NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR t, NIEUWE Zaterdag 2 December 1882. EEN FEESTKLANK. No. 96. Btfde Jaargang. Uitgever: A. AI. Slothouwer, Advertentiën kunnen inge zonden worden tot uiterlijk 's morgens AV3 uur des Woens dags en Zaterdags. Eene viermaal geplaatste ad vertentie wordt slechts drie maal in rekening gebracht. Bruispoeder en Cognac. Abonnementsprijs voor Amersfoort per 3 maanden 1, Franco door bet geheele Fijk1,10. Afzonderlijke nummers 3 Cent. Dit Blad verschijnt des Woensdags- en des Zaterdags. te Amersfoort. Advertentiën van 16 regelsJ 0,40. Iedere regel meer 0,05. Voor het Buitenland0,07s Reclames per regel0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Heeft men wel eens nagedacht over het zonderlinge feit, dat een heilige van de Grieksch-Katholieke Kerk in geen land ter wereld trouwer en vuriger wordt ver eerd dan in Nederlandwaarvan het zeer de vraag zal zijn of de waardige aarts bisschop van Myra iets heefl afgeweten? 't Is zoomen schrijft de populariteit van den Sint daaraan toe, dat de hoofd stad des lands hem tot schutspatroon heeft gekozen. Maar is dat wel een afdoende reden? Ook wel, dat Sint Nicolaas de beschermheilige is van de zeevaarders, alweer, we weten niet recht waarom, want zoover ons bekend heeft hij maar ééns een zeetochtje gemaakt, namelijk circa 700 jaren na zijn dood, toen zijn stoffelijk over schot of wat men daarvoor hield, getrans porteerd werd naar Bari, door kooplieden uit die Italiaansche stad, die bizonder op dat bezit gesteld waren. Als we willen trachten de vraag, hier boven aangeroerd, behoorlijk op te lossen, dan laten geschiedenis en logica, de critiek der feiten en bet wetenschappelijk betoog, ons totaal in den steek. Wij kunnen niet anders zeggen danSinterklaas is de on- PEUILLETON. Uit het Duitsch door Lobé. 12) Slot. Echter kunt gij nog met den vertrek kende hartelijke woordjes wisselenen beloften afleggen om elkander dikwijls te schrijven; gij kunt o, hemel! daar klinkt het derde en laatste teeken. Gij werpt nog een' laatsten hartelijken blik in de coupé en voort gaat het dampende, vurige gevaarte en neemt haar of hem die u lief was en die u nu zoo onontbeer lijk toeschijnt, met zich mee. Hoe veel meer zijn bij het scheiden de achterblij- venden te beklagen dan de vertrekkenden Wie heeft dat troostelooze gevoel van ge mis nooit leeren kennen Mathilda Tröbel zou er heden voor den eersten maal kennis mede maken. Zij zag nog altijd door den nevel harer tranen heen den witten zakdoek van de geliefde vriendin, door het wijdgeopende raampje van den wegvliegenden spoortrein wuiven, en toch voelde zij zich reeds zoo verlaten alsof zij, in plaats van in de re sidentie bij vader en moeder, alleen op een onbekend eiland was achtergebleven, ver van alle beschaafde menschen. Nu Gisa haar had verlaten voelde sterfelijke held van het in zijn naam ge vierd kinderfeest, omdat hij het is. Tracht hem eens van zijn voetstuk te verdringen, zoo gij er den moed toe hebt! Dat zou inderdaad iets dolzinnigs zijn, iets ongehoords, een heiligschennis van de ergste soort. Want wat Sint Nicolaas voor grooten en kleinen vertegenwoordigt, dat is juist het kenmerkende van onze natio naliteit. In die richting moeten wij de oplossing van het raadsel trachten te vin den. Het feest van 5 December is de plechtige viering van de edelste gewaar wordingen, die in het gedruisch van de woelige menschenwereld misschien niet genoegzaam tot haar recht komen, maar bij de nadering van liet kalme wintersai- zoen dieper gevoeld wordenvan die stille deugden, die in den huiselijken kring alleen naar behooren kunnen worden aan gekweekt, die vriendelijke gezindheid jegens alle menschen, beginnende met de naaste betrekkingenvervolgens zich uit breidende in steeds wijdere kringen. En van dat alles is het symbool geworden de naam van den Oosterschen aartsbisschop, van wien de legende zooveel goede dingen vertelt, dat hij wezenlijk de aangewezen persoon was om de verheven rol te ver vullen dien het Nederlandsche volk hem heeft opgedragen. Zouden we ze dan niet op hoogen prijs stellen, die enkele oogenblikken, waarin het ons vergund is allen strijd op welk gebied ook te laten varen, en ons geheel te wijden eerstens aan het genoegen van de leden van ons gezin, in de tweede Thilde eerst recht hoe lief haar nichtje haar tijdens hun zamenzijn geworden was. Reeds was er van den vertrokken trein niets meer te zien dan eene dunne streep rook aan de lucht, en nog stond het ar me meisje daar en staarde met afgetrok ken blik in de verte. Daar hoorde zij plotseling eene heldere en ernstige stem naast haar, die haar vroeg: „Waarom treurt gij om die scheiding? Gij ziet el kaar immers spoedig weer?" En haar kloppend hartje zei haar, wien die stem toebehoorde. Het was immers een oude bekende. De cachenez stond naast haar en keek haar in de oogjes, die tusschen de tranen door poogden te lachen, terwijl hij vroeg „Mag ik u naar huis vergezellen?" Terwijl zij half bevestigend, half twij felend aan zijne zijde voortliep naar den omnibus, die haar naar het verafgelegene gedeelte der stad moest brengen waar zij woonde, vertelde haar de jonge man dat hij juist eenen vriend naar den trein ge bracht had, die naar eene nabijzijnde plaats moest om zijne bruid te halen. „Wat eene heerlijke reis zal dat van dien man zijn," voegde hij er zuchtend bij, „is het niet benijdenswaardig?" „Zeker," fluisterde Thilda, die de ver trokken Gisa geheel vergeten was; „ten minste als hij haar bemint." „Nu, of hij haar bemint!" antwoordde plaats het een of ander te doen dat kan dienen, om ook anderen te doen deelen iu de rustige en blijmoedige stemming waarin wij verkeeren? Zulke oogenblik ken, ze zijn te beschouwen als oasen in de woestijnreize van het leven maar be denkt dan dat het niet genoeg is, wan neer we er onzen dorst lesschen en ons eenige uren nedervlijendie vruchtbare plek heeft een weinig onderhoud noodig, er moet wat aangeplant wordenom het groen van tijd tot tijd te verjongen. We moeten daar allen iets aan doen. Er zijn zoo akelig veel dingen, over welke we het maar niet eens schijnen te kunnen worden, en de stapel „quaesties" lijkt wel van jaar tot jaar aan te groeien. Des te meer is het noodig, zorg te dra gen dat we niet geheel en al opgaan in den strijd voor meeningen, begrippen en beginselen; dat we bovendien aankweeken dien geest van onderlinge vertrouwelijk heid, van liefdadigheid, van welwillend heid, die wederom zich concentreert in den huiselijken kring, doch vandaar uit heldere stralen spreidt in wijden omtrek. Het is een prachtig schouwspel, dieu va der, die straks in een openbare vergadering streed als een leeuw voor hetgeen hij als waarheid erkent, of die met de pen zijn tegenstanders tot in hun uiterste verschansingen terugdreef, thans te zien zitten onder zijn kleine volk, terwijl hij de handen wrijft van pret over de ver rassingen, die hij den zijnen heeft bereid of die men hem doet genieten. Van hoe onschatbare waarde zijn ook de herinneringen, aan den feestavond de cachenez levendig, „zij is dan ook een allerliefst meisje." „Zoo," vroeg Thilda min of meer ja- loersch, „gij kent haar dus?" „Ik heb haar eens gezien en haar nooit kunnen vergeten," antwoordde hij. Zij waren nu juist den omnibus gena derd en Thilda wilde instappen. Op nieuw hadden hare oogen zich met tranen gevuld, doch ditmaal niet ter wille van Gisa; zij keerde zich om en sprak met bevende stem: „Adieu, mijnheer de Graaf." „Ik denk er niet aan om afscheid van u te nemen, juffrouw," sprak hij, „als gij mij niet bepaald wegjaagt, moet gij mijne tegenwoordigheid in dezen kast dulden. Wij wonen immers in elkanders buurt," voegde hij er lachend bij. En Thilda maakte half lachend, half boos plaats voor hemterwijl eene dikke fruitvrouw zich tegenover hen neerzette en spoedig hard begon te snorken, want door het schudden van den wagen was zij in slaap gevalles. Langzaammaar toch veel te gauw in de oogen van Thilda, ging de kar voort en de magere paarden hadden er geen begrip van, wat er achter hunnen rug besproken werd. Zacht gefluisterde woorden, vragende blikken en onderdrukte zuchten vormden de inleiding tot eenen roman, die ha kor ten tijd aan het licht zon komen. verbonden Onwillekeurig gaan we terug naar de dagen, toen ook in ons geuioed het geloot aan de persoonlijke komst van den Sint streed uiet onze voorstelling van het onmogelijke zijner verschijning: toen ook wij nog in den vroegen morgen van den 6en liefst bloutvoets om geen oogen- blik te verliezen, de ontdekkingsreis be gonnen die doorgaans zulke goede resul taten opleverde. En o, die glimlachende oogen, die toen onze verrukking aan schouwden en die sedert zijn uitge- bluscht en geslotenEn thans, nu de rollen zijn verschoven, en we zelfs ver maak scheppen in den ernst waarmede onze kleine dreumessen ons trachten wijs te maken dat zij wèl aan Sinkerklaas gelooven, ofschoon er geen woord van aan is, want het scepticisme op dat punt schijnt hen al heel vroeg beet te krijgen! nu we daar onze eigen jeugd zien herleven, met dezelfde begeerten, harts tochten, vermogens en neigingen die ons bestaan kenmerken, en dezelfde banden van innige gehechtheid de heilige kringen, die men het gezin noemt, bijeenhouden, zouden we er nu niet evenzeer prijs op stellen, die veelsoortige indrukken in den vorm van een huiselijk feest te belichamen Dat hebben onze vaderen reeds vroeg begrepen, en daarom lieten zij ons den Sinterklaasavond als een kostbaar erfstuk na. En wij, we zullen het geschenk in eere houdenwe zullen het onverminderd ter hand stellen aan onze kinderen, opdat zij het blijven liefhebben als het zinne beeld van alle huiselijke deugden, die Christelijk en maatschappelijk zijn te gelijk. Een half uur later bevonden juffrouw Tröbel en een jonge, ons goed bekende man zich voor de deur van hetzelfde huis waarvoor kort geleden twee bevende meisjes stonden. „Zult gij mij dan antwoorden onder de letters E. G. vroeg de stem van den interessanten uitgever van de courant. „Ja," antwoordde Thilda opgewonden en verdween in huis. Boven in haar ka mertje wierp zij hoed en mantel af, om daarna snikkend op de sopha neer te vallen. „Arm kind," zuchtte moeder Tröbel, terwijl zij haar dochtertje naar zich toe trok, „ik dacht wel, dat haar vertrek u veel verdriet zou doen." „Arme, blinde moeder," zeggen wij. „Gij staat op het punt tegelijk met uw nichtje ook uwe dochter te verliezen, want zij weent nu geen tranen van verdriet over een geluk dat zij verloren heeft, maar tranen van vreugde over een gevonden geluk. „Laat mij maar begaan," sprak het aardige apothekersvrouwtje tot haren man, „daar begrijpt gij toch niets van." Daarbij zond zij haren verliefden gemaal, die haar aan alles helpen wilde, al kon zij zijne hulp ook volstrekt niet gebruiken, de deur uit en versierde alleen de logeerkamer die heden nog betrokken zou worden. Bloemen voor de ramen, bloemen op tafel en langs de muren en op de trap guir-

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1882 | | pagina 1