NIEUWE NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR iisrsfoorl, Baan, Buscloii, Eaaiaes, Baamali, Birolata, Booclaiid. LeisBea, Soest, il, Zaterdag 23 April 1881 DE UNIE. No. 33. Tiende Jaargang. Uitgever: A. Afl. Slothouwer, Adverteutiën kunnen inge zonden worden tot uiterlijk s morgens §V2 uur des Woens dags en Zaterdags. Eene viermaal geplaatste ad vertentie wordt slechts drie maal in rekening gebracht. FEUILLETON. De Toren van Treviso. AHIERSFOORTSCHE COURANT. Abonnementsprijs voor Amersfoort per 3 maanden f 1, Franco door het geheele Rijk1,10. Afzonderlijke nummers 3 Cent. Dit Blad verschijnt des Woensdags- en des Zaterdags. tb Amersfoort. Advertentiën van 16 regelsJ 0,40. Iedere regel meer 0,05. Voor het Buitenland0,07'. Reclames per regel0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Het is bijua twee jaar geleden dat dr. J. Yan Vloten, naar aanleiding van den naderenden driehonderdsten verjaardag van het sluiten der Unie van Utrecht, op sommige plaatsen van ons land een voor lezing hield, die later onder den titel „Herleven of verzinken" in druk is ver schenen. Ook anderen, vóór en na, hebben er bij herhaling op aangedrongen, dat het Nederlandsche volk mocht ontwaken uit zijn lijdelijk berusten in zooveel, dat ons onwaardig ismocht afstand doeu van dat gemis aan belangstelling in de dingen, die zijn heden en zijn toekomst raken, mocht terugkeeren tot de geestkracht van een voorgeslacht, dat zich door kloeke han delingen een grooten naam verwierf onder de natiën van ons werelddeel; mocht af zien van de kleingeestige twisten, waarin het zijn beste krachten verspilt, in plaats van eensgezind te streven naar hetgeen wdar is, en goed, en schoon. „Het even verstandige als liefdevolle standpunt, waarvan de leden van het Staats- of Volksgezin uitgaan moet zijn zegt Van Vloten op een der laatste bladzijden XXII. Lilly vloog Triks voorbij naar de deur van het balkou. Zij zag de gestalte van den geliefde daar buiten in den wind staan, zag hem wankelen en een doodelijke angst scheen hare krachten als het ware te ver lammen. „Egon, ga achteruit!" riep zij vol nameloozen angst en greep vol vertwijfe ling naar de lange panden van zijn rok, die telkens door den wind op getild wer den, zij wilde die vastgrijpen om hem te rug te trekken, eindelijk gelukte het haar, zij had zijn kleed in de handeD en zij kon nu ook zijn lichaam omvatten en hem tot aan den drempel der deur met zich voort slepen, toen het eensklaps donker om haar heen werd, en zij in hare onmiddelijke nabijheid de stem van den heer von Triks vernam. „Houd moed freule! laat mij maar be gaan, de graaf wordt bewusteloos; laat hem los, om 's hemels wil, laat hem maar aan mij over, ik zal hem wel vasthouden." Het scheen het meisje toe, alsof iemand al zijne kracht inspande, om het lichaam van den geliefden weer vooruit en naar den afgrond heen te duwen, het kon nie mand anders dan zijn doodvijand zijn, die van zijn opwekkend woord, „met één gemeenschappelijk groot doel voor oogen het welzijn en de bloei van dien Staat of dat Volk. De Staatswet geeft hun aan, wat zij daarbij ieder voor zich in acht te nemen, te doen of te laten hebben; met haar moeten zij dusals met het alge meen Volksgeweten, te rade gaan. Hare kennis moet hun daarom van jongs af eigen wezen, van hare beginselen moeten zij zich doordringen, hare bepalingen zich zooveel doenlijk inprenten. Ook hare leemten want, als ieder menschlijk werk, is zij verre van volmaakt moe ten zij leeren opmerken, de middelen tot haar verbetering opsporen; want, is zij niet volmaakt, zij is allesins volmaakbaar, en geeft zelf den weg tot hare wijziging en verbetering, naar den eisch der tijden en het steeds verhelderend inzicht, aan. Veel, zeer veel valt in dit opzicht voor de nederlandsche volksopvoeding nog te doen, en wenschelijk ware het, dat men, in verband met de verschillende kiesver- eenigingen, bijeenkomsten van aankomende en daadwerkelijke staatsburgers in 't leven riep, om er, tot verlevendiging en ver hooging der belangstelling in 't algemeen welzijn, de beginselen en bepalingen der Staatswet te bespreken, en in hare ken nis steeds meer door te dringen." Uit deze aanhaling blijkt genoegzaam, waar de geachte schrijver heen wil. En dat zijn denkbeeld levensvatbaarheid bezit in voldoende mate, oin tot een proeve van toepassing te worden gebracht, is dezer dagen eveneens gebleken. Vooral nog eenige opmerkingen. De het licht in de kamer bad uitgedraaid en wiens huichelachtige woorden zij nu zoo dicht in hare nabijheid vernam; krampach tig klemde zij zich nu aan den graaf vast, die zonder van iets bewust te zijn op zijne beenen wankelde! Eene laatste inspanning, maar te vergeefs, zij was genoodzaakt ge weest om den drempel die naar buiten voerde weer over te gaan. „Help! help!" riep zij in vreeselijken angst. „Vaar ter helle, ellendeling!" hoorde zij op eens uitroepen. Nog eene korte wor steling volgde, toen een val alsof iemand op den sneeuw die de steenen der gaande rij bedekte uitgleed, een gillende kreet, en beneden aan den voet van den toren een doffe val. Eene diepe stilte heerschte nu in de ron de kamer, slechts afgebroken door het ge schreeuw van den steenuil, die van zijne verhevene zitplaats afvloog, om eens te gaan kijken wat daar beneden toch gebeur de, en waarom de menschen daar met wind- lichten en lantaarns zoo druk en angstig rondliepen, en hun jammeren en geroep om hulp de echo in het oude bosch wak ker maakte. Eeue menigte menschen naderden weldra den grooten trap, in hun midden zag men eenige bedienden, welke een levenloos lichaam zeer voorzichtig naar boven droegen. Al de gasten stonden buiten, zoowel da- viering van de Utrechtsche Unie, waarvan we in den aanvang spraken, is, als natio- i nale feestdag, mislukt. Thans staan we I voor een anderen, niet minder gedenk- waardigen heriuneringsdag, dien van de Afzwering van den Spaanschen Koning, en ofschoon het in den laatsten tijd niet ontbreekt aan pogingen om den 26en Juli van dit jaar tot een feestdag te ver heffen, is het nog lang niet zeker dat het doel zal worden bereikt. Bij vele andere natiën zou men zich over minder koel heid te beklagen hebben. Wij besluiten daaruit, dat het levendig volksbewustzijn, waarvan zulke algemeene vieringen de uiting zijn, hier nog niet aanwezig is. Toch zien we een lichttintje aan den horizon, dat de nadering van den morgen aankondigt. De strijd van onze stamge- nooten in Zuid-Afrika heeft ons uit onzen dommel doen ontwaken, „t Was een schouwspel waaraan we helaasniet meer gewoon waren, een geestdriftvolle Ne derlandsche natie, die met kracht van ar gumenten opkwam tegen verdrukking, ook waar zij ver van onze grenzen door een machtig en bevriend volk werd uitgeoe fend en zonder onzen invloed te willen overschatten gelooven we toch dat ons op treden, èn door de eenparigheid waarvan het getuigde, èn door de waardigheid waarmee het geschiedde, den Transvaal- schen vrijlieidskampioenen ten goede is gekomen. Maar ook voor ons is liet niet vruchteloos geweest. We zijn ontwaakt, vrienden, ik bid u, laat ons niet weer insluimeren, de dag breekt aan Te midden dier opgewekte stemming is mes als heeren, die door het geroep oui hulp van den disch waren opgestaan en wier schrik niet weinig werd vermeerderd door het gegil der dienstboden, die alle onderdanigheid vergetende de kamer waren binnengevlogen. Onder hen die naar buiten geloopen waren bevond zich ook de justitieraad. Zij ne lengte gaf hem het voordeel om over de hoofden der anderen te kunnen heen zien, en toen hij het hoofd en den langen hals over de dragers heenboog, zeide hij zeer la koniek: „Het is de heer von Triks, hoogmoed komt voor den val." „Dood! Al heb ik ook bijna niets anders dan scheldwoorden van hem gekregen, zoo was hij toch nog wel een goede meester," mompelde de bediende van den ongelukkige. „Voorzichtig!" riep van de andere zijde de oude Johan; „pak maar liever uw' heer aan dezen kant vast, in plaats van daar zoo in uw zeiven te staan praten, er is misschien nog wel leven in het li chaam." „Nog niet eens zooveel als in een doo- den haas. Ik was het eerste bij hem, hij is morsdood." Maanden waren vervlogeD, de lente was reeds gekomen en had de aarde opnieuw te Amsterdam door eenige kloeke mannen het plan gevormd tot oprichting van de Yereeniging waarvan Van Vloten gewaag de, onder den naam van „De Unie." Zij heeft voornamelijk ten doel, bij dien bree- den zoom der burgerij, die niet in werk- ïnansvereenigingen haar aanrakingspunten vindt en evenmin in kiezersvergaderingen zich kan doeu hooreu, omdat hij als het het ware zwevende is tusschen beiden, de noodige aaneensluiting te bewerken die bij de niet langer uit te stellen vermeer dering van politieke rechten onontbeerlijk is als voorbereiding voor een beteren toe stand. Het is toch een feit, dat bij be doelde klasse, bij wie liet niet ontbreekt aan geschiktheid voor de uitoefening dier rechten, de belangstelling in het algemeen welzijn niet zoo sterk sprekend is als wellicht het geval zou zijn, indien de staatkundige onmondigheid, waartoe Grond en Kieswet haar hebben verwezen, haar niet beroofd had van het recht zich bij de benoeming van Vertegenwoordigers te doen gelden. Zal nu „De Unie" die zich a. o. tot taak stelthet houden van voordrach ten en lezingen op wetenschappelijk en ander gebied, en van vergaderingen tot bespreking der belangrijke vraagstukken van den dag, en die haar vertakkin gen over het gansche land zocht te ver spreiden, zal zij slagen hierin verande ring te brengen? Wij hopen het van ganscher harte, en wij verwachten het ook, mits, zij haar arbeidsveld niet te zeer beperke. „Door onderlinge ontwikkeling het staat- met allerlei heerlijkheden versierd, schooner als eenig mensch op aarde die zou kunnen geven. Met den geur der bloemen steeg ook het gezang der vogels over berg en dal, door een zacht windje voortgedragen, hetwelk ook de wereld in haar Zondag- sche kleed gestoken had. Als bevrijd van eene langdurige ziekelijkheid haalde de mensch weer ruim adem, de gezonden ver heugden zich in het zoo lang ontbeerde genot, om door veld en bosch weer vrij te mogen rondzwerven, en met de geve derde zangers om strijd te mogen jubelen en vroolijk te zijn, en de kranken voelden weer nieuwen moed in het hart herleven bij de gedachte dat de warmte hun her stelling zou aanbrengen. Eu zoo als de lente op alles haar be zielenden invloed doet gevoelen, zoo was zulks ook het geval met den graaf, die na dat verschrikkelijke tooneel in de torenkamer, eene zeer zware ziekte gehad had. Men had hem, zoo wel als zijne schoone nicht Lilly von Lichtenhain bewusteloos op den drempel van het balkon vinden liggen. Het jonge meisje was weldra weder tot zich zelve gekomen, en had aan hare tan te onder vele tranen dat ontzettende tooneel afgeschilderd, en haar gesmeekt om aan niemandzelfs niet aan haar oom een woord van dat alles te vertellen. De oude dame beloofde het, en hield ook getrouw

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1881 | | pagina 1