NIEUWE
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR
Amersfoort, Baarn, Bunscloteii, Mm,. HamersToltl, Hoevelaken, Hooglanü, Leiisüen, Soest,
1, Stout
V
Uitgever: A. M. Slothouwer,
te Amersfoort.
Eene viermaal geplaatste ad*
i verten tie wordt slechts drie*
maal in rekening gebracht.
FEUILLETON.
u Toontje met de gebeten wang.
AIERSFOORTSCHE COURANT.
Abonnementsprijs voor Amersfoort per 3 maanden 1,
Franco door het gcheele Rijk1,10.
Afzonderlijk* nummers3 Cent.
Dit Blad verschijnt des Woentdagt- en des Zaterdagt.
Agent voor Baarn en Omstreken:.
W. Z. MULDER te Baarn.
Advertentièn van 16 regelsƒ0,40.
Iedere regel meer0,05.
Groote létters worden berekend naar plaatsruimte,
Advertentièn zende men den dsg vóór de uitgave in.
Daar het nut van het adverteeren alge
meen is erkend, heeft de uitgever niet
geaarzeld aan de toenemende behoefte om
advertenties te plaatsen zooveel mogelijk
tegemoet te komen, door ze in zijn blad
op te nemen, tegen den laagsten prijs, die
er in eenige courant voor wordt betaald
Voor eene advertentie van 16 regels 40 ets.
Voor iederèn regel meer dan 6 5 ets.
De kosten behoeven dus niemand meer
af te schrikken om zijne belangen door
openbaarheid te bevorderen.
Wees ons genadig en zegen ons, elk in
het bijzonder in zijn huiselijke aangele
genheden, in zijn maatschappelijken
werkkring. Geef ons lust en kracht, om
door onzen arbeid het algemeen belang te
dienen. Versterk ons in de overtuiging
dat er geen grooter zelfvoldoening bestaat
dan het bewustzijn, getrouw te zijn ge-
Aan den rand van het veldin het
i°Boogenaamde kersenboschwaar de weg
3 zich in tweeën deelt, zaten op een Zon
dagnamiddag drie meisjes onder een bloeien-
den kerseboom. Alles was stil om haar
heengeen ploeg bewoog zich, geene kar
werd gehoord. Zoo ver het oog kon rei-
i ken, heerschte overal eene Zondagsche
rust. Slechts de leeuwerik juichte zijn
lied hoog in de wolken en in de voren
'4 verborgen sloeg de kwartel. Eet scheen
of de akkers alleen voor zich zeiven bloei-
i den; want nergens was iemand te zien, die
I door hark en schop aanduidde, dat de
aarde aan hem onderworpen was.
Hier en daar kwam een boer schuins
lB over het veld; somtijds een, somtijds ook
meerdere, die onder een vertrouwelijk ge-
/e sprek naar hun koren zagen.
De drie meisjes zaten bedaard met de
handen gevouwen op hunne witte schorten
weest in de vervulling van de taak, ons
door de Voorzienigheid opgelegd. En,
mocht gij, wat de Hemel verhoede, eenig
onheil doen losbarsten boven ons hoofd
schenk ons dan den moed, te berusten
in Hoogeren Wil, het vertrouwen, dat
al wat ons is opgelegd tot ons welzijn zal
strekken.
Wees voor ons vaderland, 1880, een
goede genius. Zegen onzen Koning en Zijn
Huis, houd alle rampen verre verwijderd
van den Oranjestam. Geef aan de man
nen die on3 regeeren, wijsheid en voort
varendheid, en tracht het zoo aan te leg
gen, dat zij hun zetels niet verlaten vóór
gij zijt bijgelegd in het graf der eeuwen.
Laat de hervormingen, waarvan we reeds
zoo vele jaren hebben gedroomd, niet lan
ger zweven in de lucht, maar gebied ze
neder te dalen op den bodem der werke
lijkheid. Wij hebben reedsuw voorgan
gers kunnen er van getuigen, zoo lang
moeten teren op toezeggingen en beloften
honderd en een belangrijke vraagstukken
hebben sinds menschen heugenis een voor
werp uitgemaakt van //ernstig onderzoek",
of zijn, door opvolgende regeeringen, ,/niet
uit het oog verloren"maar och, dat heeft
ons zoo bitter weinig gebaat. We smach
ten naar daden evenals de reiziger in de
woestijn naar een verfrisschende teug. Laat
ze ons eindelijk eens aanschouwen, 1880.
Schenk onzen Volksvertegenwoordigers
een practischen zin. Giet geen olie op de
sissende vlammen van den partij-haat: doe
en zongen van tijd tot tijd een lied. Lief
lijk en weemoedig klonken de heldere
tonen over het veld en zoolang de meisjes
zongen, floot de distelvink, die in de tak
ken van den kerseboom zatmet
dubbelen lust, en wanneer zij ophielden
om zacht met elkander te praten, ver
stomde ook de distelvink bijna plotseling.
De meisje zongen:
Mijn harte voelt verlangen
Naar U, o liefste mijn,
Uw min houdt mij omvangen
Ik wil uw eigen zijn,
Slechts u wil ik bekoren
Van wie mij hoort of ziet;
Slechts u wil ik behooren,
Mijn lief, verlaat mij niet!
Paf!! daar viel een schot, de meisjes
ontstelden hevig en de distelvink vloog
uit den boom. Toen zagen de meisjes
den jager van Muhringen in een korenveld
springen, zijn hond voor hem uit. De
jager hief de koningsvrouw, die door zijn
schot gevallen was in de hoogte, trok
hem eene veder uit, stak die op zijnen
hen bij toeneming gevoelen en begrijpen,
dat zij geroepen zijn tot deelneming aan
den ivetgeveiiden arbeid, niet om elkan
der te verpletteren met de rotsblokken
hunner welsprekendheid. Het is misschien
een banaliteit, wanneer we van u vragen
inkrimpingen van het Bijblad, uitbreiding
van het Staatsblad, en toch, het zou
zoo goed zijn, indien gij kondt besluiten
aaii deze bede gehoor te geven.
We hebben, o pasgeboren jaar, hier ver
van daan, onder en bij den evenaar, ook
nog broeders wonen. Vergeet hen vooral
niet bij de uitreiking uwer gaven. Leer
Atjehneezen en Samarangsche kooplieden
berusten in het onvermijdelijke, en maak
een eind. aan het vervelend gehaspel over
krijgsbeleid in den laatsten oorlog. Geef
Kareltje een ruimen oogst van welver
diende lauweren en roei in West-Java
de veepest uit.
Wij zijn, o 1880, niet egoïstisch ge
noeg, om alleen aan onze eigen belangen
te denken. Ook voor de andere natiën
smeeken we uw gunsten af. Geef den
Belgen meerdere verdraagzaamheid op
godsdienstig gebied, opdat zij ophouden
elkander te verwenschen en uit te maken
voor al wat verachtelijk is. Bedeel de
Pranschen met politieken tact, en laat hen
afzien van hun roekeloos streven om hun
eigen republiek onderst boven te werpen.
Schenk aan de Duitschers gezonde staat
huishoudkundige begrippen, en noodig hen
uit den Chineeschen muur weer af te
hoed, schoof den vogel in de weitasch en
hing het geweer weder om; het was een
schoon man zooals hij daar uit het groene
veld te voorschijn kwam.
Toontje zeideHij had 't dier op Zon
dag toch wel in 't leven kunnen laten.
Ja" zeide Kaatje, de jagers zijn eigen
lijk geen Christenmenschenzij kunnen
niets anders dan de onschuldige dieren
om 't leven brengen. Ik zou met geen
jager willen trouwen, al beloofde hij mij
ook nog zooveel.
,/De oude Ursula heeft hij eens ver
teld," zeide Veva, de jongste der drie,
dat een jager iederen dag een levend wezen
moet dooden. Intusschen kwam de jager
nader bij. Als of het afspraak was, be
gonnen alle drie de meisjes te zingen; zij
wilden doen of zij den jager niet bemerk
ten eu toch zongen zij in hare verlegenheid
al zachter en zachter en neurieden het
laatste couplet bijna onhoorbaar
Een valschen zin, en hoogen moed,
Drie veeren draag ik op mijn hoed;
En daar mijn schat mij niet bemint,
Wil 'kzien, dat ik een ander vind.
breken, dien zij, in strijd met. den geest
dezer eeuw, om hun erf hebben opgetrok
ken. Doof bij de Engelsche staatslieden
de nationale zelfzucht uit; leer hun be
grijpen dat het niet aangaat links en
rechts te annexeeren voor het verkrijgen
van onmogelijke wetenschappelijke" gren
zen. Laat hen zich nu maar tevreden
stellen met hun Cyprioten, Transvalers,
Zoeloe' s, Kaffers en Afghanen; zij hebben
er waarlijk de handen aan vol.
Verijdel de aanslagen van nihilisten, en
fluister de Russische schoonen in het oor
dat revolver en dolk niet in haar lieve
handjes passen. Tracht den Czaar een
middel aan de hand te doen waardoor hij,
zonder het wettig gezag te ondermijnen,
zijn onderdanen die vrijheden kan schen
ken waarop zij recht hebben.
Maak een eind aan het gezwets van
het //Onbevrijd Itdliëdoe den bewo
ners van het heerlijk Apenijnsche Schier
eiland inzien, dat zij zich eerst vrij moe
ten maken van het vloekwaardig roofge-
spuis, dat Sicilië teistert, voor zij aan
andere dingen mogen denken. Geef' den
Turkschen Sultan geld om zijn uitgehon
gerde soldaten te betalen, den Grieken
hun grensregeling, den Montenegrijnen hun
Koesinje, ten minste als gij dat doen
kunt zonder de hand te steken in het
wespennest dat de Oostersche quaesfie
heet, want denk er aan, nergens meer
dan daar liggen voetangels en klemmen.
We willen, o 1880, van uw geduld
z/Dag vrijsters! waarom zoo stil?" vroeg
de jager, staan blijvend. De drie meisjes
begonnen te giegelen cn hielden hunne
schorten vóór den mond; Kaatje kwam
het eerste tot bedaren en zeide: /Bedankt
jager! wij zingen voor ons zeiven, en hooren
't wel, hoe zacht we ook zingen; wij zingen
niet voor anderen!"
»Brr!" zeide de jager, //dat mondje snijdt
of 't geslepen is."
//Geslepen of ongeslepen," antwoordde
Kaatje; Toontje stiet haar aan en zeide
halfluid: //Wat ben je grof."
De meisjes waren erg verlegen; zij wisten
niet wat te doen en stonden op om naar
huis te gaan.
z/Mag ik de juffers geleiden?" zeide de
jager weder.
z/De weg is vrij en de straat is breed"
zei Kaatje.
De jager dacht er aan, om van het
onbeleefde meisje weg te loopen; maar hij
vond het toch ook belachelijk om zich te
laten overbluffen. Nu kwam er nog bij,
dat Toontje hem zoo goed bevallen was;
hij bleef dus, maar wist nftts te zeggen.
Om de woorden van hare vriendin weer