NIEUWE NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR AmersfoorlBaan, Badou, Eens, Baiemtl, Matn, HooglaM, Lensden, Somt, Zaterdag 25 Februari 1882. HET GROOTE KWAAD. ZONDER MASKER. No. 16. Elfde Jaargang. Advertentiën kunnen inge zonden worden tot uiterlijk 'g morgens 8'/s uur des Woens dags en Zaterdags. Eeue viermaal geplaatste ad vertentie wordt sleehts drie maal in rekening gebracht. FEUILLETON. AIHERSFOORTSCHE COMMIT. .- Advertentiën van 16 regel»J 0,40. Abonnementsprijs voor Amersfoort per 3 maanden 1,—. Iedere regel meer 0,05. Franco door het geheele Rijk1,10. Uitgever: A. Al. Slothouwer, Voor het Buitenland 0,075 Afzonderlijke nummer. 3 Cent. te AmeR3F00RT- Reclame, per regel .*.0,20. Dit Blad verschijnt des Wotn.dag,- en dea Zaterdag,. Groote letteM word(jn berekend Ba>r pUatsruimte. De overtuiging hebben, dat iets gedaan moet worden; weten hoe men het moet doen, de middelen bezitten om het te doen, en het toch niet doen, dat is, dunkt ons al heel onpractisch. Toch schijnt dat de manier te gaan worden in ons dierbaar Nederland. De lijdensgeschiedenis van den Rottter- damschen waterweg naar zee is er een nieuw en bijzonder krachtig bewijs van. Lieve hemel, als een ander volk, als eens het naburige België, dat niet zwetst op de handelsgrootheid van het voorge slacht, dat geen gevaar loopt door de her innering aan een grootsch verleden ten diepste beschaamd te wordeD, dat geen koloniën heeft van onmeetbaren rijkdom, eens een koopstad van den eersten rang had, gelegen aan de uitwatering van een van Europa's grootste rivieren, en het van die gunstige ligging slechts partij kon trekken door de monding te verruimen en op behoorlijke diepte te houden, men zou eens wat zien! Bij ons daarentegen is het: „haast u langzaam maar vooral, overhaast u niet! zoozeer tot regel geworden, dat wij wèl hoop koesteren eenmaal de verbe tering van dien waterweg ter hand te zien XLVII. Wie hij is? .Wel, zou men dat niet worden bij al dat vrou- wengepraat? Foei, mijn ooren doen er nog zeer van. Schenk in, oude jongen, en wel bekome het u!" En met één teug ledigde hij het volle glas, en hield het opnieuw den sahenker voor. „Hebt gij dan heden niet met uw meisje gewan deld?" vroeg deze ietwat stroef. „Ja, wis en drie; nog wel bras dessus bras dessous. O, we hebben zoo lief gedweept en gedroomd te zamen, voor den drhet is jammer dat niemand ons beluisterde." „Doch hoe in vredesnaam is het mogelijk, dat gij u inhoudt op eene wijze zoodat de familie uwer aan staande niet bemerkt hoe gij gezind zijt." „Kom, dwaasheid, ik ben zeer goed gezind, en zal gelukkig getrouwd zijn binnen weinige weken." „Een fraai geluk," riepen verscheidene stemmen, „doch eilieve Reede, hoe stelt gij u dat geluk voor?" „Precies zooals gij allen in mijne plaats zoudt doen." ,Te weteD?" „Te weten: wel, op mijn leeftijd begint men het jonggezellenleven moede te worden, en hartelijk te verlangen naar een eigen huis, eene vrouw, die niet bah-leelijk is, en die vol Vertrouwen alle geldelijke hulpbronnen voor de behoeften van haren echtvriend opent, en een goede tafel, die ons helaas thans niet zelden ontbreekt. Voorts zal ik haar in niets hinde ren en behoud zelf mijne vrijheid in alles als in dezen oogenblik." „Ziedaar een weinig sentimenteele verklaring van nemeD, maar het zal gebeuren als de scheepvaart der nog altijd bloeiende, doch thans met achteruitgang bedreigde stad voor een belangrijk deel zal zijn verloo- pen. Dan zullen de mannen die het roer in handen hebben in gezelschap van de ^vertegenwoordigers des volks" in vertwij feling aan den rand van den put staan, treurige blikken werpende op het lijk van het gesneuvelde kalf, men zal handen, hoeden en kruiwagens vol puin aandragen om het gat dicht te smijten, maar het jeugdige rund, helaas is dood en blijft dood. Vrede zij zijn assche! Verleden jaar hebben we ons geschaard aan de zijde van hen die meenden dat de hoofdstad des Rijks behoefte heeft aan de korst mogelijke verbinding met den Rijn, en we betreurden het dat de beslissing der Kamers anders uitviel. We deden zulks, niet omdat we partij wenschten te tiekken voor specifiek Amsterdamsche belangen, maar dewijl het belang voor ons geheele Volk, als handelsdrijvende natie bij uitne mendheid, er naar onze zienswijze mede gemoeid was. Gelijkertijd pogen we nu een lans te breken voor de Rotterdamsche le- vensquaestie, niet omdat we zijn bekeerd van Amsterdamsche sympathieën, doch uit volle overtuiging dat ook aan Rotter dam de middelen moeten verstrekt worden om door uitbreiding zijner scheepvaartbe weging op krachtige wijze mede te werken aan de welvaart van ons Vaderland. Niets is, vooral in een klein land als het onze, treuriger dan plaatselijke jaloersch- heid. In de dagen van de behandeling van het Merwede-kanaalplan wareir er Rotter dammers die zich verheugden in den loop dien de dingen namen. Dat was onedel en onhandig tegelijk. Amsterdam en Rotter- het woord geluk," lachte een uit het gezelschap. „Ah zoo," spotte een ander, „vriend Reede heeft geld noodig." „Ja, nu verklaart zich het raadsel van uw tegen woordig bestaan." „Basta, vrienden. Allons Schenker, vul mijn glas, verliefde harten zijn dorstig." Aldus brak Reede half toornig, half ironisch de hem onwelkomcn scherts af, en ledigde verscheidene bekers, onder een luidruchtig aanstooten, nu met dezen dan met genen zijner ka meraden. Op dit oogeublik deed zich een kloppen op de kamerdeur hooren: „Wie hebben we daar," klonk het, en een oogenblik later: „'t is Jas, 't is Jss." „Goeden avond vrienden." „Bonsoir Jasper; hoe gaat het u, en hoe de lievedoch wie drbrengt ge daar mede?" Jasper V. was een man van fatsoenlijken huize, lang en statig van gestalte, en met een karakter even vroolijk als eerlijk, was hij steeds waar hij kwam een welkome, en dwong hij zich aller vriendschap af, door iets in zijne manieren dat imponeerde eu aantrok beide. Achter hem trad een jonkman binnen, die wij, verblind door het plotselinge licht niet dadelijk her kennen, doch die thans door sinjeur Jasper naar voren wordt geduwd onder de algemeene voorstelling: „Hee- ren, hier hebt gij een joog degelijk componist en artist, die op uw aller beleefdheid en bescherming aanspraak mag maken. Hij is mijn vriend, en bijgevolg moet hij de uwe zijn. Maak uw klavier open, Reede, en gij zult Eijken hooren, en stilzwijgen van bewondering bij zoo goddelijk een gezang." Eijken, Eijken, ging het als een luid geöuister van mond tot mond, en toen V. in den kriDg rond ging werd hij overstormd met stille vragen hoe hij aan dezen kennis gekomen was. Wel, klonk het antwoord, ik hoorde hem voor eenige dagen in een concert, en was verrukt. Ik liet mij aan hem voorstellen en vond een vriend. Dus sympathiseert gij met hem? dam zijn de twee voornaamste monden, door welke de rijkdom van het buitenland in het lichaam dat Nederland heet moet worden opgenomen, en het past geen van beiden, elkanders recht van bestaan, el kanders aanspraken op ontwikkeling te betwisten. Bovendien worden die uitingen van naijver vroeg of laat gewroken. Immers, pas heeft de pers het bericht verspreid dat de Nederlandsch-Amerikaan- sche Stoomvaart-Maatschappij te Rotter dam zich door de ondiepte van den Nieu wen Maasmond genoodzaakt ziet voortaan en in afwachting van een beteren toestand haar vier grootste schepen van Amsterdam te laten varen, of een van onze gematig- ste, eerlijkste en minst onedelmoedige Am sterdamsche organen voegt er een woord aan toe waarin wel iets van deelneming te lezen is, doch ook zekere toon van leed vermaak niet is te miskennen. „Van een Ainsterdamsch standpunt," Zoo lezen we in Het Nieuws van den Dag van 17 Fe bruari, „ofschoon concurrentie altijd een te waardeeren prikkel blijft, kan men zich over de te wachten vermeerde ring van handelsbeweging en over de nu opnieuw geconstateerde voortreffelijkheid van ons Noordzeekanaal niet anders dan ver heugen, maar voor Rotterdam is het feit en op zichzelf en in zijn mogelijke gevolgen een harde slag te noemeD, die overal deer nis zal wekken." Och, dat men eens die Amsterdamsche en andere standpunten kon laten voor 't geen zij zijn, en alleen rekening hield met de nationale belangen, soortgelijke eer en waardigheid! 't Is eenvoudig een schande voor ons, dat we de zegeningen van onze gunstige ligging zoo moedwillig verwaar- loozen, en den vreemdeling, geven wij Hij althans zeker niet met mij; doch juist daarom ver zocht ik hem mij heden avond te vergezellen, ik wensch" te, dat gij allen hem, en hij u kennen leerdet; wat mij betreft ik mocht hem gelijk zijn, dan gewis was ik een ander en beter mensch. Allons dwaasheid, Jas, viel Egbert hem in de reden; doch a propos, hoe maakt het mijn engelachtige Sirène, mijn Venus? Schaam n, Egbert. Gij althaDS moest aan die kleine niet denken, gij die welhaast Een getrouwd man zijt, helaasl Doch daarom te meer wil ik thans nog eens volop genieten. Zeg mij dus welke boodschap de feeënkoningin voor mij heeft medegege ven? Hebt ge haar dan heden niet ontmoet? Helaas neen; mijn tijd werd geheel door mijne aan staande in beslag genomen. Doch hoe hield gij u in haar gezelschap? O opperbest, het is een zoet lief kind, met vol ver trouwen in baar aanstaanden echtvriend. De arme! Basta; zeg me nu, bid ik u, wat ik weten wilde. Ik Bmacht er naar iets van Alice te hooren. Zij moet morgen in de Rinaldo optreden. O hoe heerlijk zal zij daarin voldoen; hoe zal haar houding, zoo statig en lier daarbij uitkomen, en haar bewegingen hoe sierlijk en bevallig! Goddelijke Alice! Sielebe hoch! juichten de anderen, doch de jonge V. wendde zich met een blik van verachting at In zijn hart, hoe loszinnig eu besmet ook, gloeide toch nog iets dat hem belette dien de hand te reiken, die eene een voudige bruid verraden, baar liefde vertreden kon, en zich niet ontzag zich te wijden aan iedere bekoorlijke vrouw, die dieper indruk op hem maakte dan zij, die hem nogthans eenmaal zou toebehooren, en toen het „Alice, lebe hoch, nogmaals en nogmaals weergalmde, trad hij tot Eijken terug, die zich als vreemdeling iet wat op den achtergrond had gehouden, en sprak: Wilt gij dit gesprek en gejoel niet door uw talent bedwingen? Ik bid n bewijs mij dien dienst; misschien bedaart uw het recht te zeggen: „Die goeie praatzieke Hollanders, ze konden een zeevarende natie van hoogen rang zij'n, als ze maar wat meer de handen, wat minder de tong wisten te roeren." Of is misschien een afdoende verbetering van den Rotterdamschen Waterweg een onmogelijkheid In dat geval. Maar dat is zoo niet. Daar is het plan van een Staatscom missie, waarmede de Minister van Water staat, alzoo de Nederlandsche Regeering, zich heeft vereenigd. Of is Rotterdam zelf zoo weinig toe schietelijk, dat het alles van het Rijk ver langt en persoonlijk niets wil doen voor een zaak waarbij het toch de eerstbelang- hebbende is? Ook niet. Rotterdam stelde op de eerste aanvraag drie millioen gulden beschikbaar. Is dan de tegenwoordige toestand mis schien onverwacht opgekomen, zoodat men eigenlijk door de gebeurtenissen is verrast geworden Evenmin. Reeds sinds lang is van zeer bevoegde zijde aangetoond, dat het zoo moest gaan, dat iedere dag uitstel slechts zou kunnen dienen om de verbetering moeielijker en kostbaarder te maken. 't Is maar, weet u, onze Afgevaardig den hebhen het te druk, om aan zulke materieële dingen iets te doen. Een groot deel des jaars zijn zij bij elkander, en dan worden er prachtige redevoeringen gehou den, waarin veel voorkomt van beginselen, van belijdenis, van politiek, van vrijhandel, van bescherming, van 'k weet niet wat al. Men kan 't haast met geen droge oogen aanhooren. Inmiddels raken onze schepen in de rivieren op 't droge, en drogen onze bronnen van welvaart op. gezang deze gemoederen. Een trek van misnoegen gleed over des zaDgers ge laat. „Het is hier unheimisch, sprak bij zacht. „Laat ons gaan, op mijn kamer wil ik n voorzingen, de schoon ste liederen, die ik bedenken kan. Dat gaat niet aan, klonk het wederwoord. Ik heb u hier geïntroduceerd, ik was genoodigd, en kan thans niet zoo dadelijk gaan. Blijf dus met ons, eu hoor van da gesprekken zooveel gij wilt, doch neem er zoo wei nig mogelijk van mede. Ze zijn dienstig voor u noch voor mij. Gij deDkt te goed over mij, Niet beter dan gij voor u zelf. Wij zijn aan het philosopheeren gegaan. Kom, Eijken laat u niet langer nooden. De jongeling gaf gehoor aan den wensch zijns gelei ders, en weldra zwegen de stemmen, die straks zoo luidruchtig door elkander galmden, en hoe langer de welluidende tonen weerklonken, door den zanger voort gebracht, hoe stiller het werd in de weelderige kamer, terwijl allen den invloed gevoelden van woord en me lodie. Een luid bravo en handgeklap volgde, en weder wer den de afgebroken gesprekken, het gelach en getoast hervat, en menige lieve naam kwam over de lippen, waarvan de bezitster het misschien allerminst droomde, dat haar beeldtenis aldus onder drinkgelagen werd ont wijd. De jonge Eijken werd steeds stiller in dezen kring; wel hoorde hij de gesprekken, en ving sommige namen op, die hem niet onbekend waren, doch belangstelling toonde hij daarbij niet. Van tijd tot tijd wisselde hij een blik met Jasper V., die de vraag scheen in te hou den: wanneer vertrekken wij van hier, doch of deze het niet begreep of zich in de onmogelijkheid zag, dien wensch gehoor te geven, zeker is het, dat zij bleven tot bet einde, en zich toen eerst onttrekken konden aan den joelenden, meest beschonken troep, die hen op de stille, geheel verlaten straat vergezelde, om zingende nog een luchtje te scheppen. (Wordt vervtlgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1882 | | pagina 1