2e BLAD r WANDELINGEN Reukmeten voor den luchtbeschermings dienst. EERSTE HULP H0EK)E De vestiging van het nieuwe Garnizoen. Soesterberg Plaatselijk Nieuws EERSTE SOESTER BEGRAFENIS ONDERNEMING DOOR DE LEVENDE NATUUR behoorende bij ,.D E SOE3TER van ZATERDAG 19 FEBRUARI 1938, No. 15. JUBILEUM. Op Maandag 21 Febi*uari a.s. zal het 12*6 jaar geleden zgn, dat mej. A. M. Nuy- ten als onderwijzeres aan de R.K. School te Soesterberg werd verbonden. In dien tijd heeft zij door haar werk de liefde en genegenheid gewonnen van Ouders en leer lingen en ongetwijfeld zal het haar op dien dag niet aan bewijzen van sympathie ont breken. Voor ouders en belangstellenden is er van 3 tot 4 uur gelegenheid om haar geluk te wenschen in de R.K. School, Verlengde Postweg 2. CONCERT „SOLI DEO GLORIA". Woensdagavond j.1. gaf de Chr. Gem. Zangvereeniging „Soli Deo Gloria", direc teur Chr. Karstens, met welwillende me dewerking van mevr. Hamer, piano, een goed geslaagde uitvoering in de concert zaal van „Huis ten Halve", alhier. Na opening met gebed, gevolgd door een welkomstwoord door den voorzitter, den heer W. Hamer, hield later de Eere-voor- zitter, Ds. B. Tuinstra, een toespraak, waarin hij hulde bracht aan de vereeniging en haar directeur, die met hart en ziel het koor leidt, voorts de beteekenis schetsend van het christelijk lied voor de samenle ving, dat menigeen, die vervreemd was van het Chr. geloof, heeft gegrepen en tot inkeer gebracht. Spr. besloot met den steun en het medeleven der jongeren te vragen, door lid te worden, der ouderen door toe treding als donateur. Het uitgebreide programma vermeldde voor de verschillende afdeelingen een keur van mooie, stemmige zangnummers, waar naar met onverdeelde aandacht geluisterd werd. Het Dankt, dankt nu allen God", door groot koor met kinderkoor gezongen, ter eere van de geboorte van Prinses Bea trix, werd door het publiek staande, met eerbied aangehoord. Toen men over de eerste aarzeling heen was, ging het zingen steeds gemakelijker, zoodat er na elk vol gend nummer een flink applaus opklonk voor den waarlijk mooien zang, welke af zonderlijk door het groot koor, de groote meisjes en het kinderkoor, ten gehoore werd gebracht. Van de vele nummers kun nen we er hier slechts enkele noemen. In 't bijzonder trof ons de vertolking van „Christus komt" van Beintema, „In 't bosch" van Mendelssohn Bartholdy en „IJs" van Leo Mens door het groote koor. Door de groote meisjes, die een zuiver sopraantje in haar midden hebben, werden met veel gevoel: „Het Kerstkindje" van kloek en „Gebed" van Handel uitgevoerd. Het kinderkoor, dat ook in aantal is toege nomen, zong frisch en vol ambitie, en lied jes als die van H. v. Tusschenbroek kwa men bijzonder goed tot hun recht. In hooge mate beschaafd was weer het begeleidend piano-spel van Mevr. Hamer. De haar vereerde bloemen waren welver diend. Met dankgebed sloot Ds. Tuinstra den stemmigen avond, waarop met voldoening kan worden teruggezien. EEN BEZOEK AAN DE RIJSCHOOL SOESTERBERG. neemt, dat zij later geheel eigener beweging toch weer naar de manege terugverlangen. En waarlijk, de rijkunst is zoo veelzijdig in haar verschillende vormen, dat er voor de ware liefhebbers, die zich verder wil len bekwamen, er steeds nog meer te lee- ren valt. Bovendien biedt in deze streek de gesteldheid van het landschap een groot voordeel. Het is als voor de paardensport geschapen, zoodat de geheele omgeving één groote buitenananege is. Een stap bui ten de rijbaan en men bevindt zich reeds op breede zandwegen, welke door bosch en over heideveld naar de heuvels leiden. Uren lang kan men hier dwalen, zonder langs harde wegen te moeten rijden. En bijna on merkbaar gaan de Utrechtsche heidevel den door zandwegen en boschpaden over in de groote Veiuwe, het dorado van den rui ter. Tenslotte stelden we nog een vraag: Het onderwijs, dat U hier geeft, wijkt in zeer vele opzichten af van dat wat wij in andere maneges hebben gezien. Past U een nieu we methode toe of hebt U zelf een nieu we methode ontdekt en acht U die andere methode minder juist of zelfs verkeerd? Mijn onderwijs, aldus het antwoord van den instructeur, baseert zich op de metho de bij het Ned. leger in gebruik, doch aan gepast aan het meer individueel karakter dezer school. Een volledig antwoord op Uw vragen zou mij echter in technischen zin te vervoeren. Laat mij daarom volstaan, met U de criteria aan te geven, waarop goed rijonderricht moet berusten en wat men daarvoor noodig heeft: Voor goed en veilig rijondenvijs is in de eeiste plaats noodig, een ruime, overdekte manege. Ieder die wel eens het gesukkel op een half bevroren weilandje of op een glib berig veldje heeft gezien ten aanschou- we soms van een zich daarover vermakend jeugdig publiek zal dit wel kunnen be- giijpen. Voorts behoort de instructeur in de rijkunst zelve minstens de gelijke van zijn leerlingen te zijn, niet alleen een theo reticus, doch daarbij ook een bekwaam, er varen ruiter. Alleen al reeds uit een oog punt van veiligheid voor den leerling is dit zeer gewenscht. Verder moet iedere goede rijschool be schikken over een klasse van 4 tot 6 paar den, welke op aanwijzing van den instruc teur zich vlot in stap, draf of galop langs den hoefslag beweegt. Iedere les voor beginnelingen behoort te bestaan uit een zitoefening zonder beu gels en teugels, hetzij op deken, hetzij op zadel en uit een teugeloefening, waarin aanvankelijk alleen gestapt wordt. In die zitoefening moet de leerling dus eerst leeren zitten en als hij werkelijk, zon der zich vast te houden, in draf goed te paard zit, mag men hem teugels in de han den en beugels aan de voeten geven. Ieder onderricht, waarbij dus de leerling zoo mooi" te paard wordt gezet, is m.i. ondeugdelijk en gevaarlijk voor den leer ling en de leerlinge en wreed voor het paard. Wanneer het onderricht wordt ge geven in den door mij gegeven zin, zullen de resultaten snel en het aantal ongeluk ken gering zijn. Bovendien zal het ras .Zondagsruiters", dat nu helaas vaak nog onze schoone heide bevolkt: ruiters met hoog op en neer schokkende handen, wip pende op de beugels en trekkende aan de teugels, dan allengs verdwijnen. We namen afscheid, in de overtuiging hier een Rijschool te hebben bezocht, waar de aloude rijkunst volgens de nieuwste in zichten, resultante van studie, ervaring en „feeling", op strikt deskundige wijze wordt onderwezen. Ter gelegenheid van den derden verjaar dag van het bestaan der Rijschool Soester berg ontvingen wij van den eigenaar-in structeur, den kap. der veld-art. b.d. J. W. de Koff, uitnoodiging eens een bezoek aan deze inrichting te brengen en aldaar eens een les voor eerst beginnenden bij te wonen. Nog met genoegen terugdenkende aan het zoo welgeslaagde feest van kort gele den, namen we gaarne deze uitnoodiging aan, benieuwd zijnde de manege, de stal len en de paarden eens wat meer van dicht bij te bekijken. De manege, hoewel niet luxueus, toont toch reeds door haar inrichting duidelijk aan, dat het onderwijs erop een intensieve manier kan gegeven worden. Vervolgens zagen we een complex stal len, eveneens eenvoudig ingericht, doch weer zoo, dat ieder paard er beschikt over een ruime box, waarin het zich vrij bewe gen kan, terwijl nog 4 boxen bestemd zijn voor logeergasten. Van de twaalf in zeer goede conditie zijn de paarden, viel het ons op, dat de helft daarvan zuiver volbloed waren, terwijl de leeftijden zich om de zes jaar bewogen, waarlijk een ideaal stal voor de liefhebbers van de ruitersport. De les welke wij daarna bijwoonden, be stond uit twee deelen, eerst een zitoefe ning in stap, draf en galop en daarna een besturingsoefening in stap. In de zitoefeningen bewogen de paarden zich uitsluitend op aanwijzing van den in structeur, terwijl de leerlingen zich aan een paar riempjes aan het zadel vasthielden en geen beugels aan de voeten hadden. In de teugeloefening werd alleen in stap gereden. Kenmerkend voor de geheele les, was de opvallend groote rust, welke er in de ma nege heerschte; wel ontvingen de leerlin gen in het tweede gedeelte allerlei aanwij zingen over houding der handen en het gebruik daarvan, over het doorzakken in den rug, etc. Tot onze verbazing zagen we op een gegeven moment den instructeur achter een schakelbord plaats nemen, waarna de leerlingen op lichtsignalen ver schillende bewegingen uitvoerden. Naar de instructeur ons verzekerde, leeren de paar den door het groote aantal lessen, dat er dagelijks gegeven wordt zeer spoedig alle commando's kennen en tenslotte zijn het toch de leerlingen, die hunne paarden moe ten rijden en niet omgekeerd. Bovendien vergroot dit systeem de rust in de rijbaan, wat tot gevolg heeft, dat de meeste leer lingen zoo tusschen de twintig en dertig lessen naar buiten rijden, wat niet weg- HET EERSTE CONTACT MET DEN LUCHTBESCHERMINGSDIENST. „Ruikt U al wat?" Heftig snuivend zit ik op een van die achtbare stoelen, die de nog achtbaarder raadszaal van ons gemeentehuis sieren en doe wanhopig moeite om iets te ruiken en om datgene wat ik ruik, met een naam kenbaar te maken. De gasdeskundige staat voor mij en houdt een reukmeetapparaatje voor mijn aangezicht, waarvan het eene uiteinde in mijn beide neusgaten is geduwd. Ik zie, dat hij zich met eenige veiwondering staat af te vragen, óf het apparaatje, óf ik niet in orde zou zijn.... Met den besten wil van de wereld is het mij echter niet mogelijk iets ruikbaars in het apparaatje te ruiken en ik voor mij houdt het er voor, dat het reuk meetinstrument plotseling uit zijn rol zal gevallen zijn, want nietwaar, ik weet toch heel zeker, dat mijn reukorgaan altijd zeer goed in orde is geweestzonder man- keeien kan ik steeds mijn vrouw iederen dag weer vertellen of het eten, dat op het vuur staat, mij aanstaat of niet. „Ruikt U nü nóg niets?" Met vertwijfeling snuif ik de lucht in de buisjes op, en janu ruikt het naar iets, maar naar wat? „Wat ruikt U?" Ja, wat ruik ik. Ik weet zeker, dat ik het meer geroken heb. Er speelt min of meer een lachje om den mond van dengeen, die mijn ervaringen op een groot dubbel-folio vel papier zit op te teekenen. Ik vraag mg af, w&dr ik een dergelijke lucht op mijn toch al reeds langen levens weg ben tegengekomen, maar ik kan er met geen mogelijkheid achterkomen. On derwijl trekt de gasdeskundige het andere einde van het meetapparaat steeds verder uit. Hoe meer hij het apparaat verlengt, des te sterker moet de lucht worden en des te slechter zal het cijfer zgn, dat ik zal toegewezen krijgen. Het instrument is op een enkele centime ter na geheel uitgetrokken. Het flitst door mij heen, dat wanneer ik nu niet ©ogenblik kelijk zeg, wat ik nu toch wel eigenlijk ruik, ik voor gasverkenner zeker zal stra lenen was het niet mijn voornemen om onze goede bevolking te helpen bevei ligen voor het kwaad van de gifgassen? Maar wat drommel, waar ruikt het toch naarHet is zoo'n weeë lucht. Het ruikt naarroggebrood of naar zelf rijzend bakmeel. Zou het ook ehmaar neen, dat zal wel niet, men zal geen ster ken drank van overheidswege den burgers voorhouden. Plots ga ik met een ruk rechtop zitten. Het instrument duw ik terzijde en juist op tgd, te elfder ure, staat het voor mtf on herroepelijk vast: datgene wat dit instru ment te ruiken geeft kan niets anders zijn dan doodgewone koffie; koffie van niet al te beste kwaliteit. Koffiéf waarvan men een half pond toekrijgt op ieder half pond dat men koopt, want was het goede koffie, ik weet zeker, dat ik direct de lucht hiervan zou hebben gehad. Mistroostig ging ik heen. Als gasverken ner zal ik wel niet aangenomen worden. En dan te denken, dat eigenlijk slechte koffie hier de oorzaak van is Gegadigden voor gasverkenner getest. Donderdagavond werd vanwege den Ge meentelijken Luchtbeschermingsdienst, in het Raadhuis alhier, overgegaan tot het cesten van degenen, die zich als gasverken ner voor dien dienst hadden opgegeven. In totaal is dat aantal momenteel een 70, die in groepen van 24 worden getest op hun reukorganen. Vrijdagavond volgt het tweede 24-tal en Zaterdagmiddag volgen de overblijvenden, De practgk is overal, dat slechts een 10 van degenen, die zich be schikbaar stellen, een zóó goed reukorgaan hebben, dat men ze als gasverkenner kan benutten. Onder leiding van het hoofd van den Luchtbeschermingsdienst te Soest, den ka pitein b.d. C. A. H. L. Wüst, werd in de raadzaal door den apotheker, den heer W. G. van Zadelhoff gewerkt met de reukmeet- installatie, die in gebruik is bij de Lucht- vaartafdeeling, en door Defènsie welwillend ter beschikking was gesteld. Allen, die zich voor gasverkenner had den opgegeven, werden getest met dat in genieuze apparaat, dat in staat stelde door uitschuiven van een buis verschillende reu ken in meerdere of mindere concentratie aan den geteste toe te dienen, die deze reu ken door twee buisjes in zgn neusgaten kon opnemen enidentiflceeren. Doch dat bleek voor velen lang niet zoo gemakkelijk, als wel gedacht werd. Niet alleen, dat de reuk veelal eerst werd opgemerkt, indien reeds een vrij belangrijke concentratie be reikt was, doch ook vooral het herkennen van de juiste soort van de reuk bleek heel moeilijk. Allerlei amusante ondervindingen deden zich daarbij voor en de heer van Za delhoff moest vele malen heeleigenaardlge conclusies omtrent de zelfstandigheid van het gerokene aanhooren! Langzaam aan werd de buis uitgetrok ken, langzaam aan werd de concentratie sterker, totdat de geteste „iets" rook en dat ook identificeerde, hetgeen soms nog al eens erg lang duurde! De uitkomsten van dit onderzoek der eerste ploeg werden niet direct bekend ge maakt, doch zulleh later aan de getesten worden medegedeeld. Waar de Soester Luchtbeschermings dienst zeker minstens over een 18-tal goe- dat de Raad dezer gemeente in haar ver gadering van 3 dezer met twee stemmen tegen, heeft besloten een perceel gronds aan te koopen, gelegen aan den straatweg Utrecht-Amersfoort, onder de Gemeente Soest, doch zeer nabij grens der Ge meente Amersfoort, voor een som, welke met kosten bijkans 50.000.(vijftigdui zend gulden) zal beloopen; dat het terrein op grooten afstand van de bebouwde kom van de buurtschap Soes terberg gelegen is, en derhalve niet ver wacht kan worden, dat voor de nering doenden in deze gemeente groote belangen bij de stichting van een kazerne op dit ter rein verbonden zullen zgn, dat zg meenen, dat de verdere voordeelen welke het Gemeentebestuur verwacht van de stichting van een kazerne op de plaats door Defensie aangegeven, wel eens sterk tegen zouden kunnen vallen; dat het officieren en minderen niet ver boden kan worden, zich te vestigen in de Gemeenten Amersfoort of Zeist, welke ge meenten voor vestiging belangrijke voor deelen boven Soest bieden, o.a. door meer comfort, beter onderwijs en lagere belas ting; dat niet verwacht kan worden, dat de vestiging van dit garnizoen op ruimer schaal bewoning van de veelal onverhuur- de woningen van de vereeniging „Ons Be lang" zal bevorderen, aangezien de onder vinding geleerd heeft, dat onder-officieren zelfs bij gering rangverschil, niet gaarne in eikaars omgeving wonen en deze woningen ook nè restauratie niet aantrekkelijk zul len blijken te zgn; dat het gewenschte kazernement door Defensie in elk geval zeer nabij de oefen terreinen van het Geniekamp bij Zeist zal worden gebouwd en derhalve verwacht kan worden, dat ook buiten financiëele mede werking der gemeente Soest, het kazerne- ment wel in deze Gemeente of zeer nab(j haar grens zal worden gesticht, en dan ge zien de minder goede financiëele toestand dezer gemeente, deze groote uitgaaf niet gemaakt behoeft te worden; dat hoewel niemand van hun bestuur en voor zoover bekend, geen hunner leden be langen heeft bij huizen of gronden in dit gemeentedeel, zg nochtans meenen be zwaar te moeten maken tegen de stichting van een kazernement op het door het Ge meentebestuur van Soest in optie genomen terrein, in welke directe omgeving, zelfs er aan grenzend, men groote villa's en rust huizen aantreft, waardoor bedoelde plaats bovendien allerminst geschikt kan worden geacht voor het stichten van een kazerne ment; Weshalve adressanten om alle hierboven omschreven redenen Uw college eerbiedig verzoeken Uwe goedkeuring aan boven bedoeld besluit te willen onthouden. 't Welk doende met verschuldigde hoogachting, (Volger de onderteekeningen). Soest, 15 Februari 1938. de gasverkenners zal moeten kunnen be schikken en slechts 10 daarvan na de testing als bruikbaar overbluft, zullen dus nog veel meer inwoners, dan thans, zich als zoodanig moeten opgeven, minstens nog wel een 110. Het is nu de bedoeling na deze eerste testproeven, nog enkele openbare vergade ringen in de verschillende gemeentedeelen te beleggen, op welke het doel van de bur gerlijke luchtbescherming nog eens uitvoe rig en deskundig zal worden uiteengezet; op die wijze hoopt het hoofd van den dienst nog het ontbrekende aantal gasverkenners te kunnen verkrijgen. Zij, die na de test- proeven blijken voor den dienst van gasverkenner minder geschikt te zgn, zul len dan worden verzocht zich bg eenig an der onderdeel van de luchtbescherming aan te sluiten, want die dienst heeft vele onder- deelen en daarvoor zijn vele, heel vele krachten noodig. Nadere opgaven voor dien dienst kunnen dagelijks worden ingediend aan het bureau Bevolking in het Raadhuis, liefst door aan melding in persoon, hoewel natuurlek ook schriftelijke en telefonische opgaven gaar ne zullen worden aanvaard. Wij kunnen diegenen, die iets gevoelen om de burgerbevolking te helpen in moeilij ke tijden en zich nog niet hebben opgegeven, niet anders dan met klem aanraden zich alsnog zoo spoedig mogelijk op te geven. „Algemeen Belang" ageert er tegen. Request aan Ged. Staten. De vereeniging (iAlgemeen Belang" te Soest heeft het navolgende request verzon den naar Gedep. Staten van Utrecht inza ke den grondaankoop ad 50.000.voor de vestiging van het nieuwe garnizoen te Soesterberg: Aan de Gedeputeerde Staten der Provincie Utrecht. Ondergeteekenden J. C. K. Vermaas en J. G. F. Gijzen c.i., beiden wonende te Soest, respectievelijk voorzitter en secretaris van de te Soest gevestigde vereeniging „Alge meen Belang" en handelende namens het bestuur dezer vereeniging te dezer zake do micilie kiezende ten huize van laatstge noemde aan de Steenhofstr. 5 te Soest, ne men beleefd de vrijheid het volgende onder Uw aandacht te brengen: GASOORLOG. (Vervolg). Het is opmerkelijk, dat er velen zijn, die sceptisch tegenover den luchtbeschermings dienst staan. Zij beweren, dat, als er wer kelijk oorlog komt, het voor een groote mogendheid een klein kunstje zal zijn, een klein land, zooals het onze, door middel van gas te overmeesteren. Met een paar bommen zou men zelfs een stad kunnen „gassen". De praktijk heeft echter anders bewezen en een feit is het, dat de burger bevolking veel meer verwacht van een gas aanval, dan er in werkelijkheid gebeurt. De statistiek heeft uitgemaakt, dat het sterftecijfer bij de gewonden, die door ko gels of granaten getroffen zgn, 5 maal grooter is dan bij de gaszieken. En als de maatregelen, die de luchtbeschermings dienst beoogt, voldoende toegepast kunnen worden, d.w.z. als er voldoende menschen zich opgeven voor de diverse groepen v.d. luchtbeschermingsdienst, zal dit sterfte cijfer naar verhouding nog meer terugge bracht kunnen worden. Nu is het hier de plaats niet al die maat regelen der diverse groepen te bespreken. Daar leent zich dit Eerste Hulphoekje niet voor. Wij blijven dus op het E.H.B.O.-ter rein, al kan het geen kwaad, gezien onze opmerking in ons vorig hoekje betreffen de het overbruggen van hiaten, dat andere groepen, nota nemen van de maatregelen, die E.H.B.O.-ers, als onderdeel v. d. lucht beschermingsdienst, opgedragen worden. Deze zijn als volgt: In de eerste plaats wordt den getroffene een gasmasker opgezet en wordt verwijderd uit de met gas besmette atmosfeer. De E.H.B.O.-ers zelf, voorzien van gas masker, speciale kleeding en schoeisel, zul len dan de patiënt zoo spoedig mogelijk ontdoen v. d. kleedingstukken en 't schoei sel, hetgeen kennelijk door gas is besmet. Vervolgens wordt de getroffene zoo spoe dig mogelijk vervoerd naar den dichtstbg- zijnden geneeskundigen hulppost. Is die post ver verwijderd of het aantal der te vervoe ren lijders groot, dan worden deze voor- loopig naar een plaats vervoerd, waar de atmosfeer vrg is van gas. Indien mogelijk late men ze in de openlucht, beschutte ze echter goed tegen koude of regen. Ook zet te men het gasmasker van den patiënt af. Is het noodzakelijk, de patiënten tijdelijk binnenshuis onder te brengen, worden ze niet te dicht bg elkaar gelegd, de ventila tie worde zooveel mogelijk bevorderd, knel lende kleedingstukken worden losgemaakt en zorge men voor 'n eerste eisch voor alle gaszieken, zuivere fr. lucht, rust en warm toegedekt. Voorzichtigheidshalve verdient het aanbeveling een eventueel kunstgebit uit den mond te nemen, voor het geval zij bewusteloos raken. Deze algemeene maatregelen worden ge nomen in alle gevallen, onafhankelijk van den aard van het gebezigde gas. (Wordt vervolgd). OPGERICHT 1899 Fa. J. C. Haks Dz. Directeur D. HOOLWERF Telef. 692 Telef. 731 Kantoor Heuvelweg. 18 Begrafenissen - transporten - Crematies Nadruk verboden. IEDEREEN weet dat de bloemendragen- Ide planten worden vermenigvuldigd door zaden, die men na den bloei aan de planten vindt, hetzij in zaaddoosjes, zoo als bij de papaver, dan wel in vruchten zoo als bij appels,, kersen, bessen. Velen weten óók, dat deze zaden ontstaan na bestui ving en bevruchting der bloemen. Alleen het begrip bestuiving wordt wel eens ver ward met bevruchting, dat het gevolg is van een goede bestuiving, waarbij het stuifmeel uit de eene bloem terecht komt op den stempel eener andere bloem der zelfde plantensoort. Zoo heel oud is onze kennis omtrent dit gebeuren in de natuur nog niet. Eerst in 1735 schreef de beroemde Zweedsche plant kundige Linnaeus, die lang in ons toen reeds op tuinbouwgebied vooraanstaande land werkte, te Amsterdam zijn boek over plantkunde, dat hij „Fundamenta botani ca" noemde en dat aan veel strijd onder geleerden een einde maakte. Het is zeer interessant hoe deze be vruchting tot stand komt, maar ik kan er hier niet meer van zeggen, dan dat de in houd van het stuifmeelkorreltje, dat op den stempel tot ontkieming komt, door den stijl in het vruchtbeginsel der bloem wordt gevoerd en daar samensmelt met een ei cel. Door herhaalde deeling en groei ont staat geleidelijk één zaadje. Als we dus in een vrucht of zaaddoos méér dan een zaad je vinden, dan moeten er ook meer stuif- meelkorrels op den stempel zijn gekomen. Nog eigenaardiger dan dit gebeuren is het feit, dat de plant, die later uit zoo'n zaadje opgroeit, als twee druppels water lijkt op de planten, waarvan het stuifmeel afkomstig was en van die andere, waarop dit ontkiemde en na vereeniging met de eicel tot een zaadje uitgroeide. We betre den hier het terrein der erfelijkheid, waar omtrent juist ln de laatste 30 jaar zooveel bekend geworden ia, dat er een geheele er felijkheidsleer uit werd opgebouwd. Deze blijkt niet alleen te gelden voor de planten, maar in gelijke mate voor de dieren èn voor de menschen. Veel, dat vroeger vreemd moest worden gevonden en waar voor men zeer eigenaardige verklaringen had, werd nu verklaarbaar. Hierdoor werd ook begrijpelijk, wat men zag gebeuren, als een bloemkweeker het stuifmeel van eene plant met b.v. roode bloemen bracht op den stempel van een na-verwante met witte bloemen. De zaden, die na deze z.g. kruisbestuiving ontston den, leverden planten met witte noch roo de bloemen, maar b.v. gestreepte en ge vlekte, die men bastaarden noemde. Maar vreemd keek men vroeger op, als het vol gende jaar de planten uit zaad van deze bastaarden weer rood en ook wit bloeiend waren, terwijl er ook afwijkingen van de oorspronkelijke ouders bij waren, die later uit zaad constant zouden blijken terug te komen. Bg de kruising waren dus eigenschappen der ouders, resp. het rood en wit bloeien, met het stuifmeel overgegaan en in de eicel aanwezig geweest. Bij de bevruchting waren zg vermengd geworden, zoodat bastaarden ontstonden en toen deze zaden voortbrachten, waren hierin de eigenschap pen weer anders gegroepeerd. Dit ge schiedt volgens een vaste wet, die de mon nik Gregor Mendel omstreeks 1865 ont dekte, zonder dat dit verdere gevolgen had, totdat in 1900 deze ontdekking op nieuw werd gedaan door drie botanici, n.1. Hugo de Vries te Amsterdam, Correns in Duitschland en Tschermak in Oostenrijk, zonder dat deze samenwerkten. Zij noem den de nieuw ontdekte regels ter eere van Mendel de Mendelwetten. Hierop is sedert 1900 de geheele erfelijkheidsleer opge bouwd. (Vervolg zie pag 2, bijblad).

Historische kranten - Archief Eemland

De Soester | 1938 | | pagina 3