NIEUWE NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR en wou Zaterdag 13 Mei 1882. t, t, Bloed om Bloed. No. 38. Elfde Jaargang. Uitgever: A. M. Slothouwer, Advertentiën kunnen Inge-, zonden worden tot uiterlijk j 's morgens S'/2 uur des Woens dags en Zaterdags. Eene viermaal geplaatste ad vertentie wordt slechts drie maal in rekening gebracht. 1°) Abonnementsprijs voor Amersfoort per 3 maanden f 1, Franco door het geheele Rijk1,10. Afzonderlijke nummers 3 Cent. Dit Blad verschijnt des Woensdags- en des Zaterdags. te Amersfoort. Advertentie» van X6 regelaJ 0,40. Iedere regal meer 0,06. Voor ket Buitenland0,07s Reclames per regel0,20. Groote letters wordt» berekend aaar plaatsruimte. In September 1880 is door het Hoofd bestuur van het Algemeen Nederlandsch Werklieden-verbond tot den Minister van Justitie een adres gericht, waarbij gevraagd werd //Verbod van allen kinderarbeid tot den leeftijd van 12 jaar; regeling vau den arbeid voor kinderen van 12 tot 16 jaar; aanstelling van bekwame inspecteurs, die nende voor het houden van toezicht op de uitvoering dei wet, en tot het geven van ad vies ter voorbereiding voor een geleidelijke uitbreiding dier wet." Dat de Minister nagenoeg ten volle aan dien wensch tracht gevolg te geven, (de eenige uilzondering is de tijdelijke ophef fing ten behoeve van den veldarbeid.) is zeker hoogst merkwaardig. Er is weieens beweerd geworden, dat de stem des volks in de hoogste kringen niet wordt gehoord, en dat vooral daarom het algemeen stemrecht zoo gebiedens noodig is. Het thans bespro ken ontwerp weerspreekt die bewering. Beschouwen we thans de bepalingen ten aanzien van 12- tot 16 jarigen. In de Me morie van toelichting lezen we daaromtrent ,/Het eerste artikel (6) (der derde para graaf) draagt aan de Regeering de taak op om bij algemeeneu maatregel van inwendig FEUILLETON. XJ1T HET HOOGDU1TSCH van CLAIRE VON GLUM ER. Ik ben hier niet om te baten, maar om lief te hebben. Ik heb deze uiting onthouden, omdat ik, het moge u zonderling voorkomen, eerst door haar op het groote verschil tusschen de beide broeders opmerkzaam was gewor den. Richard was met zijne rijzige gestal te, zijn schoon haar en mooie tanden, zijn goedonderhouden baard en zijne gezonde gelaatskleur bijna een knap man te noe men; hij kleedde zich met smaak en had iets zekers, iets van den man van de wereld in houding en gedrag. Anton daarentegen yras klein, nietig van gestalte, en leelijk en een door en door be krompen man. Misschien was hij niet hoog moediger als Richard, niet onmeedoogender jegens zijne ondergeschikten, niet scherper in zijn oordeel. Maar eene schrille stem, een spotachtige trek om zijn grooten mond met bestuur aan te wijzen de soorten van arbeid die aan de genoemde kinderen hetzij geheel verboden zijn, hetzij hun slechts onder zeke re voorwaarden vergund worden. Deze bepa ling is in navolging van die der Zwitsersche wet. Waarvoor het nuttig zou zijn om en kele soorten, wier uitoefening klaarblijke lijk nadeelig is voor de kinderen, bij de wet uit te sluiten en overigens de Regee ring vrij te laten, gelijk de Fransche wet doet, is niet duidelijk. Immers indien die schadelijkheid zóó evident is, zullen de eerstgenoemde natuurlijk terstond door de Regeering verboden worden; en waarom dan enkele met name genoemd, als men toch voor de overigen vertrouwen moet stellen in de Regeering en zich op haar beleid moet verlaten? Regelt men, zooals in de Engelsche wet, alle soorten van ar beid bij de wet, zoo stuit men op het groote bezwaar, dat bij elke wijziging die er in eene industrie wordt gebracht, de Wetgevende Macht zal hebben te onder zoeken of de arbeid der kinderen in die industrie ook anders geregeld zal moeten worden. Dat onderzoek is op zichzelf hoogst moeielijk; voortdurend moet het door de met het toezicht belaste personen worden voortgezet, zal men kunnen weten hoe en wat er gewijzigd moet worden. Indien nu elke wijziging bij de wet moet geschieden, zoo veroorzaakt zij uit den aard der zaak veel omslag en kan dus slechts langzaam plaats hebben. De Regeering daarentegen kan, voorgelicht door hare specialiteiten, ten allen tijde de noodige veranderingen snel aanbrengen en dat is in dezen een groot voordeel, daar gezondheid en leven der kinderen er mede gemoeid zijn. »Aan kinderen beneden de zestien en boven de twaalf jaren vergunt het wets- de ingetrokken lippen, boven alles, de koude blik der uitpuilende, doffe, lichtgrijze oogen, deden hem veel onaangenamer schijnen dan zijn oudere broeder. Jaren gingen voorbij. HetsameDzijn met Georg werd voor mij eene gewoonte. Het schoot mij niet in de gedachten, dat het ooit anders zou kunnen zijn. Plotseling kwam de tijding, dat een neef zijns vaders voor hem wilde zorgen, tot hij als officier op eigen beenen kon staan. Zijne moeder was oveigelukkig. Bertha groeide er in; Georg echter verklaarde, dat daar nooit iets van komen kon. Het leven van eenen officier was eene aaneenschakeling van ontberin gen; bovendien had hij geen lust, voor den militairen stand - hij wilde en zou voor ge neesheer studeeren; zijn klein vaderlijk erf deel zou daarvoor voldoende zijn. De moe der smeekte en weende; Bertha was woedend. Gij zijt niet waard eenen Brauneck te zijn; de verkeerde omgeving heeft u bedorven, zeide zij en was sedert nog hoogmoediger als vroeger! Georg hield echter vol, dat hij niet ander9 kon dan voor geneesheer studeeren, dat schreef hij ook aan zijnen bloedverwant en voegde erop dringend verzoek zijner moe der bij, dat hij hem voor zijneD bijstand in deze inrichting hartelijk dankbaar zou zijn. De neef was het evenwel met Bertha eens en ontwerp geregelden arbeid te verrichten, doch het bepaalt tevens een maximum voor hun werktijd. Hierbij werden in hoofdzaak de bepalingen der Duitsche Rijkswet gevolgd, maar met eenige wijzi gingen. Het stelsel der Zwitsersche wet, dat den arbeid in fabrieken aan de kinde ren eerst op veertienjarigen leeftijd toestaat is belemmerend voor de industrie en niet uoodig in het belang der kinderen. Daaren tegen gaat de Fransche wet naar het oordeel der Regeering, het kwaad niet voldoende te keer daar zij het aantal werkuren veel te groot neemt. De Engelsche wet, zeer uit voerig in hare bepalingen, is te omslachtig. Zij bevat voor de verschillende takken van industrie meest verschillende regelingen; nu mag het waar zijn, dat een kind de eene werkzaamheid misschien zonder gevaar een of meer uren per dag langer kan volhouden dan de andere, maar men vergete niet dat men door die verschillende regelingen de eene tak een voordeel geeft boven de andere, daar de eene industrieel van de goedkoope arbeidskrachten der kinderen meer gebruik kan maken dan de andere. En gelijke rege ling voor alle takken van industrie, met vrijlating, behoudens artt. 10 en 11, (arbeid voor kinderen van zwakken lichaams bouw, die door de inspecteurs kan worden verboden fabrieks- en veldarbeid op Zon- dag,) yvan den veldarbeid en alle huis houdelijke diensten, kwam aan de Regee ring het verkieselijkste voor." We hebben deze uitvoerige passage der Memorie overgenomen, omdat het hier een geheel nieuw beginsel geldt, dat niet onaan gevochten zal blijven, en het ons daarom van belang voorkomt te doen weten, hoe de Re geering haar voordracht in deze motiveert, ook met verwijzing naar de wetgeving van andere Staten waar de zaak, met welke wij nog een begiu moeten maken, reeds is ge regeld. Overeenkomstig de aangegeven begin selen is nu voorgesteld, dat *bij Alge- meenen Maatregel van Inwendig Bestuur bepaald wordt welke arbeid, hetzij voor waardelijk hetzij anders dan onder voor waarden door de Regeering te stellen, ver boden is aan kinderen die den leeftijd van twaalf jaren en nog niet dien van zestien jaren hebben bereikt; dat overigens voor twaalfjarigen de dagelijksche werktijd in geen geval langer mag duren den zes uren, met opklimming van één uur per jaar tot en met de vijftienjarigen, voor wie het maximum negen uren bedraagt; dat voor die allen de nachtelijke arbeid is uit gesloten, behoudens vergunning door de Regeering voor bepaalde takken van nij verheid, die dag en nacht moeten worden voortgezet en waarbij de volwassen arbei ders de hulp der kinderen niet kunnen ontberen; dat deze bepalingen alleen voor fabrieken en werkplaatsen gelden; dat in genoemde inrichtingen waar kinderen ge bezigd worden een lijst moet zijn aange plakt of opgehangen, bevattende opgave van de uren gedurende welke zij arbeid verrichten. Belangrijke voorschriften inderdaad, die, zoo zij tot wet zijn verheven en stiptelijk ten uitvoer worden gelegd, niet zullen na laten op het physiek en moreel gehalte onzer arbeidende klasse een hoogst wel- dadigen invloed uit te oefenen. In het 9e artikel, behoorende tot de 4e afdeeling: ^Bepalingen aan de in beide vorige paragrafen bedoelde kinderen" (dus alle, zoowel beneden als boven de twaalf jaren) gemeen" vinden we de noodige aan- verklaardc: een Brauneck kon en mocht slechts soldaat zijn, en daarmede was deze zaak afgehandeld. //Op zijn achttiende jaar ging Georg naar de hoogeschool. Het was mij, alsof mijn hart moest breken. Hoe kunt gij zoo verge noegd zijn! riep ik, niet in staat om mij te beheerschen, toen hij afscheid kwam nemen. Gij zijt een valsch, koel menscb, zijt niet waard, dat ik u liefheb. Daarop keek hij mij met zijne heldere oogen aan en zeide: Gij zult wel zien, dat ik uwe liefde verdieB; ik zal werken, zooveel ik maar kan en als ik dokter ben, huwen wij. Van dat oogenblik af aan, ik was toen dertien jaren oud beschouwde ik mij als zijne bruid en ik weet dat hij even zoomin als ik ooit een oogenblik aan den ernst onzer verloving getwijfeld heeft. //Wij schreven elkander, onschuldige kinderlijke brieven, die door de handen zijner moeder gingen. Maar toen werd zij ziek; het eersfe halfjaar van zijnen studen tentijd, en voordat wij nog tot het be wustzijn van gevaar gekomen waren, was 4^t>od. Georg kwam voor de begrafenis over het was een treurig wederzien en toen hij zijne zuster vroeg wat zij dacht te dêen, antwoordde zij dat zij met mijnen broeder Richard zou huwen. Jaren lang heb ik mij verzet tegen zijne wenschen en tegen mijn eigen hart, zeide zij, en weende daarbij zooals ik nooit gedacht had dat zij weenen kon. Zij ging daarop voor eenigen tijd naar de familie van eenen handelsvriend mijner broeders. Voor de bruid van den rijken koopman staan alle huizen open; de arme Bertha Brauneck zou niemand tot zich genomen hebben, zeide zij hitter. Daarop volgde de bruiloft en Bertha zat voortaan aan het venster van het groote woonvertrek, droeg sieraden en zijden kleederen en alle personen van aan zien beantwoordden het bezoek van het jonge paar. //Overigens ging het leven op den ouden voet voort. Mij en broeder Anton kwam Bertha niet nader en zelfs de omgang met haren man iets gemaakts, dat mij angst inboezemde. Zooveel mogelijk hield ik mij buiten den familiekring, zat in mijn ka mertje of later, toen de kinderen geboren waren, in de kinderkamer, en de zusters schenen ook mij nog altijd voor een kind te houden. Na eene vierjarige studie deed Georg zijn doktersexamen; ook had hij in dien tijd zijn jaar als militair volbracht. In de vacantie was hij bijna altijd bij ons geweest hoezeer de ontvangst die hem vanwege zuster en zwager te beurt

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1882 | | pagina 1