NIEUWE
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR
len, Eemnes, HamersYell. Hoevel
t,
Zaterdag 4 Maart 1882.
Noodig?
ZONDER MASKER.
No. 18.
Elfde Jaargang.
Uitgever: A. M. Slothouwer,
Advertentiën kunnen inge
zonden worden tot uiterlijk
's morgens 8'/2 uur des Woens
dags en Zaterdags.
Eene viermaal geplaatste ad
vertentie wordt sleehts drie
maal in rekening gebracht.
AMERSFOORTSCHE COOK MET.
Abonnementsprijs voor Amersfoort per 3 maanden f 1,
Franco door het geheele Rijk1,10.
Afzonderlijke nummers 3 Cent.
Dit Blad verschijnt des Woensdags- en des Zaterdags.
te Amersfoort.
Advertentiën van 16 regels0,40.
Iedere regel meer 0,05.
Voor het Buitenland0,076
Reclames per regel0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Niet laug geleden heeft de Minister van
Justitie in België tot de ambtenaren van
het openbaar Ministerie een circulate ge
richt waarin die heeren werden uitge-
noodigd niet te lichtvaardig over te gaan
tot vervolging tegen knapen.
Of daar te lande voor zoodanige aanspo
ring meer reden bestaat dan bij ons, zouden
we niet kunnen zeggen. Wel moet. het ieder
in het oog vallen, dat de berichten in de
couranten nog al dikwijls melding maken
van /jeugdige misdadigers/' soms wel
van //een bende boosdoeners van 914 jaar,
op welke onze ijverige politie het geluk heeft
gehad de hand te leggen," zooals het dan
gewoonlijk heet. Wij zullen niet trachten
uit te vinden, of er in dezen tijd meer of
minder wanbedrijven plegende jongens zijn
dan voorheen, dan wel of slechts de jus
titie betrekkelijk meer dan vroeger hun
euveldaden te keer gaat, waardoor de toe
neming van het getal veroordeelingen zeer
verwaaibaar zou zijn. Alleen het feit op
zichzelf willen we even van naderbij be
zien.
De oveDast dien we van ruwe knapen
hebben, is van drieërlei aard. Zij brengen
schade teweeg door onbedachtzaamheid,
speelschheid, dartelheid, en hebben
FEUILLETON.
XLVIII.
Overrompeld.
«Ja, papamijns inziens moet er meer op haar ge
let worden, haar in bezigheid en afleiding noodig."
«Doch die kan ze hier immers vinden
«Niet genoegzaam. Ik wilde u daarom wel voor
stellen haar aan mij af te staan. Nu ik, nog onge
trouwd, mijn nieuw tehuis betrekken ga, had ik haar
gaarne daar."
«Neen, neen, daarvan komt niets; Johanna weg,
en zij weg ons huis zou als uitgestorven schijnen."
«Daar komt Reede," riep Johanna, en stond haas
tig op om hem tegen te gaan.
Het gelaat van den jongen dokter betrok; zijne
wenkbrauwen fronsten zich.
Op dit oogenblik trad zijne zuster weder binnen.
«Kom eens hier, kindlief," sprak haar vader, en
trok haar tot zich, „biecht eens eerlijk op, wat ha
pert er aan
„Mij, vader," antwoordde Adèle, „mij scheelt niets."
„Ja, ja, dat is wel zoo, al wilt ge het niet beken
nen. oelt ge u minder tehuis alhier, nu ge zoo lang
afwezig waart, of...
„Ach neen, papa, ik ben tehuis, en innig geluk
kig, dat gij nu weder vriendelijk tot mij spreekt.
Ziet ge, al die booze gezichten kan ik maar niet ver
dragen gij allen waart zoo koel en ingetrokken, als
stond het mij volstrekt niet meer vrij een eigen opi
nie te hebben."
„Dwaas kind, dat verbeeldet ge u slechts. Doch a
propos, ik heb u een voorstel te doen, waarin gij moet
toestemmen. Mij werd namelijk door Cateau een brief
je geschreven om een jongen kunstenaar aan mij te
niet genoeg begrippen van orde en wel
voeglijkheid opgedaan om notitie te nemen
van waarschuwingen die tot hen worden ge
richt. Een jongen staat in het wilde stee-
nen te smijten, zonder dat hij er bij denkt
of hij ook iemand of iets zou kunnen
treffenWaarschuwt hem een voorbijgan
ger, dan jouwt hij dezen uitziet hij een
politieman, dan houdt hij eventjes op met
gooien. Of wel, de knapen doen kwaad
met het bepaald opzet om iemand nadeel
toe te brengen, zonder zich eigenlijk per
soonlijk daarmee te kunnen bevoordeelen.
Voorbeelden van dergelijke baldadigheden
zijn in menigte te geven, zonder dat wij
ze hier meer bepaald aanduiden. Zoo zag
ik verleden zomer eenige jongens met
steenen werpen in den hoogen pereboom
van een door een muur van de straat ge
scheiden weg: de vrucht was nog onrijp
en, al ware dit zoo niet geweest, de steen
worpen zouden geen enkele peer binnen
het bereik van de knapen gebracht heb
ben. Eindelijk hebben we de rubriek kleine
diefstallen, meestal in gemeenschap onder
nomen, en meestal met het doel om zich
voor de opbrengst eenige snoeperij te ver
schaffen.
In vroegere jaren heb ik in een aanzien
lijke gemeente een commissaris van politie
gekend, die aardig den schrik onder de
jongens had. 't Was wonderlijkvaak
scheen hij uit den grond op de duiken:
op uren dat elk ambtenaar tegenwoordig
rustig op zijn kantoor zit, liep hij soms
de stad door, en in ongeloofelijk korten
tijd had hij zich op onderscheiden punten
vertoond, zoo iD 't voorbijgaan had hij
ook eventjes gekeken of de agenten hun
tijd niet besteedden met... winkeluitstal
lingen bewonderen en vrienden met een
onderhoud vereereu. Die man, als hij met
jongens van de eerste der drie genoemde
klassen te doen kreeg, liet hen bij zich
verschijnen, mitsgaders de ouders. Hij
kon dan nogal kras uit den hoek komen.
z/Die deugniet daar ismeteen kameraad
aan 't vechten geweest en beeft toen te
gen een ruit gestooten. De ouders van de
heeren vechters moeten met elkander de
schade betalen. En dan nog iets. Jij
hebt eenvoudig je jongen te leeren, dat
hij zich op straat fatsoenlijk te gedragen
beeft. Verkiest hij dat niet te doen, dan
zal ik hem dat eens onder vier oogen
vertellen. Laat hij dus nooit weer op mijn
bureau moeten komen. Je kunt gaan
Wat dat //onder vier oogen vertellen"
betreft, daar wisten vooral de sub 2 ge
noemde straathelden van mee te praten-
Het getal proces-verbalen, door hem op
gemaakt wegens moedwillige beschadiging
van eigendom, was niet groot; van scha
devergoeding kon in die gevallen niet altijd
sprake zijn, want wat valt er te halen van
in lompen gekleede stumperts, wier ouders
tot het uitschot der maatschappij behoo-
ren, en die hun kinderen geheel verwaar-
loozen gelijk zij zelf in hun jeugd ver
waarloosd zijn geworden? Maar hij bad,
zegt men,', in een hoek naast zijn lesse
naar een gewoon stokje staan, dat hij bij
zonder handig wist te gebruiken. Nooit
heeft men geboord dat iemand door deze
soort van strafoefening voor de tweede
maal met het houtje van den commissaris
kennis maakte. Soms kreeg hij ook wel
delinquenten uit de burgerklasse, dan werd
na de executie papa geroepen, om de
mededeeling te ontvangen vaD hetgeen er
was geschied, de opgave aan te hooren van
de te vergoeden schade, die bij minnelijke
recommandeeren. Zij schrijft, dat gij diens kennis ook
reeds gemaakt hebt; zoo ge nu wilt zal ik dien Eij-
ken verzoeken u nog eenige lesuren te geven, dan
knnt ge nog eens goed profiteeren, en vindt verpoo-
zing in uw muziek."
„Dat plan juieh ik van ganscher harte toe," sprak
Willem.
En ik, lieve papa, ik dank u zeer voor dit heerlijk
denkbeeld. Ja, dat is jui6t wat ik zou wenschcn, les
te hebbeu van dien man, die zoozeer weet te treffen
en te bezielen door den rijkdom van zijn talent."
„Welnu ik moet heden toch naar de stad, en zal
er dus dadelijk werk van maken geef mij een kus,
kind, en geloof toch altijd, dat gij in uwen vader uw
besten vriend en raadsman vindt."
Ingevolge dit gesprek verscheen weinige dagen later
de jonge Eijken op het landhuis, om de eerste les aan
zijne nieuwe ólève te geven. Adèle had dien dag meer
werk dan gewoonlijk van haar uiterlijk gemaakt, en
niettegenstaande haar hoogst eenvoudig, doch keurig
passend toilet zag zij er uit als de frissche lentemorgen
wier adem en bloesemgeuren, door het geopend venster
naar binnenstroomden. Reeds eenige cogenblikken vóór
den bepaalden tijd bevond zij zich aan de piano. Haar
hart klopte onstuimig, haar adem ging snel, en vol ver
wachting ter eene, vol angstvallige schroom ter andere
zijde verbeidde zij de komst van haren leermeester, die
doch zij bedwong de gedachte, bedwong iedere herinne
ring, en zocht kalmte in het denkbeeld, dat hij het nim
mer weten, nimmer vermoeden zou hoe reeds zijn eer
ste optreden een onuitwischbaren indruk op haar had
gemaakt, die slechts versterkt werd toen zijn oog op haar
rustte. En thans doch daar hoorde zij den snellen
voetstap in den gang en een oogenblik later trad hij
binnen, begeleid door Willem van Son, die hem aan zijne
élève voorstelde. Een stille buiging, een paar vriendelij
ke woorden, en de les begon, de eerste van verscheidene
gelukkige uren, waarin de kunstenaar prijs begon te
stellen op de vorderingen van het jonge meisje, en zij
immer meer zich inspande om hem te voldoen. Het was
schikking kon gedekt worden, en tegelijk
een kleine aansporing te ontvangen dat
bij onverhoopte herhaling de gevolgen van
ernstiger aard zouden zijn.
Een feit is het, dat kleine en meer be
duidende diefstallen, door knapen op hun
eigen gelegenheid of in samenwerking ge
pleegd, maar zelden voorkwamen, of,
zoo al, dan toch maar in enkele gevallen
het onderwerp van een justiciëele behan
deling uitmaakten. Vooreerst was de vrees
voor het bekende //stokje van den com
missaris" ook daarop niet zonder invloed:
ten tweede bad hij alle mogelijke soorten
van opkoopers, uitdragers en hoe die lie
den verder heeten, verbazend onder den
duim. Niemand zou het ooit gewaagd heb
ben, inzonderheid van een knaap iets te
koopen, dat maar eenigszins van verdach
ten oorsprong was: hij zei maar, en ik
geloof niet ten onrechte: //Straatjongens
stelen niet, als zij met het gestolene geen
raad weten." Ook was hij soms een lastig
man voor gewone winkeliers, wat de uit
stallingen betreft. Zijn logica, die ik
mededeel zooals ze mij verteld iszon
der dat ik haar beoordeel, was deze:
De gelegenheid maakt den dief. Als gij
u goed zoo maar open en bloot aan de
straat voor 't grijpen zet of hangt, dan
is het uw eigen schuld als men het weg
kaapt. Wilt ge alles uitstallen wat ge be
zit, mij om 't even, als je dan maar voor
de bewaking zorgt. We hebben geen agen
ten genoeg om er voor iederen winkel
een op post te plaatsen."
Ja, 't was een zonderling man, een
lastig man, soms een onaangenaam man,
die oude commissaris: maar wat plicht
als het ware een wedstrijd, tusschen twee jeugdige har
ten, waarbij den een den ander in niets toegaf, en beiden
slechts streefden naar krachtiger voortgaDg, naar beter
volmaking van beider kunstgenot. Was het wonder dat
reeds na weinige lessen de jongen man zich meer dan
immer tot eenige vrouw, zich tot dit meisje voelde aan
getrokken, en dat nu en dan in de stilte der eenzaamheid
haar beeld in zijne fantasién een rol speelde? En toen
hij bemerkte, dat de gedachtn aan haar hem kracht gaf
bij zijn dagelijkschcn arbeid, toen hij gevoelde, dat haar
omgang hem veredelde, en dat haar bijzijn hem soms
nieuwe ide'en en mclodicn bracht, die straks neergegrifd
schooner en rijker hem toeschenen, dan die welke vroe
ger zijn pen waren outvloeid, toen werd steeds meer dat
lesuur zijn aangenaamste bezigheid, en zag hij met im
mer grooter verlangen uit naar den dag, waarop zij we
der aan zijne zijde staan, haar stem met de zijne ineen
zelfde lied weerklinken zon. Eenvoudig, onschuldig was
hun omgang, en de ouders bemerkten wel, dat hun Adè
le weder vroolijk en levendig was als van ouds, doch de
oorzaak daarvan kenden noch gisten zij.
Zoo naderde men met rassche schredeD den dag waar
op Johanna als bruid zou worden begroet. De omgang
van deze met hare zuster had langzamerhand weder meer
het karakter van vroeger aangenomen, want hoewel
Adèle tot haar innerlijken spijt bespeurde hoe Reede
aller harten voor zich gewonnen had, zoo onthield zij
zich echter wel nog den minsten argwaan hem aaDgaande
nit te spreken, bewust, hoe weinig dit baatte. Op een
van die heldere Meimorgens was Reede reeds vroegtij
dig gekomen, om zijne verloofde te balen. Deze bevond
zich nog boven, en hij 6tapte de kamer in waar de pi
ano was, en Adèle naar de komst van haren meester
wachtte. Tocu zij hem zag binnentreden, wendde zij zich
van hem af, en begon eenige studiën te spelen. Ilij stond
voor het venster, en zag naar buiten. Zijn gelaat was
bleek, en de morgenzonneschijn overgoot zijn trekken
met zoo heldere stralen, dat deze slechts te valer tegen
dit zuiver licht afstaken. Eindelijk, toen Adèle immer
bleef voortspelen, trad hij naar de piano en sprak woest-
betrachting aangaatToen hij dood
was weid hij door de heele stad met de
„Houdt toch op met dat eeuwig getiktak! Wilt gij dan
niet zien hoe ik lijd?" Het jonge meisje verschrikte en
sloeg schuchter den blik op hem, waarin echter vrees
noch medelijden te lezen waren. Een oogenblik rustte
haar hand op het klavier, en hard vroeg zij: „Wilt gij
mij weder bannen uit mijn ouderlijk huis?"
Adèle
Op dit oogenblik werd de deur geopend; de Meester
trad binnen, en stoorde ieder antwoord. Achter hem
volgde Johannn, en na een koele buiging verlieten de
gelieven het vertrek. Anton Eijken stond verslagen, het
was hem onmogelijk de les aan te vangen zonder eene
verklaring der door hem gestoorde scène, waarbij hij nog
even den naam zijner leerlinge hoorde uitroepen op een
wijze, als hij wist, dat slechts de geliefde naam over de
lippen komt. Hoe komt die man hier, vroeg hij stroef,
en sloeg het jonge meisje gade, zoodat zij onder zijn
blik bloosde.
Hij vatte haar hand, en drukte die ligt: „Heb ver
trouwen in mij, sprak hij ernstig, die man, is hij uw
bruidegom
Het woord kwam stootend over zijne lippen, als kost
te het hem pijn, dit uit te spreken, doch als een licht
glans gleed er over zijn gelaat, toen zij antwoordde De
mijne? De hemel beware mij! Egbert Reede mijn brui
degom
Doch hij bemint u; ik hoorde het aan zijne stem, die
uw naam zoo innig en warm uitsprak. Heb ik een teeder
samenzijn gestoord
Neen, ge kwaamt ais geroepen. Gij doch ik mag
niet spreken over iemand, die met mijne zuster ver
loofd is.
Is hij dat Goddank I
Wordt vervolg d)