NIEUWE
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR
Woensdag 21 September 1881.
t, Baarn, Bescloien, Ems, amemeló,
Soesi, Scherpenzeel Stout
t
ZONDER MASKER.
No. 76.
Tiende Jaargang.
Uitgever: A. M. Slothouwer,
te Amersfoort.
Advertentiën kunnen inge
zonden worden tot uiterlijk
's morgens §VS uur des Woens
dags en Zaterdags.
Eene viermaal geplaatste ad
vertentie wordt slechts drie
maal in rekening gebracht.
PREMIE
dertig Cents,
M. DE VRIES,
Suit-Affrikaansche Republiek ian die laaste tienjaare,
KLAAS WAARZEGGER,
FEUILLETON.
VIII.
Zitting van den
Gemeenteraad van Amersfoort van
Dinsdag, 20 September 1881.
MHERSFOORTSCHE COURANT.
Abonnementsprijs voor Amersfoort per 3 maanden f 1,
Franco door het geheele Rijk1,10,
Afzonderlijke nummers 3 Cent.
Dit Blad verschijnt des Woensdags- en des Zaterdags.
Advertentién van 16 regelsJ 0,40.
Iedere regel meer 0,05.
Voor het Buitenland0,07®
Reclames per regel0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
BIJ DE
Aan H.H. abonnenten en begun
stigers en zij die zich abonneeren op de
Nieuwe Amersfoortsclie Courant wordt
door den "Uitgever als PEEMIE aangebo
den voor
een oorspronkelijk wérk van den Heer
Oud- Voorzitter van den Volksraad der
Zuid-Afrikaansche Republiek Transvaal
getiteld
OF DIE
GEVERTEL DOOR
aan zijn Neeft MARTIN UST in Hollant,
in die eige boere syn taol.
Een stil familieleven.
"Ni '°'ju'cbcn 's nu 0&k juist het woord niet;
doch ik wil hopen dat Johanna een goeden invloed
op hem krijgen zal. Overigens wensch en verwacht
ik vap u, dat gij hem met meer voorkomendheid
I dan gisteren avond bejegenen zult; het gaf eene zoo
drukkende atmosfeer dat men er angstig van werd.
Als gij uwe zuster waarlijk liefhebt, toon het haar
dan in dezen, en verzuur haar niet de laatste maan
den in haar ouders huis door uwe onhartelijkheid."
I ,..,BDe ,aatste maanden Dus zal dit heilloos huwe-
«Jk toch tot stand komen
«Kind, kind! Ik bid u betengel toch die booze
neiging -Ja, het huwelijk zal tot stand komen, ik
U ZU^S zeggen- Wij, uw vader en
sinten w ,en morgen op Reedes aandringen be-
6 ln eerste week van Maait telaten door
gaan.
onénNL'f het mogelijkMama, ik bid u, laat mij
open kaart met Johanna spelen, laat me eene enkele
heb iW 2e^en wat wiJ w^en. Tot hiertoe
sta mp !r S.eD Tdat K'j tet geeischt hebt, doch
sta me thans toe haar te waarschuwen, zoo zal zij
v!gen YlJe, bewegmg met hem breken."
deVavÜn' J8t 13 v onmogelijk. Uw vader heeft
van dip g°Cd °nderzocbt, wat er van waar is, is niet
lei en kan Tu Reede geheel zijn volgend
eoeTp nnri" geT; J,ohanB8 hemint hem, hij is een
goede partij, wat verlangt men meerl Denk er dus
'™''8 °7er ns' km?' en verander van gedrag te
genover hem, want in dit opzicht zondt gij alleen
Amersfoort, 20 September 1881.
Onze geachte predikant Ds. Wartena
heeft een beroep ontvangen naar de Herv.
gemeente te Schiedam.
De StaatsCourant van 20 Sept. 1881,
no. 222, bevat een staat der nalatenschap
pen van in Ned.-Indië overleden militai
ren, waaronder voorkomen Louis Gerritse
f 20,37 en Arnoldus Gijsbertus Dirk Snij
ders f7,34, beide van Amersfoort afkom
stig.
Naar wij vernemen zijn de H.H. Stem-
ler Bouterse te Amsterdam voornemens
tusschen Amersfoort en Laren een stoom
tramweg aan te leggen.
Zooals uit achterstaande advertentie
blijkt, zal er aanstaande Vrijdag een extra-
trein loopen naar de stations 's Hage en
Delft van de Holl. IJz. Spw.-Maatsch.
Voor velen die bij de begrafenis van den
zoozeer beminden Prins Frederik tegen
woordig willen zijnis deze trein voor
zeker een welkome gelegenheid.
Eerlang zal onder den titel Onze Volks
taal, een tijdschrift uitgegeven worden,
gewijd aan de studie der Nederlandsc'ie
tongvallen. De redactie heeft de heer T.
H. De Beer op zich genomen, die, als
Redacteur van Noord en Zuidtaalkun
dig tijdschrift voor de beide Nederlanden,
met dergelijke arbeid vertrouwd is. Het
doel van dit tijdschrift is, de studie der
dialekten in ons land aautemoedigen en de
uitgave voor te bereiden van een algemeen
Nederlandsch dialektikon, waaraan ijverig
staan, en in een valschen strijd uw eigen geluk ten
offer brengen."
Mevrouw Van Son stond op, en wilde de kamer
verlaten, doch hare dochter hield hare hand vast, en
sprak woest: „Mama, ik moet gelooven dat hier meer
achter schuilt. Uwe verstandige oogen zijn thans wil
lens gesloten, anders zouden zij reeds lang hebben
opgemerkt hoe Reedes gedrag ten opzichte van Jo
hanna is. Wat de reden is, die u dit eclatant huwe
lijk door doet drijven, begrijp ik niet, doch gij zijt
genoeg van meer dan eene zijde gewaarschuwd, om
thans zelve de gevolgen te moeten dragen waoneer
onze jongste ODgelukkig word."
De moeder wendde zich af, cn zag het venster uit.
„Mama, bestaan er ook by oogmerken?" hield het
jonge meisje aan.
„Dwaasheid, kind, gij fchept n schrikbeelden die
niet bestaan, misschien wel gewekt door de jalousie
die u aangegrepen heeft, daar uwe jongere zuster in
het huwelijk voorgaat.
„Dat verweet mij gisteren ook mijn vader; ik meende
dat gij beiden mijn karakter kendet.enwist dat jalousie
mij zelden aangrijpt, en nooit tegenover personen, die
ik liefheb en waardeer. Doch ik zal weder zwijgen om
dat gij het wenscht; dwing mij alleen niet om vriende
lijk te zijn tegenover een man, die ik helaas verachten
moet."
Op dit oogenblik reed een reiswagen de laan in, en
mevrouw Van Son verliet het vertrek, om den komen
den eenigen zoon tegen te gaan. Adèle bleef alleen, ze
was te zeer geschokt, om thans reeds den geliefden
broeder te begroeten, zij w ilde eerst hare kalmte her
winnen. De belangen barer jongste zuster lagen haar
zoo na aan het hart, en zij beiden verschilden zoo wei
nig in leeftijd, dat tot hiertoe de beste harmonie, en de
innigste genegenheid tusschen haar geheerscht had.
Doch thans was dit anders geworden, en hoewel de jong
ste in een vroolijken lnim niet zelden geschertst had
„Ik neem geen man of hij moet op Willem gelijken, en
wordt voortgewerkt. De hecren Prof. Dr.
P. J. Cosyn, Dr. J. H. Gallée, Prof. Dr.
J. P. J. HeremansProf, Dr. H. Kern
Prof. Dr. B. Symons en Dr. J. Beckering
Yinckers hebben zich bereid verklaard deze
groote zaak met raad en daad te dienen.
Eene uitvoerige circulaire zal spoedig
verkrijgbaar worden gesteld door de uitge
vers Blom Olivierse te Kuilenburg.
Voorzitter de Burgemeester Mi'. F. H.
van Persijn.
Tegenwoordig 12, later 14 leden; af
wezig de heer W. A. Croockewit.
De notulen der vorige vergadering wor
den gelezen en goedgekeurd.
De voorzitter vangt aan met de treurige
mededeeling nopens het overlijden van Z. K.
H. den beminden Prins Erederik der Neder
landen ingekomenwelke onverwijld is ge
volgd door een adres van rouwbeklag, dat
bereids op last van Z. M. den Koning is
beantwoord met dankbetuiging voor de
deelneming door het Gemeentebestuur be
toond. Voor informatie.
De heer Mr. J. G. A. van Zijst, door
den secretaris binnengeleid, legt in handen
van den voorzitter de gevorderde eeden
af en neemt op de hem aangewezen plaats
zitting als lid van den Gemeenteraad.
De heer C. V. Gerritsen daarna door
den secretaris binnengeleid zijnde, geeft de
voorzitter lezing van een aan den burge
meester gerichten brief van 16 Sept., waarin
ook uwe keuze zijn, Adcle," zoo was het toch thans ge
bleken dat deze beide illusiën allerminst werkelijkheid
waren geworden.
Toen Adèle een half uur later de familie in de woon
kamer opgezocht, had Willem reeds zijn plaats naast zijne
moeder ingenomen, en praatte vertrouwelijk met haar.
„Dus zal ik den nieuwen held heden avond zien?" vroeg
hij juist toen zijne zuster intrad, „de naam is mij niet
onbekend." Met groote hartelijkheid begroette hij daar
op Adèle„Gij ziet er uit als een vriendelijke Meimor
gen," sprak hij liefkozend, „ook dan immers glinsteren
er dikwijls heldere parels aan het bedauwde gras, en
uwe oogen staan schitterend als waren ook zij vochtig
geweest; gij hebt geschreid, zusje."
Adèle glimlachte: „Hoe gij toch op de minste klei
nigheden acht geeft."
„Doch mag ik de reden niet weten van die tranen?"
„Waartoe toch misschien dat ik het u eens zeg, doch
heden niet, neen heden beslist niet."
Hij zag haar verwonderd aan, doch onthield zich van
verder aandringen. Willem van Son was sedert eenige
jaren gevestigd als arts in een verwijderde landgemeen
te, en beoefende zijne kunst met niet minder bekwaam
heid dan zijn vader. Slechts zelden bezocht hij de ouder
lijke woning daar de reis lastig was, en zijne praktijk
hem weinig rust toestond, doch wanneer hij kwam was
hij allen welkom, en weldra de ingewijde in aller kleine
geheimen, lief en leed. Ook thans bracht zijn bijzijn
vroolijkheid in den huiselijken kring, en toen even als
den vorigen avond de familie zich verzamelde, kwam er
geen einde aan het vertellen en luisteren, tot de huisbel
weerklonk, hetgeen Johanna deed kleuren, en Willem
nieuwsgierigjden blik naar de deur wenden. Adèle alleen
behield hare houding, en beantwoordde slechts flauw den
groet van Reede, en terwijl zulks den jongen dokter niet
ontging, nam hij tevens den binnengetredene van het
hoofd tot de voeten op. Plotseling verbleekte hij, en
stond op, om het vertrek te verlaten. Ook Reedes stem
haperdeblijkbaar waren deze beide Mannen elkander
de heer Gerritsen, met te kennen geving
dat bij niet meer lid is van eenig kerkge
nootschap en mitsdien geen eed of belofte
kan afleggen op de wijze zijner godsdien
stige gezindheid, (zooals art, 39 der ge
meentewet uitdrukkelijk voorschrijft) het
voornemen kenbaar maakt om, indien hem
de wettelijke bekwaamheid wordt toege
kend zich te verbinden overeenkomstig
een der beide plechtige vormen bij de wet
voorgeschreven, den voorzitter te zullen
verzoeken aan hem (den heer G.) de zelf
standige keuze van een dier vormen te
laten, en dat hij bij eventueele opdracht
zich te onderwerpen aan een door den
voorzitter te bepalen vormdaarin zien
zal eene zeer betwistbare interpretatie van
art. 39 der gemeentewet en eene bekor
ting zijner vrijheid gewaarborgd bij art.
164 der grondwet. Aangezien nu blijkt
dat de heer Gerritsen niet behoort tot de
Doopsgezinde noch ook tot de Israëlitische
gemeente, zegt de voorzitter dat de eed
is afteleggen en geeft den heer Gerritsen,
op diens vraag of hij niet op het afleggen
der belofte zal worden toegelaten, vervol
gens te kennen daarover in deze vergade
ring niet in discussie te kunnen treden.
Daarna legt de heer Gerritsen den voor
gelezen zuiverings- en ambtseed achtereen
volgens in handen van den voorzitter af
en neemt op de hem aangewezen plaats
zitting als lid van den Gemeenteraad.
De heeren Lagerwey en van Burgsteeden
worden benoemd tot steinopnemers.
Aan de orde is de benoeming van een
wethouder, als hoedanig de heer W. A.
Croockewitwien hiervan kennis zal ge
niet onbekend. „Ik wist niet, dat gij uw broeder thuis
verwachttet," sprak hij fluisterend tot Johanna.
„Mij werd het eerst dezen morgen medegedeeld
doch hoe ziet gij zoo ontsteld, mijn vriend ik weet ze
ker dat gij beiden goede zwagers zult worden, Willem
heeft een even degelijk als zacht karakter."
Reede antwoordde niet, en begon over iets anders te
spreken. Adèle verwijderde zich stil.
In den gang, het hoofd geleund tegen de koele glas
ruit der deur die naar den tuin geleidde, vond zij haren
broeder. Zacht legde zij haar hand op zijn schouder.
„Wat scheelt er aan, Willem?" vroeg zij hartelijk.
„Diezelfde vraag deed ik u van morgen, doch ik ont
ving geen antwoord. Ook mij lust het niet u heden te
antwoorden."
„Gij zult wel. Eene inwendige stem zegt mij op dit
oogenblik dat mijn en uw antwoord volmaakt hetzelfde
zal zijn. Kom naar den tuin, mijn broeder, daarbinnen
mits men ons niet, laat ons daar praten."
Zij stak haar arm door den zijnen, en trok hem voort.
Hij echter bleef staan, „het is daarbuiten guur en don
ker, ik mag u als arts niet toestaan zoo luchtig gekleed
in de avondlucht te gaan. Haal u een warmen doek; ik
zal u hier wachten."
Zij gehoorzaamde. In een oogenblik was zij weder aan
zijne zijde, toen gingen zij te zamen naar buiten. Hun
schreden kraakten et kiezelzand voor het huis; de
honden sloegen aau.\ til, Carlo, stil, Azor 1"
De zon was nu gelTXl ondergegaan, doch had nog een
purperen streep aan am horizont achtergelaten; liet was
koud, doch zij stapten moedig voort naar het park dat
meerdere beschutting aanbood.
„En nu spreek, Adèle," zeide de arts, toen zij dnar
binnengetreden waren.
„Moet ik het eerst spreken Welnu, mijne tranen van
deze morgen golden onze arme zuster. Zij kan nimmer
gelukkig worden met een man als Egbert Reede."
„Van waar kent gij hem?
(Wordt vervolgd.)