r WANDELINGEN Verlovingskaarten Jan Zwart Ingezonden Gemengd Nieuws Herdenkingsavonden. DOOR DE LEVENDE NATUUR FEUILLETON Hel huis van den Graaf *C Hf- Buiten verantwoordelijkheid der Redactie J(g «K1 .uT .L, u1 _L.i - x - DE COMMISSIE VOOR DE A.S. GRENS WLJZIGIN G. Mijnheer de Redacteur, Vergun mg nog even terug te komen op het hierboven aangehaalde onderwerp, waarop betrekking had mijn ingezonden stuk van 12 Maart j.1. en dat door Uw onderschrift een zoo goede belichting kreeg. Het is wel jammer, dat U zoo spoedig daarop de domper zette tengevolge van inlichtingen, als zoude de V.D.B. wel uit- genoodigd zijn, waardoor, naar Uw inzien, aan „mgne bezwaren" grootendeels grond slag wordt ontnomen. Ik ben het daarmede niet eens, want het is toch een feit, dat den V.D.B. geen uitnoodiging bereikte. Het zenden van een brief, luk raak, levend of dood, aan een adres van jaren geleden, bewfjst helaas, dat bij de behandeling niet de noodige ernst is betracht. Wanneer men het Soester Jaarboekje 1938, dat van Uwe zijde werd verzorgd en samengesteld, ter hand had genomen, dan zou men op bladzijde 77 het juiste adres hebben gevonden. Door U werd het Jaarboekje ruim verspreid, ik mag der halve aannemen, dat ook officieele instan- tie's met Uwe practische, handige en „up to date" zijnde gids, bekend zijn en zelfs tot de samenstelling ervan hunne mede werking hebben verleend. Ook overigens zijn mijne bezwaren niet weerlegd, integendeel zijn er intusschen nog meer naar voren gekomen. Inmiddels dank ik U voor de opname en inzonderheid voor Uwe zorgen het publiek goed in te lichten. Hoogachtend, J. E. W. HARMSMA, Schrikslaan 58. Onderschrift: Inderdaad staan naam en adres van den nieuwen secretaris vermeld in het „Soester Jaarboekje 1938". *Wij veronderstellen, dat deze thans niet meer te herstellen aangelegenheid tot gevolg zal hebben, dat men voortaan bij officieele instanties nauw keuriger zal nagaan en dat Jaarboekje, zoo noodig, steeds zal raadplegen. Red. L.S., Gedenkend de uitspraak van den beroem den Plantkundige Linnaeus: „In 't kleine is de Natuur het meest te bewonderen", verzoek ik U beleefd het volgende in Uw blad te willen opnemen. De Winter is bijna voorbij en de Lente komende. Hier en daar ontspruiten reeds bloemen en vogels, neuriën hun oude wijs jes, zonder nog te zingen. De Wonderen der Natuur, die de Schep pende Almacht doet ontstaan en onder houdt, yervult den Mensch die daarvoor gevoel heeft en dat gadeslaat, met eerbied. Gewenscht is het, dat Onderwijzers de jeugd daarop opmerkzaam maken. Indertijd gaf het Londensche Dagblad „The Times" het hier volgende gedicht, getiteld: PAARDEBLOEM. Daar groeit een Paardebloem, ver scholen in 't weidegras. Een wild kruid, niet gekweekt, of ingedeeld bij klas. 't Groeit waar 't wil, van ned'rige geboorte en afkomst, als 't ware een verschoppeling tusschen de aardebloemen. Onkruid? Wellicht, doch beziet eens yt glinsterend hart, en de zachte gele bloemblaadjes, dat over treft in hart, menschelijk pogen als product van groote kunst, zuiver goud komend door zonnewarmt' uit donk're natte aardkluit. Schoon in haar leven en nog schooner in den dood. Zaad gelijkend op veertjes, dat door war men wind voortgedragen, rondzwermend ten laatste hier of daar nedervalt, en door verschillende oorzaken gaat ont kiemen. Boterbloem, wij trappen op uw glim mend goud; ge zoudt onze tuinen overwoekeren waar wij 't toe lieten. Gij draagt geen kap om 't vriendelijk ge laat te verbergen, en zijt schoon, waar de Mensch gedoogt U te laten groeien. Vertrouwend, dat ieder die belang stelt in de Natuur-verschUnselen aan die een voudige Paardebloem zijn aandacht wil schenken, verblijf ik, dankend voor de op name, Uw dw., J. J. DE KOEIJER. Maart, 1938. Men verzocht ons opname van het vol gende: Toen op den 13den Juli van het jaar 1937 de groote orgelist Jan Zwart overleed, liet hij aan Nederland een levenswerk na, waarvan tallooze kerken, gezinnen en or gelvrienden nog lang zullen profiteeren, n.1.: Stijlvolle, frappante bewerkingen van koralen, volks- en geestelijke liederen. Een juister opvatting van plaats en taak van het Orgelspel in Eeredienst en Orgelcon cert, dan die tot nog toe geheerscht had. Een door hem herontdekte wereld van schoonheid in de Oud-Hollandsche muziek. Een groot publiek, dat door hem weer ont vankelijk was gemaakt voor specifieke Orgelkunst. Steeds meer Kerkgangers en Orgelisten erkennen dankbaar welk een wegbereidend werk door Jan Zwart is verricht. Zeker zouden zij den overledene, zoo hij nog in ons midden ware, gaarne den dank betui gen, waarop hij bij zijn leven recht had, maar dien hij, toen niet altijd mocht ont vangen. Deze gevoelens van erkentelijkheid heb ben verscheidene Nederlanders ertoe ge drongen, een Comité te vormen tot het plaatsen van een eenvoudig gedenkteeken op Zwart's graf, maar vooraltot het vormen van een fonds, waaruit zijn talrijk gezin in de eerste moeilijke jaren kan worden gesteund. Want ook in dat gezin liet Jan Zwart iets van zijn levenswerk na, en het moet hem vaak hard gevallen zijn, dat hij het, om het cultureele werk, dat God hem op gelegd had uit te voeren, niet die materiee- ie welstand kon verschaffen, die hg het had kunnen geven, wanneer hij dat werk had laten liggen. Het Comité, dat zich spontaan uit ver schillende Kerkformaties heeft geconsti tueerd, wil nu die actie tot fondsvorming stimuleeren, door over het geheele land in de maanden April-Mei 1938 Herdenkings avonden te organiseeren, en liefst de ge heele opbrengst ten goede doen komen aan bovengenoemd fonds. Het ligt in de bedoe ling om op deze avonden door een plaatse lijken Orgelist of een Gast-Orgelist een Orgelbespeling te doen houden, waarbij de Nederlandsche Orgelmuziek en speciaal die van Jan Zwart zelf de eereplaats op het programma zai innemen. Uiteraard zal het Protestantsche Koraal daarbij op den voorgrond staan. Indien mogelgk, zal te vens een spreker de beteekenis van het levenswerk van Jan Zwart uiteenzetten. Waar verscheidene orgelisten en spre kers van naam hebben uiteengezet terwil- le van het doel hun medewerking belange loos te willen verleenen, zou het Comité het ten zeerste op prijs stellen, wanneer de Kerkelijke autoriteiten desgevraagd hun Kerkgebouw met orgel voor dit doel één avond kosteloos ter beschikking zouden willen stellen. Alleen wanneer allen belangeloos samen werken, kan er iets van beteekenis over schieten voor het bovengenoemde streven. Wij mogen de achtergebleven weduwe en kinderen van één, die in muzikaal-litur- gisch op?icht een dusdanig werk voor Ne derland verichte als andere baanbrekers op Kerkelijk en Maatschappelijk terrein deden, niet teleur stellen met een klein restant, laat staan met nadeelige saldi. Wij hopen daarom, dat Kerkvoogdijen en Orgelisten, die 'n desbetreffend verzoek mochten ontvangen, gaarne belangeloos hun medewerking willen geven, teneinde deze daad van dankbaarheid te doen sla gen. Zij, die in de plaats hunner inwoning ook zulk een herdenkingsavond willen or ganiseeren, gelieven zich te richten tot den heer T. Smit, secretaris. Namens het Comité: De Commissie tot het organiseeren van Jan Zwart-Herdenkingsavonden Mr. A, Bouman, Voorzitter. T. Smit, Secr., Tolstr. 112, A'dam. Feike Asma, Muz.-Adviseur. Henryëtte Mooy. Het Comité: Prof. Dr. K. Schilder, Voorzitter. Ds. W. F. ten Rouwelaar, Secr. K. v. d. Velde, Penningmeester. DE GEVREESDE PAPEGAAIENZIEKTE Nu een geval te Bloemendaal. In het gezin van het gemeenteraadslid B. te Bloemendaal, heeft zich een geval van papegaaienziekte voorgedaan. De vrouw van den heer B. leed gedurende ruim tien dagen aan hevige koortsen en men dacht aan griep. Hierna verliep een week zonder det temperatuurverhooging werd waarge nomen. Toen echter manifesteerde de zie ke zich met groote hevigheid. De diagnose werd gesteld door prof. Snapper te Am sterdam. Kennissen van den zieke bezitten een papegaai en men vermoedt, dat hij daar de ziekte heeft opgeloopen. VOETBAL. SCHEIDSRECHTER-OPLEIDING. Een cursus van den U.P.V.B. Men deelt ons mede, dat de Utrechtsche Provinciale Voetbalbond in de maand April een curus organiseert voor de opleiding tot voetbal-scheidsrechter bij dien Bond, met het vooruitzicht na eenige jaren prak tijk over te kunnen gaan tot scheidsrech ter bij den Koninklijken Nederlandschen Voetbalbond. De bonden trachten door samenwerking, door het houden van opleidings- en ver volgcursussen enz. voor goede aankomen de krachten een snellere promotie moge lijk te maken, om op die wijze te komen tot het vormen van een jonger en beter onderlegd scheidsrechterscorps. Moge het streven van de voetbalbonden, om op die manier te geraken tot het vor men van goede scheidsrechters, tot resul taat hebben, dat zij, die zich afzijdig hiel den, nu de animo kunnen vinden om toela ting tot dien opleidingscursus bij het se cretariaat van den U.P.V.B., Westerstraat 7, Utrecht, vóór 23 Maart a.s. aan te vra gen. Men hoopt op veel deelneming. N.V. Eerste Soester El. Drukkery WW* INTERESSANTE TELEVISIE DEMONSTRATIES. OP DE JAARBEURS. Naar het Engelsch. 9). De boeren gingen altijd eerbiedig uit den weg, als ze een voertuig van hun meerde ren zagen aankomen, en daar de „hooge weg" niet overal even breed was, eischte dit soms heel wat beleid. Mrs. Llewellyn had haar zoon lief, in zoo verre ze dan in staat was, een ander lief te hebben buiten zichzelve. Als zij had ge weten, hoe uitgeput van vermoeienis hij was, dan zou ze niet hebben toegestaan, dat de bediende hem door het luiden van de gong uit zijn rust had gewekt. Maar in de groote vacantie was HUgh zoo dikwijls uit, ze zag hem dan soms in geen dagen, daar hg, geliefd als hij was, steeds uitnoo- digingen kreeg, om nu eens hier en daar te komen en zij zich dikwijls te onwel voel de, om aan de gezamenlijke maaltijden deel te nemen. Mr. Llewellyn was de heele week in St. Petersburg gebleven. Zóó, als Hugh dien avönd aan het diner verscheen, waren zijn beide ouders getrof fen door zijn slecht uitzien en zijn noncha lante kleeding. Streng als altijd begon zijn moeder: „Ik dacht, dat wij toch gewoon waren, ons voor het diner te kleeden, jongen." „Vergeef mg, moeder, maar over een half uur ga ik weer." „Mag ik ook vragen, waar je op een Zon- De Minister van Binnenlandsche Zaken heeft aan de N.V. Philips toestemming verleend om geheel los van de experi- menteele televisie-uitzendingen, welke in onderling overleg tusschen Televisie-com missie, de Nedeiïandsche Omroepzender- Maatschappij Nozema N.V. en de 4 groote Nederlandsche omroeporganisaties worden voorbereid uitsluitend tijdens de Jaar beurs te Utrecht, welke thans van 15 tot 25 Maart te Utrecht wordt gehouden, de monstraties te geven met de door deze Naamlooze Vennootschap ontwikkelde ver plaatsbare zendapparatuur en televisie ontvangtoestellen. Deze demonstratie-uitzendingen vallen geheel buiten de televisie-experimenten, welke thans in het onlangs op advies der televisie-commissie gevormde contactor gaan punt van nadere overweging uitma ken. Zij beperken zich tot de Jaarbeurs en worden uitsluitend door de N.V. Philips verzorgd. Men ga zien'. De demonsraties worden dagelijks tot en met 25 Maart gegeven op de Philips' tele visiestand van 1012 uur en van 24 uur; het programma duurt 4 i 5 minuten, tel kens voor 100 personen. dagavond om acht uur heengaat?" „Wladimir, de bediende van Jack, heeft de boodschap gebracht, dat een vrouw uit Stolzowa had gehoord van iemand, die ziek was in Ladoga. Nu gaan Jack Huish en ik naar Stolzowa rijden, om die vrouw op te zoeken." „Dus je zoudt daar vanavond nog heen rijden?" riep mrs. Llewellyn, uit haar on verschilligheid gewekt. „Wat is dat nu voor dwaasheid!" „Er komt niets van in, Hugh", viel mr. Llewellyn in. „Morgen moet ik je op het kantoor hebben!" Maar de beteekenis van dat gezegde drong niet geheel tot Hugh door, vervuld als hij was van Mary. Dus zei hij onwille keurig: „Als er eenig nieuws was, dan zouden ze er hier mee komen en niet op het kantoor. Dus zie ik er niets in, om daarheen te gaan." Mr. Llewellyn staarde zijn zoon aan. Dit was misschien voor het eerst van zijn le ven, dat Hugh zich regelrecht verzette te gen een voorstel van zijn vader. „Je schijnt mij niet te begrijpen", klonk het ijskoud. „Ik zei, dat ik je morgen op het kantoor noodig heb. Je lijkt wat ver strooid." Nu kon Evelyn het niet langer uithou den. Zij stond op, in haar volle lengte, met schitterende oogen, en Helena, die haar zuster misschien nog het beste kende, wist dat dit een gevaarlijke uitbarsting beduid de. „Vader", riep zij, „hoe kunt u zoo spre ken? Heeft u dan in het geheel geen hart, dat u zoo wreed is tegen Hugh, op zulk een oogenblik?" Nadruk verboden. D heesters, de bolgewassen en de vaste naar buiten, waar de boomen en E warme lentedagen lokten velen planten door de zonnestralen werden ge wekt tot nieuw leven. Knoppen zwellen en de vroegelingen prijken reeds met kleurige bloemen, die bijen en andere insecten lok ken, voor zoover deze laatste al zijn ont waakt uit hun winterslaap. De gelukkige bezitters van een tuin zien dagelijks iets nieuws en zij kunnen het verlangen niet weevstaan te gaan zaaien, verspenen, scheuren en verplanten. Het kan voor velen, die nog niet volko men thuis zijn in de edele kweekkunst, nuttig zijn te worden gewezen op enkele kleinigheden, die toch van zoo groot be lang zijn. Zoo dienen zij in de eerste plaats ongeduld te leeren bedwingen, want het is nog geen lente en nog minder zomer. Het kan des nachts nog knap vriezen, zoodat b.v. de bloeiende Rhododendron praeco in één nacht van Maart alle schoon verloor. Zulk een lot kan ook Magnolia nog treffen, die toch pas zooveel later in bloei komt. Zet daarom nu nog geen Dahlia's in den grond, want de kans is te groot, dat de jonge spruiten straks bevriezen, als zij pas boven den grond zijn. Er kunnen vele groentesoorten worden gezaaid en ook enkele bloemzaden kan men aan den grond toevertrouwen. De leveran cier of de aanwijzing op de zakjes geven den tijd aan. Met de meeste zomerbloemen moet men echter wachten tot welhaast of heelemaal Mei. Alleen het graszaad kan men zeker beter einde Maart-begin April in den grond brengen, opdat het grasveld je tijdig zal zijn bezet irfït uitstoelende plantjes, die vastgeworteld zijn in een min of meer gezetten grond, waarop men voor zichtig kan loopen met schoenen zonder punthakken, die gaten drukken. Wie zelf het gras wil maaien met de machine, trek- ke zulke schoenen liever uit en gebruike pantoffels. Om te voorkomen, dat de jon ge grasplantjes door een soms slecht snij dende machine worden uitgetrokken, laat men zeker den eersten keer het nieuwe grasveld maaien met een zeis. Botte gras machines dient men te laten slijpen. I Zaden worden nimmer diep in de aarde gebracht, maar altijd slechts zooveel toe gedekt als zij zelf dik zijn. Het eerste 1 spruitje of de kiemblaadjes moeten vrijwel 1 geheel worden gevormd door het reserve- I voedsel in het zaad en als dit diep in den grond ligt, rijkt het voedsel niet toe om het plantje den langen weg naar het licht te laten afleggen en het sterft onderweg, of het komt te zwak boven de aarde. Men maakt daarom vóór het zaaien den grond heel mooi gelijk, zoodat na het overstrooi- en van de dekkende aarde het zaad niet te diep in putjes kan komen te liggen. Het kan zelfs goed zijn de gelijk gemaakte op pervlakte zachtjes aan te drukken met een plankje. De aarde, die men over het zaad strooit, moet altijd heel fijn zijn. Als na het zaaien de grond opdroogt, moet men voorzichtig gieten met een fijne broes, waarmee geen gaten in den grond worden gegoten en met zoo weinig water dat de aarde niet dichtslaat. Dit gieten is vooral noodig, als de zaadjes kiemen, want als het wortelpuntje verdroogt, zal er meestal geen plantje boven de grond ko men. Te weinig wordt hieraan gedacht bij gras, met het gevolg, dat er kale plekken komen of van het zaadmengsel komen al leen de sterkste en ook grofste sooiten op, die geen mooi gazon geven. Als er mus- schen azen op het zaad, dan spant men zwart garen over den grond. Bij het verspenen en planten dient er aan te worden gedacht, dat de wortels rechtuit kunnen hangen in het plantgat, dat dus diep genoeg moet zgn. Na het vul len van het plantgat drukt men de aarde zoo stevig aan, dat de plantjes er niet zon der moeite uit getrokken kunnen worden. Zoo noodig wórdt na het planten aangego ten, op zeer zonnige dagen desnoods ge schermd, b.v. met rijshout. Mr. Llewellyn wendde zich nu tot zijn dochter met een verbaasd: „Waar bemoei jij je mee?" Of ze deze opmerking niet gehoord had, ging Evelyn in gloeiende verontwaardi ging voort: „Ziet u dan niet vader, dat Hugh doodop is?"Hij heeft geen rust gehad, sinds Mary vermist werd, en nu zoudt u van hem verlangen, dat hij met u naar het kantoor ging? Ik geloof, dat u een hart van steen heeft Hugh stond op en zei tot zijn zuster: „Zóó moet je niet spreken, Eef, daar win je niets mee! Heel lief van je, dat je zoo mijn partij opneemt." Toen wendde hij zich tot zijn vader: „U kunt toch in waarheid niet van mg vernachten, dat ik op kantoor zou kunnen werken, terwijl het jonge meisje, dat ik liefheb, misschien dood terneer ligt in het bosch? Als u in moeilijkheid waart, va der, zou ik trachten, u te helpenv Maar nu is het mijn plicht, om Mary te vinden." „Mary?Mary? stamelde mr. Lle wellyn, geheel heel van de wijs gebracht door dat kalme antwoord. „Hoe nu? Wil dat zeggen, dat je liefde hebt verklaard aan het jonge meisje, dat bij mrs. Tweedie de plaats vervult van secretaresse, of ka menier, of wat dan ook?Jij, mijn eenigen zoon, het toekomstige hoofd van de firma, je zoudt tot vrouw willen ne men, een ondergeschikte, een loontrekken de?Versta mij wel: clit verkies ik niet! Dat malle zoeken naar iemand, die misschien beter uit den weg is, last je maar over aan degenen, die dat meer aan gaat en jg vertrekt met de eerstvolgende boot naar Engeland." Hugt hield zich hijgende vast aan de leu ning van zijn stoel en de aderen op zijn handen zwollen als koorden door het ge weld, dat hij zich moest aandoen, om zijn zelfbeheersching te bewaren. Mrs. Llewellyn liet de waarschuwing hooren: „Gaat de kamer uit, meisjes! Het is be ter, dat je dit gesprek niet bijwoont." Maar Evelyn en Helena bleven als aan den grond genageld staan. Dat Hugh nu nog de eerste zou zijn, die zich aan de ti rannie van hun ouders zou onttrekken, hadden ze nooit verwacht. Evelyn had al menigmaal aan Helena toevertrouwd haar vast voornemen, om te vluchten naar En geland, en het zusje had haar dan ge smeekt, om te wachten, tot zij ook genoeg zou opgespaard hebben voor de reis. Ze dachten dan naar haar grootmoeder te gaan: eens hadden ze daar een Paaschva- cantie doorgebracht en het was haar daar zoo uitstekend bevallen, dat ze altijd nog de herinnering hadden aan een heerlijk vreedzame omgeving, waar ieder zich wel gelukkig moest voelen. Tot nog toe had Hugh haar juist altijd geraden, om zich maar te schikken in haar lot. Dat komt: hij wist niet, hoe vreeselijk saai haar leventje was, vooral in den win ter. Dan zaten ze altijd maar thuis, want: mrs. Llewellyn was bang voor de koude voor haar zenuwhoofdpijn en mr. Llewel lyn had bezwaar tegen dat „late thuisko men." Nu had wel een van de andere ge trouwde dames de meisjes kunnen chape- ronneeren, maar mrs. Llewellyn wilde ze steeds „onder moeders vleugelen" houden; jonge meisjes waren zoo licht geneigd tot min-gewenschte kennismakingen, als ze Bllthoven. P. J. Schenk. niet onder moeders hoede waren, placht zij te zeggen. Dus zaten haar dochters den heelen winter thuis en meestal moesten zij haar 's avonds voorlezen uit de een of an dere levens- of reisbeschrijving; dit werkte zoo opbouwend, zei mrs. Llewellyn. Zijzel- ve viel in den regel na 't eerste hoofdstuk in slaap; maar de meisjes durfden dan toch niet ophouden, uit vrees, dat haar moeder dan juist wakker zou worden. Evelyn had talent voor teekenen en bracht eenige uren per dag aan haar schil dersezel door; maar ze bleef geheel zonder leiding, omdat haar vader haar geen les sen liet geven. Helena had niet zoo iets wat haar een heilzame afleiding schonk. Zij zou dus al heel licht „ingedommeld" zijn, maar om der wille van Evelyn bleef zij „wakker." Toen mrs. Llewellijn haar beiden had ge raden, het vertrek te verlaten, had zij ook allereerst gevolg willen geven aan dien wenk; maar, toen zij zag, dat Evelyn bleef, maakte zij ook geen aanstalten, om te gaan. „Pardon, moeder!" zei Hugh, „er kan niets gezegd worden betreffende de jonge dame, die mijn vrouw aal worden &ls ik ooit trouw wat niet geschikt zou zijn voor mijn zusters, om te hooren. Maar, daar wij met een twistgesprek niets verder komen, zullen we alle drie gezamenlijk het vertrek verlaten, tenzij u, vader", hier wendde hij zch met ongewone stroefheid tot mr. Llewellyn, „bereid is, om te her roepen de uitdrukkingen, die u zooeven heeft gebezigd betreffende miss Williams," (Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

De Soester | 1938 | | pagina 4