NIEUWE NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR AMERSFOORT, BURN, BUNSCHOTEN, EEMNES, RAMERSVELD, HOEVELAKEN, HOOGLAND, LEUSDEN, SOEST, VUURSCHE, SCHEHPENZEEL EN F euilleton. EDELMAN EN FABRIKANT. No. 26. Zaterdag 31 Maart 1883. Twaalfde Jaargang. Uitgever: A. M. Slothouwer, Waarom ontwikkeling? A. J. C. KREMER. AMEBSFOORTSCHG COURANT. Abonnementsprijs voor Amersfoort per 3 maanden f 1, Franco door het geheele Rijk1,10. Afzonderlijke nummers3 Cent. Dit Blad verschijnt des Woensdags en des Zaterdags. te Amersfoort. Advertentiën van 1C regelsf 0,40. Iedere regel meer 0,03. Voor het Buitenland0,075 Reclames per regel0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte Advertentiën kunnen ingezon den worden tot uiterlijk 's mor gens ÏO uur des Woensdags en Zaterdags. Eene viermaal geplaatste ad vertentie wordt slechts driemaal in rekening gebracht. «Voor één of twee waarlijk groote mannen geef ik u die heele zoogenaamd ontwikkelde volksklasse gaarne present." Zóó, ongeveer, sprak bij zekere gele genheid natuurlijk een debat over onderwijszaken, de heer Des Amorie Van der Hoeven in de Tweede Kamer. De meening, in die woorden opgesloten, als zou de bescheiden mate van kennis, die de lagere school zich voorstelt overal te doen doordringen, van zeer weinig waarde zijnis meer verspreid dan men denkt. Als eens vierkant de vraag wordt gesteld«Zijn de liedendie nu als wèl- onderwezen mogen gelden, maar niette min door handen arbeid hun brood moe ten verdienenzijn zij, goed beschouwd, geschikter voor hun taak en bovenal zijn zij gelukkiger dan vorige geslachten, die de twijfelachtige voordeelen van het onderwijs niet hebben genoten?» zou den we dan wel altijd een beslist beves tigend antwoord krijgen? Ziet eens hier zou menigeen zeggen. De werkman en daglooner van vroeger miste ongetwijfeld sommige dingendie thans binnen zijn bereik liggen. Maar eigenlijk miste hij ze niet, eenvoudig omdat hij ze niet kende. Zijn behoeften waren geringer, hij kon die dus gemak- door VIII. 't Was of er een zegen ruste op de onderne ming en naarmate de overige bazen klanten verloren, stroomden die toe aan de firma Beek man Co., die na vele jaren bijna al het werkvolk, dat in den beginne zoo zeer de con currentie van den stoom had gevreesd, thans van den stoom gebruik maakte, welke, in stede van het werk te verminderen, 'tijd meer handen vroeg tot lichter arbeid en om hooger loon. De andere bazen hadden nu ook hunne dwaling ingezien en voor zoover zij daartoe nog in staat waren, vereenigden zij zich en richtten ook door stoom gedreven fabrieken op. De gebeurtenissen bij de oprichting der eerste fabriek geraakten al meer en meer in het vergeetboek. Op het kasteel had de verdwijning van den jonker een onuitwisbaren indruk gemaakt. In den beginne was de verstandhouding tusschen den baron en zijne echtgenoot allertreurigst geweest. In beleefde, maar soms ook in minder aangename termen, verweet men elkander de oorzaak te zijn der ramp, die de familie getrof fen had en hoe langer hoe meer omgaf de herinnering het hoofd van den verloren zoon met een lichtkrans. „Ach ja," zuchtte Mevrouw niet zelden, ter wijl zij haar bril afnam om hare tranen af te vegen, zij droeg nu een bril, want hare oogen hadden door het weenen en de slapeloos doorgebrachte nachten veel geleden. „Ach ja, die drift der mannen bederft al wat! Was ik maar op den koepel gekomen, hoeveel anders zou dan al) :s zijn afgeloopen.De liefde eener moeder. kelijker bevredigen. Hetgeen men bescha ving noemt, is bij dé meesten juist niets anders dan vermeerdering van behoeften en zoodra de middelen om er in te voor zien geen gelijken tred meer houden met die toeneming, ontstaat ontevredenheid. Men gevoelt zich ongelukkig, misplaatst in de maatschappijmisnoegd over haar gebrekkige inrichting. Alzoo is h^t lees boek in de hand van den werkman de eerste stap geweest op den weg die naar de anaichie voert. Wij hebben den gedachtengang van den tegenstander der volksontwikkeling zoo getrouw mogelijk weergegevenzon der er een parodie van te maken wat anders niet moeielijk zou zijn. Men kan zelfs dien ongeletterden werk man nog wat idealiseerenin den trant van de schrijvers der achttiende eeuw eerste helft. Stel hem voor daar thuis komende in zijn nederige hut, terwijl hem reeds de juichtonen van zijn klein volk tegenklinken. Een oogenblik latei- zet moeder met opgeruimden blik den dampenden schotel haverbrij op tafel allen tasten duchtig toeen als de magen gevuld zijn gaat ieder vergenoegd naar bedwant morgen vóór dag en dauw moet vader weer op. Zondags alleen komt er wat afwisseling in dezen geregeldengang van zakendan gaat de familie naar de kerk, den overigen tijd wandelt zij naar buiten of zit bij het haardvuur. Van godsdiens tige economische of politieke vraagstuk ken, die iemand zoo licht het gemoed verbitteren en het hoofd verhittenweet hij niets af. Zijn eenige zorg is, sterke en gezonde kinderen te hebben die hem of zijn vrouw zoo gauw mogelijk een handje kunnen helpen. Eerzucht kent hij niet, van standverheffing droomde hij „Halt mevrouw!" viel de baron haar dan in de rede. „Moet ik. u aan het laatste briefje van Hugo herinneren?" Mevrouw boog het hoofd in ootmoed. „Toch," zëide zij, „heb ik Hugo altijd lief gehad." „Wel zeker," smaalde de baron, „er is geen twijfel aan of gij zoudt de dochter van Beekman uwe eene hand gereikt hebben en uw zoon de andere, beider handen in elkander gelegd en daarna de uwe boven hunne hoofden hebben uitgestrekt met de woorden: „Gij bemint el kander'? Welnu, mijne kinderen, weest samen gelukkig." Toch had die nieuwe, dubbele slag een on verwachte uitwerking op beiden. Toen het graf over hunne dochters gesloten was, en de beide van kinderen beroofde echtgenooten des mor gens op den eersten verjaardag dezer ramp eenzaam tegen elkander overzaten, beiden wer keloos, beiden overgegeven aan pijnigende en kwellende gedachten, stond mevrouw eensklaps opzij ging naar den baron en reikte hem hare hand. «Hugo,» zeide zij met bewogen stem, en het was wel de eerste maal, dat de baron zulk een teedere uitdrukking in den toon er van waarnam. «Hugo, laat er vrede zijn tusschen ons. Wel moeten wij zwaar gezondigd hebben, dat God ons zoo vreeselijk bezoekt.» De baron keek op, hij nam de hem aange boden hand aan. «Ja Clara,» zeide hij, «laat er ten minste vrede zijn tusschen ons. Ook ik geloof dat wij zwaar hebben gezmdigd. Ik heb mij zelf sedert een jaar onderzocht, ik had in den koepel niet zoo onbeleefd moeten zijn; ik heb .iet gehandeld gelijk het een edelman ik wil niet eens zeggen een christen past. Ik heb toen gederogeerd en ik kan niets anders tot mijn verdediging inbrengen, dan dat ik bui ten mij zeiven was, door de tergende houding van Beekman. «En nog gaat die man voort, mij verdriet aan te doen en te benadeelen als hij kanvervolgde nooit: als zijn zoon hem slechts gelijkt, dan is alles wél. Als het ons niet ten stelligste werd verzekerd, dat hier nu een benijdens waardige geluksstaat wordt geteekend we zouden het onmogelijk kunnen ge- looven. Volstrekt niet'denken zich bepalen tot de meest materiëele dingen des levens, wel zou men dan reden hebben den heilstaat te loven waarin b.v. de koeien zich verheugen Men moet al een zeer bekrompen op vatting van menschenwaarde bezitten om er vrede mede te hebben dat aan velen de middelen worden onthouden die alleen hun het burgerschap in het rijk der gedachte kunnen doen verkrijgen. Doch, een dergelijke onthouding algemeen te wenschen, alleen om de massa met de ongunstigste levensconditie te kunnen afschepen, en dan, gelijk vaak nog geschiedtgodsdienstige gronden te plei ten voor de bestendiging van dat onrecht is, meenen we, wel het toppunt van zelfzucht en huichelarij. Zelfs, indien we alle moreele beginse len en begrippen ter zijde latendan nog is het niet moeielijkde noodzake lijkheid van lager onderwijs als minimum van verstandelijke ontwikkeling te bewij zen. Op bloot maatschappelijk gebied springt het duidelijk in het oog. Elk onzer geniet de voordeelen van de maatschappelijke samenwerking, trekt een zeker deel van de vruchten der maat- schap tot zich. Zijn de aandeelen die we ontvangen of ons weten toe te eigenen ook verschillend, een bepaalde waarde hebben zij allen. Maar een kelder uit welken steeds ge haald wordt zonder dat er bij komt, zou weldra uitgeput zijn. De maatschappelijke Van Oosterwoudnadat zij weder was gaan zit ten. «Ik ben zeker dat hij het landgoed «Woert- lioven» opzettelijk heeft gekocht om aanleiding te hebben met mij over de jacht op dat goed te procedeeren.» «O, wat dat proces betreft, daaromtrent kunt gij gerust zijn, ^verklaarde mevrouw op zoo stelligen toon, alsof zij het vonnis reeds in den zak had. «Ja, daat zeggen mijne advokaten,» merkte de baron op, terwijl hij twijfelend met het hoofd schudde. «En uwe connecties, uw invloed?» vroeg de barones, die, in hare vrouwelijke onbekendheid met de rechtspleging, op deze rekende. «Die zijn in rechten niets waard, mevrouw!" verzekerde de baron, voor de zooveelste maal, maar mevrouw bleef haar ongeloovig glimlachje behouden, een smartelijk glimlachje't was niet van harte, maar om haar man gerust te stellen. Zoover had zij het reeds gebracht op den weg naar het geluk. «Beekman doet wat hij wil,» betuigde Van Oosterwoud als tegen wil en dank. »Hij is een man van invloed geworden, lid der provinciale statenridder van den Nederlandschen Leeuw Mevrouw van Oosterwoud boog het hoofd. »'t Is waar,» zuchtte zij. «De parvenu heeft het ver gebracht.» «Wel Clara,» vervolgde de baron op eenvou- digen, ernstig hartelijken toon. «De wereld is niet meer zooals zij was voor drievier honderd jaren. Ik ben in den laatsten tijd veel op den koepel geweest en heb dan in de boeken van Hugo gesnuffeld. In vroeger tijd genoot de adel vele voorrechten, maar hij betaalde ze met zijn bloed. Zeer zeker zijn er vele wreedaards en geweldenaars geweest onder den adel der mid deleeuwen maar wie bezat toen macht zonder die te misbruiken? Dikwijls, helaas, werden de edellieden van de beschermers des volks, hun eigenlijke roeping, de verdrukkers. Maar in het algemeen was het de adel die voor rech- rijkdom moet steeds -worden aangevuld en vermeerderdom het onafgebroken wegstroomen, het verbruik, te dekken. Zelfs is het noodig, den toevoer iets grooter te doen zijn dan den afvoerop dat er wat in reserve zij en er van voor uitgang sprake kan wezen. De vraag is nu en dat is dan toch eigenlijk eenvoudig genoegde grondslag van de sociale quaestiein welke ver houding staat hetgeen elk onzer aanbrengt tot hetgeen hij aan het gemeenschappe lijk bezit onttrekt? Sluit zijn loopende rekening met de maatschappij al dan niet met een batig saldo? In het laatste geval leeft hij ten koste van anderen. Niemand heeft daar evenwel, buiten strikte noodzakelijkheid, het recht toe. Het maatschappelijk tafelschuimerschap heeft reeds te veel kwaad gebrouwen in de wereld, en doet het nog bij voort during, dan dat we niet alle krachten moeten inspannen om het te doen ver dwijnen. Daartoe is het noodig, dat elk lid dier maatschappij een zekere bruikbaarheid bezitte, en het hem mogelijk zij, door inspanning van alle krachten, die bruik baarheid te verhoogen. Doet hij zulks, dan is hij ook bevoegd om meer van de vruchten der gemeen schap te genietenmits altijd bene den hetgeen hij aanbrengt. Welnu onderwijs is het doeltref fendste middelom de maatschappelijke bruikbaarheid der individuen te verhoo gen. Langs dien weg vermeerdert het de voortbrenging, vermindert het de sociale tafelschuimerij, verbant het de armoede. Wie dit laatste ontkent, dien vragen we ten en vrijheden, ook der niet adellijken, streed. Sedert de oprichting der nationale legers is dat anders geworden. Het volk wordt ook soldaat en de adel onttrekt zich meer en meer aan zijne oorspronkelijke roeping: de krijgsdienst. In de middeleeuwen, en ook nog later, dreven vele edellieden handel: velen waren leden van gildos: in enkele landen zelfs maakten zij zich geheel meester van den groothandel, zooals onder anderen in Denemarken; daardoor werd de burgerstand zeer benadeeld en deze be werkte, dat het aan de edellieden verboden werd handel te drijven. Zij maakten toen van den nood eene deugd en beschouwden handel en industrie als iets vernederends. Zoo is het vooroordeel ontstaan dat ook mij beheerschte, even als het thans nog honderden en duizenden beheerscht. De koning zelf denkt er echter anders over. Hij ondersteunt handel en nijver heid en is zelfs deelgenoot in vele groote onder nemingen. Zou dan een edelman een gewoon edelman niet passen wat Zijne Majesteit niet onteert?» De baron zweeg. «Als dat alles zoo is, zeer zeker niet,» ant woordde mevrouw. «De tijden zijn veranderd,» ging de baron voort, «en entrenous. het raison d' être van den adel als kaste heeft opgehouden te bestaan. Onze vroegere voorrechten leggen ons voortaan slechts verplichtingen op. Weldra zuil n onze titels nog slechts er aan herinneren, dat wij verplicht zijn, koning en vaderland met groo ter trouw en zelfopoffering te dienen dan an deren, omdat onze geslachten vroeger van an deren de voorrechten der beschaving genoten. Doch laat mij tot onzen persoonlijken toestand terugkeeren. (Wordt Vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1883 | | pagina 1