NIEUWE NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR AMERSFOORT, BAARN, BUNSCHOTEN, EEMNES, HA1RSVELD, HOEVELAKEN, HOOGLAND, LEUSDEN, SOESÏ, STOUTENBURG, VUURSCHE, SCHERPENZEEL EN WOUDENBERG, Het pink van ROODEN BASTIAAN. Feuilleton. No. 8 Zaterdag 26 Januari 1884. Dertiende Jaargang. Uitgever: A. M. Slothouwer, Belangrijke hervormingen. Abonnementsprijs voor Amersfoort per 3 maanden f 1, Franco door het geheele RijkL'IO. Afzonderlijke nummers3 Cent. Dit Blad verschijnt des 11 'oensdags eu des Zaterdags. te Amersfoort. Advertentiën van 16 regelsf 0,40. Iedere regel meer 0,05. Voor het Buitenland0,07s Reclames per regel d 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte Advertciitiëu kunnen ingezon den worden tot uiterlijk 's mor gens 10 nur des Woensdags en Zaterdags. Eene viermaal geplaatste ad vertentie wordt slechts driemaal in rekening gebracht. Toen bij de begrootingsdiscussiën in de Tweede Kamer hoofdstuk Justitie aan de orde was, werd er ook gevraagd naar de inzichten van den Minister in zake den kinderarbeid. De Minister verklaarde toen dat bij liet ontwerp van zijn ambts voorganger had ingetrokken, omdat er veel in voorkwam waarmede hij zich niet kon vereenigenbovendien had bet, blij kens het voorloopig verslag, ook in de afdeelingen der Tweede Kamer weinig instemming gevonden. Doch hij was bereid weidra een nieuwe voordracht bij de Kamer aanhangig te maken. Het woordje weldra moge dezen of genen doen glimlachen, die reeds uit droevige ervaring die leering heeft geput dat niets trager gaat dan wetgevende arbeid bij ons te lande, het is toch gebleken dat de Minister op dat oogen- blik meende wat hij zei. Want ziet eens, nog terwijl de Tweede Kamer bijeen was, verscheen reeds, kersversch uit de minis- terieële bureaux, een circulaire aan de Commissarissen des Konings. Een oningewijde zou nu meenen, dat dit wel bet ongeschiktste adres is aan hetwelk de Minister zich richten kan. De Commissaris des Konings stuurt na tuurlijk afdrukken van de circulaire naar DOOR W. ROMBOUTS. Nu, slecht zag hij er, op het eerste gezicht, voor een vrouwenoog, ook juist niet uit, met zijn bleek, ovaal gelaat en blonden ltroliebol maar als men hem goed in de grijze rnstelooze oogen keek en zijne wellustige mondhoeken be speurde, dan mocht er aan die onweerstaan baarheid met goede reden worden getwijfeld, zoodat, wat hij van zich zelf dacht, lang niet altijd het gevoelen was der vrouwen, zelf met wie hij in aanraking kwam. Daarbij wist hij op perbest de leer in toepassing te brengen dat het van eens anders leder goed riemen snijden is, want vaders beurs werd het maar al te veel gewaar hoe bet verkwistend zoontje het geld aan den man wist te brengen, en de eenige harde woorden vielen er juist wanneer vader niet ruim genoeg, naar zoonhefs zin, in de beurs wilde tasten waarbij het dan zonneklaar bewezen werd dat, als een andersferm en verstandig mensch, eenig ziekelijk zwak aan kleeft, hij, tot eigen nadeel en verderf voor anderen, zijne zelfstandigheid verliest. Immers, in den begin ne zwoer de oude, bij alle Goden te gelijk, dat hjj hem geen penning meer geven zou en dat hij zich door zulk een losbandigen knaap niet tot den bedelstaf wilde laten brengenmaar heer zoon, die het zwakke deel zijns vader zeer goed kende, hield vol dreigde met verdrin ken, doodschieten en dergelijke aardigheden de burgemeesters der gemeenten, en nu mogen dezen wel de een meer de ander minder op de hoogte zijn van de behoeften der arbeidende klasse, het is den Minister zeker te doen om volkomen juiste en volledige inlichtingen, en deze zijn wel op andere wijze in te winnen. Vooreerst zijn daar de Kamers van Koop handel en Fabrieken: en ofschoon nu de burgemeester wel bij haar zal aanklop pen om bet verlangde licht, ware liet immers toch veel beter als de Minister zich rechtstreeks met haar in verbinding had gesteld? Bovendien is bet, naar het ons voorkomt, niets meer dan' een voor schrift der billijkheid, in een zaak die van zoo nabij de belangen der arbeidende klasse raakt, ook de werklieden te raad plegen. Zelfs zou het geheel niet vreemd zijn, als men zich tot hen het eerst wendde. En is het voor de Regeering misschien niet gemakkelijk op officieële wijze met werklieden in verbinding te komen, daar zijn toch de afdeelingen der bij de wet erkende vereenigingen, het »Nederlandsch Werkliedenverbond" en «Patrimonium" tot welker besturen men zich het eerst bad moeten wenden. Misschien ook was het niet eens noo- dig, opnieuw stapels papier vol te druk ken en te schrijven. Jaren geleden heeft de Minister Van Lijnden, toen hij aan liet hoofd stond van hetzelfde departe ment, in alle richtingen vragen uitgezon den over alles wat de quaestie van den kinderarbeid aangaat: de antwoorden, toen ontvangen, zullen zeker nog wel aan het Departement aanwezig zijn. Wij betwijfelen niet, of el' zouden bouwstof fen genoeg uit geput kunnen worden om een onderzoek als nu is aangevangen, geheel oveibodig te maken: en of we al ons best doen om die gedachte van ons af te zetten, telkens komt zij weer meer, eu kreeg, summa summarum, toch altijd zijn zin. Dat zulk een veelbelovend jongeling, bij allen die hem werkelijk kenden, alles behalve gezien was, spreekt van zelf, en motiveert ten volle waarom ook de familie Goswijn op zijne bezoe ken volstrek niet gesteld was. Daar kwam nog bij dat hij op school met zekeren arbeidersjon gen, Kobus Dosina, die, hoewel dommer, eigenlijk veel slechter en, als het op handelen aankwam, ook veel doortastender was dan hij zelf, de waarheid had bevestigd ,,dat soort veelal soort zoekt", door hem tot zijn vriend te verheffen, hetgeen deze, begrijpende dat het voor hem nog zoo kwaad niet was om nu en dan mede uit de beurs van den gegoeden Bernard te tee- ren, beloonde door hem in zijne losbandigheden behulpzaam te zijn. Alles overlegden zij te za- men en het behoeft geen betoog dat die ver binding op een karakter, als dat van den jon gen Form, eenen allernoodlottigsten invloed moest uitoefenen, zoo als ons nog wel nader zal blijken. Weldra wist dus Kobus ook alles van het nieuwtje af en gaf hem groot gelijk, dat hij al ware 't alleen meer ter afwisseling en tot tijdverpoozing, de proef eens zou nemen om dit nieuwe duifje op zijn til over te bren gen wat, naar hij verzekerde, als Bernard het maar politiek aanlegde, zeker niet rnisloo- pen zou. Wij laten nu deze plannemakers voorshands aan hun lot over en keeren tot de hut van va der Goswijn terug, waar op dit oogenblik allen vol verwachting weder den landweg op zien omdat er uit Broeken tijding was gekomen dat de verwachte zich reeds daar bevond en nog vóór den avond bij hen hoopte te zijn. Het eene half uur verliep echter na het anüere zonder dat men Geerte Mie zag opdagen, tot Bastiaan de vrees opperde dat haar iets mogt overkomen boven, namelijk, dat de Minister zijn circulaire aan de Commissarissen des Konings alleen zal gebruiken om zich te beroepen op het feit dat »een onderzoek hangende is," zoo dikwijls eenige aan drang wordt vernomen tot uitbreiding van de bestaande wettelijke regeling. Voor het overige, veel ruimte wordt aan bet onderzoek niet gelaten. Van be perking van den veldarbeid wil de Mi nister alvast niemendal weten, ofschoon het overbekend is dat juist in liet onbe lemmerd toelaten de oorzaak ligt van de gebrekkige verstandelijke ontwikkeling van de plattelandsbevolking in menig deel van ons vaderland. De huiselijke arbeid wordt niet eens aangeroerd klaar blijkelijk achtdeMinisterhetniet de moeite waard om even te vertellen dat bij het denkbeeld, dezen te willen beperken, erg gek vindt. De regeling van het toezicht op den arbeid in het ontwerp-Modder- man is den Minister ook al niet naar den zinZ.Exc. meent dat, als er maar eerst een wet is, de rest vanzelf komt, en er op de uitvoering geen bijzonder toezicht behoeft gehouden te worden. Toch wil de Minister iets doen, al is 't niet heel veel. Bij sommige industrieën, die een zeer nadeelige werking uitoefe nen, zou de arbeid van kinderen van 1210 jaar öf geheel verboden kunnen worden. Welke zijn dat, mijnheer de Commissaris des Konings? Voor de kin deren boven de 12 jaar een klimmend maximum van uren vaststellen, in over eenstemming met de ontwikkeling hun ner lichaamskrachten, dat denkbeeld is niet voor verwezenlijking vatbaar. We moesten liever een maximum voor allen vaststellen, bijvoorbeeld 10 per dag. Wat dunkt u daarvan, mijnheer de Commis saris des Konings? En zou het dan maar niet goed zijn, meteen te bepalen dat zijn en voorsloeg om met Wolf het voertuig te gemoet te gaan. Dit goedgevonden zijnde, toog hij op weg en was nog geen kwartier verder of ontdekte in de Verte een afgespannen paard en eenige personen die bezig schenen orn een omgeslagen huifkarretje, zooals men in die stre ken gebruikte, weder overeind te helpen. Zijn gang versnellende was hij er spoedig bij en be merkte nu dat de voerman, die dien weg nog niet bereden en dus ook met de kuilen en bul ten die hem vooral bij avond, daar ter plaatse onveilig maakten, onbekend: de gewone voor zorg der landlieden in die streek, om goed voor uitziende liet paard stapvoets bij den kop voort- teleidcn, verzuimd en daardoor de tuimeling veroorzaakt had, die, daar zij zakkenderwijze had plaats gehad de reizigers gelukkig geen ander letsel had berokkend, dan een hevige schrik. Dadelijk r.aar zijn nichtje omziende vond hij haar in gezelschap van een bejaard, reeds grijsachtig heer, die later bleek notaris Kastok zelf te zijn, aan den kant van den weg zitten, geheel in een dicht omgeslagen mantel verbor gen. Onmiddellijk op haar toetredende maakte hij zich bekend en stelde haar voor om, daar zij reeds zoo kort bij huis waren, de kar voor de kar te laten en den verderen weg te voet afteleggen, met aandrang betoogende dat dit in haren toestand, bij de doorgestane ont steltenis, zeker het beste was. De notaris stemde daarmede in en na aan den voerman en de beide arbeiders gezegd te hebben dat hij spoedig terug zou kornen om hen verder te helpen, ging hij als wegwijzer vooruit en werd door GeerteMie, aan den arm van den notaris, langzaam gevolgd. Zij waren naauwelijks de bocht voorbij of Wolf die tel kens snuffelend tegen Geerte Mie was opgespron gen, rende blaffend vooruit en zagen zij weldra den ouden Goswyn en Freerk, die hen reeds zulke kinderen niet vóór 's morgens 6 en niet na 's avonds 8 uur aan 't werk mogen worden gezet? Magerder onderzoek zal wel nooit zijn ingesteld, en niemand zal wel verwach ten dat er eenig licht door zal rijzen over een der gewichtigste maatschappe lijke vraagstukken. Nog kunnen we rae- dedeelen, dat er reeds industrieëlen zijn, die hun zienswijze openbaar gemaakt hebben met een haast, als waren zij buitengemeen in hun schik dat de Mi nister hun zóó de beschikking wenscht te laten over onrijpe werkkrachten. Uit Tilburg namelijk is een advies ingeko men, een hoogst lezenswaard advies zelfs. De heeren verklaren zich vóór de ziens wijze des Ministers, voor zooverre hij het werken vóór zes uur en na i.cht uur wil verboden zien, en zij willen ook wel een grens zien aangegeven voor den werktijd van 12 tot 16 jarige kinderen, als deze bepaald wordt op hoogstens 12 uur per dag! Twaalf uur per dagen dat voor kin deren die nog groeien moeten, nog lee- ren moeten, die wezenlijk nog wel wat spelen mogen Waarlijk, als de Ne- derlandsche wetgever voor die armen niets beters weet, dat hij zich dan ten diepste scliame Men klaagt over werkeloosheid. Maai er zijn ook werklieden te veel, die kleinen, die voor gering loon ten arbeid worden gesteld en dus den volwassenen het brood voor den mond wegnemen. Laat die kleinen op de school, en ver deelt het werk onder de volwassenen, dan komt beider belang tot zijn recht. hadden bespeurd, hen te gemoet komen. „Wel jongen! wat is er gebeurd, toch geen ongeluk wil ik hopen riep Goswijn hem reeds van verre angstig toe. Neen vader alles is ge lukkig nog goed afgeloopen, ik zal het u zoo wel vertellen." Nu menschen! korn dan maar spoedig in huis dan zullen wij het vuur aanleggen en u wat voorzetten dat u wel weer op zal knappen. Wel wel wie had dat nu gedacht Dat is geen best voorteeken nichtjemaar kom dan toch kind lief! gij zijt waarachtig ontsteld zie ik, gij beeft houdt u toch maar goed dan zal het beter gaan dan ge denkt." „Ik hoop het oomantwoordde Geerte Mie met hare welluidende stem als ik maar wat rust krijg wordt het zeker beter, ik ben alleen maar ontroerd en vermoeid, dat ik nu ook zoo bij u moet komen en u onrust verwekken, dat hindert mij nog het meeste. Dat behoeft u volstrekt niet te hinderen, beste Nichtwant vooreerst is het uwe schuld niet en ten anderen zijn wij integendeel hartelijk blijde dat gij er zoo goed zijt afgekomen en dat wij U goed en wel hier hebben. Gij hadt u bij zulk een val geducht kunnen bezeeren, foei ik ontroer er nog van als ik daaraan denk. Kom doe uw goed nu maar afeninaak het u gemak kelijk, en dan straks, als gij wat gebruikt hebt, maar eens vlug naar bed dan zal, hóóp ik, een rustigen nacht u wel weer geheel en al opknap pen." Zij volgde oorn Goswijns raad en ontdeed zich van haar hoed -en zwaren mantel, doch hoe verbaasd keken allen op, toen zij een al lerliefst klein hondje uit haar arm nam en met de woorden: „wacht even Buckje! tot de vrouw klaar is," op een stoel zette, waar het beestje gehoorzaam bleef zitten. (Wordt vervolgd.

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1884 | | pagina 1