantels met mouwen heelemaal van bont,
of gegarneerd met bontappliques, of met
een heel-bovenstuk van bont. Bij weer an-
„Jou arm kind! Maar nu gaan wij een
heerlijk dinertje bestellen met een fijne
flesch er bij; ddt beloof ik je!"
„Hoe is het er mee?Is het ge
lukt?
„De operatie bedoel je?Uitste
kend! Binnen een paar uur is hij weer bij
en! na een maand zal hij, bij een zorgvuldige
verpleging, zoo gezond zijn als een visch!"
„Leeft hij dan nog?"
„Natuurlijk leeft hij." riep de dokter
eenigszins geïrriteerd, want het was een
zeer zware operatie geweest en ze had een
inspanning van hem geëischt, dat hij dan
nu ook doodmoe was. „Ik wist, dat hij het
er bovenop zou halen, maar ze wilden het
hierNniet gelooven: IJèze patiënt had een
krachtig gesteld, zie je, en een flinken li
chaamsbouw."
Onder het praten keek de dokter een pa
pier in, dat hij in handen had, en ineens
wendde hij zich ontsteld tot zijn dochter.
„Hoor eens, Beek, weet jij ook den naam
van den patiënt?"
„De oude vrouw, die zoo bedroefd was
noemde hem immers „Master Jerome"?''
„Goed. Ik moet hier allerlei dingen in
vullen, zie ja. Mlaar nu nog een voornaam..
Me dunkt Patrick; dat klinkt wel zoo
Iersch, als je 't maar hebben kunt!"
Nog was dokter Standish bezig met het
invullen van de lijst, toen de geneesheer-
directeur van 't ziekenhuis op hem toetrad
en hem gelukwenschte met zijn succes.
Met de vriendelijkheid, zijn landaard
eigen, noodigde hij dokter Standish en zijn
dochter, om bij hem te komen dineeren,
maar de Amerikaansche chirug sloeg met
de grootste hoffelijkheid dit verzoek af
met een stevigen handdruk nam hij af
scheid ens reed naar het grootste hotel
van de stad.
„Hier zullen wij een paar dagen verblij
ven, want nu ik dien patiënt zóó ver ge
kregen heb, wil ik er hem ook nog wat
dere modellen/ zien we, dat de bovenmouw
en schouderstuk van bont zijn, terwijl de
ondermouw van stof is, evenals de mantel
zelf. Bij weer andere mantels is de onder
ste helft van de mouw, van elboog tot
pols, van bont. Het móóie is, dat we fei
telijk alle soorten bont kunnen gebruiken,
„ouderwetsch" bont bestaat er dit jaar
eigenlijk niet, al hebben de kort-harige
soorten wel de overhand. Maar vos, voor
al voor kragen, blijft ook zeer populair.
Aan den anderen kant hebben sommige
nieuwe modellen een bontkraag van das
of lynx. Grijs eekhoornbont is verder
weer in de mode, en voorts nutria, bever,
hermelijn, nerts, luipaard, astrakan, cara-
cul en seal (zeehond). Als men bovendien
nog bederikt, dat geverfd bont, voorna
melijk vos en civetkat, ook gedragen blijft
worden, dan ziet men wel, dat men moei
lijk kan zeggen, dat deze of gene bont
soort speciaal „de" wintermode van het
oogenblik is. Nog een paar mogelijkheden
om een oud, afgedankt bontjasje te benut
ten'? We zagen een bont vestje, dat gedra
gen wordt onder het manteltje van een
tail'leurcostume of onder de lange winter
mantel. Verder zou een cape-je tot aan de
taille, van zwaar wollen stof, gevoerd met
bont, een heerlijk winterkleedingstuk zijn.
MADELEINE,
VLEK UIT MAKEN.
Een lezeres schrijft ons: „Ik heb een
duifgrijze japon van een wollen stof. Door
dat die blijkbaar tegen een roestige haak
heeft gehangen, is er van achteren een
groote roestvlek in gekomen. Ik ben; bang
dat er een leelijke plek komt, als ik die
verder bovenop helpen."
„Wat zal hij u dankbaar zijn, Vader!"
sprak Becky bewonderend.
HOOFDSTUK III.
Dokter Standish was niet gefortuneerd
ondanks zijn vermaardheid als chirurg. Dit
vacantie-uitstapje had hem al heel wat ge
kost, maar hij had er zeer van genoten. En
toen hij bij zijn komst in Engeland een
ouden vriend ontmoette, had die er op ge
staan, dat Standish zijn mooien, nieuwen
auto zou leenen voor een toer door Ier
land, daar hij zelve, door een ernstige ziek
te van zijn vrouw, toch eenigen tijd aan
huis gebonden was. Van dit aanbod had
dokter Standish nu wél gebruik gemaakt
en op den ochtend na de operatie van Je
rome door den dokter kwam er een brief,
waarin Becky werd uitgenoodigd, om eeni
gen- tijd bij de familie van dien vriend in
Londen te komen logeeren, daar de zieke
buiten verwachting vooruitgaande was en
het jonge ding dan nog iets van het leven
in de wereldstad zou kunnen genieten.
Zijzelve was liever in Ierland gebleven
maar om haar vader genoegen te doen.
nam zij de uitnoodiging aan, daar zij zeer
goed begreep, dat hij nu nog één en al be
langstelling was voor zijn patiënt waar
door hij haar veel te zeer aan haar lot zou
moeten overlaten, terwijl zij bij de Van
dorme's veel zou kunnen1 genieten van
schouwburgen ent concerten.
„Ik zal eens kijken, met welken trein j'
naar Dublin moet gaan en dan zal ik telc-
grafeeren, dat ze je in Londen komen ha
len. Het is wel geen prettige reis, maar
je zult toch wel niet verdwalen, hè, kind
je?"
„Neen, dat geloof ik ook niet. Ik zal
maar dadelijk pakken. Denkt u er om, Va
der dat u de familie van dien patiënt toch
vooral op de hoogte brengt van zijn toe
stand?"
vlek met zuringzout ga uitmaken, want
dat bijt erg uit. Wat zou U mij kunnen
raden?"
We zouden hierop dadelijk willen ant
woorden, dat men nooit met zuringzout
moet werken om roestvlekken uit gekleur
de stoffen (of het nu katoen of wol is) te
halen. Zuringzout met water mag men al
leen gebruiken om roestvlekken uit wit
katoen' of linnen te halen. En dan flink
uitspoelen. Voor Uw duifgrijze japon van
wollen stof zouden wij, als de vlek van
achteren zit en niet al te erg opvalt, lie
ver aanraden er zoo min mogelijk aan te
doen. Het wordt er met vlekkenmi-ddelen
meestal niet mooier op. Het eenigste wat
wij nog zouden kunnen aanraden is, de vlek
met citroenzure ammonia te behandelen.
U kunt dat zelf maken, door bij een oplos
sing van citroenzuur wat geest van sal
miak te doen, totdat U een sterke lucht
van salmiak ruikt.
Een andere lezeres schrijft: „Doordat de
kat onverwacht op mijn schoot sprong,
kreeg ik een scheut koffie over mijn rose
jumpertje. Ik heb de vlek herhaaldelijk met
benzine behandeld, maar het blijft een lee
lijke bruine wiek. Wat moet ik daaraan
doen
Wij nemen aan, dat deze lezeres een kop
koffie met melk en suiker in de hand had,
toen poes zijn streek uithaalde. De behan
deling met benzine was alleen goed, om
het vet van de melk te verdrijven terwijl
door de herhaalde bewerking ook wel res
ten van suiker zullen weggewreven zijn.
De bruine vlek is echter' van de koffie
zelf. Deze vlek is dus van plantaardige
oorsprong, en zulke vlekken moet men met
piritus of eau de cologne wegwrijven.
Probeert U dat nog maar eens, tien'tegen
n dat U succes ermee heeft.
Nuttige wenken.
Een heel zuinige manier van stoken in
kachel' of haard is half kleine cokes, half
kolen door elkaar te doen.
Koffiedik moet men niet wegwerpen.
Droog het en bewaar het in een oud blik.
Wanneer de kachel goed brandt en men
moet de deur uit en w,il het vuur getem
perd aan houden, dan doet men een schep
droog koffiedik, vermengd met kolenstof
(of gruis) op het vuur en drukt dat stevig
aan.
Een goed brandbluschmiddel, dat men
feitelijk zelf in een groote flesch gereed
zou kunnen houden, is zout en salmiak op
water. Menl neemt 5 liter water en lost
daarin op 3 pond zout en 1 lA pond salmiak.
Brcodschoteltje (met appelen).
Op 12 sneetjes oud brood (zonder korst)
neemt men 8 groote zure appelen, 1 ons
suiker, IA platte eetlepel boter en, 2 thee-
leptjes fijne kaneel. Van de geschilde zure
appelen kookt men, op de gewone manier
moes, die niet te stijf mag zijn. Daarin
wrijft men met een houten lepel het brood
fijn en roert er de helft van de suiker door.
Dan strijkt men de massa glad in een
vuurvast schoteltje. Den bovenkant be
smeert men met de weck gemaakte boter.
Daarover strooit men de rest van de sui
ker, waardoor de kaneel geroerd is, waar
na men het 'schoteltje in den oven zet, tot
het korstje knappend is.
Gestoofde appelen.
Op 3 pond zoete appelen heeft men A
ons suiker, wat sago en een citroenschil
of een stukje kaneel noodig. De appelen
worden geschild, in vier partjes gesneden
en van de klokhuizen ontdaan. Met weinig
water zet men ze op met de kaneel of ci
troenschil. Gaar laten1 worden, de suiker
er bij doen en het nat afbinden met wat
aangemengde sago. Het smaakje verwij
dert men, waarna men er, al naar smaak,
wat fijne kaneel over strooit.
HUISVROUW.
OOK LOSSE BLOKJES
N.V. Ie. SOESTER EL. DRUKKERIJ
VAN WEEDESTRAAT 7 SOESTDIJK
Soesterbergschestraat No. 8 Soest
„Hij heeft geen familie," luidde het on
verschillige antwoord. „De geestelijke
heeft immers gezegd, dat hij enkel een
broer aan het front had, en als die of de
oude vrouw, hem zelf willen zien, nu,
dan weten ze, waar ik hem heengebracht
heb; het is maar twintig mijlen af."
De dokter dacht er niet bij, dat die een
voudige luidjes over geen auto beschikten
en) dat er van de plaats, waar zij woonden,
geen treinverbinding was. Vrouw Dogher
ty had een eind meegereden! met een koop
man, die dien kant uit moest, maar toch
had zij nog acht mijlen moeten loopen. En
nadat zij de niet juiste, droeve tijding had
gehoord, was ze heelemaal terug gaan loo
pen. Het was geen tocht, dien zij licht weer
zou ondernemen., vooral nu zij Jerome toch
dood waande.
Becky zuchtte. Haar vader zou het wel
goed inzien, maar toch had zij zoo'n flauw
vermoeden, dat iemand op de hoogte
moest gebracht worden van den toestand
van den patiënt.
'Zij pakte haar bagage en om elf uur was
ze gereed, om haar vader goeden-dag te
zeggen.
„Wanneer denkt u, dat wij u ook in
Londen zien?"
Dit kon dokter Standish voor het oogen
blik nog niet zeggen. Zijn aiabtsfeputatie
stond op het spel en het „geval" vervulde
hem zoodanig, dat het al zijn gedachten in
beslag nam.
Becky kende haar vader en dus verwon
derde het haar geenszins, dat hij haar bij
het afscheidnenien in den hall van het ho
tel zei, hoe hij vergeten had aan de Van-
dorme's te telegrafeeren; zoodat zij nu
zelve de familie haar komst moest aan
kondigen.
Wordt vervolgd.