f
I
f
tm ïtmymïtm vmymvm &m wsmmm wdymxm atös Maw
<7&
5
Tb
7s
t
DONDERDAG 20 DECEMBER 1973
LEUSDER KRANT 14
/5
f
/5
AS
0TS
Av
4>~
AS
1
AS
A<
fe
7^
AS
JOZEF:
Maar wie weet wat dit ogenblik zal brengen? Straks pas, de toekomst zal
leren wat de inhoud was, de inhoud voor mij, Jozef, die hier staat. Waarom
moest ik haar man zijn. Is er nog niet de twijfel genoeg in het leven. Maar ook
het ogenblik kent mijn belang, met grote zekerheid. Eens, later, zal ik op
deze plek terugkeren
...want in het nachtverblijf was voor hen geen plaats.
JOZEF:
Ik zal de herinnering terugroepen, begrijpen, uitbreiden, verdichten. Kijk naar
mijn lichaam, ik beweeg, ik jubel, luister, ik verheerlijk de nacht. Natuurlijk,
straks ga ik naar Maria terug. Natuurlijk, ik ben met haar verbonden.
Dit eenvoudig samen-zijn, dit kind in mij, in haar.
..en gezegend is de vrucht van uw schoot.
JOZEF:
En inderdaad ik was onverschillig. Voor mij zelf was de wereld zonder enige
waarde Maar nu weet ik het: de wereld is niet waardeloos omdat ik onverschillig
ben. De wereld is duister voor iemand die blind is, maar de wereld is er en
de blinde is niets. Het doet me denken aan mensen van vroeger, heel veel
vroeger, voor wie de grote goden de betekenis van het leven hadden. Andromeda
bijvoorbeeld, die over het hele firmament gespannen was, vastgenageld aan haar
rots en om haar heen alle lichten die opblonken, lichtjes opstraalden. Maar voor
haar was een vast punt, een houvast, want boven haar was Perseus die zich met
open armen naar haar over buigt.
MARIA:
Hij toont de kracht van zijn arm en slaat de trotsen van harte uiteen.
JOZEF:
En opzij van hem bungelt het wapen. Daarmee zal de draak worden gedood.
Het wapen, waar is mijn wapen, mijn sterke verdediging tegen dit gebeuren?
Of is mijn wapen het wachten en rondkijken in deze wereld. Maar zie niet het
afgeslagen hoofd van Medusa, dat beweerden de ouden, want ieder mens die het
ziet wordt versteend. Maar zij hadden ongelijk. Ik ben niet verbitterd, niet
grauwzaam verschapen in de wereld, ik twijfelaar, reiziger, ik zou willen dat
Maria hier naast mij kon staan, die vrouw die nu mijn vrouw is geworden,
de vrouw van wie ik straks een kind zal krijgen
MARIA:
Want de Machtige heeft aan mij grote dingen gedaan.
JOZEF:
Zij moest samen met mij naar de hemel kunnen kijken Medusa, de godin-
moeder, die door zulke verbitterde mannen in een monster werd herschapen omdat
zij de gedachte niet konden verdragen dat zij eens door een vrouw ter wereld
waren gebracht Ook voor Maria is die godin-moeder een zinnebeeld van het
noodlot geworden. Haar instinct is in opstand gekomen en is uitgebarsten.
MARIA:
Hoe zal dit gebeuren, aewijl ik geenen man beken?
JOZEF: u
Maar al haar geweeklaag en al haar machteloosheid zijn zo onwerkelijk.
Zij is zichzelf niet, zij denkt niet aan zichzelf, wanneer zij weeklaagt.
MARIA:
Zie hier de dienstmaagd des Heeren.
JOZEF
lk zou wel willen dat ik muziek van wolken of van zomaar het licht voor haar
had Maar muziek is vaak hard. van schelpen, van metaal ol soms van hout
Je zou het eigenlijk als water moeten horen, het water is al oud en soms kun je
nog luisteren in de schelpen, de handen van de zee, als de lucht maar toereikend
was, als het maar mogelijk was dat zij niet op die ene plaats moest blijven,
de poort openen en binnen kon treden Dewereld staat in volle bloei, in wachtens-
tooi, de bomen beloven straks rijke vruchten te geven en overal rondom geuren
de bloemen. Misschien anders dan ze zou willen, maar ze zijn er en ze geuren.
En de wind waaiendoverdevelden,debloemen, door het haar, luister de wind
/5
A2
(r®
KL
«3
3»
g
/N
Vrees niet, Maria uw vrouw, tot u te nemen
En toen spraken de mensen tot elkaar: laat ons er heen gaan om te zien wat
er gebeurd is, en wat de Heer ons bekend heeft gemaakt. Ze snelden er heen
en vonden Maria en Jozef met het kindje. Toen ze het zagen verhaalden ze wat
hun over dit kind was gezegd. Een meisje zei heel zacht:
Kerstmis is een grote vergadering
van duisternis en sneeuw en lange dromen
is niet denken dan als muziek
of zuiverheid of als een porceleinen engel
is wandelen met eeuwigheid als kind,
hand in hand samen door het feest
iets eigenlijk alleen maar van het geluk
van een lang geleden en vergeten vrede
maar dit alleen als mens.
als God,
zou ik de mensen tegemoet komen
het licht zachter maken als kinderhaar
en het harde stro van felle woorden
verzachten met ossen- en ezelsadem
misschien zou ik heel even de hemel
als vrede op aarde laten komen
maar niet lang want de aarde is te ver
om nog als geluk geleefd te kunnen worden
tijd is bijna voorbij immers
de mensen zittend en kijkend
luisterend soms naar de ver-vreemde geluiden
van een tweemaal geleden lange tijd
zou tenslotte toch Kerstmis kunnen komen
uit het vage waas van zo'n eindelijke wereld
of alleen maar als feest
maar dan zonder kinderen?
JOZEF:
Zonder de kinderen. Dit is gebeurd. Waar we stonden was het licht, maar
verder boven de velden lag de nacht, uitgespreid als een hand van de hemel.
Maar later met de wind in het kind gekomen in mij, in Maria, in alle mensen.
Met de wind van de gedachten werd het geboren in de mensen. In de mensen
een welbehagen.
Dit is gebeurd en nooit meer dan dit zal ooit een wonder kunnen heten.
Eensklaps stond er voor hem een Engel des Heren en de glorie des Heren
omstraalde hem: een hevige vrees greep hem aan, maar de engel sprak tot
hem dit zal een teken zijn gij zult een kindje vinden
Ik ben een dwaas geweest weg te willen lopen, te denken dat ik haar teveel
zou zijn En zij was voor mij trouwens - nadat zij een tijdlang niet meer geweest
was dan een ornament. En daarbij ben ik een valsaard, een vervalser, ook dat ben
ik ja. Ik had het verleden vervalst, ik was zelfs gaan geloven dat dat verleden
alleen maar bestond uit moeheid, machteloosheid en kilte. Ik heb mij alles in
herinnering willen brengen, maar herinnering is leugen
lk heb mijn herinneringen verdraaid, heb mijn herinneringen en mijzeli
volkomen beklad Heb ook anderen beklad Heb mij verhoovaardigd. Ik heb er
een eer in gesteld om door te gaan met datgene waarmee alleen maar doorgegaan
werd omdat het moest
En al deze dingen zijn gebeurd, terwijl op de bodem van elk nieuw ogenblik
een begin ligt voor de goede, voor een werkelijke bevredigende toekomst
En de Jozel strompelde terug naar het andere huis der zuchten, dwars door
de bomen waar dieren in leven, door het hekwerk van takken, langs ritselende
geluiden, 'in het donker glanzend van de sterren, gelukkig over wat in hem,
diep in hem is gebeurd - er is een kind geboren - maar zonder het zich bewust
te zijn, veranderd, en zich verlatend op zichzelf.
Een reiziger, trekker, zwerver, die moest weggaan van huis en haardstede
om zijn kind ter wereld te laten komen.
Maar nu in deze uitgestrektheid, beu van het rondtrekken, van het gesjouw,
maar plotseling ook: in staat gesteld weer tot kind te worden, opnieuw geboren
te worden en extase te beleven, de verrukking over de geboorte, zoals Maria
in het huis.
En plotseling was de engel door een hemelse legerschare omringd,
ze loofden God en zeiden. Glorie aan God in den Hoge en Vrede op aarde
aan de mensen van goede wil
/ff
£2
/5
f
(ZIP
/ff