NIEUWE NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR Amersfoort, Baant, Bunsclioteo, EenesBairaall, Haarelata, Hooiland, Wen, Botst Zaterdag 31 December 1881. ZONDER MASKER. V No. 105. Tiende Jaargang. Uitgever: A. M. Slothouwer, Advertentiën knunen inge zonden worden tot uiterlijk 's morgens uur des Woens dags en Zaterdags Eene viermaal geplaatste ad vertentie wordt sleehts drie maal in rekening gebracht. OVER DE GRENS. AMERSFOORTSCIE COURAIT. Abonnementsprijs voor Amersfoort per 3 maanden 1, Franco door het geheele Rijk1,10. Afzonderlijke nummers 3 Cent. Dit Blad verschijnt des Woensdags- en des Zaterdags. te Amersfoort. Advertentien van 16 regelsj 0,40. Iedere regel meer 0,05. Voor het Buitenland0,075 Reclames per regel0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Er is geen enkele dag, die zoo eigen aardig het verleden en de toekomst met elkander in verband brengt, als de eerste dag van Januari. Den vorigen avond namen we, op min of meer plechtige wijze, af scheid van het jaar dat thans reeds tot de geschiedenis behoort en ons niet veel anders naliet, dan een reeks van deels aangename, deels smartelijke herinnerin gen,-dat misschien veel verwachtingen heeft teleurgesteld, veel illusiën als-nevelen deed verdwijnen, maar ook veel bekom mernissen heeft afgewenteld van ons hart en veel vrees weggevaagd. En thans staan we voor een nieuw raadsel, waarvan niemand de oplossing kan geven: moge het voor U en ons geen.droevige verrassingen aanbie den. Wij, //Nieuwe Amersfoortsche Courant/' hebben ons voorgesteld eens gebruik te maken van de aloude traditie en bij onze vrienden aan te kloppen met een Nieuw jaarsgroet in optima forma. Mocht iemand ons toevoegen dat we in dat opzicht het voorbeeld volgen van heeren nachtwachts, bezorgers van straatverlichting en opruimer van allerlei onreinheden, dan antwoorden we dat onze eerzucht zoo ver niet gaat: de hooge vlucht hunner poëzie is ons te FEUILLETON. Adèle. XXXIV. In de vestibule bejegende zij Vanessa, die nog im mer ten huize der familie Van Son logeerde. „Waar waart gij, Adèle," riep deze haar toe, „ik heb u reeds eenigen tijd vergeefs gezocht, doch, wat ziet ge er ontdaan en bleek uit, wat scheelt u „hom op mijne kamer, „Essy, en ik zal u alles vertellen, doch, waar is mijne zuster?" „Ik zag haar zooeven naar de koepel gaan; gewis verwacht zij Reede; hij komt laat." „Hij is er reeds geruimen tijdhij was bij mij in de huiskamer, en ik heb thans uw raad noodig, Es- sylief, hoe in deze moeilijke zaak te handelen." En nog geheel ontdaan ging zij hare vrienden voor naar hare stille kamer, waar zij haar deelgenoote maakte van het schrikkelijk geheim, dat zij reeds lang gegist, maar wier mededeeling zij niet had kunnen voorkomen, en gaf haar vol gemoed in heetc tranen lucht. „Gij moet alles eerlijk aan uwe ouders zeggen," raadde Vanessa. „Doch, wat indien zij mij niet gelooven: zij zijn omtrent Reede geheel blind." „Dan is de verantwoording allerminst voor uwe rekening, Adèle; indien hij de macht bezit hen we der te blinddoeken, dan hebt gij het uwe gedaan, en Johanna's ongeluk is geheel buiten uw schuld." „Een rampzalige troost," zuchtte het jonge meisje. „Doch gij, Essy, gij gelooft mij toch „Gewis; reeds den eersten indrok, dien Reede op mij maakte was verre van gunstig, en zonder vleierij vind ik het overigens zoo vreemd niet, dat bij u bo- machtig, we bieden onze heilwenschen in eenvoudig proza aan. Misschien zijn ze er niet minder welgemeend om. Een tienjarig tijdvak is sedert de op richting van dit blad verstreken, en met kloeken moed treden we met dit nummer ons derde lustrum in. We hebben reden, met tevredenheid op de jaren onzer kinds heid terug te zien. We verheugen ons in toenemende sympathie, en al kunnen we ons niet ontveinzen dat onze krachten somtijds bleven beneden onzen goeden wil, dat we nog altijd zekeren afstand opmerken tusschen onze indealen en de wijze waarop we ze zoeken te verwezen lijken, toch meenen we niet te vreezen te hebben, dat men ons zal beschuldigen aan onze roeping ontrouw te zijn geweest. Nooit hebben we de pretentie gehad de rol van leiders en wegwijzers te kunnen vervullen: met de meeste bescheidenheid trachten we de zaak van den vooruitgang Ac TttCfièn. Gtj'ën Wij boeken naar waarheid, en indien van ons gezegd kan worden dat we er iets aan hebben toegebracht om een vrijzinnige opvatting van de vraag stukken van den dag te helpen verspreiden, dan is dat de hoogste lofspraak, waarop we ooit aanspraak durven maken. In onze dagen van woeling en strijdzoo rijk aan critiek, zoo arm aan waardeering, willen we, ja, wel moedig post vatten waar het geldt onze innige overtuiging te verdedi gen, maar tevens ons zoo ver mogelijk verwijderd trachten te houden van den waan, als zouden we de hoogste wijsheid en de universeele waarheid reeds gegrepen hebben. Er is slechts één beginsel, dat de maatschappij kan voorlichten op den weg van den vooruitgang: het is dat der humaniteit; en waar we kunnen, zullen We dat beginsel op den voorgrond stellen. En wanneer we nu terugzien op het tijdperk dat achter ons ligt- meer in het bijzonder op den afgeloopen jaarkring, *- kunnen we dan spreken van het veld- winnen dierzelfde overtuiging? Veel is er gebeurd, dat in de geschied- rollen met zwarte kool werd aangeteekend. Er hebben losbarstingen plaats gehad van de onedelste hartstochten. Een der gruwe lijkste misdrijven, vorstenmoord, vertoon de vreeselijker dan ooit zijn duivelenge- laat, en mocht het geval dat wij voor de aandacht hebben het verzet tegen een des potisch regeeringsstelsel de misdaad wel niet verschoonen, dan toch verklaren, - ook dit voorwendsel valt weg waar we een van de rechtschapenste mannen van onzen tijd, het gekozen Hoofd van de machtig ste republiek, zagen vallen onder het schot eens laaghartigen moordenaars. Het valt niet te ontkennen, er zijn in het maat- schappelijk^ën "Staatkundig léven krankhe den, die tot een bedenkelijke hoogte zijn gestegenen meer dan dubbele waakzaam heid is er noodig om te voorkomen dat de reactie niet van de gelegenheid gebruik maakt om dat alles te schuiven op reke ning van de toenemende vrijheidsbegrippen. z/Ziet," zoo roept zij op zegevierenden toon, z/dat zijn nu de gevolgen, wanneer de on derwerping aan het gezag wordt verslapt: de mensch heeft behoefte aan stevige ban den, wil hij niet als een redeloos dier zijn heil zoeken in losrukking van al het be staande!" Welnu, er ligt geen zweem van waar heid in die bewering. Waar aan de eene zijde een gepaste male van vrijheid wordt genoten aan den anderen kant de stelre gel wordt gevolgd, dat eerlijkheid de beste ven Johanna de voorkeur geeft, dat doet immers een ieder wie u beiden kent. Doch kom, zet nu alle be kommernis ter zijde, ik ga uwe moeder roepen, en gij zult kalm en beraden met haar spreken." Een half uur later, terwijl Johanna en Reede in het met klimop begroeid prieel te zamen waren, eu schijn baar beiden zeer opgeruimd schertsten en koosden, be vond zich Adèle in tegenwoordigheid harer moeder, eu deelde deze ouder stuipachtig snikken het voorge vallene mede. Mevrouw Van Son had haar aandachtig aangehoord, en toen hare dochter eindigde, sprak deze streng: „Dat komt er van, kind, dat gij zoo dikwerf de eenzaam heid zoekt, en u overgeeft aan uwe fantasien, nu zal uwe zuster door uw schuld ongelukkig worden!" „Door mijne schuld, mama?" Adèle was doodsbleek gewordeu, afwisselend gedurende haar verhaal had het purper met het wit op haar gelaat gestreden; thans wa ren de groote zielvolle oogeu vragend op hare inoeder gevestigd, als hing van haar antwoord leven of dood voor haar af. „Ja, door uw schuld," hernam mevrouw Van Sou, „of meent gij waarlijk, kind, dat ik, die Reede van een gunstige zijde kennen leerde, zoo schielijk geloof zal slaan aan een gril, die, hoe vast ook in uw hoofdje ge hecht, toch slechts zal blijken een verkeerd a propos te zijn. Zie thans even naar buiten, op gindschc bank. Ziet gij niet hoe belangstellend hij met uwe zuster spreekt, hoe hij den arm om haar slaat, en hoe vertrouwend zij tot hem opziet? Kan dat alles valschhcid zijn en be drog? O, Adèle, mijn kind, waarom moet juist gij het zijn, die alleen de oogen voor zijne goede eigenschappen sluit; waarom neemt gij alles met wantrouwen van hem op, en hecht zelfs aan zijne gezegden een gansch bijzon deren verkeerden indruk." „Gij gelooft mij dus niet, mama?" „Hoe kan ik dat, waar ik reeds zoo menigwerf bij u een hoogen mate van jalousie meende te bespeuren, ter wijl ik nog geen uur na het volgens uw verhaal voorge vallen tooneel, hen zien kan in eene houding als thans," en de moeder wees naar buiten waar het jonge paar nog immer voortging met vroolijken kout en blijden lach elkaar te plagen, en zich in elkanders aanblik te verlus tigen. En werkelijk het was moeiclijk voor een liefhebbend moederhart, dat zoo gaarue hare kinderen gelukkig ziet te gelooven, dat het gindsche liefelijke spel leugeu was, en dat hij, die haar jongste kind schijnbaar met liefde omvatte, zijn hart open gelegd voor de oudste, eu om haar genegenheid geworven, gesmeekt zou hebben. De moeder had reeds meer dan eens in hare Adèle teekenen meenen te bespeurenjvan een verregaande jaloursch- heid, doch tot hiertoe meende zij dat deze nel door haar beter gevoel eu liefde tol hare zuster beteugeld zou wor den. Iloe herhaaldelijk reeds had Adèle met kracht op het uitstellen vau het huw elijk aangedrongen, zijne ge breken gehekeld, en hem met zulk eene onverschillig heid bejegend, dat Johanna menigwerf zich bij hare ou ders beklaagd, en hare zuster hare schuld verweten had. Was dit niet reeds menigmalen de aanleiding geweest tot onstuimige tooneelen in den overigens zoo stillen, ge lukkigen familiekring, en was het niet mogelijk, dat dit gebrek thans het jonge meisje zoozeer overmande, dat zij, zich zelve niet meer meester, tot een bepaalde aan klacht de toevlucht nam, teneinde de gelieven te schei den? Was misschien niet een overgroote mate van opge wondenheid, waarin haar Reede bejegende, aanleiding geweest, dat zij zijne woorden verkeerd verstaan, en er eene uitlegging aan gegeven had, die hij er nimmer me de bedoelde? O, alle deze dingen waren mogelijk, doch onmogelijk was het, dat hij Johanna ontrouw, hare lief de onwaardig zijn kon. Al deze gedachten gingen met bliksemsnelheid door het moederlijk hoofd, terwijl het jonge meisje nog im mer vragend haar gadesloeg, en eindelijk op zachten toon sprak: „Gij gelooft mij niet? O, mama,.ik zou mijn leven geven voor het geluk mijner zuster, in benijdbaar waarlijk niet; doch uw wantrouw en is hard, bitter hard." Mevrouw Van Son antwoordde niet dadelijk, doch daarna klonk haar stem milder: „Adèle," zeide zij, „ik politiek is, daar bestaat volstrekt geen ge vaar. Onze landgenooten hebben reden, om met dankbaarheid zich te verheugen in den rustigen loop der gebeurtenissen binnen onze grenzen. Elke overtuiging ma^ zich door woord en geschrift doen gelden; niemand wordt lastig gevallen omdat hij nu eenmaal van een andere opinie is dan de toevallige meerderheid. Zeker, er zijn eenige belangrijke vraagstukken aan de orde, waarvan de oplossing nog niet werd gevonden; maar men kan er verzekerd van zijn, dat de denkbeelden die het meest in overeenstemming zijn met het begrip //gelijke rechten voor allen" zich een weg banen, en met vasten tred de overwinning naderbij komen. Als we ons niet door ge brek aan geduld laten vervoeren, doch niettemin volharden in de verdediging on zer meeningen, dan zullen alle dingen hun normaal verloop hebben. Laat slechts een geest van eendrachtelijke samenwerking zoowel regeering als geregeerden bezielen en het licht der vrijheid zal steeds hel derder schijnen zonder dat de orde eeni- germate wordt bedreigd. Een belangrijk feit, voor de wereldge schiedenis van zeer hooge beteekenis, heeft het jaar 1881 voor immer beroemd gemaakt: de Britsche natie plaatste haar zegel op het woord: „Recht gaat boven macht!" Bij al het bedroevende, dat hier en daar werd ondervonden, is dat toch een bemoedigend verschijnsel; en zij die met ons aan den vooruitgang van het menschelijk geslacht gelooven, putten uit die ervaring nieuwe kracht. Het recht te doen eerbiedigen ook van de zwakken: de begrippen van billijkheid het eerst aan het woord te doen komen bij de verhoudingen tusschen volken zoo- wil u niet geheel mistrouwen; ik wil met uwen vader deze aangelegenheid bespreken, hij moge dan oordeelen; doch zeg mij, durft gij deze uwe aanklacht volhouden iu tegenwoordigheid van Johanna en Reede?" „Ja, mama," klonk het fiere antwoord, „Iedere letter greep van wat ik u zeide, durf ik voor zijn ooreu herha len, en wanneer hij dan bloost, uoch ontstelt,geloof mij dan niet, mama, doch stel mij op deze proef." Ik zal er met uwen vader overspreken. Blijfthans bo ven, mijn kind; Fanny zal u hier te eten brengen, en voegu eerst bij ons, wanneer uwe opgewondenheid voor bij, of Reede vertrokken is. Mevrouw Van Sou verbeidde na dit gesprek vol ver langen de tehuiskomst haars eehtgenoots, die zijn gewo ne dagelijksche ronde onder zijne krauken deed. Zij wachtte hem tegen etenstijd op in zijn studeervertrek, en was blijde toen zij zijn voetstap hoorde, en weinige oogenblikken later hem bij zich zag binnentreden vol verbazing haar daar, niet in het huisvertrek te vinden. Doch zijne verbazing werd nog grooter, toen zij hem al les wat gedurende zijn afzijn was voorgevallen mede deelde, en na haar stilzwijgend te hebhen aangehoord terwijl zijn wenkbrauwen zich steeds meer onheilspel lend samentrokken, antwoordde hij: Gij hebt zeer. ver standig gehandeld, lieve vrouw; ja, wij willen Egbert en Adèle op deze proef stellen, eu wie dan schuldig is, hij of zij, zal de straf niet ontgaan. Dadelijk na tafel wil ik allen in mijn kamer bijeenroepen. Ik ben blijde, dat wij hieromtrentgelijk denken, beste man; het grieft mij te zien, hoe weinig eensgezindheid er tegenwoordig onder onze kinderen heerscht. Ka afloop vau het eenvoudig maal, dat thans eenigs- zius stilzwijgend genomen werd, want mijnheer en me vrouw Van Son waren niet zeer opgeruimd, en de anders zoo levendige Vanessa miste hare vriendin, terwijl de gelieven zonder medewerking er slechts in slaagden het gesprek levendig te houden, verzocht het hoofd des huizen zijn aanstaanden schoonzoon een oogenblik in de studeerkamer te komen. (lfordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1881 | | pagina 1