NIEUWE
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR
t
KUNST.
Zaterdag 19 November 1881
lUOG*l,HOO£li
t,
ZONDER MASKER.
PREMIE
dertig Cents,
No. 93.
Tiende Jaargang.
Uitgever: A. Hf. Slothouwer,
Advertentiën kunnen inge
zonden worden tot uiterlijk
morgens §V„ uur des Woens
dags en Zaterdags.
Eeuc viermaal geplaatste ad
vertentie wordt slechts drie
maal in rekening gebracht.
M. DE VRIES,
Suit-Affrikaansche Republiek van die laaste tienjaare,
KLAAS WAARZEGGER,
AIKERSFOORTSCHE COURANT
Abonnementsprijs Toor Amersfoort per 3 maanden 1,
Franco door het geheele Kijk1,10.
Afzonderlijke nummers 3 Cent.
Dit Blad verschijnt des Woensdags- en des Zaterdags.
te Amersfoort.
Advertentiën van 16 regels0,40.
Iedere regel meer 0,05.
Voor het Buitenland0,075
Reclames per regel0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
bij de
Aan H.H. abonnenten en begun
stigers en zij die zich abonneeren op de
Nieuwe Amersf'oortsche Courant wordt
door den Uitgever als PREMIE aangebo
den voor
een oorspronkelijk werk van den Heer
Oud-Voorzitter van den Volksraad der
Zuid-Afrikaansche Republiek (Transvaal),
getiteld
of die
gevertel door
aan zijn Neeft MARTINUST in Hollant,
in die eige boere syn taol.
FEUILLETON.
In dagen van smart.
XXIY.
Gedurende het begin van dien nacht had de dok
ter zelf gewaakt, en eerst in de tweede helft had
hij, na Egbert geroepen te hebben, zich ter ruste be
geven. De zieke scheen toen te slapen; hij lag stil,
met de oogen gesloten.
Een paar uren had Egbert reeds bij zijn leger geze
ten, hoe lang viel toch zulk eeu nacht, en w at had
men een tijd om te denken! O, die gedachten! Als
schrikbeelden kwamen ze over hem, en wilden niet
wijken
Soms stond hij zachtkens op, en liep de kamer even
op en neer, maar naanwelijks had hij zijn plaats her
nomen, of daar waren ze weder,die onbeschaamde in
dringers, die hem nn eens uit het verleden, dan uit het
heden aangrijnsden, en hem deden wenschen, dat de
zieke zijn hulp mocht noodig hebben, en hem zoozeer
bezighouden, dat hij geen tijd had, om op hen te letten.
Doch zulks was niet het geval; Rudolph lag rustig, en
verroerde zich niet.
De deur, die toegang tot de studeerkamer gaf, stond
open; Egbert kon, door de reet, de kleine lamp zien,
die daar brandde. Plotseling werd zijn aandacht ge
troffen door de vierkante schrijftafel, die bij het raam
geplaatst was. „Hoe spookachtig ziet dat ding er uit, bij
nacht," dacht hij, en stond op, om de deur zacht dicht
le doen, toen zijn oog aangetrokken werd door de sleu
tel, die op een der laden was blijven steken. „Hoe dom,
dat Cateau daar niet om gedacht heeft," meende hij
•ik zal hem er uit nemen, en haar morgen geven." Doch
toen hij met dat doel het bnreau naderde, kon hij de
lust niet weerstaan, om daarin een afleiding voor zijne
Dat de menschen onder elkander twisten
over vraagstukkenwelker beantwoording
en oplossing binnen het bereik der zinnelijke
waarneming ligt, is niet zeldzaammaar
aan zulk een strijd komt tenminste een einde:
zoodra de man verschijnt, die beter dan an
deren heeft waarhenomen, het product zijner
aanschouwingen duidelijker formuleert, en
met gestrenger logica zijn gevolgtrekkingen
daaruit afleidtis het met het gekibbel
spoedig gedaan, en de tegenstanders van gis
teren leggen zich rustig neder aan de voeten
van hun aller meester. De wetenschap oefent
een onbeperkte souvereiniteit uit, haar
wetten zijn onschendbaar.
Anders is het gelegen met die waarheden,
of zoo men wil met die waar/ieid, die
aan de werking der zinnen ontsnapt: die de
menschheid wel langs allerlei wegen zoekt te
naderen en ook inderdaad, naderbij komt,
mits het streven haar wezelijke en heilige
ernst zijdoch die hij nimmer geheel zal
kunnen bemachtigen. Wel kunnen we het
onwaarneembare trachten voor te stellen
door zekere vormen, die in meerdere of min
dere mate beantwoorden aan het begrip dat
ons daarvan voor den geest zweeft, maar
er zal altijd een klove bestaan tusschen die
stoffelijke voorstelling en het ontastbare be
wustzijn.
In het kader dezer omschrijving passen
zoowel onze godsdienstige als onze aesthe-
tische denkbeelden. Het menschelijke ge
slacht zoekt eeuw in eeuw uit naar zuiverder
vormen, om uitdrukking te geven aan zijn
id ealen van het goede en van het schoone:
en hoe reiner deze worden, des te dieper ge
voelt het ook zijn onmacht, om ze in hun om
vang, in hun vollen rijkdom weer te geven.
Bezaten we nu maar de noodige mate van
bescheidenneid om dat onvermogen voor ons
zei ven en voor anderen te erkennen, dan zou
dat opvoedingswerk, dat volgen van de banier
met het opschrift //excelsior" onafgebroken
worden voortgezet en ongetwijfeld belang
rijke vorderingen maken: maar ongelukkig
prikkelt het duiveltje der eigenliefde om de
vormen, die ons voorkomen als het meest het
ideaal nabijkomende, ook aan onze mede
zoekenden op te dringen als het hoogste wat
door hen te bereiken is. Vandaar eindelooze
tweespalt, die het groote werk slechts kan
vertragen.
Op godsdienstig gebied bespeuren wij
dat alle dagen, omdat het aantal mede
dingers naar de eer als voorgangers en
wegwijzers op te treden daar het grootst
is. Doch niet minder fel is de strijd op
het terrein van de kunst.
Niemand is eigenlijk instaat, een juiste
bepaling te geven van het schoone, een
voudig omdat er geen formule voor te
vinden is zoolang men het niet geheel be
reikt heeft, wat wel nimmer het geval
zal zijn. Maar van den hoogst tot den
minst ontwikkelde heeft ieder onzer daar
van een voorstelling, soms hoogst onbe
stemd en onvolledig, bij enkelen meer
verheven en waardigin de zielen hij
vindt dat in zekere vormen terug of hij
tracht er zelfs vorm aan te geven. Wie
het laatste heeft gedaan, is veeltijds ge
neigd zich met zeker meesterschap voor
zijn schepping te plaatsen, en uit te roe
pen: Zietdaar, mede-zoekenden naar de
volmaakte uitdrukking van het schoone,
wat gij te vergeefs hebt beproefd, is
mij thans gelukt: ik toover u het ideaal
voor oogenen deze vorm is het toppunt
gedachten te zoeken, en eens even een blik in de lade te
slaan. Zijn vriend sliep zoo rustig; geen oog bespiedde
hem, bij was alléén. „He, wat knarst dat slot bij het
opentrekken." Hij luistert, de zieke heeft het niet ge
hoord.
Er lag een gansche prullenboel in de vrij diepe lade:
oude papieren en nieuwsbladen, een stapel quitanties,
netjes met een zijde lint bijeengestrikt, doch niets wat
de aandacht van den nieuwsgierigen vreemde waardig
bleek te zijD. Onverschillig schoof hij ze weder toe, en
paste den sleutel op eenc volgende. Zoo opende hij
achtereenvolgens verschillende vakken, bij het laatste
meende hij gerncht in de kamer daarnaast tehooren, en
stond op om naar zijnen vriend te zien. Neen, het was
niet zoo; Rndolph lag nog evenals straks. Even een
laatste blik in het bureau, en dan terug naar zijn plaats
aan het ziekbed.
Wat trekt daar plotseling zijn oog, en doet hem ver-
bleeken? Onder verscheidene brieven van vreemde
handteekening bespeurt bij enkele losse papieren door
zijn eigen hand geschreven, en andereu daar nevens
diens inhoud hij maar al te zeer kent. Hij weet, dat Ru
dolph door die te bewaren een bewijs tegen hem in han
den heeft, dat hem in de oogen van iedereen brandmer
ken kan; hij weet, dat deze brieven in den tijd van hun
nauweren omgang, vóór Rhedens huwelijk geschreven,
dezen een blik gaven in het karakter van den man, die
thans zoo koud en bleek voor het bureau zit, die, als een
wapen tegen hem gekeerd, doodelijk zou moeten treffen,
hij wist, dat die brieven van later, enkelen zelfs van
zeer kort geleden datum, informaties hem aangaande
behelzen, die op verzoek des dokters, door Rudolph hier
en daar ingewonnen, doch door dezen terug gehouden
waren om de eenvoudige reden, dat de man, die daar
door vernietigd zou worden eens zijn vriend w as, dat die
man ook van den vriend één geheim kende, dat helaas
diens leven met naberouw vervulde, terwijl hij immer
hoopte, dat de invloed zijner schoonzuster zoo gunstig
zon werken, dat het onnoodig zou blijken zich tegen een
huwelijk te verzetten, dat zoo duidelijk, het ideaal van
Johanna's leven nitmaakte.
Dit alles wist Egbert, en thans? Daar lagen ze voor
hem, die bewijzen tegen hem; een greep slechts, en alles
zon vernietigd zijn, en niemand zou meer tegen hem
kunnen optreden, met het getuigenis: Gij zijt onwaar
dig deze familie, deze reine brnid de uwe te noemen."
Bliksemsnel kwam de gedachte, en wierp zich met
een kracht op den man voor het bureau, die bij niet
kon weerstaan. In een oogenblik heeft hij de papieren
gegrepeD, in het volgend liggen ze allen op den haard
stil, daar bew eegt de zieke zich weêr. Reede sluipt toe,
en geeft hem vol angstige bekommernis de medicijn in,
die op het tafeltje naast het bed tegen dit uur is klaar
gezet. De kranke wordt weder rustig, en zijn oppasser
heeft niets meer te doen, dan iu de aangrenzende ka
mer het bureau te sluiten gelijk hij het gevonden heeft
en de papierenasch weg te rakelen onder het turfvuur,
liet is spoedig gedaan.
Naauwelijks heeftj hij zijn plaats hernomen, of het
grijze hoofd van den dokter wordt door de gangdeur ge
stoken. Zacht nadert bij. „Is alles rustig gebleven?"
vraagt hij fluisterend. Egbert knikt toestemmend. „De
morgen breekt reeds aan," gaat de arts voorts, „wilt
gij nog gaan rusten."
„Dank n, ik hen niet vermoeid; doch indien gij mijne
plaats nemen wilt zal ik naar mijne kamer gaan, en me
wat opfrisschen vóór de ontbijtbel luidt."
„Die zal wel niet luiden, want ik heb volmaakte stilte
in huis bevolen. Gij hebt echter nog wel een half uur
voor u, en Catharina slaapt gerust."
„Arme Catean; zij was gisteren doodmoede."
„Ze zal thans beter zijn, en de vermoeiende dsgtaak,
die haar wacht, kunnen volbrengen."
„Onder dit gesprek, grootendeels fluisterend gevoerd-
waren de heide heeren in de aangrenzende kamer gelre
den, waar de dokter het lamplicht doofde, en de ven
sterluiken opende. De late Februari-dag straalde nu naar
binnen; en de zon deed reeds moeite, om de nevelen
rondom te verbreken, die langzaam begonnen op te
trekken.
der kunst. Mijn opvatting is de eenige
ware, al wat daarmede strijdt verdient
als wansmaak te worden gebrandmerkt.
De kunstenaars in het algemeen
loffelijke uitzonderingen daargelaten, hebben
den naam van horzel ijk met eigen arbeid
te zijn ingenomen en met minachting op
mededingers neder te zien. Dat die aan
tijging geheel verzonnen is, zou niemand
durven beweren. Doch erger is het nog,
dat zij op het gebied van kunstopvatting
een brevet van onfeilbaarheid verlangen,
en uit de hoogte nederzien op alles wat
daaraan niet voldoet. Het volksspreekwoord
zegt: //Over den smaak valt niet te twis
ten" de kunstenaars zeggen daarentegen:
//Onwaar, er is slechts één smaak, al het
andere is verbastering en wansmaak. Het
absoluut schoone laat geen afwijkingen van
vorm toe.
Er zijn zelfs tijdperken in de geschie
denis geweest, waarin de hoogste macht
in den Staat die bekrompen zienswijze
huldigde. Gewoonlijk was dan een schitte
rend tijdvak van kunstontwikkeling voor
afgegaan: en het opperst gezag meende
dan wel te handejjsn door de navolging
van een zeker aanfal' fraaie modellen als
het hoogste te beschouwen wat geeischt
of verlangd kan worden. Doch altijd stond
de officieele kunst de ware in den weg:
de boefenaars der laatste, niet meer in
de gelegenheid hun vleugels vrij uit te slaan,
verloren het scheppingsvermogen, dat in de
geijkte en door den invloed der machtheb
benden gecristalliseerde vormen te gronde
ging-
In ons vaderland hoort men in de laatste
jaren meer dan vroeger over kunst spreken.
We hebben een tijdvak van stilstand door
leefd en daarop is een ontwaken gevolgd:
„Zie eens hier," sprak de dokter, „daar heeft Catean
waarlijk de sleutel op het bureau laten steken; nu het is
goed, dat geen vreemde oogen dat gezien hebben. Men
kan toch tegenwoordig met bedienden niet te voorzich
tig zijn, en mag hen niet in verzoeking brengen." Dit
zeggende draaide hij het slot om, en stak den sleutel
bij zich, om dien aan zijne dochter te overhandigen.
Egbert voelde plotseling eeu kleur opstijgen, doch hij
wendde zich naar het venster, en zeide: „We zullen he
den een prachtige winterdag hebben. Ik ben benieuwd
of Johanna van het weer profiteeren zal."
„Wacht ze u niet heden avond tehnis?"
Ja, doch ik zal haar van morgen schrijven, en haar
vertellen hoe de zaken hier staan; natuurlijk blijf ik nog
eenige dagen, om de wending der ziekte aan te zien.
Daarin hebt gij recht, antwoordde de dokter. „Ik acht
u om dit bewijs van vriendschap, doch, eilieve, zend
geen al te ontrustend bericht aan de meisjesj; na deze
nacht schijnt het mij of wij hopen mogen.
„Wees daaromtrent vol vertrouwen," luidde het
schijnbaar hartelijk antwoord; waarmede Egbert de ka
mer verliet.
De teleurgestelde verwachting.
Het was een laat ontbijt, dat de familie op Rapen
burg dien morgen vereenigde. C'atharina gevoelde zich
door de rust versterkt, en toen zij, in de ziekekamer
komend, haar echtgenoot tamelijk ru6tig vond, gehoor
zaamde zij den wensch haars vaders, en begaf zich naar
de woonkamer, om te ontbijten en naar haar kind te
zien, dat zij in de laatste dagen geheel aan Vanessa's
zorg had overgelaten. De jonge vrouw zog er veel beter
uit, het gaf haar zulk een rust haar ouders daar te w eten,
om haar bij te staan, en te steunen in haar moeilijke
plichten. Hartelijk kuste zij hare moeder en stak Eg-
bert de hand toe, hem met een weemoedig glimlachje
dankend voor zijn goede zorg gedurende dien nacht.