NIEUWE
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR
Amersfoort, Baarn, Bistlfti, Ene, Oarml, Boevelata, lailati, Leasden, Soest,
Zaterdag 11 September 1880
Vaderlandsliefde.
Verborgen Goud.
No. 73.
Negende Jaargang.
Uitgever: A. AS. Slothouwer,
Advertentiën knnnen inge
zonden worden tot uiterlijk
morgens uur, des Woens
dags en Zaterdags.
Eene viermaal geplaatste ad
vertentie wordt slechts drie
maal in rekening gebracht.
AMERSFOORTSCHE COURANT
Abonnementsprijs voor Amersfoort per 3 maanden f 1,
Franco door bet gebeele Rijk1,10.
Afzonderlijke nummers 3 Cent.
Dit Blad verschijnt des Woensdags- en des Zaterdags.
te Amersfoort.
Agent voor Baarn en Omstreken:
W. Z. MULDER te Baarn.
Advertentiën van 16 regelsJ 0,40.
Iedere regel meer0,05.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Advertentiën zende men den dag vóór de uitgave in.
Er bestaat nogal eenig verschil van op
vatting aangaande den omvang en de
beteekenis dezer deugd. Men houde
mij ten goede dat ik vaderlandsliefde, zij
het dan ook voorloopig, zoo noem.
Maar eigenlijk moest ik dat toch niet
gedaan hebben. Liefde is, wel beschouwd,
geen deugd. Zij is een aandrang des har
ten, die we kunnen opwekken, versterken,
verlevendigen, en die als zoodanig de
drijfveer kan worden van edele en ook
minder prijzenswaardige handelingen,
en die zeer onderhevig is aan den invloed
van onze uiterlijke omstandigheden.
Sommigen zien in haar niets anders
dan den band die ons hecht aan den
grond, waarop we zijn geboren en opge
voed, en dus de schoonste jaren van ons
leven hebben gesleten. Zij vindt dan haar
ontstaan in de kracht der gewoonte, die
de voorwerpen» in onze omgeving stem
pelt tot een 'deel van onze individualiteit.
Doch in dat geval zijn haar openbaringen
niet altijd in overeenstemming met de
hooge waarde welke men doorgaans aan
vaderlandsliefde toekent. Verplaats ie
mand, die tot zijn mannelijken leeftijd
aan het zeestrand heeft gewoond, naar
FEUILLETON.
XV.
//G, jaEen alleraardigst ding daar die
eerste, in het zwart he hoorde ik
Peyton zeggen.
Buitengewoon mooi," antwoordde mijn
heer Grandisonmeer alsof hij hardop
dacht, dan dat hij zijn vriend antwoordde.
Ik sloot de deur en wij gingen het trapje
af. Iris was geheel verdiept in haar werk,
en merkte ons niet op, voordat wij dicht
bij haar waren. Zij zag op met een hel
deren glimlach op haar schoon gelaat.
//Mijne dochter Iris," zeide ik //Mijn
heer Harold Grandison; mijnheer Reginald
Peyton."
Zij waren beiden verrast en groetten
Iris op eene beleefde wijze.
Zij verschilden hemelsbreed, die twee
jonge mannende zoon van den baronet
in een licht, gemakkelijk pak en met een
vilten hoedde zoon van den parvenu met
lichte glacé handschoenen, fijne laarzen en
slobkousen aan, een hoed waarop niets aan
te merken viel, en uitstekend passende
kleeren. Sommigen zouden zich misschien
het hooger gelegen gedeelte van Neder
land, waar een geheel andere natuur hem
omringt, en hij zal zich langen tijd
te moede gevoelen alsof hij in balling
schap is geraakt; dit gevoel van verlaten
heid, dat hij eerst na een veeljarig ver
blijf in zijn nieuwe woonplaats te boven
komtzal hem in veel mindere mate
overvallen, als het lot hem naar eenig
ander deel der Noordzeekust voert, al is
dat ook over de grenzen. En, hoe oud
hij ook wordt, nooit gaat bij hem die
eerste indruk verloren. Telkens als hij
de tooneelen zijner kindsheid wederziet,
is het hem als wordt hij aan zijn vader
land teruggegeven. De Nederlanders der
zeventiende, eeuw, die zich te Batavia
vestigden, deden hun best om »de Koning
in van het Oosten" zooveel mogelijk in te
richten naar het model eener Nederland-
sche stad, met grachten en straten en
aaneengebouwde huizen, de bankjes
niet te vergeten waarop men zich des
avonds heel gezellig kon nederzetten. Op
die wijze scheen de afstand, die hen
scheidde van het moederland, hun minder
groot toe.
Vaderlandsliefde is voor ieder ander
juist hetzelfde als nationaliteitsgevoel. Waar
men ook terecht komt, men gevoelt dat
men Nederlander is. Gaarne zou men zich
een groote inspanning getroosten, om eenige
klanken van de geliefde moedertaal op te
vangen en om een landgenoot de hand te
drukken. En al blijkt ook spoedig dat de
nieuwe kennismaking volstrekt niet aan de
verwachting beantwoordt: dat de man,
in wien men een geestverwant meende te
kunnen begroeten dan zeer ver van ons af
staat, dat de gelijkheid van afkomst door
geen ander aanrakingspunt wordt gesteund,
toch verbeeldt men zich, door de herinnering
aan het gemeenschappelijk tehuis, verkwikt
te zijn.
Velen, die hun land en volk liefhebben,
leggen dit op een zeer eenzijdige wijze aan
den dag. De een wijdt aan zijn nationa
liteit een soort van afgodische vereering.
Zonder juist geheel blind te zijn voor de
goede eigenschappen die bij andere volken
zijn waar te nemen, acht hij het toch boven
eiken twijfel verheven dat zijn volk de
vereeniging van alle voortreffelijkheden uit
drukt. Op elk gebied is het naar mee
ning nummexvéén, en nooit zal het bij
hem opkomen, iets dat in den vreemde
wordt aangetroffen, ter navolging aan te
bevelen. Laat een buitenlander het eens
wagencritiek uit te oefenen op de Ne-
derlandsche zeden en gewoonten: laat hem
eens een ongunstig oordeel uitspreken over
onze geestkracht, onze eerlijkheid in zaken,
onze .aangeboren scherpzinnigheid en ge
zond verstand, laat hem eens zwakke
punten aantoonen in onze staatkunde, in
onze maatschappelijke verhoudingen, en
aanstonds zult gij den volijverigen vader
lander in toom zien opvliegen en den
vreemde op vinnige wijze terecht hooren
zetten.
Hoe zonderling het ook moge klinken,
hetzelfde beginsel voert bij anderen tot een
tegenovergesteld uiterste. Gedachtig aan de
spreuk dat de beste vrienden degenen zijn
die //feilen toonen", treft men soms per
sonen aan die uit pure vaderlandsliefde
hun landgenooten allerlei harde waarhe
den te slikken geven, en bij elke gelegenheid
het. zwaard der critiek doen blinken in
het zonnelicht. Een beroemd Britsch
dichter heeft eens gezegd: //Engeland met
al uw gebreken heb ik u toch lief,"
en nu wil men zijn liefde juist daardoor aan
den dag leggen dat men de tekortkomingen
zoo breed mogelijk uitmeet. Met een hart
vol weedom ziet de vaderlander van die
soort zijn landgenooten ten prooi vallen
aan traagheid, aan onverschilligheid, aan
stofvergoding en wat dies meer zij, en
in een droom verbeeld hij zich reeds een
negentiend' eeuwsche Jeremia te zijn, be
stemd om eerlang den ondergang van land
en volk te gaan zitten beweenen op de
puinhoopen der ineengezakte steden.
De vraag: //Waarin behoort eigenlijk
de vaderlandsliefde te bestaan?" is van
het uiterst belang te achten. Overmatige
gehechthe'd aan den geboortegrond is
bepaald een kwaad te noemen: in onze
dagen, nu de strijd voor het bestaan de
inspanning van alle krachten vordert, zou
het zeer te wenschen zijn dat jongelieden
van goede huize zich gedrongen gevoelden
om zich naar elders te verplaatsen, ten
einde in den vreemde de vaderlandsehe
belangen te behartigen, onzen handel en
onze nijverheid nieuwe wegen te banen,
en nieuwe markten te zoeken of te
stichten, voor onze producten, Het is
juist een soort van van cosmopolitisme,
dat onzen naam groot gemaakt heeft on
der de volken van Europa, zonder nog
te rekenen dat een tijdelijke afwezigheid
de liefelijkheden van het te-huis hooger
doet waardeeren.
Evenmin handelen we in den geest van
een welbegrepen patriotisme als wij ons
laten verblinden door een eenzijdige in
genomenheid met alles wat Nederlandsch
is. De vorderingen die in het buitenland
worden gemaakt moeten we voor ons zei
ven trachten te veroveren: door winst te
doen met de resultaten, elders verkregen
door zijne manieren laten bedriegen, en
den parvenu voor den adellijke aanzien
maar de meesten zouden dadelijk gezien
hebben door wiens aderen edeler bloed
stroomde.
z/U heeft daar een zeer aardige bezig
heid," zeide mijnheer Grandison.
z/Ja, het is heel prettig *ulke schoone
voorwerpen te vormen," antwoordde Iris.
//Allerliefst 1" zeide Peyton, terwijl hij
meer naar mijne dochterdan naar haar
werk keek.
z/Het is een zeer lieve vorm," zeide
Iris, terwijl zij de vaas een eindje van
zich afhield en ernaar keek.
z/Werkt u naar uwe eigene teekenin-
gen?" vroeg mijnheer Grandison.
z/Nog niet. Ik begin pas, en nu moet
ik mij nog oefenen om de modellen van
anderendie boven mij staanuit te
voeren."
Iris zag Peyton verwonderd aan, en
zeide
z/Ik doe nu ook wat ik wil."
1,0, ja, dat is heel aardig gezegd, maar
u begrijpt wel, wat ik meen," antwoordde
Peyton. ,/Hoor eens Brooke, waarom zet
je hier je aardige dochter aan het schil
deren van potten en pannen, terwijl zij
uitstekend, zeer schoone schetsen zou kun
nen maken?"
z/Ik geloof niet dat mijne dochter iets
zou beproeven, voordat zij zich in staat
gevoelde te slagen," zeide ik.
z/Het zou niet verstandig zijn in het
water te springen voordat men zwemmen
geleerd had."
z/Maar jonge eenden zwemmen van zelf,"
zeide Peyton en lachte, daar hij meende
dat hij eeD aardigheid gezegd had.
Iris zag hem verwonderd aan. Zij had
wel niet veel van de wereld gezien, maar
de vrienden die Grootma voor haar vond
waren beschaafde menschen; en al begreep
zij de beteekenis van Peyton's aardigheid,
zij kon toch niet begrijpen, met welk
recht hij zoo gemeenzaam werd na eene
zoo korte kennismaking.
z/KomPeytonlaten wij maar gaan
ontbijten," zeide mijnheer Grandison be
daard.
//Goeden morgeD, miss Brooke."
Mijne dochter stond op om mijnheer
Grandison's groet te beantwoordenen
voordat wij twaalf schreden verder waren,
was zij al weer bezig met hare vaas.
z/Nu," zeide Peyton, terwijl hij naar
de meisjes keek, die aan beide kanten
geschaard zaten, //als men die meisjes ziet,
zou men waarachtig lust krijgen om pot
tenbakker te worden."
//Zonder dat ook wel," antwoordde GraD-
dison.
z/Wordt het danmijn beste jougen.
Een prachtig idee he, Brooke? Als het
bekend werd, dat de zoon van een baronet
in de zaak wa^ zou iedereen zijne stuk
ken willen koopen," zeide Peyton. //En
als je dan den titel voor je naam krijgt,
wat zou het dan aardig zijn, als men op
den bodem van een kruik las//Deze
kruik is gemaakt door Sir Harold Gran
dison, Baronet."
z/Daar zou ik niets op tegen hebben,
als ik de kruik maar kon maken."
Dit was een aardige zet, maar ik keek
nieuwsgierig naar mijnheer Grandison, om
te zien of hij het meende.
Als Peyton weer sprak antwoordde mijn
heer Grandison zeer afgetrokken, alsof hij
aan andere dingen dacht. Toen hij afscheid
nam, zeide hij:
z/Mag ik u eens vragen wie de leiding
van de zaak in handen heeft?"
z/De geheele leiding der zaak is aan mij
toevertrouwd," antwoordde ik.
z/Dan kom ik u morgenochtend weer eens
bezoeken."
Hij schudde mij de hand en ging naar
Peyton, die eenige schreden vooruitgeloopen