NIEUWE
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR
Twee acteurs voor eene rol,
AMERSFOORT, BAARN, BUNSCHOTEN, EEMNES, HAMERSVELD, HOEVELAKEN, HOOGLAND,
VUURSCHE, SCHERPENZEEL EN WOUDENBERG,
LEUSDEN, SOEST,
Feuilleton.
No. 60.
Zaterdag 28 Juli 1883.
Twaalfde Jaargang.
Uitgever: A. M. Slothouwer,
Mededeelingen die te
denken geven.
DE DUBBELE AREND.
DE SCHOUWBURG BIJ DE CARINTHER
POORT.
Abonnementsprijs voor Amersfoort per 3 maanden f 1,
Franco door het geheele Rijk1,10.
Afzonderlijke nummers3 Cent.
Dit Blad verschijnt des Woensdags en des Zaterdags.
te Amersfoort.
Advertentiën van 16 regelsf 0,40.
Iedere regel meer 0,05.
Voor het Buitenland0,075
Reclames per regel0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte
Advertentiën kunnen ingezon
den worden tot niterlijk 's mor
gens 10 uur des Woensdags en
Zaterdags.
Ecne viermaal geplaatste ad
vertentie wordt sleclits driemaal
iu rekening gebracht.
Ongetwijfeld gaan wij vooruitook in
den strijd tegen epidemieën, die vroeger
haar slachtoffers bij duizenden velden; en
mocht onverhoopt de gevreesde ziekte
die thans het land der Pharaonen teis
tert, ook bij ons verschijnen, zij zou
ons beter voorbereid vinden dan in 1866,
toen een vrij groot aantal personen door-
haar werden aangetast.
Toch is het diep te betreurendat nog
zoovelen zich hetzij lijdelijk, hetzij feite
lijk verzetten tegen de beschikkingen, die
de Overheid in het algemeen belang en
op advies van de meest bevoegde des
kundigen, heeft vastgesteld. Deels door
een onverstandige koppigheid, die men nog
wel met den schoonklinkenden naam van
„vrijheidsliefde" durft bestempelen
deels op aanstoken van kerkelijke drij
vers, wien het een behoefte is de gemoe
deren in onrust te brengen ten einde
politieke munt te slaan uit den door hen
uitgelokten tegenstand, deels ook ge
dreven door de laaghartigste baatzucht
wordt door sommige landgenooten nog
veel verwaarloosd en verijdeld, wat door
een verstandige toepassing de gevaren
der besmetting zeer zou verminderen.
Wat daaromtrent werd medegedeeld in
de jongste vergadering van den Genees
kundigen Raad voor Zuid-Holland ver-
dient ernstige overweging.
liet spreekt van zelf, dat de pokziekte,
die van 26 Juni tot '14 Juli in Zuid-
Holland 291 personen had aangetast, ('184
te Rotterdam alleen,in die bijeenkomst
het voornaamste onderwerp van beraad
slaging is geweest. Algemeen waren de
leden van den Geneeskundigen Raad over
tuigd, dat een krachtig optreden bij het
eerste geval, desnoods rnet groote gelde
lijke opofferingen voor afzonderings-, ont-
srnettings- en onteigeningskosten, veel
kan bijdragen tot voorkoming .van ver
dere verspreiding: en de gevolgtrekking
ligt voor de hand, dat te Rotterdam het
verzwijgen van de eerste pokken-geval
len wel de hoofdoorzaak is geweest van
het groote zieleen-cijfer daar ter stede.
Zoo rees dan de vraag, of het bij op
nieuw uitbreken eener epidemie niet ge
raden ware de menschen te noodzaken
de tot desinfectatie bestemde huizen tij
delijk te verlaten of de toetreding van
personen tot aangetaste huizen of buurten
te weren. Men vreesde echter dat de in
voering van dergelijke maatregelen zou
stuiten op het den Nederlanders aange
boren vrijheidsbegrip.
Een wonderlijk ding, die opvatting van
vrijheidIemand treedt een besmette
woning binnen, en begeeft zich daarna
naar een gemeente, waar nog geen enkel
ziektegeval voorkwamhij heeft er de
besmetting overgebracht, wordt eerst zelf
ziek (wat hem natuurlijk vrijstaat) maar
steekt ook anderen aanwat zeker
ook maar ongehinderd moet worden toe
gelaten? Zoo kan het gebeuren, dat een
of meer huisgezinnen ongelukkig worden
gemaakt door de manier waarop de eerste
de beste zijn persoonlijke vrijheidsbe
grippen in toepassing meent te kunnen
brengen
Twee geneesheeren uit Rotterdam
II.
Er waren dien avond een aantal bezoekers in
„den dubbelen arend 't gezelschap was zeer ge
mengd en een schilder zou moeite gehad heb
ben meer karakteristieker koppen tot een goed
geheel te malen als hij daar toevallig bijeen
had kunnen zien. „De dubbele arend" be-J
hoorde tot een der vermaarde verzamelplaat- J
sen, welke Hoffmann vereeuwigd heeft. De
trap die tot de eigenlijke zaal leidde, was zoo
uitgesleten, dat men moeite had er op te blij
ven staan, en met een paar stappen zat men
aan een tafeltje, met de armen onder 't hoofd;
eene pijp in den mond, in 't genot van een
potteke bier of een mate wijn.
Als men zich eenigszins gewend had aan
den dikken rookwalm, onderscheidde inen wel
dra verschillende vreemde gezichten. Er waren
personen van verschillenden landaard.
Ieder der bezoekers, met de handen onder
het hoofd, op de tafels, waarom zij gezeten wa
ren, geleund, at en dronk: de drank bestond
uii bier en een soort van mengsel van nieuwen
rooden en ouden witten wijn; 't voedsel, uit koud
kalfsvleesch, ham of gebakjes. Rondom de tafels
walsden zonder ophouden een aantal lustige paar
tjes; de dansmuziek scheen op hen dezelfde uit
werking te hebben als de opium op de Ooster-
jingen; de paartjes walsten zonder ophouden
voorbij, en de danseressen verdreven met hare
lange japonnen de rookwolken en verfrischten
als 't ware de bezoekers. Bij 't bullet ver
maakte men zich op andere wijze.
Heinrich richte zijne schreden naar 't ach
terste gedeelte van de zaal en nain plaats aan
eene tafel, waaraan reeds vier vroolijke gas
ten gezeten waren.
„Kijk, daar is Heinrich ook riep de oudste
van 't clubje, past op vrienden, foenum habet
in cornu. Wilt ge wel gelooven voer hij voort,
dat je er werkelijk, gisteren avond, als een
duivel uitzag en dat je mij benauwd gemaakt
hebt; hoe is 't nu te rijmen, dat de duivel van gis
teren, nu een glas bier neemt en niet eens
bedankt voor een broodje met kalfsvleesch'?
„En toch, ik verzeker je, Heinrich is een
groot artisteen verheven tooneelspeler. Om
eene rol te spelen, welke men meester is,
beteekent niet veel, maar 't verhevene weer
te geven, dat is kunst."
Heinrich gmg bedaard zittenbestelde een
maat wijn, en 't gesprek werd over dit onder
werp nog eenigen tijd voortgezet. Van alle
kanten werd hij bestormd met gelukwenschen
en een der vier riep zelfs: „O, had Goethe je
eens gezien!"
„Maar, a propos!" schreeuwde weer een an
der, „laat ons je voeten eens zien!" ik zou
durven wedden dat 't bokkepooten zijn!"
De andere bezoekers, in de zaal, nieuwsgierig
geworden door deze uitroepingen, verzamelden
zich rondom het tafeltje, waaraan Heinrich
was gezeten, en bekeken hem met verschillende
gewaarwordingen. Sommigen, die hem als stu
dent gekend hadden, kwamen hem nu zoo
hartelijk mogelijk de hand schudden, als waren
ze de beste vrienden der wereld geweest, de
danseressen lonkten hein zoo verliefd moge
lijk toe.
Één persoon, aan eene naburige tafel ge-
klaagden zeer over het gebrek aan mede
werking tot beteugeling der ziekte, in
zonderheid bij de geringe volksklasse
ondervonden. Wij lezen dienaangaande
in het verslag:
„Integendeel haalden zij droevige feiten
aan die toonden hoe het vooruitzicht op
het verkrijgen van schadeloosstelling voor
onteigening van besmette voorwerpen,
d.or tal van individuen als een specu
latiemiddel wordt a ngegrepen. Een dezer
geneesheeren had de overtuiging dat er
ouders waren die alleen met de hoop op
onteigeningsgeld, de grootste achteloos
heid jegens hunne kinderen aan den dag
legdenals speculeerden zij er op dat
hun kroost door de pokken zou worden
aangetast.
Ook klaagden die leden over misbruiken
bij de aanwijzing van goederen voor ont
eigening of ontsmetting. Niet zelden ge
beurde het, dat voor dat doel meer klee
deren, beddegoed enz. werden opgegeven,
dan de lijder of lijderes ooit bezat. De
werkelijk ter onteigening noodige plunje
werd aangevuld met Iijfsbenoodigdheden
van buurvrouwendie de gelegenheid
benuttigden om haar goed te verkoopen.
In een behoeftig gezin werden eens 36
vrouwenpakken en 72 paar kousen in
eens ter onteigening aangeboden.
Het niet-inenten van kinderen was
veelal het gevolg van speculatiezucht der
ouders op het onteigeningsgeld na den
dood door de pokken."
Wij gelooven niet dat het noodig is
hier veel bij te voegen. Maar terwijl som
mige van onze landgenooien steeds den
mond vol Hebben over „eerbiediging van
de individueele vrijhei! en op dien
grond den Staat, wiens roeping het toch
is de belangen van het algemeen te be
schermen tegen den willekeur van en
kelen, de bevoegdheid zouden willen ont
zeggen om handelend op te treden daar,
waar die vrijheid op de schromelijkste
wijze wordt misbruikt, zouden wij de
vraag willen stellen, of het niet raadzaam
is, met meer kracht op te treden tegen
over dezulken, wier geweten ruimte aan
biedt voor handelingen gelijk deze?
Amersfoort, 28 Juli 1883.
Morgen ochtend te 10'/2 uur zal het
nieuwe kerkgebouw van de Remonstrant-
sche gemeente alhier worden ingewijd.
De kaarten tot bijwoning van deze plech
tigheid zijn in ruime mate afgegeven,
zoodat men aan verdere aanvraag niet
voldoen kan. Wij maken hierop opmerk
zaam opdat niemand een vergeefschen
gang make.
Het onderzoek voor Officieren Commis
sarissen in zake van den milicien-nom-
merverwisselaar der Veld-Artillerie W.
Scliröder beschuldigd van geweldailig"
aanranding, op eenige vrouwen den 6. Juli
jl. in de omstreken van Amersfoort ver
richt is geëindigd en zal bovengenoemde
eerstdaags vooi den krijgsraad te Arnhem
I terecht staan. Alhoewel hij alles blijft
I ontkennen, is uit de verklaringen der
getuigen voldoende zijn schuld geble
ken.
Is het te betreuren dat dergelijke feiten
hebben plaats gehad, wij vertrouwen dat
den krijgsraad op dit sujet de volle straf
zal toepassen, niet alleen om hem ge-
I durende eenige jaren onschadelijk tema
ken maar om hem tot een afschrikwek
kend voorbeeld te stellen. In het leger
is voor zulke vuilcn geen plaats hetwelk
zeker de overtuiging is van eiken flinken
militair.
zeten scheen in de algemeene bewondering
niet te deelenmet 't hoofd achter over, trom
melde hij, op den bol van zijn' hoed, met zijne
vingers, eenen militairen rnarsch, en van tijd
tot tijd ontsnapte hem een kreet, welker be-
teekems men niet spoedig kon raden.
Die man zag er aller zonderlingst uitof
schoon hij gekleed wasals een welgesteld in
woner van Weenenzijne grijze, met groen
vermengde oogenschitterden met een phos-
phorieschen gloed, even als die van een kat.
Toen zijne bleeke platte lippen van elkander
gingen, zag men twee rijen krijtwitte tanden,
die, scherp als ze waren, eenigszins van elkan
der stonden, op de manier, als die van de wil
den, die vleescheten; zijne lange, met kromme
nagels voorziene vingers hadden den vorm van
klauwen; maar dit uitzicht vertoonde zich
slechts bij tusschenpoozen, want nauwelijks was
't een of andere oog op hem gericht of hij
gaf een onschuldige uitdrukking aan zijn gelaat,
en men verwonderde zich hem slechts één oogen-
blik van duivelskunsten verdacht te kunnen maken
Inwendig was Heinrich geschokt door de on
verschilligheid van dien man die minachtende
stilzwijgendheid ontnam alle waarde aan de lof
tuitingen, waarmede zijne luidruchtige vrienden
hem overlaadden, 't Was de stilzwijgendheid
van een kenner, die zich niet zoo spoedig laat
inpakken en die iets meer in de wereld gezien
heeft dan recht uit.
Atmayer, de jongste van 't troepje, de groot
ste bewonderaar van Heinrich kon dat koude
gezicht niet verdragen; hij richtte zich tot dien
zonderlingen man, en in de gedachte op die
manier een bevestigend antwoord uit te lok
ken zei hij
«Vindt ge wel mijnheer, dat er ooit iemand
de lol van Mephisto beter vervuld heeft, dan
mijn vriend Heinrich'?»
«Hm! zei de onbekende, terwijl hij tegelijker
tijd zijne oogappels op eene vreeselijke wijze
deed ronddraaien en zijne tanden over elkander
knarsen, Mijnheer Heinrich is iemand van veel
aanleg en daarom mag ik hem welmaar orn
de rol van den duivel te spelen, ontbreken hem
nog verscheidene eigenschappen.
En zich eensklaps oprichtende:
«Hebt ge ooit den duivel gezien, Mijnheer
Heinrich?
Hij stelde die vraag op zoo'n zonderlinge wijze,
dat al de omstanders, een rilling over hun lijf
voelden gaan.
«Dat zou voor uw spel van zeer veel belang
zijn, gisterenavond was ik in den theater, en
uw lach heeft mij niet voldaan, 't was een kwa
jongens lach, meer niet: let op, zoo moet ge
lachen mijn waarde Heinrich.
Toen begon de vreemdeling, om hem een
voorbeeld te geven, te lachen, zóó scherp, zóó
snijdend, zóó duivelsch dat de muziekanten oogen-
blikkelijk ophielden met spelen; de glazen rin
kelden, de onbekende zette zijn' onverbiddelijken
en stuipachtigen lach nog enkele oogenblikken
voort, zoo, dat Heinrich en zijn gezellen, trots
hunne vrees, niet konden nalaten het hem na
te doen.
Toen Heinrich verademde, klonk het duivelsche
gelach, als een echo nog door de zaal, en de
vreemdeling was verdwenen.
III.
Eenige dagen, na dit zonderli ïge voorval toen
Heinrich het bijna vergeten had, zou luj n Tl
stuk zijn rol als duivel wéér spelen.