NIEUWE
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR
Amersfoort, Baam, Bunschoten, Eemnes, HamersveM, Hoeielaken, Hoogland,
t,
PLICHT.
Zaterdag 17 December 1881
ZANDER MASKER.
No. 101.
Tiende Jaargang.
Uitgever: A. UI. Slothouwer,
Advertentiën kunnen inge
zonden worden tot uiterlijk
's morgens 8V„ uur des Woens
dags en Zaterdags
Eene viermaal geplaatste ad
vertentie wordt slechts drie
maal in rekening gebracht.
ilHERSFOORTSCHE COURANT.
Abonnementsprijs voor Amersfoort per 3 maanden f 1,
Franco door het geheele Rijk1,10.
Afzonderlijke nummers 8 Cent.
Dit Blad verschijnt des Woensdags- en des Zaterdags.
te Amersfoort.
Advertentiën van 16 regel»0,40.
Iedere regel meer 0,05.
Voor het Buitenland0,07'
Reclames per regel0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
//Een enkele brandweerman, die zijn
plicht deedhad de geheele ramp kunnen
voorkomen.Met dit harde woord resu
meert de //Wiener Zeitung" haar oordeel
over de oorzaak van het vreeselijk onheil,
waardoor de Oostenrijksche hoofdstad in
rouw werd gedompeld. En wanneer we
in de verschillende berichten lezen hoe
ieder plotseling alle bezinning verloor,
hoe de eenvoudigste maatregelen van voor
zorg schandelijk waren veronachtzaamd,
hoe de mannenwien bij brandgevaar
een bepaalde taak was opgedragen, weg
vluchtten van hun post zonder zelfs een
vinger tot redding uit te steken, dan
moeten we wel de gevolgtrekking maken,
dat het blad niet overdreef.
Wij herinneren ons eens gelezen te
hebben van een Eussischen soldaatdien
men bij het retireeren der veldwacht ver
geten had af te lossen. Uren verliepen,
en nog stond hij op zijn post. 't Werd
koud en donker, en de honger begon den
man vreeselijk te kwellen, toch kwam
het niet bij hem op de plaats, hem aan
gewezen, te verlaten. Eerst den volgenden
morgen, toen de legerafdeeling waartoe
lij behoorde de plek voorbijkwamvond
FE UILLETON.
Erlenbad.
XXXI.
Dochyle voetreizigers keerden der beek deu rug
toe, en feetteu zuchtend den tocht voort. Het ge
steente Was ken meermalen tot een hinderpaal voor
hun voet* b°°g torende 't zich aan hun rechterzijde
op, het z«S rood en menige scheur getuigde, gelijk
rimpels oif een verwelkt gelaat, van den eerwaardi-
gen oudertA°m, dien 't in deze woestenij bereikt had.
Van geslecltJ tot geslacht had het gewacht op den
houweel van\den bergwerker, die het uit zijn sombere
vergetelheid Aerlossen zou, die 't vormen en polijs
ten zou, tot ee\ pilaar van het Godshuis, of tot sie
raad van een koningspaleis; doch vergeefs waren die
droomeo geweest;\piet c'én kwam op, en treurig leekt
de eeuwige traan vnn uit zijn spleten in 't diepe dal,
daar drijft hij snel liet molenrad, en verstuift als damp
ia het blakerend zonlicht! Zwijgend gingen de vermoei
de reizigers voort en plukten het groene mos met het
roode oog tot een aandenken. Niet lang meer, en ze
kadden't eerste deel van den tocht bereikt. Een opene
plek vertoonde zich, waaraan de zon in rotien gloed
rich voor het eerst aan hnn oog vertoonde; nog een paar
ichreden omhoog, en de zwarte Mummelsee lag vóór
ken. Stil en zonder rimpel rnstte dit bijna vierkante
kergmeer aan hun voeten, dat zwart uls inkt, geen liefe
lijk beeld van 't donker geboomte, dat het aan alle zij
den ondoordringbaar omringt, weerkaatat; geen leven
peurt men hier, geen vogel, die zijn liederen zingt, geen
isch, die 't leven hier geniet, slechts de zwarte sala-
ander ichiet schichtig naar den diepen bodtm. De
leesten genieten hnn middagrust, en slechts nu en dan
tijgt ée'n onzichtbaar uit het water op, en hangt dio0.
men hem daar, nagenoeg uitgeputMen
zal misschien lachen om de slaafsche ge
hoorzaamheid van dien militair. Wij niet.
Wij eerbiedigen zijn plichtbesef, en plaatsen
in onze schatting dien dommen Kozak
oneindig ver boven de geestigste der Wee-
ner schouwburgbeambten.
Zijn plicht doenZou het thans levend
geslacht wel genoegzaam doordrongen zijn
van de toovermacht, die er in dat een
voudig woord ligt opgesloten?
Zietwe zijn geen automaten, die men
opwindt voor een bepaald doel. We hebben
de eer tot de zelfdenkende, zelfoordee-
lende wezens te behooren. Wordt ons iets
opgedragen, dan willen we gaarne het
z/waarom" wetenen tot op zekere
hoogte zijn we in ons recht. Maar als we
nu die wetenschap gaan gebruiken om
den inhoud onzer lastgeving te gaan criti-
seerenom daaruit af te zonderen dat ge
deelte hetwelk naar onze persoonlijke
meening niet geheel onmisbaar is, en we
dat dan ook maar op ons eigen gezag
stilletjes laten rustenals we voorts, door
eigen inzicht gedreveneenige wijzigingen
brengen in het overige gedeelte, misschien
ook om overeenstemming te krijgen in
hetgeen anderen van ons eischen en wat
ons zeiven het meest aangenaam is, dan
begrijpt ieder dat er niet veel van terecht
kan komen.
Ook dan, als we een zelfstandige werk
kring bekleeden waardoor we niet te vra
gen hebben naar de voorschriften van
anderendoch ons een eigen weg moeten
afbakenen, scheelt het veel hoe we dien
bewandelen. Of we zoo maar in 't alge
meen ons kwijten van onze taak, zonder
nu juist alle bijzonderheden in acht te
nemen dan welof we op de punt-
mend zijn wit, doorschijnend kleed aan de takken te
droogen. Om 't middernachtelijk uur echter ontwaken
ze, en danaen in vroolijke rijen op 't schuimende water
rond, terwijl de gekroonde watergod zijn grijs hoofd bo
ven de golven opheft. Dan zendt hij eene der nimphen
omlaag, die den weg langs de beek, die ze in een bloed
stroom verandert, volgt, om zegen of straf in 't sluime
rende dal te brengen.
Nadat onze vrienden eenige rust in 't steenen berg
huisje genoten en zich verkwikt hadden aan hetgeen hun
hier 3000 boven de zee aangeboden werd, besloten ze op
te breken, teneinde van gindsche hoogte het vrije uit
zicht te kunnen genieten. Rudolph sprong lachend in 't
kleine voertuig, dat door de vaardige hand van den
voerman zou bestuurd worden; ook Emma en haar bege
leider Johannes de Evangelist plaatsten zich in de boot.
Cathariua echter, die in druk gesprek met Emma's moe
der gewikkeld was, sloeg het bosebpad in, gevolgd door
de beide andere heeren. Dra had het drietal den anderen
oever bereikt; Rudolph keerde zich om, om den mngi-
schen indruk, dien het meer aanbood nog éénmaal te
genieten, en toen hij eindelijk zijn beide tochtgenooten
volgen wilde, zag hij zich alleen. Wel begrijpend, datde
beide jongelieden zeer goed zonder hem den weg vinden
zouden, trad hij langzaam voornaarts, en keek in het
bosch rond, of hij niet weldr» zijne vrouw zou zien ver
schijnen. Terwijl zijn blik nog zocht tusschen de zware
boomstammen trof zijn oor 't geluid van twee stemmen
van achter het dichte struikgewas, dat aan de eene zij
de het pad dekte. Onwillekeurig was hij de onzichtbare
toehoorder van het volgende gesprek:
„Tehuis zit ik tusschen vier dikke mBren, help mijne
moeder steeds ijverig aan 't werk, moet naaien en brei
en, en mag nooit ledig zijn. Zoo is de ééne dag gelijk aan
den anderen.
Gij lief meisje!
Ook sta ik dikwijls in de keuken en stook het vnur.
En werp ik dan 't schortje weg, dan vlieg ik naar de
piano en zing 't schoonste lied, dat ik ken.
En welk is dat?
jes letten, ons zeiven een regeling voor
schrijven waaraan we ons met angstvallige
stiptheid houden, maakt een verba
zend groot verschil. Er zijn menschen die
nauwgezetheid kleingeestig en kinderachtig
vinden. Denzulke zouden we niet gaarne
een belangrijke taak zien toevertrouwd
alleen onder onafgebroken toezicht zouden
ze misschien nog iets kunnen uitvoereD
dat de moeite waard is.
Nu is het waar, dat het maatschappe
lijk leven hoe langer hoe ingewikkelder
wordt. Er zijn ondernemingen op touw
gezet, die de trouwe samenwerking van
zeer velen tot voorwaarde hebben. Om maar
één voorbeeld te noemen dat sterk genoeg
spreekt, beroepen we ons op de openbare
vervoermiddelen. De onoplettendheid en
het plichtverzuim van één man kan het
leven van zeer velen in gevaar brengen,
ieder oogenblik van den dag. Op elk der
beambten en werklieden rust de verant
woordelijkheid voor een bepaald gedeelte
van het uitgebreid geheel. Wanneer nu
die allen niet ten sterkste zijn doordron
gen van hetgeen op hun schouders rust,
en niet bezield zijn door een geest van
toewijding, die het hun letterlijk onmoge
lijk maakt aan hun taak ontrouw te wor
den, dan kan het niet anders of op een
gegeven oogenblik moet er in de laDge keten
een schakel breken.
Alles hangt dus af van twee zaken: voor
eerst een goede organisatie, waarbij ieder
precies weet wat hij doen moet, aan de ande
re zijde, de meest stipte nauwkeurigheid aau
den anderen kant. Tusschen het hoofd en de
overige lichaamsdeelen moet harmonie be
staan: de gedachten van het eerste moeten
bij de laatsten punctueel ten uitvoer worden
gelegd. En dat kan alleen het geval zijn,
O, dat is nu nog veel schooner.
Och, zeg 't mij.
Ge kent het wel.
Ik bid u.
Ik durf haast niet; doch luister: Er, der herrlichste
von Allen, wie so nu?
Mijn liefste.
Doch, zeg me eens, hoe komt 't toch, dat gij zoo
spoedig mij nw hart ontsloot? Ik zelf, o, op deu eer
sten oogopslag zag ik reeds, dat ik u beminnen moest.
Moest ik u niet liefhebben? Gij, met dat groote vra
gende oog, met dat vergenoegd gezichtje? En dreef de
natuur mij niet aan, die mij zeide, dat ik toch eene der
zeldzaamste bloemen zal bloeien? O, ik bad ook wel kun
nen wachten en overleggen als anderen, en onderzoek
doen en laten doen naar verschillende omstandigheden;
doch ik hield er van uw hart te bestormen en zoo uw
liefde te verwerven. En. wel beschouwd, waartoe dient
al dat onderhandelen, al dat wikken en wegen? Krijgt
daardoorjniet het huwelijk al den schijn van een han
delsartikel, waarbij door de partijen minder gevraagd
wordt naar het hart, dan wel naar de omstandigheden
der jongelieden? Wel behoorde er moed toe, zoo op eens
den aandrang van mijn hart voor u te openbaren; doch
dien moed had ik; want wie een rein gew eten heeft, wie
het u hier verklaren durft, niet gelijk zoovele jongelie
den een zondenregister aangelegd te hebben dat hun tel
kenmale moet doen blozen, zoo vaak hij met een on
schuldig meisje in aanraking komt, wie durft zeggen:
mijn hart is nog gelijk de natunr het mij schonk, die ziet
alle bezwaren met een vasten wil in het aangezicht,
springt over mocielijkheden weg, sluit zijn geliefde aan
het hart en zegt: Schenk me nw gansche vertrouwen, ge
zultuniet in mij bedriegen.
En ik leg mijn hoofd vol vertrouwen aan nw borst
want ik gevoel het, n behoort de geheele wereld.
Thans ontstond er een pauze in dit gesprek, en Ru
dolph verwijderde zich haastig van de plaats, waar hij
de hartsgeheimen van twee liefhebbende ziolen beluis
terd had. Die woorden met zooveel vuur en innige over-
wanneer overal het begrip van plicht tot zijn
volle recht komt.
Er moet tucht, dat is orde zijn in eiken
rang der samenleving. Zoodra onze denk
beelden van vrijheid en onafhankelijkheid
gevaar loopen inbreuk te maken op het be
ginsel der gehoorzaamheid aan de voorschrif
ten van onze arbeidstaak, dan is het zaak de
eersten aan een nieuw onderzoek te onder
werpen, want men kan er dan zeker van we
zen dat zij uit den booze zijn. Integendeel,
het moge op het eerste gezicht een weinig
paradoxaal schijnen, doch niettemin is het
volkomen waar dat de meest vrije man ter
wereld hij is, die zich tot een slaaf van zijne
plichten heeft gemaakt. De leus moet zijn:
eerst gehoorzamen, later, als er tijd over
schiet kan men gaan redeneeren. Doch zijn
plichtvervulling afhankelijk maken van de
slotsom zijner redeneeringen, is de verkeer
de weg.
Men zal ons moeten toegeven dat de we
reld er heel anders zou uitzien dan thans, als
alle menschen bij die hoogst eenvoudige leer
wareD groot gebracht, en er dan ook naar
handelen. Daarom is het ook wel de moeite
waard, even na te gaan of we persoonlijk er
iets aan kunnen toebrengen om tot dit resul
taat te komen.
Vooreerst is het buiten kijf, dat elke ver
betering van onszelven moet uitgaan. De
eerste vraag behoort niet te zijn, of Jan of
Gerrit niet op zijn plichten knibbelt, maar
of de man, die onzen naam draagt in dit op
zicht vrij is van alle zelfbeschuldiging. Voorts
moeten we ook denken aan het geslacht dat
onze oogen opgroeit en voor welks toekomst
wij verantwoordelijk zijn. Bij onze kinderen
het plichtbesef tot een hooge mate van vol
komenheid te brengen, is onze eerste plicht.
Dan eerst kweeken we een ras van menschen
tuiging uitgesproken, drukten als een looden last op zijn
ziel. Blozen voor de onschuld. Een hart zooals de natnur
het schonk. Schenk me uw hart, ge zult u niefin mij be
driegen; en dan dat slotwoord: U behoort de geheele we
reld, het waren zooveel pijlen, die zich tot in het bin
nenste van zijn hart een weg baanden. Snel trad hij
voorwaarts; zijn voet achtte niet op de scherpe steenen;
het halfduister van het woud beangstigde hem; het was
of iedere boom ter woonplaats strekte aan een wraak
geest, die met een grijnslach hen aanstaarde, of het rui-
schen der takken hem de Nemesis aankondigde. „Dat is
de rnst, die gij vindt in de natunr, zij geeselt, zij martelt
u voor de zonden, die de arm van het gericht niet ach
terhalen kon. Maak u op en stort u van de steilte, want
zij laat u niet los vóór uw laatste zucht kermend haar
dorst naar wraak gestild heeft! Zoo gilde een onzicht
bare stem door zijn geweten, en afgemat zette hij zich
in het mos onder het hooge geboomte neder. Niet lang
zat hij daarin smartelijk gepeins verzonken, toeneen
lichte voetstap zijn oor trof, en weldra zag hij zijn lieve
Catharina op hem toesnellen.
Wel man, zeide ze, zoo alleen in de bewondering der
natuur verzonken! Ik zocht u en vind u afgenaaid
van het gezelschop? Maar, God, hoe zoo bleek, wat
schort u, zij t ge niet wel. En met die woorden liet zij
zich naast hem op 't zachte mosbed neder, en legde be
zorgd haren arm om zijn hals.
Gij komt als geroepen, Catharina, sprak Rudolph, ik
voelde me zoo eenzaam, en toch nare 't misschien be
ter geweest, zoo ge.
Weggebleven waart, vulde Catharina haastig den zin
aan. Ho, ho, lieve man, dit wildet ge toch niet zeg
gen. Sedert wanneer ben ik je lief vrouwtje niet meer,
dat deelen mag in manliefi bekommeringen? Maar ge
ziet zoo vreemd, en ge spreekt zoo raadselachtig? Hier
bij keek ze haren echtgenoot met lachenden mond,
doch met angstig verwachtenden blik aan.
Werit vervolgd.)