NIEUWE
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR
iwrslM, Ban, BnnscMen, Eents, flmircnli, teelata, Hunlui, Leaslea, Soesl,
ïeuenis ra me
BIJGELOOF.
Zaterdag 3 September 1881.
ZONDER MASKER.
No. 71.
Tiende Jaargang.
(Jitgever: A. TM. Slothouwer,
Advertentie» kunnen inge
zonden! worden tot uiterlijk
('s morgens §V2 uur des Woens
dags en Zaterdags.
Eene viermaal geplaatste ad
vertentie wordt slechts drie
maal in rekening gebracht.
PKEMIE
dertig* Cents,
M. DE VRIES,
Suit-Affrikaausche Republiek van dit
KLAAS WAARZEGGER,
MERSFOORISCHE COURANT.
Abonnementsprijs voor Amersfoort per 3 maanden 1,
Franco door het geheele Rijk1,10.
Afzonderlijke nummers 3 Cent.
Dit Blad verschijnt des Woensdags- en des Zaterdags.
te Amersfoort.
Advertentièn van 1—6 regelsJ 0,40.
Iedere regel meer 0,05.
Voor het Buitenland0,07'
Reclames per regel0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
bij de
Aan H.H. abonnenten en begun
stigers en zij die zich abonneeren op de
Nieuwe Amersfoortsclie Courant wordt
door den Uitgever als PEEMIE aangebo
den voor
een oorspronkelijk werk van den Heer
Oud-Voorzitter van den Volksraad der
Zuid-Afrikaansche Republiek Transvaal
getiteld
of die
gevertel door
aan zijn Neeft MARTINUST in Hollant,
in die eige boere syn taol.
FEUILLETON.
Van Kind tot Man
III.
«Wie ik ben, doet hier weinig ter zake," antwoordde
de vreemdeling; «ik was eens een bekende zanger, doch
lijden en beproevingen hebben mij genoopt mij uit de
kunstwereld terug te trekken, om in stilte mijn laatste
dageo te slijten; gij, mijn jongen hebt zeker nooit mijn
naam gehoord, doch in de wereld wordt die nog niet
zelden met liefde en bewondering genoemd. Wat mij
betreft ik wensch die te vergeten noem mij daarom
eenvoudig Walter Hartman."
«Welnu dan, mijnheer Hartman, ik wil mijn uiterste
best doen om eens te worden, wat gij waart, opdat
de naam van Anton Eijken niet minder beroemd zij
dan eens de uwe was; zoo zult gij in uw leerling weder
herdacht worden, en het is immers deeenige dank, dien
ik n thans brengen kan voor uwe goedheid."
«Tracht een groot man te worden," antwoordde
Hartman, zoo zal ik genoegzaam beloond zijn. Geve
de hemel u meer zegen voor huis en hart dan mijn deel
was, zoo zult gij ook meer lauweren kunnen oogsten.
Ik voor mij heb veel smart leeren kennen; mij zijn
wonden geslagen, die nog immer voortbloeden. Ik ver
wacht niets meer van het leven, doch daarom te meer
is het mij thans een troost, een deel van mijn geest
in u te kunnen overplanten, terwijl ik hoop u te kunnen
vrijwaren voor die doornen, die op de kunstenaars-
haan in zoo groote mate worden gevonden."
Sedert dat kort gesprek was er op dit onderwerp niet
meer teruggekomen, doch dagelijks nam Hartman den
knaap in zijn studeervertrek, en er begon een zoo
grondig onderricht, dat er, bij de bevattelijkheid van
Anton, op de schoonste vrnchten kon gerekend wor
den. Dat onderricht nam vele nren van den dag in
In het beschaafd en ontwikkeld Neder
land, het Nederland van het laatste
vijfde part der negentiende eeuw, heeft een
onderwerp als we thans blijkens ons op
schrift wenschen te behandelen, zeker wel
alle actualiteit verloren. Immers, we
hebben in die eeuw reeds onze derde
lager-onderwijswet onder handen dozijnen
van genootschappen hebben zich aanhou
dend beijverd om de verlichting te doen
doordringen tot in de uiterste einden van
ons volksleven; en van de daken wordt het
gepredikt dat de voorstellingen, die de
menschen van een vroeger tijdperk zich
omtrent het verband der dingen maakten,
onzinnig zijn.
Laat ons niet te boud spreken. Het is
waar, sinds den tijd dat dr. Balthazar Bek-
ker zijn /Betoverde Wereld" schreef, zijn
we wel vooruitgegaan: in onze hoogere
standen althans komt het bijgeloof van de
grofste soort zoo niet meer voor, en het
zou thans misschien op vele plaatsen moeite
kosten, rechterlijke collegiën samen te stel
len die op een beschuldiging van hekse
rij een veroordeelend vonnis zouden durven
bouwen. Maar men verbeelde zich niet, dat
met het in onbruik geraken van de ver
maarde Oudewatersche heksenwaag en de
tenuitvoer legging van het laatste heksen-
vonnis ook de laatste sporen van het dolzin
nig en lafhartig bijgeloof zijn uitgewischt.
Telkens worden wij opnieuw aan zijn bestaan
herinnerd, en dan treedt het op onder dezelf
de vormen, die we uit de overleveringen
van het voorgeslacht hebben leeren ken-
beslag, doch het verdroot meester noch leerling; ja, in
tegendeel scheen de eerste zich steeds meer aan den
knaap te hechten. Van zijne ouders had hij door weini
ge regels van Emma vernomen, dat zij wel waren, doch
daar zij hem niet schenen te missen, trooste hij zich
over hun koelheid, en zocht met te meer ijver vergetel
heid in zijne studiën. Hij wist immers reeds lang, dat
zijne ouders hem geen liefde toedroegen, waartoe moest
het smartelijk gevoel hiervan zich telkens op nieuw aan
hem opdringen, waartoe, wanneer hij zich als het ware
dompeldein zijne oefeningen en melodiën kwam plotse-
j ling het beeld zijner moeder hem weer voor de aan-
j dacht, zooals hij haar het laatst had gezien, het hoofd
afwendend. in stom verwijt? O kon hij het voor
goed bannen, kon hij het nieuw ingetreden leven ten
I volle genieten Doch juist dit was hem niet zelden on-
j mogelijk, en menigwerf sloeg zijn leermeester hem in
stilte gade, en vroeg hij zich af, of het mogelijk zou
zijn zoozeer hem te bezielen voor de kunst, dat het ver
leden zijner jeugd uit zijne herinnering werd weggedaan,
dat hij slechts leefde voor haar. Dan legde hij soms
de hand op het jeugdig hoofd en sprak ernstig: «Wie
een nienwe baan betreedt, en nog achterwaarts ziet, is
niet geschikt om lauweren te verovereD; bedenk dat,
mijn zoon, en vergeet wat achter u ligt."
Aldus werd Hartman niet alleen de leermeester, maar
ook de leidsman van den jongeling, die alleDgs leerde
met innige vereering tot den man op te zien, die zoo
volkomen zijn achting en genegenheid waardig was.
Een bladzijde uit het verleden.
Opeen schoonen lenteavond van het jaar 1816 vier
den de bewoners van het dorpje L. feest. Het was een
even landelijk als vroolijk feest, en op de eereplaats naast
de jeugdige timmermansbruid zat de oudeheer aan wien
het dorp toebehoorde de baron Van Rhenen. Diens
klein meisje, kind nit zijn tweeden echt, was toen de
lieveling van het gezelschap, en ging, zonderinachtname
van stand en rang, bij al de feestvierenden rond met
vroolijk gelach en kindergekoos. Haar eenige halve
nen. Had in de zestiende en zeventiende
eeuw elke localiteit zijn spookhuis, berucht
om de een of andere misdaad die er was
gepleegd, bekend om een schat die er was
weggestopt of begraven, en die niemand
te voorschijn zou kunnen brengen dan ten
koste van het heil zijner onsterfelijke ziel, -
ook nu nog gebeurt het somtijds dat een
woning, waar men zich verbeeldt iets bui
tengewoons op te merken, door de stem
me des volks wordt aangewezen als het
geliefkoosd verblijf van onzichtbare en
geenszins vriendschappelijk gezinde wezens.
Nog geen twee maanden is het geleden,
dat in een der brandpunten der Nederland-
sche beschaving, in de plaats waar onze
beroemdste universiteit is gevestigd, eenige
avondeu achtereen een volksgroep zich
verzamelde om een schoolgebouw, waar
een opwaaiend gordijn de verbeeldingskracht
der smalle gemeente had geprikkeld, zoo
lang tot zij er een volledig spookverhaal
uit had gedistilleerd.
Nog steeds doen zich bovennatuurlijke ver
schijnselen voor: het eenige wat wij gewon
nen hebben is, dat de geleerden niet meer
partij trekken voor het geloof aan heksen
en toovenaars, gelijk voor honderd vijftig
jaar het geval was, en dat ook de be
schaafde burgerklasse er niets meer mee
te doen wil hebben. Ontegenzeggelijk is
dat een groote vooruitgang, dien we ech
ter verkeerd zouden doen met een volko
men overwinning gelijk te stellen.
Onlangs lazen we van een mandie
het breukje van zijn kind bestreek inet
den inhoud vau een eiop Witten Don
derdag gelegd ongelukkig heeft hij bij
het vermaarde middel geen baat gevonden.
broeder was ook onder de gasten en sloeg nu en dan
van ter zijde een blik op de schoone bruid, die zoo vol
boop en verwachting de baar onbekende toekomst te
genging. De landheer, bij allen bemind en geacht, wei
gerde nimmer aan zulke eenvoudige leesten deel te ne
men, integendeel, zijn bijzijn gaf daaraan een zoo
gulle blijhartigheid, dat nimmer eenig opzien, hem
aangaaude, gekoesterd werd, maar een ieder als om
strijd zijn goedkeurenden blik, of vriendelijk woord
zocht op te vangen. Er werd dien avond gedanst op
het groene mostapeet, en de boerendeernen stelden er
haar eer in wanneer de jonker tot baar kwam en den
knapsten barer om een wals of polka verzocht. Het was
een recht vroolijk feest. De jonker danste met velen
barer, en menigeen herinnerde zieh later zijn jok
en schertserij, die zij in dezelfde luim beantwoordden,
misschien bij nader indenken wel wat al te vrij. Ook
de bruid, bet Boosjen van 't dorp, mocht zijn hand voor
den contra-dans niet weigeren; de schoone Else zweefde
aan zijne zijde als een Elfenkoningin daarhenen, en hare
gestalte zoo rijzig en welgevormd scheen naast hem nog
slankeren bevalliger. Twee jaloursche oogen volgden
bet dansend paar; de timmerman Eijken lette op de
blikken zijner aanstaande, lette op de voorkomendheid
van den jonker, en in zijn borst ontstond de kiem van
bet kwaad, dat later zoo groote oneenigheid bracht tus-
schen hem en zijne vrouw.
In de kleine landkapel werd bet huwelijk voltrokken;
daags daarna reisde de jonker buitenslands, en nam den
wrok van den jongen man met zich, die maar al te zeer
de bewondering had opgemerkt, die hij voor zijne Else
koesterde. Toch wist Else, onbekend met de oorzaak van
haars echtvriends verbittering, hem allengs door voor
komendheid en goede zorg voor zinb te winnen, en de
liefde, die bij zijne bruid had toegedragen, herleefde in
zijn hart toen bij zag hoe zij alleen voor hem leefde, en
de zonnestraal van zijn huis trachtte te zijn.
Zoo ging een gezegend jaar voor de echtelingen voor
bij, en toen de zomer van 1817 hem een dochtertje
bracht, was het geluk der ouders volkomen en genoten
zij ten volle in het bewustzijn van wederkeerig lief te
hebben en bemind tc zijn. Ook het volgend jaar bracbt
Nu is het geloof aan de wonderdoende
kracht van Witte-Donderdags eieren in
sommige streken van Noord-Holland (en
misschien ook wel eldersvrij algemeen
verspreidonder anderen is men er stellig
van overtuigd, dat zulke eieren niet be
derven hoe lang men ze ook bewaart.
Schrijver dezes wilde eens een voor het
overige niet onontwikkeld landbouwer van
het dwaze dier meeniDg overtuigenen
ried hem aaneen ei van Woensdag en
een van den bewusten Donderdag te mer
ken en weg te leggen. Hij volgde dien
raad. Een hall jaar later sloegen we beide
eieren stuk: natuurlijk verspreidden beiden
denzelfden alles behalve aangenamen geur.
En wat zei toen de man? //Er moet dan
zeker abuis bij plaats hebben misschien
is dat ei dan nog wel op Woensdag-avond
gelegd anders zou het niet bedorven
kunnen zijn." Tegen zulk een obstinaat
vasthouden aan een dwaas begrip was
mijn geduld niet bestand.
Zieke kinderendie ten gevolge van
betoovering de gezondheid hebben verloren
treft men nog overal aan in het hoofd
kussen bevinden zich dan nog dezelfde
kransen van ineengevlochten veeren waar
onze vaderen zoo doodsbenauwd voor waren.
Er is een bepaalde streek van Zuid Hol
land met de stad Gorinchem als middel
punt waar men voor die soort van dingen
het best raad weeten de roem van
de aldaar wonende //tooversmeden" heeft
zich ver in het ronde verbreid. Gewoon
lijk geven die heeren na aandachtige be
schouwing van een bosje haar of eenig
kleedingstuk van het stachtofler der duivels
kunstenarij een middel dat onfeibaar tot
in de timmermanswoniDg slechts zonneschijn. De ar
beid ging voorspoedig vau de hand, de inkomsten over-
troll'en verre alle uitgaveD, en de naam van Eijken was
niet langer alleen in zijn dorpje maar ook in de na
burige stad bekend geworden. Er was daar een groot
werk aangevangen, dat maanden vol gestadige ijver
vereisehte. De voornaamste werklieden waren daartoe
saamgeroepen, en ook Eijken was door protectie van den
baron eene plaats verzekerd, die hem eene goed arbeids
loon aanbracht, doch hem tevens gedurende de werk
dagen van vrouw en kind verwijderde. Viel deze eerste
scheiding hem zwaar, niet minder kostte zij der jeugdi
ge echtgenoot, en alleen de overtuiging dat dit werk
voor zijn naam en inkomen beide voordtelig moest zijn,
deed Eijken besluiten de nieuwe loopbaan met moed
te aanvaarden.
Op het heerenhuis was intusscheu smart en droef
heid ingekeerd. De zoo lieftallige gade van den baron
van Rhenen lag stervende, en weldra zou de kleine
Vanessa moederloos ziju. De smart van den baron was
vrcesclijk. Reeds eenmaal had hij aan znlk een sterfbed
gestaan doch toen lag daar de gade, die hem door eer
en geldzocht was opgedrongen, die hem nooit had lief
gehad. Thans betrof het der geliefde, de moeder van
zijn kind, de liefdevolle stiefmoeder vau zijn zoon, die
zoo zelden zich een stiefmoeder had betoond, doch slechts
in alles de belangen van den beminden eehtgenoot had
gediend.
Een ontzettende kwaal had haar als offer gekozen;
langen tijd trachtte zij zich haar lot te ontveinzen, doch
de doodende pijn had haar steeds feller aangegrepen, en
zij wist dat niets haar redden kon. Zoo laDg mogelijk
had zij het innerlijk lijden voor haren man verzwegen,
hem met zoeten glimlach ontvangen, wanneer hij uit
zijn studeerkamer in de hare verpoozing kwam zoe
ken, en wanneer hij, steeds meer over haar bleek gelaat
bezorgd, haar met innige liefde gadesloeg, dan w as het
haar hand geweest die de wolken van zijn voorhoofd
bande, die zijn oogen w eder opende voor deu zonneschijn
daar buiten, en voor den lichtglans van hun gelukkig
tehnis, Wordl tereolgd.)