NIEUWE NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR Amersfoort, Baarn, Bunsclioten, Eemnes, Hamersyelö, Hoevelaken, Hooalanö, Leustien, Soest, Sdternenzeel, Stouieiurg, Ynnrsclie en ffoieierg. No. 23. Woensdag 23 Maart 1881. Tiende Jaargang. Advertentiën kunnen inge zonden worden tot uiterlijk 's morgens 8 /2 uur des Woens dags en Zaterdags. Eene viermaal geplaatste ad vertentie wordt slechts drie maal in rekening gebracht. Die Slag by Bronkers Spruit. 20 December 1880. De Toren van Treviso. AMERSFOORTSCHE COURANT Advertentiën v»n 18 rcgeliJ 0,40. Abonnementsprijs voor Amersfoort per 8 maanden ƒ1,l'ltCCTCrA SlolfaoUWCr Ieder» regal meer O,OS. Franco door het geheele Rijk1,10. Voor bat Buitenland0,07'. Afzonderlijke nummers 3 Cent. TE AMERSFOORT. Reclames per regel0,80. Dit Blad verschijnt des Woensdags- en des Zaterdags. Groote letters worden berekend na&r plaatsruimte. WAARHEID. Geen volk op aard in eige oog So dapper as die Brit; Dis daarom seg hy dat hy ook So menig land besit. Regvêrdigheid is steeds syn leus, Geen brawer man op aard; Hy is in syn geskiedenisboek Ver heldendeugd vermaard. Ver onreg het hy nooit gestry, Daar is nie van te praat; En kryg hy ooit die nederlaag, Dan was dit met verraad. Met dynamiet en grof geskut, Bomvuurpyl-battery Met gatling-guns en Swasies hulp Daarmee weet hy te stry. Als hy met overmag van volk, En al die oorlogstuig, Met swakke nasies oorlog maak. Dan: uitroei, sterf of buig! FEUILLETON. XIV. Johan had dit alles met een zeer ver schrikt gezicht aangezien. Hij had zijn' heer bij die gedaanteverwisseling in het geheel niet geholpen, maar had met starende blik ken al zijne bewegingen gevolgd, en kon van schrik geen enkel woord uitbrengen, toen zijn meester hem aldus aansprak //Rijd langzaam tot op ongeveer honderd passen langs het meer voort en blijf daar wachten. De honden komen dichterbij, ik ben er van verzekerd dat het wild naar de sparreboomen toesnelt. Als het de slede daar ziet staan, zoo zal het natuurlijk naar dezen kant uitwijken en ik krijg het onder schot. Vooruit." z/Om 's hemels wil, heer graafhet is het zwarte wilde zwijn z/Wat bedoelt gij vroeg de graaf toornig. z/Het wilde zwijn houdt zich in het woud van Dolgower op." z/Van wien weet gij dat?" z/De koetsier van den heer Von Triks, kwam de dashonden halen. De heer von Ehrenfels had er hem om gezonden. Om Gods wil heer graaf, het wilde z/Valt aan hem te beurt die het verdient. Voorloopig heb ik echter nog maar een' ko- As hy in welversterkte forts, En agter skanse leg, Dan is die Brit verbasend sterk, Wee dan wie met hom veg! Maar bring hom op die vlakke veld, En geef hom net syn roer, Dan stuif syn mag uiteen soos kaf, Ver die veragte boer. Dit het ons weer op nuw gesien, Denk maar aan Bronkersspruit, Daar het 'n handvol //lafaard Boers" Syn overmoed gestuit. II. Dingaansdag was verbygegaan Die vryheidsvlag geplant, Die Republiek in eer hersteld, En vreugd vervuld die land. Die Brit, van waan en hoogmoed dol, Die geef die eerste vuur; En stort die eerste onskuldig bloed, Helaas! dit kos hom duur. Genoeg geterg, te lank vertrap, Tot barstens ingetoom Een enkele kreet deurgalm die lug, Toen burgerbloed daar stroom Drie honderd Britte uit Lydenburg, Met wagens, kruid en kos, Trek na Pretoria op tot hulp, Om Lanvon te verlos. Kaptein Joubert ontvang 'n brief, Dat hy die mag moet keer; 1) Verjaardag van de overwinning der Boeren op den Zoeloe-koning Dingaan 16 December 1839. gel op mijn geweer en daarmede voorwaarts." Met eenen enkelen sprong was de graaf over den breeden greppel die den openbaren weg van het kreupelhout scheidde, hij baande zich een' weg midden door de uitstekende wortels der hoornen en neergevallen stammen en takken en liep zoo op het woud toe. De oude bediende stond daar als een beeld der vertwijfeling, hij zag nu duidelijk in dat zijne treurige voorgevoelens weldra tot zekerheid zouden komen, hij zag zijnen ge liefden meester reeds door het woedende dier verscheurd. Hij wreef zich zuchtend met de vlakke door een' dikken handschoen bedekte hand, over de oogen en volgde toen het ontvangene bevel op, terwijl hij de paarden langzaam liet voorgaan, maar zich intusschen vast voornam, den jager niet uit het oog te verliezen, teneinde hem in geval van nood te kunnen bijstaan. De graaf bleef, nadat hij den greppel was overgesprongen op eene kleine verhevenheid staan, die zich als eene streep tot in het braakland uitsterkte; daarna ging hij echter weer voort, doch bleef telkens staan, en lette opmerkzaam op de sporen van hetjwild in den sneeuw die zeer duidelijk zichtbaar waren, en luisterde voortdurend naar het geblaf der honden dat dan eens dichter dan weer verder van hem verwijderd was. Wat was zijn uiterlijk nu geheel en al verschillend met dat, wat wij eenigen tijd En as hul dit nie goedskiks wil, Dan moet hy hul dit leer. Met honderd vyftig dapper mans Wag hy die vyand op; Op 20 van Decembermaand, 't Was één uur op die kop, Ontmoet hy hul by Bronkersspruit, Met vaandel en trompet Hy seg dat hul nie vort kan gaan, Dat hy dit moet belet. Verbaas hoe dat 'n handvol boers Hul so wat durf te seg, Trek hul maar met veragting vort En maak hul klaar tot veg. III. z/Ons order, broeders! moet volbrag, z/Hul mag nie verder gaan; z/Wees dapper en vertrouw op God, //Die an ons sy sal staan. z/Denkhoe die Heer in vroeger tyd z/Syn volk op hul gebed, z/In doodsgevaar het bygestaan z/En uit die nood gered. z/Hiskia, David, Josafat, vDenk aan die Makkabeen, iiAan Gidion an ons eige volk z/En die nog vrees gaat heen. z/Wie bang is, vlug;"En met die woord, Kyk hy syn manskap rond. z/Ons wil verwin of met jou sterf!" Roep almal uit een mond. z/Het sy so... Heer! ons saak is reg," Seg dappre Frans Joubert. te voren bij hem opmerkten. Hij stond daar met een hoog opgerichte gestalte, alleen het hoofd was om beter te kunnen luisteren eenigszins ter zijde gebogen. De lange, blonde met sneeuw bedekte baard, werd hem door den wind over den schouder geworpen, een' frissche blos bedekte zijne wangen en de trekken die er eenige uren vroeger nog zoo slap en vermoeid uitzagen, droegen nu het kenmerk eener geestkracht, gepaard aan moed en beleid waardoor de schitterende oogen eerst ten volle tot hun recht kwamen. Het blaffen der honden, hetwelk in den aanvang zoo helder en duidelijk tot hem was doorgedrongen, werd allengs zwakker. Hij was eerst na het meer gegaan, maar wendde zich nu weer om, en liep voort in de rich ting van het woud, totdat in de verte een enkel schot weerklonk en toen alles weer stil werd. Zou hij zich in zijne berekening omtrent den loop dien het wild zou nemen dan zoo vergist hebben De graaf schudde mismoedig het hoofd, er bleef hen echter nog een' troost over, want in dat geval was hij er volkomen zeker van, dat het zoo beruchte wilde zwijn, dan onmogelijk het opgejaagde wild kon zijn. Hij wilde juist naar zijne slede terug- keeren, hij maakte reeds aanstalten om zijn geweer te openen, en de patroon er uit te nemen, hij sloeg nog een laatsten blik op de hoornen langs het meer, toen hij over ,/Jaag storm tot honderd vyftig tree, ,/Want ons is nog te ver." Hul jaag, spring af, en open vuur, Die kogels mis geen skoot; Eu menig vyand byt die stof, Hetsy verwond of dood. Hul skiet terug, met laag op laag; Maar alles ver te hoog. Wie siet hier nie Gods vaderhand, En Syn al wakend oog? Net Keizer wie kan hom vergeet? Syn naam, onthou hom goed Het in syn moed te veul gewaag, Betaal dit met syn bloed. Hy spreek syn makkers sterwend aan //O, treur nie om myn lot, z/Ik weet dat myn Verlosser leef! //Hou moed, vertrou op God!" En nog 'n paar word swaar gewond, Kotze sterf kort daarna Begraaf die dappre helde saam. God shenk hul siel gena! Rig daar ver hul by Bronkersspruit 'n Grafsuil an een kant; Vermeld dat hul gesneuvel is: Ver God en Vaderland! IV. Intusse skiet die vyand nog, Maar swakker keer op keer, Syn range is gedug gedun, Gedurig val daar meer. z/Gooi op jul keps!" roep Anstruther, Die Britse kolonel het geheele lijf begon te sidderen. Iedere spier van het krachtige lichaam scheen zich uit te rekken, de handen schenen het ge vest van het geweer te willen doorboren, het linkeroog werd langzaam gesloten, en nu klonk dat fijne, schrille geluid, alsof de haan werd overgehaald. Uit de struiken die langs den oever van het meer stonden, was het wilde zwijn te voorschijn gekomen. Langzaam duim voor duim kwam het vooruit den dikken kop met de schitterende tanden in de hoogte, keek het naar alle kanten rond. De wind was het dier niet gunstig, hij wist klaar blijkelijk niet waar het zich heen zou wen den. Eindelijk had het dan toch een besluit genomen, het wendde zich rechtsaf en liep op een draf het meer over, en zoo op den grooten weg toe. De lage heuvel maakte de slede onzichtbaar voor zijn oog, en on bezorgd liep het verder. Op eens bleef het dier plotseling stilstaan, nog een oogenblik toen werd het zware lichaam omgekeerd, en met een groot gedruisch, alles onder zijne pooten verpletterende, snelde het zwijn in volle vaart voort in de richting waar de graaf stondom tusschen hem en de slede door, in het sparren bosch een veilig toevluchtsoord te zoeken. Langzaam werd de buks van den jager opgeheven, thans was hij volkomen gereed om af te trekken. Maar hij kon niet schieten,

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1881 | | pagina 1