NIEUWE
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR
ld,
Zaterdag 2 September 1882.
I,
Na vijftien jaar.
No. 70.
Elfde Jaargang.
Uitgever: A. AI. Slothouwer,
Advertentiën kunnen inge
zonden worden tot uiterlijk
's morgens 8l/2uurdes Woens
dags en Zaterdags.
Eene viermaal geplaatste ad
vertentie wordt slechts drie
maal in rekening gebracht.
Geen Nederlandsche stijl.
BE1VAO BRAUH.
Abonnementsprijs voor Amersfoort per 3 maanden f 1,
Franco door het geheele Bijk1,10.
Afzonderlijke nummers S Cent.
Dit Blad verschijnt des Woensdags- en des Zaterdags.
te Amersfoort.
Advertentiën van 16 regelsJ 0,40.
Iedere regel meer 0,05.
Voor het Buitenland0,07®
Reclames per regel0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Onder de werkzaamheden, die de Tweede
Kamer bij haar aanstaanden terugkeer op
het Binnenhof te verrichten zal vinden,
behoort ook de beraadslaging over de con
clusie der Commissie uit haar midden, in
wier handen de Nota van Inlichtingen
van de Regeering was gesteld op het adres
van den gepensionneerden luitenant-gene
raal van het Indische leger K. Van der
Heyden.
Het rapport dier commissie weid om
streeks veertien dagen geleden in hoofd
zaak door de dagbladen ter algemeene
kennis gebracht, en de slotsom harer over
wegingen hebben ook wij indertijd onzen
lezers medegedeeld. Met een enkel woord
drukten wij toen uit, dat zij ons niet heeft
bevredigd.
Er is waarlijk alle reden voor die on
voldaanheid. Het is alsof de heeren niet
in de eerste plaats gepoogd hebben, den
miskenden held van Samalangan in zijn eer
te herstellen, maar vooral verzachtende
omstandigheden te pleiten voor den gewe
zen minister van koloniën. Het geheele
stuk zegt met een verschrikkelijken om
haal van woorden tot den generaal,,'t Is
waar, baron Van Gollstein heeft u niet
netjes behandeld, maar komaan, hij
meende 't zoo kwaad niet!"
Wij veroorloven ons die houding van
de Commissie on-Nederlandsch te noemen.
We hebben nu eenmaal het zwak. een
beetje trotsch te zijn op onze groote man
nen. Toen we nog op de schoolbanken
zaten, rees er in onze eerlijke jongenszie
len een gevoel van verontwaardiging over
de smadelijke .bejegening die onzen Willem
van Oranje, onzen Jan de Witt, onzen
Willem III, onzen de Ruijter soms werd
aangedaan. En nu we mannen zijn gewor
den, kunnen we maar slecht dulden, dat
zoo iets den tijdgenoot overkomt, van wien
we de overtuiging bezitten dat hij zich
jegens het vaderland verdienstelijk heeft
gemaakt. Indien het nog mogelijk ware,
onze liefde voor den Koning tot een hoo
geren graad van warmte op te voeren, dan
zou de achting dien Z. M. den luitenant-
generaal Van der Heyden immer en on
veranderlijk heeft bewezen, daartoe niet
weinig bijdragen. We bezitten de over-
tuiging, dat een volk, 't welk zijn groote
i mannen niet eertopgeschreven is ten
doodede kloeke daden, door hen op welk
gebied ook verricht, zijn het kostbaarst
erfgoed, dat het thans levend geslacht
voor de nakomelingschap achterlaat.
En zij, die onze natie heeten te verte
genwoordigen, zij moeten dit levendig be
seffen. Wat er goeds en edels leeft in ons
hart, moet door hun woord een uitdruk
king vinden. Dat is in het commissie
verslag niet geschied.
Dat de commissie, gelijk zij zegt, ge
meend heeft /,zoowel de handelingen van
den Gouverneur-Generaal Van Lansberge
als het zoogenaamd //incident Der Kinde
ren" buiten opzettelijke bespreking te mo
gen laten," heeft wellicht zijn goede re-
denen, ofschoon het ook waar is dat
I de beschuldigingen tegen Van der Heyden
j ingebracht, als motieven moesten gelden
voor die handelingen van den Grooten
Heer te Buitenzorg, en er alzoo tusschen
beide een onafscheidelijk verband bestaat.
Een ongegrond-verklaring dier beschuldi
gingen is tegelijkertijd een veroordeeling
van de politiek van het opperbestuur in
Indië, waarvoor de heer Van Goltstein
ook na zijn aftreding de verantwoordelijk
heid blijft dragen.
Maar erger is het hinken op twee
gedachten, wanneer de Commissie zegt
z/dat de bewering van adressant, dat de
Minister niet geschroomd heeft hem te
stellen onder verdenking van daden, die
hem in de achting van eiken weidenkenden
-burger diep moesten doen dalen,juist is
te achten, ofschoon de Commissie zich
haast reeds terstond er bij te voegen, dat
zij geenszins aanneemt dat de Minister
de bedoeling heeft gehad, adressant te
grieven of te doen dalen in de achting van
anderen.
Mooi, niet waar?
Misschien heeft de Commissie zich wel
een oogenblik verbeeld, dat de bedoeling
des Ministers, toen hij sprak van feiten
die den Generaal aan een strafrechterlijke
vervolging zouden hebben blootgesteld,
enkel is geweest, den Generaal een com
pliment te maken, en het prestige van
zijn naam in het oog van alle welgezinde
staatsburgers te verhoogen
Hoe ook met deze vergoelijking van
FEUILLETON.
NOVELLE
van
!2)
Zoude er dan geen enkel middel zijn,
haar uit deze ellendigen toestand te red
den, die niet alleen oneindig treurig, doch
tegelijkertijd harer onwaardig was
Maar, zoo sprak hij dan weder, kon,
mocht hij iets doen Was niet het eeni-
ge wat hem overbleef, zoo snel mogelijk,
van hier te gaan en nimmer terug te
keeren Lucie had hoogstwaarschijnlijk
geheel met het verleden afgehandeld, dacht
misschien niet eens meer aan hem. Maar
indien dit eens anders ware? Indien zij
hem eens niet vergeten had! Mocht
hij haar dan nabij komen? Neen. Zij was
de vrouw van een ander en hiervoor moes
ten alle andere gevoelens zwijgen.
Zoo werd hij vreeselijk heen en wede-
geslingerd, niet in staat om een vast besluit
te nemen. Reeds den ganschen nacht had hij
op deze wijze het voor en tegen der zaak
overwogen; het hoofd deed hem er zeer van
en loodzwaar waren al zijne leden.
z/Kom, ik moet nog wat gaan liggen,"
riep hij eindelijk uit, //de slaap zal mij kracht
geven, en met helder hoofd en uitgerust
lichaam ontwaakt, zal ik het juiste doel we
ten te treffen."
De frissche lucht had hem verkwikt. Kal
mer dan hij opgestaan was, legde hij zich
weer ter ruste en sliep weldra in, zoodat hij
niet eens bemerkte, dat Paul opstond, zich
aankleedde en het vertrek verliet. Deze was
zeer vroolijk gestemd. Het gesprek, dat hij
gisteren tot laat in den avond met zijnen
gast gevoerd had, deed hem hopen, dat hij
weldra met Elsa aan zijn zijde dit dorpje
verlaten en het geluk te gemoet reizen zoude.
Maar als het eens een schoone droom ge
weest was? Doch neen, gedroomd had hij
het niet, en Joseph zag er niet uit, om
iemand te bedriegen.
Snel dus naar buiten en aan Elsa het
heugelijke nieuws medegedeeldMaar ach
het was nog vroeg en het meisje kwam ge
woonlijk pas tegen acht uur in den toin,
om een vlucht;gen morgengroet meUharen
heimelijk beminde te wisselen. //Wie weet
echter, of zij er heden morgen niet wat
vroeger iszoo dacht Paul, ,/om een kwar-
tie-tje te praten, op gevaar af van door va
der of zuster ontdekt te worden.
Maar veel vroolijkernog zoude hij geweest
zijn, indien hij geweten had, hoezeer de
stemming in het huis des onderwijzers ten
gunste van Joseph veranderd was.
Toen Elsa namelijk den vorigen avond
terugkwam en het kostbare geschenk liet
zien, had er eene geheele omkeering plaats
en het berouwde Martin innig, den broeder
zoo grof bejegend te hebben, want nu bleef
er geen twijfel meer over, of Joseph was,
zoo al niet rijk, dan toch in ieder geval als
een welgesteld burger teruggekeerd.
//Waarom," zoo sprak hij in zijne zelf
tucht, //heb ik niet eeider naar zijne om
standigheden gevraagd, in plaats van hem
zoo gauw de deur te wijzen Dat was een
domme streek van mij." En zijne boosheid
hierover was niet geiinger dan die van
Martha, die hare zuster het fraaie sieraad
zeer benijdde. Er heerschte dientengevolge
eene groote spanning. Zwijgend stond Martin
van tafel op en begaf zich naar zijne kamer.
Den ganschen avond kwam hij niet weder
te voorschijn en toen hij zich eindelijk te
slapen legde, deed hij zulks met het vaste
voornemen, den volgenden morgen zijnen
broeder op te zoeken en zich met hem te
verzoenen. Wel is waar, zoude dit een zware
gang voor hem zijn, hiervan was hij over
tuigd, want zijn trots zoude menige verne
dering moeten doorstaandoch hij was er,
zooals wij reeds vroeger zeiden, aan gewoon,
zich alles ter wille van zijn voordeel te
te laten welgevallen.
Den volgenden morgen liep Elsa, ver
langend om den nijdigen blik van hare
's Ministers houding te rijmen wat wij ver
der lezen: //Door den Minister waren
nieuwe feiten aangevoerd, ten betooge niet
alleen dat de Gouverneur-Generaal goede
redenen had om den Generaal van grof
wanbestuur te verdenken, maar ook dat
de Generaal ongeschikt was tot het uit
oefenen van het civiel bestuur. Na de be-
teekenis der ter sprake gebrachte feiten
te hebben nagegaan, komt de Commissie
tot het oordeel, dat zij niet aantoonen
wat de Minister daarmede bewijzen wil,
terwijl de feiten, waarop de Minister zich
beroept, ten bewijze dat de Gouverneur-
Generaal in November 1880 duchtige
gronden had om te! betwijfelen of de po
sitie van Generaal Van der Heyden als
Gouverneur van Atjeh langer houdbaar
was, door de Commissie volkomen onbe
wezen worden genoemd."
Dat gedeelte althans laat aanduide
lijkheid niets te wenschen over.
Doch nu had de commissie ook den
moed behooren te hebben, de logische
consequentie van haar beschouwingen zoo
klaar mogelijk uit te drukken. Dat zouden
wij Nederlandschen stijl hebben genoemd.
Gij, baron Van Goltstein, Raadsman des
Konings en als zoodanig geroepen ons
volk voor te gaan in de waardeering van
een man, die in 's Konings naam het ge
zag uitoefende, terwijl hij tevens als een
held de troepen voorging in het ten einde
brengen van een oorlog, die waarlijk reeds
menschenlevens en geld genoeg had ge
kost, gij hebt, om hem van de baan
te schuiven, niet geschroomd zijn eerlij
ken naam te bezoedelen met volkomen
ongegronde beschuldigingen. Dat is, o
zuster te ontgaan, vroeger dan gewoonlijk
den tuin in, waar zij tot hare groote ver
bazing Paul reeds vond.:
z/Gij reeds hier riep zij op levendi-
gen toon.
z/Ja, Elsa, ik kon het niet langer uit
houden. Ik heb u zóó veel te vertellen.
Maar zet u naast mij neder, hier achter
dezen dikken beuk ziet ons toch nie
mand."
z/Wat is er, Paul vroeg zij nieuws
gierig, terwijl zij nog steeds aan zijne zij
de stond.
z/Neen, kleintje, gij moet eerst gaan
zitten, anders kan ik het u niet zeggen,"
plaagde hij haar. //Ik bid u, doe wat ik
u verzoek."
Elsa keek hem vragend aan, niet we
tende of hij schertste of niet.
z/Nu, wilt gij mij dat genoegen niet
doen Moet ik soms eerst uwen vader
om verlof vragen vroeg hij haar lachend.
z/Als gij dat wilt, dan zal ik het doen."
Zij schudde afkeurend met het hoofd,
■erwijl zij sprak
//Hoe kunt gij dat van mij vragen,
Paul Het is toch al zoo slecht van mij,
dat ik er in toestem, u hier heimelijk te
spreken."
z/Maar, kind, geloof mij, ik ben in
vollen ernst. Gisteren avond heb ik met
uwen oom gesproken en die wil ons hel-