NIEUWE
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR
Amersfoort, Baarn, Bunschoten, Eemnes, HamersveM, Boe*, Hoogland, Lensden, Soest,
Woensdag 27 April 1881.
Arbeidzaamheid.
No. 34.
Tiende Jaargang.
Uitgever: A. Ui. Slothouwer,
Advertentiën kunnen Inge
zonden worden tot uiterlijk
's morgens S'/j uur des Woens
dags en Zaterdags.
Eene viermaal geplaatste ad
vertentie wordt slechts drie
maal in rekening gebracht.
FEUILLETON.
De Toren van Treviso.
AMERSFOORTSCHE
Abonnementsprijs voor Amersfoort per 3 maanden 1,
Franco door het geheele Rijk1,10.
Afzonderlijke nummers 3 Cent.
Dit Blad verachijnt des Woentdags- en des Zaterdags.
te Amersfoort.
Advertentiën van 16 regelaj O,AO.
Iedere regel meer 0,05.
Voor het Buitenland0,07'.
Reclames per regel0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Nergens kunnen wij onzen voet neder
zetten en nergens kunnen wij ons oog la
ten gaan, of het tintelt om ons heen van
leven en van levenslust, overal zien wij
beweging en ontwikkeling. En als alles
om ons heen zoo vol leven en beweging
is dan gevoelen wij dat wij ook tot arbeid
zijn geschapen, die waarde geeft aan ge
heel ons leven. Het werk is niet voor de
dommen, maar de mensch moet arbeiden,
de een zoowel als de ander. De arbeid
moet worden beschouwd als een heiligen
plicht, door den Schepper zeiven allen
menschen, zonder onderscheid, op de schou
ders gelegd, met het doel om de algemee-
ne welvaart te bevorderen. Wij moeten
allen arbeid hoog waardeeren en nimmer
den arbeid in een of ander opzicht ver
nederend vinden, voor dien, die er zich
mede bezig houdt, zij het dan ook om
den broode, want de arbeid is een eer voor
den redelijken mensch en hij is een zegen
voor de geheele wereldhij bevordert de
algemeene welvaart en ieders levensgenot.
We moeten nimmer vergeten dat wij, hoe
arm of rijk wij mogen zijn, al hetgeen wij
XXIII.
Het moeielijkste van alle was echter de
oude Ehrenfels tevreden te stellen, die voort
durend naar alle mogelijke bijzonderheden
vroeg, hoe of toch dat ongeluk had kunnen
plaats vinden, tot dat tante Barbara hem
eindelijk tot zwijgen bracht, met te zeggen
dat hij op het zachtst genomen met zijne
voorgenomene veranderingen aan den toren
eene zeer groote onvoorzichtigheid begaan
had, door het balkon daar zoo zonder leu
ning te laten staan, en nog grootere dwaas
heid door nog bovendien de deur der toren
kamer open te laten. Hij zou dus haars in
ziens heel verstandig doen om |de zaak maar
stilletjes te laten rusten, anders kon het nog
wel eens gebeuren dat hij daaromtrent in
groote onaangenaamheden gewikkeld werd,
en dat hielp.
Er hadden ook in Hohenbruch nog heel
wat andere zaken plaats, welke deze gebeur
tenis nog veel spoediger dan anders het ge
val zou geweest zijn op den achtergrond
dreven. De voornaamste dezer gebeurtenissen
was het huwelijk van den ouden justitieraad
met Barbara van Ehrenfels, hetgeen heel wat
stof tot verbazing en allerlei gesprekken voor
den geheelen omtrek opleverde.
eten, al hetgeen, waarmede wij ons klee-
den, al hetgeen dat ons beschut, hetzij
we wonen in een hut of in een paleis,
slechts verkregen wordt door arbeid. Ar
beid is de levensvorm der menschheid
en alles wat er groots is in den mensch
komt uit den arbeid voort.
Er is geen ellendiger en geen onedeler
lot denkbaar dan dat van den luiaard. Al
wat vooruitgang, beschaving, welzijn en
voorspoed kan genoemd worden, is enkel
de vrucht van ijverigen arbeid; studie,
waarneming, onderzoek zijn uil den arbeid
voortgesproten en geen enkel groot werk
is zonder gestadigen en vermoeienden ar
beid tot stand gebracht. IJver stelt den
armsten mensch in staat om eer en aan
zien te verwerven, en een ieder, hetzij bij
met de handen of zijn hersens werkt,
voorziet in de behoeften der samenleving.
Nimmer zal er maatschappelijke wel
vaart zijn, zoolang de verschillende stan
den en klassen der maatschappij elkanders
arbeid niet waardeeren.
De arbeid, waarbij inspanning der
lichaamskrachten noodig is, is slechts ver
stompend voor hen, die hem verachten en
het zou een ramp voor de menschheid
wezen, als alle lichamelijke inspanning
en vermoeienis van onze schouders werd
genomen. Zonder werkzaamheid bestaat
geen geluk.
De werkzaamheid is de steen der wij
zen, welke metalen en den ruwen steen
in goud herschept; zij duldt niet dat het
gebrek in huis sluipe en noodzaakt de
fortuin iets althans uit haren horen van
overvloed te laten vallen. Iets uit niets
De toast aan liet diner na de jachtpartij
had ook dit jaar gegolden. Dat was het wat
den ouden Ehrenfels tot tranen toe geroerd
had, toen hij over het bestaan van zulk eene
ware en getrouwe liefde sprak, en hij bij
die gelegenheid de verwondering van al zijne
vrienden in zoo hooge mate opwekte door
zoo hartelijk over het geheel van het huwe
lijk uit te weiden; het was de onveranderde
getrouwheid welke zijne zuster aan den justi
tieraad en ook deze aan de bejaarde freule
had blijven toewijden, en die reeds bestaan
had in den tijd toen zijne ouders eene on
herroepelijk neen hadden uitgesproken.
Het was reeds bijna veertig jaar geleden,
sedert de geliefden elkander niet ontmoet
hadden. De justitieraad zat maar altijd in
een klein landstadje onder het stof zijner
akten begraven, en gaf zich voortdurend de
grootste moeite, om zich zeiven te overtui
gen dat alle menschen schurken zijn. Hij
had er over het algemeen niet veel moeite
ioe, want zijne lieve kliënten zorgden er wel
voor dat hem hiertoe de noodige bewijsstuk
ken niet zouden ontbreken. De oude man
had reeds sedert lang zijne rekening met de
wereld afgesloten, en indien iemand hem
voorspeld had dat hij nog eenmaal het on
gehuwde leven zou vaarwel zeggen, zoo zou
het volgende nommer van het stedelijke
nieuwsblad zeer zeker een artikeltje hebben
opgenomen met de verklaring dat die man
maken kan de mensch niet; maar, wat
hij vermag en kan, is: zijn ijver, inspan-i
ning, arbeid en vlijt besteden aan zaken, I
die bestaan. De weg tot kennis staat ook
alleen open voor ieder die arbeid en moei- i
te veil heeft, en er zijn geene bezwaren
welke vastberadenheid niet zou kunnen te
boven komen.
Ieder mensch heeft armen lang genoeg
om alles te bereiken, als hij zich maar
moeite verkiest te geven. Zij, die dag aan
dag arbeiden, al is het ook tegen betaling
van zoo of zooveel geld en dus om den
broode, hebben aanspraak op waardeering
van hun werk, want elke arbeid is nuttig
en mag niet op eene of andere wijze in
minachting worden gebracht, aangezien
elke arbeid nog een ander doel heeft dan
om er zijn brood of geld mee te verdie
nen, maar ook de strekking heeft om de
algemeene welvaart te verhoogen.
Niemand moet bij zijn arbeid alleen
denken aan het pure eigenbelang, inklin
kende inunt betaalbaar en niet alleen vra
gen wat kan ik er aan verdienen maar
hij moet ook ten behoeve van zijn mede-
mensch een vinger willen uitsteken.
Een mensch, al is hij ook nog zoo rijk,
kan niet zonder den voortdurenden bij
stand zijner medemenschen leven, dus is
hij wederkeerig verplicht om ook iets voor
een ander te doen.
Hoevele handen reppen zich wel en
hoevele duizende werktuigen zijn er da
gelijks wel in beweging om één enkelen
mensch van het noodige voedsel en van
de meest onontbeerlijke kleeding te voor
zeen. Wie zijn geheele leven doorbrengt,
voor het gekkenhuis rijp was, op gevaar af
om zich zeiven wegens eene aanklacht van
beleediging te moeten verdedigen.
Op zekeren dag echter werd hij door den
heer van Ehrenfels, die in een moeielijk pro
ces gewikkeld nas, naar Hohenbruch geroe
pen om hem daarin met zijne rechtsgeleerde
kennis te hulp te komen, en zij die hem
aldaar ontving was niemand ander dan tante
Barbara.
Wij zullen ons maar niet te lang ophou
den met de geschiedenis hunner vernieuwde
toegenegenheid die altijd in beider harten
was blijven voortleven, een oud spreekwoord
werd hier opnieuw bewaarheid, namelijk dit:
„oude liefde roest niet."
Lilly was tante Barbara gevolgd, zij had
het huis van haren oom zeer gaarne verla
ten, toen Barbara haar op den dag van haar
huwelijk vroeg, of zij de oude tante van nu
af aan als hare tweede moeder, en den jus
titieraad als haar pleegvader wilde be
schouwen.
Vol vreugde klonk het „Ja" van hare lip
pen en zij verliet met de beide oudjes Ho
henbruch, om in haar nieuw tehuis onder den
invloed van het voortdurend samenzijn met
die beide brave menschen, weldra het even
wicht harer ziel terug te vinden, hetwelk
na al die treurige gebeurtenissen niet wei
nig geleden had.
Van Harthausen hoorde zij maar zeer zei
alleen met het doel om voordeel te be
jagen is den naam van redelijk mensch
onwaardig en beslaatals een onvrucht
bare boom in den hof, nutteloos zijne
plaats in de menschenmaatschappijhij is
nooit iets anders geweest en zal ook nooit
iets anders worden dan een groote nul.
Men moet zijn arbeid niet alleen be
schouwen als middel om er brood of geld
mee te verdienenmaar er op gesteld
zijn om allenmet wien wij in aanraking
komenzooveel mogelijk van dienst te
zijn. Arbeid geeft niet alleen brood en
spreidt niet alleen zegen uit over de ge
heele maatschappijmaar geeft ook eene
hoogere wijding aan ons leven maar geeft
ons karaktermaar geeft adeldom aan
onze zielmaar dwingt eerbied en achting
af van tijdgenoot en nakomelingschap.
Arbeid brengt beschavingverstands
ontwikkeling kunstzin en zedelijke groot
heid aan. Zijdie niet alleen leven voor
zich zeivenmaar ook ten algemeenen
nutteverdienen dat hunne namen met
gouden letters geschreven worden in het
boek des levens.
Om een goed arbeider te zijn moet men
zich veelvuldig en langdurig oefenen. Er
is nadenken voor noodigaanhoudend
onderzoekgrondige studie en er is on
dervinding voor noodig en geestkracht
om de bezwaren die eiken arbeid nood
wendig aankleven te overwinnen. Hoofd
en hart en hand ja alles moet er bij
wezendan eerst wordt men werkelijk
bekwaam.
Nimmermeer kan het voor een fatsoen
lijk mensch vernederend genaamd worden
den iets. Wel vernam zij dat de toestand
van Ahlden dag aan dag beter werd, maar
dat waren slechts berichten die van tijd tot
tijd door vrienden of buren van haren oom
tot haar kwamen. Dezen verhaalden ook dat
de graaf eerst aan eene hevige herschenschud-
ding had geleden, en de dokters langen tijd
het ergste voor hem gevreesd hadden en
vooral dachten dat zijne hersens voor altijd
gekrenkt zouden blijven, maar dat sedert
eenigen tijd een verandering ten goede had
plaats gegrepen. Lilly zou zoo gaarne eens
in persoon naar den toestand des kranken
hebben gaan onderzoeken, zij had hierover
ook reeds met tante Barbara gesproken, maar
was hier op een' onverbiddelijken wederstand
gestuit.
De oude dame sprak bij deze gelegenheid
op eene voor het meisje zeer ontmoedigende
manier over den vloek die op eene slechte
daad blijft rusten en die ook voortdurend
kwade gevolgen na zich moet slepen, zij zin
speelde op het ongeluk dat Triks was over
komen, hetgeen zij een gevolg noemde van
het ongelukkige duel der beide neven, en
bracht het eindelijk zoover, dat Lilly in
hare tegenwoordigheid den naam van den
graaf niet meer durfde noemen.
Het was op een warmen lentedag, toen
de waardige vrouw van den justitieraad op
hare gewone plaats aan het venster zat, en
in tegenspraak met de haar eigene opge-|