NIEUWE
NIEUWS- M ADVERTENTIEBLAD VOOR
t, Baarn, Bunschoten, Eemnes, Hamersvelö, Hoovelahen, Hooiland, Lenshen, Soest,
SchemenzeelStoutenhnrg, Yunrsche en Wonhenherg.
t
is van
ZONDER MASKER.
BIJ DEN AANVANG.
Woensdag 28 September 1881.
PEEMIE
dertig Cents,
No. 78.
Tiende Jaargang.
er I
Uitgever: A. M. Slothouwer;
4 Advertentiën kunnen inge
zonden worden tot uiterlijk
'«morgens 8 V3 uur des Woens
dags en Zaterdags.
IjEene viermaal geplaatste ad
vertentie wordt slechts drie
maal in rekening gebracht.
!fl M. DE VRIES,
Suit-Affrikaansche Republiek m die laaste tienjaare,
KLAAS WAARZEGGER,
H,
Jo[i|
tacl
,1:
MERSFOORTSGHE COURANT
Abonnementsprijs voor Amersfoort per 3 maanden 1,
Franco door het geheele Rijk1,10.
Afzonderlijke nummer3 Cent.
Dit Blad verschijnt des Wocntdags- en des Zaterdags.
te Amersfoort.
Advertentien van 16 regelsJ 0,40.
Iedere regel meer 0,05.
Voor het Buitenland0,07'
Reclames per regel0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
bij de
jHAan H.H. abonnenten en begun-
s] stigers en zij die zich abonneeren op de
7'] Nieuwe Amersfoortsclie Courant wordt
3 door den Uitgever als PREMIE aangebo-
ijl den voor
een oorspronkelijk werk van den Heer
'l Oud- Voorzitter van den Volksraad der
Zuid-Afrikaansche Republiek Transvaal),
getiteld:
I IV
1
of die
gevertel door
aan zijn Neeft MARTINUST in Hollant,
in die eige boere syn taol.
FEUILLETON.
Reejt zij gelijk?
XI.!
I,Ja, ik heb veel gedanst. O, Vanessa, het was zoo
heerlijk op de toonen der muziek rond te zweven, en
alles rondom te vergeten. Daarbij weuschte Rudolph
zulks. Gij weet hoe kwalijk hij het opneemt wanneer
'k.Mn zijner vrienden den dans weiger, en zij lieten
mij geen oogenblik rust. Het is toch heerlijk zoo
gevierd en geacht te zijn."
„Rudolph is naar het dorp gegaan?"
„Is hij? Hij wilde niet dat ik roedeging, en mij
nog meer vermoeide. Hoe laat verwacht hij zijn vriend?"
„In den namiddag. Hij wil zelf hem aan het naaste
station gaan afhalen."
Catharina liet het hoofd op de band rusten. Het
rijke hoofdhaar golfde bijna tot op den grond neder.
Vanessa streek er met de hand laDgs. „Wat een
pracht," zeide zij bewonderend.
„Het is een vreesselijke vracht om te drageD; de
kamenier heeft het losgemaakt, om mijn hoofdpijn te
doen bedaren, doch het wil nog niet baten."
„Laat me u koude compressen omleggen
««een, dank u. Wanneer ik maar slapen kon! O,
•nessa, ik hoor nog steeds die wegsleepende toonen
T'.1? fPs'zren. Daar is vergetelheid te vinden, verge
telheid voor smart en lijden."
„Stil, stil, lievegij agiteert u vreeielijk door zoo
voort te spreken."
„Was Rudolph verstoord toen hij bij u was?" vroeg
t« letten12' 2 °P waarschuwing harer zusttr
*Neen' neeD> onrust u niet. Hij sprak zelfs schert-
met my, en gaf mij eenige inlichtingen omtrent
het m gereedheid brengen der logeerkamers."
t Ju Vs J bV. mii 200 verstoord en afge-
verweet hij mij, dat ik alweder mijn
ne heb, en noemde het een ramp voor ieder man
om eene vrouw te hebben zwak als de zijne."
De toespraak, waarmede ieder jaar de
parlementaire werkzaamheden geopend wor
den trekt gewoonlijk meer de aandacht
dan eenige andere ministerieële redevoering.
De reden van die belangstelling is niet
ver te zoeken. Zij licht niet in de om
standigheid dat het gewoonlijk de Koning
zelfs is, die zich tot tolk maakt van de
inzichten, beschouwingen en voornemens
Zijner Regeering: er zullen wel weinig
Nederlanders zijn wien het onbekend is
dat het Hoofd van den Staat aan de sa
menstelling der „troonrede" geen deel
heeft. Maar men vindt in de woorden
die op den derden Maandag van elke Sep
tembermaand tot de Volksvertegenwoordi
ging worden gericht, eenige aanwijzingen
van hetgeen in de hoogere kringen van
den toestand des lands wordt gedacht,
en aan uiteenzetting van de wijze waarop
in de behoefte aan hervorming op veler
lei gebied zal worden voldaan. Niet de
persoonlijke meening van één Minister
vindt men er in uitgedruktmaar van
het gansche Kabinetals één geheel be
schouwd. De openingsrede is een soort
van RegeeriDgs-manifestbijna zouden
we kunnen zeggen: een program.
Is zij zulks inderdaad?
Dikwijls hebben we hooren klagendat
de troonrede zoo ontzaggelijk onbeduidend
was. De natie verlangt licht, op menig
punten men laat haar in het duister.
Misschien zal men willen beweren dat
zulks de Regeering volkomen vrijstaat
„En daardoor laat ge u nn neerslaan, en verergert uw
kwaal? Kom, kom, zusje, moed gehouden. Straks heeft
hij zelfs reeds weder berouw over zijn sombere bui, en
brengt u eenig geschenk mede, om u zijn liefde te too
nen. Want lief heeft hij u!"
„Ja, dat weet ik. Doch, Fanny, waarom toch immer
deze luim. Is er dan eenig geheim tusschen ons, waar
om het mij niet verklaardIk ben immers zijne vrouw,
en ik heb hem lief. O, Vanessa, ik weet dat hij mij be
mint, wel waarlijk door liefde zijn wij vereenigd gewor
den, en toch schijnt het mij soms of er een geheime
macht bestaat, die ons scheidt, juist wanneer wij het
meest aan elkander behoefte zouden gevoelen.
„Gij, mijn zusje, hebt wel nooit reden gehad om
eenig geheim in mijn man te vermoeden, doch ik, die
zijne droomen heb beluisterd, die zijn somberen blik
heb getracht te ontraadselen, ik weet dat er eene wolk
tusschen ons ligt, die eerst dan zou worden verbannen,
wanneer hij mij een dieperen blik gunde in zijn hart en
in zijn verleden. O, Vanessa, een liefhebbende vrouw-
kan zooveel vergeven in den man harer keuze!"
Vanessa boog zich over haar, en wiesch haar branden
de slapen. „Gij moet niet meer spreken, u niet opwin
den over zaken die in de werkelijkheid misschien even
weinig beteekenen als gij ze u groot voorstelt. Hebt gij
dan nooit uwen man gevraagd naar het bestaan der ge
heimen, die gij slechts vermoedt
„Ja, maar hij ontwijkt dit immer, of verlaat mij
toornig."
„Hij zal ze u eens zeker zeggen, als de tijd daar is, ten
minste, wanneer ze werkelijk bestaan. Heb vertrouwen
in Rudolph, en toon hem straks weder een vriendelijk
gelaatbij bemint u oprecht, Catharina, doch gij zondt
hem van u verwijderen door dat aanhoudende navor-
schcn."
De jonge vrouw antwoordde niet, doch tranen blon
ken in hare oogen. Vanessa trad naar de deur. „Ik ga
nu aan den arbeid," zeide zij, „doch over een paar uur
zal ik wederkomen, om u aan nw toilet te helpen. Mag
ik de kindermeid met kleinen Rudolph uitzenden?"
„Ja, doe dat, maar laat mijn kDoap eerst even zijne
mama komen begroeten."
Het jonge meisje richtte hare schreden naar de naaste
kamer, en riep Margaretha en het kind. De kleine knaap
kwam dadelijk toegeloopen „Tante Fannv," sprak hij,
dat niets haar kan verplichten oin haar
voornemens aan de groote klok te hangen.
Goed, maar dan moet zij niet den schijn
aannemen van de meest onbegrensde open
hartigheid; niet voor de Kamers treden
met een program dat zoo goed als niets
behelst. Dan ware het beter, de geheele
openingsrede achterwege te latenof haar
den vorm van een eenvoudigen welkomst
groet te geven. Er zijn in ons land vraag
stukken van het grootste gewicht aan de
orde; en als de Regeering bij een gele
genheid die er als voor aangewezen schijnt
om met een enkel woord van haar ziens
wijze te doen blijkenof over die quaes-
tieën geheel zwijgtof, wat nog erger is,
er over spreekt zonder er eigenlijk iets van
te zeggendan zouden we bijna het
recht hebben, de openingsrede een ijdel
en volmaakt nutteloos woordenspel te
noemen.
Inzonderheid thans hebben we alle recht
om de bedoelde klacht met meer nadruk
dan ooit te doen hooren.
Wanneer we de eerste paragrafen van
de toespraak uitzonderendie een welspre
kende hulde bevatten aan wijlen Prins
Frederik, en waarmede we natuurlijk al
len ten volle sympatiseerendan behelst
het overigehet zoogenaamd politiek ge
deelte volstrekt niets dat de moeite eener
bespreking waard is, en indien ook deze
rede, ouder gewoonte, bij de Kamers
adressen van antwoord had uitgelokt, dan
zou de gebruikelijke „zuivere weerklank"
geen meerdere welluidendheid bezitten
dan een echo die door een stomme wordt
opgewekt. Of is de Regeeringna zooveel
„mag ik thans naar mijne mama gaan zien. P8pa is
van daag maar even bij mij geweest, en wilde niet met
mij spelen, en ik vond het eenzaam alleen met Grethe."
Vanessa nam hetknaapjen in de armen, en bracht het
tot bij de kamerdeur, toen liet zij het alleen binnengaan,
slechts fluisterend: „Wees rustig en zoet, lieveling; ma
ma heeft hoofdpijn."
Het kind schudde meewarig met het krulkopje„Ar
me mama," antwoordde hij even zacht. „Rudolph zal
haar dan heden niet van zijn nieuw e spelletjes vertellen;
ik zal heel zoet zijn, tante Fanny," en op de toonen
sloop hij binnen, terw ijl de jonkvrouw zich verwijderde
en naar de logeerkamers zich voortspoedde.
Tegen het middagmaal was zij met alles gereed, en
doorzag met goedkeurende blikken de logeer- en zit
kamer, die voor den vriend haars broeders in gereedheid
waren gebracht. De bloementafel voor de openslaande
ramen, de leuningstoel ter zijde, en de met zorg gekozen,
en gerangschikte boekwerken, alles zag er zoo uitlok
kend uit, dat Vanessa eenigszins met moeite het balkou
verliet, om zich naar de kamer harer schoonzuster te
begeven, ten einde deze bij haar toilet te helpen.
Catharina gevoelde zich veel beter en was reeds met
aankleeden begonnen. Zij glimlachte toen hare zuster
binnentrad, en zich over haar lang wegblijven veront
schuldigde. „O, hoe goed u dieu blos en dieu glimlach
staan," sprak Vanessa, haar omhelzend, „zoo moest Ru
dolph u zien, gewis hij zou verrukt zijn over zijn mooi
vrouwtje 1"
„Dwaas kind," antwoordde hare zuster, „gij althans
hebt het dweepen nog niet verleerd. Gij zoudt thans
goed bij Johanna passen."
Johanna was steeds nw lieveling, nietwaar?"
„O, ik hield zooveel van haar. Ze was nog bijna een
kind, toen ik trouwde, doch ze beloofde veel in de toe
komst te worden. Ik vrees wel dat Egbert haar nooit
geheel begrijpen zal. Mij was zijne liefde voor haar
steeds een raadsel, want ik dacht mij eene vrouw naar
zijne keuze eene gaDSch andere."
„Is hij zoo moeilijk te voldoen?"
„Neen, juist, mijns inziens, al te gemakkelijk. Hij
moest eene vroolijke, luimige, schoone coquette hebben,
die hem aanhoudend tot jalousie prikkelend, hem daar
door juist aan zich verbond; die, zonder hem immer
eenige meerderheid te doen gevoelen,'toch in alles boven
ervaringen van onvervulde beloften, bevreesd
geworden voor het afleggen van nieuwe?
Men zou het bijna gaan gelooven.
Dat de zinsnede, die aan het Departe
ment van Oorlog is gewijd, ditmaal vol
staat met te verwijzen naar de aangeboden
wetsontwerpen betreffende nationale militie
en schutterijen bovendien weer eens een
wijziging van de vestingwet in uitzicht
stelt, is voor ditmaal voldoende. Het sol
len met laatstgenoemde wet schijnt boven
dien een liefhebberijwerk te zijn voor onze
militaire specialiteiten.
Voor Waterstaat zijn ook nog werkzaam
heden in pettoregeling van afwatering
in Noord-Brabant, Rotterdamsche water
weg. Van een man als jhr. Klerck, zoo
volkomen op de hoogte van spoorwegza
ken hadden we wel mogen vernemen of
hij in dit jaar geen voordrachten denkt
aan te bieden om bet toezicht op den
dienst der spoorwegmaatschappijen te ver
scherpen, ten einde te gemoet te komen
aan de billijke klachten van liet publiek
en de veiligheid van het verkeer te ver
zekeren. Maar dat komt misschien later.
Justitie heeft ook nog werk aan den
winkelhet Strafwetboek moet nog inge
voerd wordenen daartoe zijn eenige
wetsontwerpen noodig. Waar blijft echter
de verleden jaar met de meeste stelligheid
toegezegde uitbreiding van de wet op den
kinderarbeid? Is dit vraagstuk van den
rooster verwijderdof is het wellicht be
grepen onder de „andere ontwerpen tot
aanvulling en hervorming onzer wetgeving,"
met welker voorbereiding en geleidelijke
indiening zal worden voortgegaan? Wij
hem stond."
„Nu al deze deugden of ondeugden bezit uwe zuster
allerminst."
„Vroolijk is zij wel, maar hare vroolijkheid is zoo
ongekunsteld en kinderlijk, dat ik me niet begrijpen
kan, dat deze indrnk op een man als Reede gemaakt kan
hebben. Ik wilde maar dat mijn broeder Willem ons
eens bezocht; mogelijk dat hij eene goede wending aan
deze zaak zou kunnen geven."
Het toilet was intusschen gereed gekomen. De weel
derige lokken waren in sierlijke vlechten rond het hoofd
gelegd, terwijl hier eo daar juweelen fonkelden, die
van den rijkdom der draagster getuigden. Het blauw
zijden kleed, hoog aan den hals gesloten, was zonder
eenig versiersel, maar liet daardoor te meer de rijzige,
bevallige gestalte tot haar recht komen.
„Ik gunde onze jongste zoo van harte een recht zon
nig huwelijk," ging zij voort, en nam Vanessa's arm om
naar de huiskamer te gaan.
„Zij verdient het althans wel," gaf het jonge meisje
ten antwoord. „Doch eilieve, G'ateau, zie thans niet zoo
ernstig, noch mijmer voort over nwe zuster, want reeds
zie ik ginds uw man komen, en ik mocht zoo gaarne,
dat hij u schoon en bekoorlijk vond bij zijn binnentre
den."
Catharina's gelaat had werkelijk een al te ernstigen
trek aaDgeuomen, en men zou thans niet gedacht hebben
dat dit dezelfde vrouw was, die in de morgenuren
dweepte over het genot om rond te zweven op de toonen
der muziek, en zich bemind en gevierd te zien, Vanes
sa's aanmerking kwam dan ook juist van pas, want een
oogenblik later trad het hoofd des huizes binnen.
„Eilieve, Catharina, leeds beneden, en in gala-toilet,"
vroeg hij met vriendelijken grocd. „Hoe is het met nw
hoofd?"
„Geheel in orde. Wat mijn toilet betreft, ik mocht
immers een gast niet in eenvoudig huiscostuum ontvan
gen, en hoop maar, dat het in uw smaak valt," antwoord
de zij met een coquet lachje.
„Volkomen; gij voorkomt mijne wenschen, te meer
daar ik voor heden den dokter en zijne vrouw geinvi-
teerd heb, die volgaarne beloofden te komen.
ff'ardt rent/gd.J