r
WANDELINGEN
Verlovingskaarten
Jan Zwart
Ingezonden
Gemengd Nieuws
Herdenkingsavonden.
DOOR DE LEVENDE NATUUR
FEUILLETON
Hel huis van den Graaf
*C Hf-
Buiten verantwoordelijkheid der Redactie J(g
«K1 .uT .L, u1 _L.i - x -
DE COMMISSIE VOOR DE A.S.
GRENS WLJZIGIN G.
Mijnheer de Redacteur,
Vergun mg nog even terug te komen op
het hierboven aangehaalde onderwerp,
waarop betrekking had mijn ingezonden
stuk van 12 Maart j.1. en dat door Uw
onderschrift een zoo goede belichting kreeg.
Het is wel jammer, dat U zoo spoedig
daarop de domper zette tengevolge van
inlichtingen, als zoude de V.D.B. wel uit-
genoodigd zijn, waardoor, naar Uw inzien,
aan „mgne bezwaren" grootendeels grond
slag wordt ontnomen.
Ik ben het daarmede niet eens, want
het is toch een feit, dat den V.D.B. geen
uitnoodiging bereikte. Het zenden van een
brief, luk raak, levend of dood, aan een
adres van jaren geleden, bewfjst helaas,
dat bij de behandeling niet de noodige ernst
is betracht. Wanneer men het Soester
Jaarboekje 1938, dat van Uwe zijde werd
verzorgd en samengesteld, ter hand had
genomen, dan zou men op bladzijde 77 het
juiste adres hebben gevonden. Door U werd
het Jaarboekje ruim verspreid, ik mag der
halve aannemen, dat ook officieele instan-
tie's met Uwe practische, handige en „up
to date" zijnde gids, bekend zijn en zelfs
tot de samenstelling ervan hunne mede
werking hebben verleend.
Ook overigens zijn mijne bezwaren niet
weerlegd, integendeel zijn er intusschen
nog meer naar voren gekomen.
Inmiddels dank ik U voor de opname en
inzonderheid voor Uwe zorgen het publiek
goed in te lichten.
Hoogachtend,
J. E. W. HARMSMA,
Schrikslaan 58.
Onderschrift:
Inderdaad staan naam en adres van den
nieuwen secretaris vermeld in het „Soester
Jaarboekje 1938". *Wij veronderstellen, dat
deze thans niet meer te herstellen
aangelegenheid tot gevolg zal hebben, dat
men voortaan bij officieele instanties nauw
keuriger zal nagaan en dat Jaarboekje,
zoo noodig, steeds zal raadplegen.
Red.
L.S.,
Gedenkend de uitspraak van den beroem
den Plantkundige Linnaeus: „In 't kleine
is de Natuur het meest te bewonderen",
verzoek ik U beleefd het volgende in Uw
blad te willen opnemen.
De Winter is bijna voorbij en de Lente
komende. Hier en daar ontspruiten reeds
bloemen en vogels, neuriën hun oude wijs
jes, zonder nog te zingen.
De Wonderen der Natuur, die de Schep
pende Almacht doet ontstaan en onder
houdt, yervult den Mensch die daarvoor
gevoel heeft en dat gadeslaat, met eerbied.
Gewenscht is het, dat Onderwijzers de
jeugd daarop opmerkzaam maken.
Indertijd gaf het Londensche Dagblad
„The Times" het hier volgende gedicht,
getiteld:
PAARDEBLOEM.
Daar groeit een Paardebloem, ver
scholen in 't weidegras.
Een wild kruid, niet gekweekt, of ingedeeld
bij klas.
't Groeit waar 't wil, van ned'rige geboorte
en afkomst,
als 't ware een verschoppeling tusschen de
aardebloemen.
Onkruid? Wellicht, doch beziet eens
yt glinsterend hart,
en de zachte gele bloemblaadjes, dat over
treft in hart,
menschelijk pogen als product van groote
kunst,
zuiver goud komend door zonnewarmt' uit
donk're natte aardkluit.
Schoon in haar leven en nog schooner
in den dood.
Zaad gelijkend op veertjes, dat door war
men wind voortgedragen,
rondzwermend ten laatste hier of daar
nedervalt,
en door verschillende oorzaken gaat ont
kiemen.
Boterbloem, wij trappen op uw glim
mend goud;
ge zoudt onze tuinen overwoekeren waar
wij 't toe lieten.
Gij draagt geen kap om 't vriendelijk ge
laat te verbergen,
en zijt schoon, waar de Mensch gedoogt U
te laten groeien.
Vertrouwend, dat ieder die belang stelt
in de Natuur-verschUnselen aan die een
voudige Paardebloem zijn aandacht wil
schenken, verblijf ik, dankend voor de op
name,
Uw dw.,
J. J. DE KOEIJER.
Maart, 1938.
Men verzocht ons opname van het vol
gende:
Toen op den 13den Juli van het jaar 1937
de groote orgelist Jan Zwart overleed, liet
hij aan Nederland een levenswerk na,
waarvan tallooze kerken, gezinnen en or
gelvrienden nog lang zullen profiteeren,
n.1.: Stijlvolle, frappante bewerkingen van
koralen, volks- en geestelijke liederen. Een
juister opvatting van plaats en taak van
het Orgelspel in Eeredienst en Orgelcon
cert, dan die tot nog toe geheerscht had.
Een door hem herontdekte wereld van
schoonheid in de Oud-Hollandsche muziek.
Een groot publiek, dat door hem weer ont
vankelijk was gemaakt voor specifieke
Orgelkunst.
Steeds meer Kerkgangers en Orgelisten
erkennen dankbaar welk een wegbereidend
werk door Jan Zwart is verricht. Zeker
zouden zij den overledene, zoo hij nog in
ons midden ware, gaarne den dank betui
gen, waarop hij bij zijn leven recht had,
maar dien hij, toen niet altijd mocht ont
vangen.
Deze gevoelens van erkentelijkheid heb
ben verscheidene Nederlanders ertoe ge
drongen, een Comité te vormen tot het
plaatsen van een eenvoudig gedenkteeken
op Zwart's graf, maar vooraltot het
vormen van een fonds, waaruit zijn talrijk
gezin in de eerste moeilijke jaren kan
worden gesteund.
Want ook in dat gezin liet Jan Zwart
iets van zijn levenswerk na, en het moet
hem vaak hard gevallen zijn, dat hij het,
om het cultureele werk, dat God hem op
gelegd had uit te voeren, niet die materiee-
ie welstand kon verschaffen, die hg het
had kunnen geven, wanneer hij dat werk
had laten liggen.
Het Comité, dat zich spontaan uit ver
schillende Kerkformaties heeft geconsti
tueerd, wil nu die actie tot fondsvorming
stimuleeren, door over het geheele land in
de maanden April-Mei 1938 Herdenkings
avonden te organiseeren, en liefst de ge
heele opbrengst ten goede doen komen aan
bovengenoemd fonds. Het ligt in de bedoe
ling om op deze avonden door een plaatse
lijken Orgelist of een Gast-Orgelist een
Orgelbespeling te doen houden, waarbij de
Nederlandsche Orgelmuziek en speciaal
die van Jan Zwart zelf de eereplaats op het
programma zai innemen. Uiteraard zal
het Protestantsche Koraal daarbij op den
voorgrond staan. Indien mogelgk, zal te
vens een spreker de beteekenis van het
levenswerk van Jan Zwart uiteenzetten.
Waar verscheidene orgelisten en spre
kers van naam hebben uiteengezet terwil-
le van het doel hun medewerking belange
loos te willen verleenen, zou het Comité
het ten zeerste op prijs stellen, wanneer de
Kerkelijke autoriteiten desgevraagd hun
Kerkgebouw met orgel voor dit doel één
avond kosteloos ter beschikking zouden
willen stellen.
Alleen wanneer allen belangeloos samen
werken, kan er iets van beteekenis over
schieten voor het bovengenoemde streven.
Wij mogen de achtergebleven weduwe en
kinderen van één, die in muzikaal-litur-
gisch op?icht een dusdanig werk voor Ne
derland verichte als andere baanbrekers
op Kerkelijk en Maatschappelijk terrein
deden, niet teleur stellen met een klein
restant, laat staan met nadeelige saldi.
Wij hopen daarom, dat Kerkvoogdijen
en Orgelisten, die 'n desbetreffend verzoek
mochten ontvangen, gaarne belangeloos
hun medewerking willen geven, teneinde
deze daad van dankbaarheid te doen sla
gen.
Zij, die in de plaats hunner inwoning
ook zulk een herdenkingsavond willen or
ganiseeren, gelieven zich te richten tot den
heer T. Smit, secretaris.
Namens het Comité:
De Commissie tot het organiseeren
van Jan Zwart-Herdenkingsavonden
Mr. A, Bouman, Voorzitter.
T. Smit, Secr., Tolstr. 112, A'dam.
Feike Asma, Muz.-Adviseur.
Henryëtte Mooy.
Het Comité:
Prof. Dr. K. Schilder, Voorzitter.
Ds. W. F. ten Rouwelaar, Secr.
K. v. d. Velde, Penningmeester.
DE GEVREESDE PAPEGAAIENZIEKTE
Nu een geval te Bloemendaal.
In het gezin van het gemeenteraadslid B.
te Bloemendaal, heeft zich een geval van
papegaaienziekte voorgedaan. De vrouw
van den heer B. leed gedurende ruim tien
dagen aan hevige koortsen en men dacht
aan griep. Hierna verliep een week zonder
det temperatuurverhooging werd waarge
nomen. Toen echter manifesteerde de zie
ke zich met groote hevigheid. De diagnose
werd gesteld door prof. Snapper te Am
sterdam. Kennissen van den zieke bezitten
een papegaai en men vermoedt, dat hij daar
de ziekte heeft opgeloopen.
VOETBAL.
SCHEIDSRECHTER-OPLEIDING.
Een cursus van den U.P.V.B.
Men deelt ons mede, dat de Utrechtsche
Provinciale Voetbalbond in de maand April
een curus organiseert voor de opleiding
tot voetbal-scheidsrechter bij dien Bond,
met het vooruitzicht na eenige jaren prak
tijk over te kunnen gaan tot scheidsrech
ter bij den Koninklijken Nederlandschen
Voetbalbond.
De bonden trachten door samenwerking,
door het houden van opleidings- en ver
volgcursussen enz. voor goede aankomen
de krachten een snellere promotie moge
lijk te maken, om op die wijze te komen
tot het vormen van een jonger en beter
onderlegd scheidsrechterscorps.
Moge het streven van de voetbalbonden,
om op die manier te geraken tot het vor
men van goede scheidsrechters, tot resul
taat hebben, dat zij, die zich afzijdig hiel
den, nu de animo kunnen vinden om toela
ting tot dien opleidingscursus bij het se
cretariaat van den U.P.V.B., Westerstraat
7, Utrecht, vóór 23 Maart a.s. aan te vra
gen.
Men hoopt op veel deelneming.
N.V. Eerste Soester El. Drukkery
WW*
INTERESSANTE TELEVISIE
DEMONSTRATIES.
OP DE JAARBEURS.
Naar het Engelsch.
9).
De boeren gingen altijd eerbiedig uit den
weg, als ze een voertuig van hun meerde
ren zagen aankomen, en daar de „hooge
weg" niet overal even breed was, eischte
dit soms heel wat beleid.
Mrs. Llewellyn had haar zoon lief, in zoo
verre ze dan in staat was, een ander lief
te hebben buiten zichzelve. Als zij had ge
weten, hoe uitgeput van vermoeienis hij
was, dan zou ze niet hebben toegestaan,
dat de bediende hem door het luiden van
de gong uit zijn rust had gewekt. Maar in
de groote vacantie was HUgh zoo dikwijls
uit, ze zag hem dan soms in geen dagen,
daar hg, geliefd als hij was, steeds uitnoo-
digingen kreeg, om nu eens hier en daar
te komen en zij zich dikwijls te onwel voel
de, om aan de gezamenlijke maaltijden deel
te nemen. Mr. Llewellyn was de heele
week in St. Petersburg gebleven.
Zóó, als Hugh dien avönd aan het diner
verscheen, waren zijn beide ouders getrof
fen door zijn slecht uitzien en zijn noncha
lante kleeding.
Streng als altijd begon zijn moeder:
„Ik dacht, dat wij toch gewoon waren,
ons voor het diner te kleeden, jongen."
„Vergeef mg, moeder, maar over een half
uur ga ik weer."
„Mag ik ook vragen, waar je op een Zon-
De Minister van Binnenlandsche Zaken
heeft aan de N.V. Philips toestemming
verleend om geheel los van de experi-
menteele televisie-uitzendingen, welke in
onderling overleg tusschen Televisie-com
missie, de Nedeiïandsche Omroepzender-
Maatschappij Nozema N.V. en de 4 groote
Nederlandsche omroeporganisaties worden
voorbereid uitsluitend tijdens de Jaar
beurs te Utrecht, welke thans van 15 tot 25
Maart te Utrecht wordt gehouden, de
monstraties te geven met de door deze
Naamlooze Vennootschap ontwikkelde ver
plaatsbare zendapparatuur en televisie
ontvangtoestellen.
Deze demonstratie-uitzendingen vallen
geheel buiten de televisie-experimenten,
welke thans in het onlangs op advies der
televisie-commissie gevormde contactor
gaan punt van nadere overweging uitma
ken.
Zij beperken zich tot de Jaarbeurs en
worden uitsluitend door de N.V. Philips
verzorgd.
Men ga zien'.
De demonsraties worden dagelijks tot en
met 25 Maart gegeven op de Philips' tele
visiestand van 1012 uur en van 24 uur;
het programma duurt 4 i 5 minuten, tel
kens voor 100 personen.
dagavond om acht uur heengaat?"
„Wladimir, de bediende van Jack, heeft
de boodschap gebracht, dat een vrouw uit
Stolzowa had gehoord van iemand, die ziek
was in Ladoga. Nu gaan Jack Huish en ik
naar Stolzowa rijden, om die vrouw op te
zoeken."
„Dus je zoudt daar vanavond nog heen
rijden?" riep mrs. Llewellyn, uit haar on
verschilligheid gewekt. „Wat is dat nu
voor dwaasheid!"
„Er komt niets van in, Hugh", viel mr.
Llewellyn in. „Morgen moet ik je op het
kantoor hebben!"
Maar de beteekenis van dat gezegde
drong niet geheel tot Hugh door, vervuld
als hij was van Mary. Dus zei hij onwille
keurig:
„Als er eenig nieuws was, dan zouden ze
er hier mee komen en niet op het kantoor.
Dus zie ik er niets in, om daarheen te
gaan."
Mr. Llewellyn staarde zijn zoon aan. Dit
was misschien voor het eerst van zijn le
ven, dat Hugh zich regelrecht verzette te
gen een voorstel van zijn vader.
„Je schijnt mij niet te begrijpen", klonk
het ijskoud. „Ik zei, dat ik je morgen op
het kantoor noodig heb. Je lijkt wat ver
strooid."
Nu kon Evelyn het niet langer uithou
den. Zij stond op, in haar volle lengte, met
schitterende oogen, en Helena, die haar
zuster misschien nog het beste kende, wist
dat dit een gevaarlijke uitbarsting beduid
de.
„Vader", riep zij, „hoe kunt u zoo spre
ken? Heeft u dan in het geheel geen hart,
dat u zoo wreed is tegen Hugh, op zulk
een oogenblik?"
Nadruk verboden.
D heesters, de bolgewassen en de vaste
naar buiten, waar de boomen en
E warme lentedagen lokten velen
planten door de zonnestralen werden ge
wekt tot nieuw leven. Knoppen zwellen en
de vroegelingen prijken reeds met kleurige
bloemen, die bijen en andere insecten lok
ken, voor zoover deze laatste al zijn ont
waakt uit hun winterslaap. De gelukkige
bezitters van een tuin zien dagelijks iets
nieuws en zij kunnen het verlangen niet
weevstaan te gaan zaaien, verspenen,
scheuren en verplanten.
Het kan voor velen, die nog niet volko
men thuis zijn in de edele kweekkunst,
nuttig zijn te worden gewezen op enkele
kleinigheden, die toch van zoo groot be
lang zijn. Zoo dienen zij in de eerste plaats
ongeduld te leeren bedwingen, want het is
nog geen lente en nog minder zomer. Het
kan des nachts nog knap vriezen, zoodat
b.v. de bloeiende Rhododendron praeco in
één nacht van Maart alle schoon verloor.
Zulk een lot kan ook Magnolia nog treffen,
die toch pas zooveel later in bloei komt.
Zet daarom nu nog geen Dahlia's in den
grond, want de kans is te groot, dat de
jonge spruiten straks bevriezen, als zij pas
boven den grond zijn.
Er kunnen vele groentesoorten worden
gezaaid en ook enkele bloemzaden kan men
aan den grond toevertrouwen. De leveran
cier of de aanwijzing op de zakjes geven
den tijd aan. Met de meeste zomerbloemen
moet men echter wachten tot welhaast of
heelemaal Mei. Alleen het graszaad kan
men zeker beter einde Maart-begin April
in den grond brengen, opdat het grasveld
je tijdig zal zijn bezet irfït uitstoelende
plantjes, die vastgeworteld zijn in een min
of meer gezetten grond, waarop men voor
zichtig kan loopen met schoenen zonder
punthakken, die gaten drukken. Wie zelf
het gras wil maaien met de machine, trek-
ke zulke schoenen liever uit en gebruike
pantoffels. Om te voorkomen, dat de jon
ge grasplantjes door een soms slecht snij
dende machine worden uitgetrokken, laat
men zeker den eersten keer het nieuwe
grasveld maaien met een zeis. Botte gras
machines dient men te laten slijpen.
I Zaden worden nimmer diep in de aarde
gebracht, maar altijd slechts zooveel toe
gedekt als zij zelf dik zijn. Het eerste
1 spruitje of de kiemblaadjes moeten vrijwel
1 geheel worden gevormd door het reserve-
I voedsel in het zaad en als dit diep in den
grond ligt, rijkt het voedsel niet toe om
het plantje den langen weg naar het licht
te laten afleggen en het sterft onderweg,
of het komt te zwak boven de aarde. Men
maakt daarom vóór het zaaien den grond
heel mooi gelijk, zoodat na het overstrooi-
en van de dekkende aarde het zaad niet te
diep in putjes kan komen te liggen. Het
kan zelfs goed zijn de gelijk gemaakte op
pervlakte zachtjes aan te drukken met een
plankje. De aarde, die men over het zaad
strooit, moet altijd heel fijn zijn.
Als na het zaaien de grond opdroogt,
moet men voorzichtig gieten met een fijne
broes, waarmee geen gaten in den grond
worden gegoten en met zoo weinig water
dat de aarde niet dichtslaat. Dit gieten is
vooral noodig, als de zaadjes kiemen, want
als het wortelpuntje verdroogt, zal er
meestal geen plantje boven de grond ko
men. Te weinig wordt hieraan gedacht bij
gras, met het gevolg, dat er kale plekken
komen of van het zaadmengsel komen al
leen de sterkste en ook grofste sooiten op,
die geen mooi gazon geven. Als er mus-
schen azen op het zaad, dan spant men
zwart garen over den grond.
Bij het verspenen en planten dient er
aan te worden gedacht, dat de wortels
rechtuit kunnen hangen in het plantgat,
dat dus diep genoeg moet zgn. Na het vul
len van het plantgat drukt men de aarde
zoo stevig aan, dat de plantjes er niet zon
der moeite uit getrokken kunnen worden.
Zoo noodig wórdt na het planten aangego
ten, op zeer zonnige dagen desnoods ge
schermd, b.v. met rijshout.
Mr. Llewellyn wendde zich nu tot zijn
dochter met een verbaasd:
„Waar bemoei jij je mee?"
Of ze deze opmerking niet gehoord had,
ging Evelyn in gloeiende verontwaardi
ging voort:
„Ziet u dan niet vader, dat Hugh doodop
is?"Hij heeft geen rust gehad, sinds
Mary vermist werd, en nu zoudt u van
hem verlangen, dat hij met u naar het
kantoor ging? Ik geloof, dat u een hart
van steen heeft
Hugh stond op en zei tot zijn zuster:
„Zóó moet je niet spreken, Eef, daar
win je niets mee! Heel lief van je, dat je
zoo mijn partij opneemt."
Toen wendde hij zich tot zijn vader:
„U kunt toch in waarheid niet van mg
vernachten, dat ik op kantoor zou kunnen
werken, terwijl het jonge meisje, dat ik
liefheb, misschien dood terneer ligt in het
bosch? Als u in moeilijkheid waart, va
der, zou ik trachten, u te helpenv Maar nu
is het mijn plicht, om Mary te vinden."
„Mary?Mary? stamelde mr. Lle
wellyn, geheel heel van de wijs gebracht
door dat kalme antwoord. „Hoe nu? Wil
dat zeggen, dat je liefde hebt verklaard
aan het jonge meisje, dat bij mrs. Tweedie
de plaats vervult van secretaresse, of ka
menier, of wat dan ook?Jij, mijn
eenigen zoon, het toekomstige hoofd van
de firma, je zoudt tot vrouw willen ne
men, een ondergeschikte, een loontrekken
de?Versta mij wel: clit verkies ik
niet! Dat malle zoeken naar iemand, die
misschien beter uit den weg is, last je
maar over aan degenen, die dat meer aan
gaat en jg vertrekt met de eerstvolgende
boot naar Engeland."
Hugt hield zich hijgende vast aan de leu
ning van zijn stoel en de aderen op zijn
handen zwollen als koorden door het ge
weld, dat hij zich moest aandoen, om zijn
zelfbeheersching te bewaren.
Mrs. Llewellyn liet de waarschuwing
hooren:
„Gaat de kamer uit, meisjes! Het is be
ter, dat je dit gesprek niet bijwoont."
Maar Evelyn en Helena bleven als aan
den grond genageld staan. Dat Hugh nu
nog de eerste zou zijn, die zich aan de ti
rannie van hun ouders zou onttrekken,
hadden ze nooit verwacht. Evelyn had al
menigmaal aan Helena toevertrouwd haar
vast voornemen, om te vluchten naar En
geland, en het zusje had haar dan ge
smeekt, om te wachten, tot zij ook genoeg
zou opgespaard hebben voor de reis. Ze
dachten dan naar haar grootmoeder te
gaan: eens hadden ze daar een Paaschva-
cantie doorgebracht en het was haar daar
zoo uitstekend bevallen, dat ze altijd nog
de herinnering hadden aan een heerlijk
vreedzame omgeving, waar ieder zich wel
gelukkig moest voelen.
Tot nog toe had Hugh haar juist altijd
geraden, om zich maar te schikken in haar
lot. Dat komt: hij wist niet, hoe vreeselijk
saai haar leventje was, vooral in den win
ter. Dan zaten ze altijd maar thuis, want:
mrs. Llewellyn was bang voor de koude
voor haar zenuwhoofdpijn en mr. Llewel
lyn had bezwaar tegen dat „late thuisko
men." Nu had wel een van de andere ge
trouwde dames de meisjes kunnen chape-
ronneeren, maar mrs. Llewellyn wilde ze
steeds „onder moeders vleugelen" houden;
jonge meisjes waren zoo licht geneigd tot
min-gewenschte kennismakingen, als ze
Bllthoven.
P. J. Schenk.
niet onder moeders hoede waren, placht
zij te zeggen. Dus zaten haar dochters den
heelen winter thuis en meestal moesten zij
haar 's avonds voorlezen uit de een of an
dere levens- of reisbeschrijving; dit werkte
zoo opbouwend, zei mrs. Llewellyn. Zijzel-
ve viel in den regel na 't eerste hoofdstuk
in slaap; maar de meisjes durfden dan
toch niet ophouden, uit vrees, dat haar
moeder dan juist wakker zou worden.
Evelyn had talent voor teekenen en
bracht eenige uren per dag aan haar schil
dersezel door; maar ze bleef geheel zonder
leiding, omdat haar vader haar geen les
sen liet geven. Helena had niet zoo iets
wat haar een heilzame afleiding schonk.
Zij zou dus al heel licht „ingedommeld"
zijn, maar om der wille van Evelyn bleef
zij „wakker."
Toen mrs. Llewellijn haar beiden had ge
raden, het vertrek te verlaten, had zij ook
allereerst gevolg willen geven aan dien
wenk; maar, toen zij zag, dat Evelyn bleef,
maakte zij ook geen aanstalten, om te
gaan.
„Pardon, moeder!" zei Hugh, „er kan
niets gezegd worden betreffende de jonge
dame, die mijn vrouw aal worden &ls ik
ooit trouw wat niet geschikt zou zijn
voor mijn zusters, om te hooren. Maar,
daar wij met een twistgesprek niets verder
komen, zullen we alle drie gezamenlijk het
vertrek verlaten, tenzij u, vader", hier
wendde hij zch met ongewone stroefheid
tot mr. Llewellyn, „bereid is, om te her
roepen de uitdrukkingen, die u zooeven
heeft gebezigd betreffende miss Williams,"
(Wordt vervolgd).