NIEUWE
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR
StmteÉM, Vneh en fitlenlierc.
Zaterdag 1 October 1881.
DE INDISCHE PEST.
ZONDER MASKER.
No. 79.
Tiende Jaargang.
Uitgever: A.M.Slothouwer;
I Advertentiën kunnen inge
zonden worden tot uiterlijk
'«morgens 8V2 uur des Woens
dags en Zaterdags.
Eene viermaal geplaatste ad
vertentie wordt slechts drie
aal in rekening gebracht.
PREMIE
dertig Cents,
M. DE VRIES,
oit-Affrikaansck Republiek van die laaste tieujaare,
EL AAS WAARZEGGER,
HIERSF00RTSC1E C0ÜR4NT.
Abonnementsprijs voor Amersfoort per 3 maanden 1,
Franco door het geheele Kijk1,10.
Afzonderlijke nummers 3 Cent.
Dit Blad verschijnt des Woensdags- en des Zaterdags.
te Amersfoort.
Advertentiën van 16 regels0,40.
Iedere regel meer 0,05.
Voor het Buitenland0,07s
Reclames per regel0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
bij de
Aan H.H. abonnenten en begun
stigers en zij die zich abonneeren op de
Nieuwe Amersfoortsche Courant wordt
door den Uitgever als PREMIE aangebo
den voor
een oorspronkelijk werk van den Heer
Oud-Voorzitter van den Volksraad der
Zuid-Afrikaansche Republiek Transvaal
etiteld
of die
gevertel door
aan zijn Neeft MARTINUST in Hollart,
in die eige boere syn taol.
FEUILLETON.
„De kerel is voor niets te gebruiken,
hij is een schuiver!"
Zoo luidt niet zelden het oordeel van
Europeescbe opzichters van landbouw-on-
dernemingen in Indië over inlanders met
wie zij bij den arbeid kennis hebben ge
maakt.
Wanneer wij in Nederland over dronk
aards hooren sprekendan is in den regel
het veroordeelend vonnis minder gestreng.
Er wordt dan meer vergoelijkt. „Jammer
van den vent," heet het dan, „dat hij
zich aan sterken drank te buiten gaat:
er is anders veel goeds in hem."
Die twee uitspraken nevens elkander
plaatsendekan men eenigszins een begrip
vormen over de verhouding in zedelijke
waarden tusschen een „schuiver" en een
„zuiper." Voegen wij er bij dat zij er
volkomen juist door wordt uitgedrukt.
Of wilt ge een andere vergelijking?
Welnu, de naargeestigste kroegwaar men
van de ergelijkste verdierlijking getuige
kan zijneen kroegwelker zuivere
teekening zelfs Zola, die anders wel iets
aandurft, nog te kras zou zijn, staat wel
licht gelijk met de opium-kit. Opium of
amfioen is een product dat verkregen wordt
uit het sap van den maankop of papaver.
Dat sap, door insnijding van de zaaddoos
gewonnenwordt bereid tot een taaie
strooperigebrandbare zelfstandigheid, die,
in bolletjes gekneed, in een korte pijp
met ondiepe kop wordt gelegd. De ge
bruiker of schuiver nadert met zijn pijp
de vlam eener kleine lampen steekt met
een enkelen trek de hoeveelheid in brand:
vervolgens doet hij nog eenige trekken
daarbij zorg dragende den rook in te
zwelgen. Weldra wordt de uitwerking
zichtbaar: zijn oogen openen zich wijder
en staren onbeweeglijk met een onbestem-
den glanszijn gelaatspieren worden strak,
zijn ledematen slap, en de man valt op
de vloermat nederin een diepen slaap,
die eenige uren aanhoudt.
Gedurende dien tijd wordt zijn geest
bezig gehouden met allerlei, meest aan
gename hallucinatiën. Het is geen droo-
men, neen, het is meer dan datvoor
zijn opgewekt en niet door den wil teiug
gehouden zenuwleven is het bijna werke
lijkheid. l\Ta eenigen tijd krijgt het gelaat
van den slapende langzamerhand een ver
moeiende uitdrukking: zijn slaap gaat
over in een onrustige sluimering. Einde
lijk ontwaakt bij, maar is dan zoo vol
komen afgemat en gevoelt zichdoor de
onvermijdelijke reactie, zoo rampzalig,
dat bij wel innig medelijden moet opwek
ken. De toestand van den uit zijn roes
ontwaakten dronkaard is veel minder deer
niswaardig. Bezat hij nu maar wilskracht
genoeg, om zich voortaan aan de verlok
king van bet verderfelijk heulsap te ont
trekken, dan zou, na korten tijd, ook
die neerdrukkende terugwerking zijn ge
weken. Maar in de meeste gevallen laat
hem den duivel dien hij ter kwader ure
heeft opgeroepen hem niet meer los: de
ongelukkige smacht naar het oogenblik,
waarop hij nieuwe offers kan brengen aan
zijn rampzalige hartstocht. Alles heeft hij
Heejt zij gelijk
X.
Hij was intusschen Daast haar gaan zitteD, en nam
liefkozend hare baud. „Hoe schoon zijt gij toch, Ca-
tharina, bijna nog schooner dan toen ik u leerde ken
nen, en thans zijt ge toch reeds acht jaar de mijne,
en meer dan alleen vrouw, zijt ge moeder."
Zij wendde het gelaat af, tranen welden in hare
oogen a Een kind in den hemel," zeide zij innig, „slechts
eén is mij overgebleven.
„Cateau," en hij zag haar vol liefde aan, „kunnen
dan de jaren a niet doen vergeten Kan mijne ge
negenheid u dan niet helpen dragen O, dat ik mijn
nartebloed geven kon, om u uw kind te hergeven,
ik zou het doen; maar het is onmogelijk."
1 v"ZV Z0U ^e^en v*er jaar geworden zijn," snikte zij,
»/het is de verjaardag van mijn lief meisje/5
«Ik heb er aan gedacht;55 sprak hij zacht,55 en liet
•haar hoofd tegen zijne borst rusten. „Ik heb er aan
gedacht, en mij op mijne eenzame wandeling naar het
orp verweten, dat ik u dezen morgen zoo weinig be
grepen en ontzien heb; vergeeft gij mij dat, Catharina?"
h an harte gaarne," antwoordde zij hartelijk, „gij zijt
zoo goed, en ik heb uzoo lief, dat ik u veel zou kunnen
vergeven."
«Is dat waarheid," vroeg hij met warmte, en sloeg
dnnro 00 "°£end gade, toen zij hernam „Kunt gij
reeds^iDds D' Gij bezit geheel mijn hart,
diS? drBjt! Turie een kn8 °P haar voorhoofd, „heb
dank voordat woord, mijne vrouw. Nu weet ik ook,
Daar kwam de kleine Rudolph binnen springen: „Ma-
knn/amaJ ne') Fanny zegt dat de soep
7u\ .glat.SÜ mede, mama?"
k ltr!',i 0D?' ''cveling,sprak zij, en boog zich over het
rli. roonT em te kussen. ToeD ontmoetten hare oogen
an haren man, en hem de vrijgelaten hand toeste-
er voor veil, zijn welvaart, het geluk
van vrouw en kinderenom geld voor
opium te krijgen wordt hijzoolang zijn
krachten niet geheel bezweken zijn, een
dief of een roover. Eindelijk heeft het
schuiven hem volkomen uitgemergeld. Als
een geraamte met verglaasde oogen, wan
kelt hij daarheen, om aan den kant van
den dorpsweg zijn treurig bestaan te ein
digen of welhij wordt ten laatste vol
slagen krankzinnig, holt met ontbloote
kris door de dessaen wordt als amok-
maker geveld, met denzelfden afschuw als
waarmede men een gevaarlijk wild dier
ter neder stoot.
En dat alles geschiedt onder bescher
ming van het Nederlandsch gouvernement.
Het openbaar gezag heeft van den opium-
handel een monopolie gemaaktdat ver
scheiden millioenen jaarlijks in de schat
kist brengt. In geheel, den Indischen ar
chipel is de aanplant van papavers ver
boden: de opium wordt uit Britsch-Indië
verkregen, en in bepaalde hoeveelheden,
berekend naar het vermoedelijk gebruik
verpacht. De pachter is in den regel een
Chinees die door dit middel groote schat
ten bijeenvergadert. Binnen de streek waar
over zijn pachtcontract loopt richt hij een
zeker aantal opium-kitten opwaarvan de
houders, ook meestal zonen van het He-
melsche Rijkzijn onderhoorigen zijn.
Het is deze kwaal, het opium-gebruik,
die de inlandsche welvaart erger teistert
dan koorts-epidemie en veepest te zamen,
vooral ook omdat de eerste aanhoudend en
overal heerschten die ieder jaar bij de
behandeling der Indische begrooting een
kend, vervolgde zij innig: „Wie deze schat behield, kan
nimmer zeggen geheel arm te zijn. Vergeefmij, Rudolph
dat ik me straks door mijn verdriet overstelpen liet,
thans is het voorbij, en ik verlang niets dan u en mijn
kind recht gelukkig te maken."
„Dat doet gij, Catharina."
„Doeik het waarlijk? En toch kan mijne hand de
wolken niet banncD, die zoo dikwijls uw geliefd hoofd
omnevelen, toch lees ik, niet zelden, in uwe oogen kom
mer en verdriet, doch zonder te durven uitvorschen
wat die teweegbracht?"
Rudolph's wenkbrauwen trokken zich onheilspellend
te samen „Alweder nieuwsgierig, vrouwtje?" vroeg
hij ietwat verwijtend. „Doch opeen herinneringsdag al-
deze, wil ik u alle droefheid besparen, en waar ik zulks
vermag u bemoedigen en tevredenstellen; daarom beloof
ik u vast en plechtig, en gij weet, Cateau, dat ik nim
mer mijn beloften breek, dat gij eens weten zult wat mij
somwijlen bezighoudt, hetgeen ik tot hiertoe om uwent
wil verzwijgen moest, wanneer ik zie, dat de tijd om te
spreken daar is. Wees daarmede voldaan, en martel mij
niet langer met immer wederkeerende vragen, die ik
beantwoorden kan, noch mag."
Catharina antwoordde niet, doch haar gelaat bewees
maar al te duidelijk dat dit uitstel haar verdroot, en
ware niet haar ongeduldige knaap, die aanhondend haar
kleed vasthield, en haar naar de eetzaal trachtte voort
te trekkeD, tegenwoordig geweest, zij zou misschien nog
sterker hebben aangehouden; thans echter ontbrak haai
de gelegenheid.
Weinige oogen blikken later zette de familie zich aan
tafel, terwijl Rhenen een rijtuig bestelde, om naar de
naaste stad te rijden.
„Gaat gij mede, C'atean," vroeg hij aan zijne vrouw.
„Neet, dank u. Gij kunt uw vriend wel alleen aihaleD.
FanDy en ik, wij wachten u dan in het salon Wilt gij
Rudolph echter medenemen? Het kind houdt zooveel
van rijden, en ik vertrouw hem genist aan den zorg van
onzen koetsier; hij zal n niet hinderen,"
Dit werd toegestemd. Een uur later was de vader met
zijn kind op weg.
De beide dames traden naar buiten op het terras, en
vlijden zich in de gemakkelijke stoelen ter neder. Het
was vroeg in den namiddag, doch de zon daalde reeds
ter kimme. Rustig ligt het landschap voor het oog uit
gebreid, geen biaadjen verroert zich aan de takken, geen
vogeltje verheft zijne stem. Slechts nu en dan driDgt
het gemurmel van de beek tot het terras door en ver
breekt de liefelijke stilte.
Plotseling trilt een zuivere toon door de lucht, en een
klankvolle, schoone mannenstem zÏDgt eerst zachtkens,
straks luider en luider, de schoone woorden uit Handels
Messias
„ich weiss das mt-in Erlöser lebet."
Het jonge meisje hief het hoofd op, en zag luisterend
hare schoonzuster aan. „Stil," fluisterde deze, en leid»
den vinger op de lippen, terwijl geheel haar gelaat door
hooger blos gekleurd werd, die getuigde van eene inner
lijke diepe ontroering.
Vanessa greep hare hand, die koud als rpTarmer" de
hare beroerde. „Wat scheelt u," vroeg,ziij zacht, getrof
fen door deze zichtbareaandoenintg.
„O, vraag mij niet thans." smeekte de jonge vrouw,
„straks zal ik u spreken-'óver de herinneringen, die dat
lied in mij wekt.
De beide vrouwen luisteren zwijgend; de zuivere, volle
tonen zwellen poet ieder oogenblik, en klinken steeds ver
der en verdev den omtrek door.
„Deur1 Christ ist erstanden von dem Tod,"
trilt het- door 3e lucht, en wonderlijk plechtig is de
indruk-' die de goddelijke zang in dit stille namid
daguur teweegbrengt.
Qithsrina leunt het hoofd op de hand, tranen glinste
ren, in hare oogen. „ik moet dien man zien," spreekt zij,
„w.ij zullen hem wel uitvinden 1"
'„Hij kan nog niet ver zijn; kom mede, zuster," en Va
nessa ij]t met haar den hoek van het huis om, het park
dTsori doch om nergens eenig spoor van den zanger te
vinden. Daarop zenden zij een bediende naar bet dorp,
om navraag te doen, en verbeiden vol verlangen diens
terugkomst.
„Zeg mij thans water in uwe ziel omging, toen gij
dit lied hoordet," vleide Vanessa.
„Ja, dat wil ik. Nog eenmaal heb ik het aldus ge
hoerd, jaren geleden. O, Fanny, ik was toen nog niet
veel meer dan een kind, eDhij die het mij voorzong kon,
in jaren, mijn vader geweest zijn. Hij leerde het mij
zingen; hij leerde mij al de kracht der woorden verstaan,
en zijne stem voegde zich bij de mijne, wanneer ik
schroomde de raoeielijke gedeelten weer te geveD. Hij
was kunstenaar, en de muziek maakte zijn levensvreug
de uit. Ze was hem eene tweede natuur, eene levensbe
hoefte. Hij was edelman in den schoonsten zin van hpjf'
woord, en toen hij bemerkte, dat zijn invloed fip niijn
jong hart te groot werd, terwijl wij_>oêidfén wisten
dat er slagboomen tusschen ons besLöndeI1) die Djm.
mer uit den weg geruimd zond,en kunnen worden,
toen onttrok hij zich aan^ faijne nabijheid, en mijdde
mij. Sedert heb ik hepjf nimmer weer gezien, nim
mermeer van hem gehoord, doch mijn hart zeide mij,
dat hij voor zieren mijn rust zoo handelen moest, en ik
y-ARte' ifjn.tüeaooger."
Is dit tevens het geheim waarom gij nimmer zin
gen wilt, ja, dat wij naauwelijks iets vau uw muzikaleu
aanleg wisten?"
„Allerminst, want ware dit het geval, ik zou een
offer groot als het zijne onwaardig gebleken zijn. Toen
ik, na maanden niets van hem gehoord te liebbeD, Ru
dolph kennen leerde, streed ik een oprechten strijd
met mijn hart, want ik wist, dat ik eerst dan in den
geest van den kunstenaar handelen zon, wanneer ik
mij zelve overwinnend, hart en hond beide schonk,
eer ik mij met eenen echtgenoot vercenigde. Dat heb
ik gedaan, en ik geloof niet, dat Rudolph immer re-
dtn gevonden heeft om te klagen, dat zijne vrouw
hem onthield, wat hij van haar begeerde, oprechte,
hartelijke liefde.
Vanessa reikte haarde hand: „Gij hebt gelijk,"zeide
zij, „mijn broeder is gelukkig geworden door uw bezit,
en ik heb het leven eerst recht lecren kennen, toen gij
mijne zuster en vrindiD geworden zijt.''
„Het leven is zoo rijk," antwoordde de joDge vrouw,
„het vrouwenleven niet het miDst, wanneer dit gewijd
is door het bew ustzijn van gelukkig te maken. Doch gij
hebt mij gevraagd, waarom ik niet meer zing, FanDy;
niet omdat dit oude herinneringen voor mij wekken
zou, doch eenvoudig omdat na den dag, waarop hij mij
voor het laatst de hand reikte, en zonder eenig woord
van vaarwel, dat mogelijk ons beider gesloten lippen
zon hebben losgemaakt, van mij ging, om nimmer
weder te komen, eene lichte ontsteking aan de longen
mij het zingen voor maanden verbood. Later liet ik het
uit geringe aanmoediging, en ben het eindelijk verge
ten." (Wordt veritlgd.J