NIEUWE
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR
AMERSFOORT, BAARN, BUNSCHOTEN, EEMNES, HAMERSVELD, HOEVELAKEN, HOOGLAND, LEUSDEN, SOEST,
VUURSCHE, SCHERPENZEEL EN WOUDENBERG,
Eei klant® Traaistik.
Feuilleton.
Het ïellk van ROODEN BASTIAAN.
Officiëele Publicatiën.
No. 10.
Zaterdag 2 Februari 1884.
Dertiende Jaargang.
Uitgever: A. M. Slothouwer,
W. ROMBOUTS.
Nationale Militie.
Abonnementsprijs voor Amersfoort per 3 maanden f 1,
Franco door het geheele RijkMO.
Afzonderlijke nummers3 Cent.
Dit Blad verschijnt des Woensdags en des Zaterdags.
te Amersfoort.
Advertentiën van 1G regelsf 0,40.
Iedere regel meer 0,03.
Voor het Buitenland0,07®
Reclames per regel 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte
Adverteiitiftii kunnen ingezon
den worden tot uiterlijk 's mor
gens ÏO uur des Woensdags en
Zaterdags.
Eene viermaal geplaatste, ad
vertentie wordt slechts driemaal
ia rekening gebracht.
Terwijl de strijd over de volksschool
nog altijd in hevigheid schijnt toe te ne
men, en, naar wij ons voorstellen, voor
eerst nog niet uitgevochten zal zijn, rij
zen van tijd tot tijd vraagstukken, met
die school in een min of meer verwij
derd verband staande, die ten volle onze
aandacht verdienen. Het is maar jammer
dat zij niet genoeg op den voorgrond
worden gesteld om met meer ernst tot
een begin van oplossing te worden ge
bracht, en dat ei geen voldoende samen
werking nog kan verkregen woiden tot
bevordering van belangen die met den
bestaanden partijstrijd niets te maken
hebben. Lotsverbetering van het arme
schoolkind, ziedaar de titel onder
welke we die verschillende, en toch aan
verwante quaesties zouden kunnen rang
schikken. Daartoe behoort de oprichting
van zoogenaamde vacantie-koloniënhet
aanwenden van middelen om zwakke
scholieren des zomers eemge weken in
het onbelemmerd genot van de weldadi
ge bosch- of zeelucht te stellen insge
lijks het veelbesproken vraagstuk van
de verstrekking van voedsel.
Over het laatste thans een kort woord.
Laat ons beginnen met de verklaring,
dat we met het denkbeeld ten zeerste
zijn ingenomen.
DOOR
Blijf zoo nederig als gij steeds zijt geweest,
opdat niemand op U aze om geld of goed met
U te vervoeren, maar U alleen verkiest om uws
zelfs wille, daarbij steeds in het oog houdende
dat het volgende rijmpje onloochenbaar waar
heid behelst als het zegt:
Een lief en deugdzaam maagdelijn
Brengt in ons leven zonneschijn.
Een star gelijk waar 't al op staart.
In d'omgang meer dan schatten waard
Waar geld en goed, voor 't ledig hart
Slechts bronnen zijn van zorg en smart
Bravo, Notaris roept Bastiaan nu, tot ieders
verwondering opgetogen uit; „gij zijt een man
die de waarheid weet te zeggen dat hebt ge
er maar eens wat mooi afgebracht hoor, en dat
zal ik altijd onthouden."
„Wat weerga jongen! zegt Goswijn, wat heb
jij te onthouden? Gij hebt niets te onthouden
dan wat je werk aangaat, begrepen! Gij zijt
pas 20 jaar en moet nog veel te veel leeren in
de wereld om nu reeds over andere zaken te
denken. Bovendien gij die zelf niets bezit, moogt
wel dubbel voorzichtig zijn om je hart niet te
vroeg te verliezen", terwijl Freerk er met neerge
slagen oogen bijvoegt„het kalf wil al koe zijn
en kan nog niet eens goed hooi bijten."
„Juist, zegt Bastiaan, deze laatste woorden
het eerst opvattende, „juist omdat <iknog hooi
moet leeren bijten even als jij Freerk, daarom
Er is geen wetenschappelijk, hetzij
hygiënisch hetzij paedagogisch betoog
noodig om de waarheid ingang te doen
vinden, dat het werk der opvoeding geen
bevredigende uitkomsten oplevert bij
slechte voeding. Lichaam en geest moeten
zich gelijktijdig en evenredig ontwikkelen
de inspanning, noodig om kennis te ver
zamelen, is niet mogelijk als de physieke
krachten zijn uitgeput. De ervaring van
eiken onderwijzer, die met kinderen van
onvermogende ouders werkt, bevestigt
deze stelling; en als het waar is, dat
menigeen ledige halmen moet dorschen,
dan zal hij ook in vele gevallen, om de
oorzaak van dat treurig verschijnsel te
vinden^ slechts zijn aandacht te richten
hebben op den grond die aan het feeder
de
noodige
voedingsstoffen ont
houdt.
Nu is het wel waar, dat hetzelfde kwaad
zich overal hij de lagere volksklassever-
toont niet uitsluitend bij de schoolgaande
kinderen. Maar zoolang het niet mogelijk
is, alles tegelijk te verbeteren en we
wel genoodzaakt zijn ons met een deel
slechts van de taak te belasten, komt
het ons gewenscht voor dat men de volle
krachten wijdt aan hetgeen vooral voor
de toekomst de meesten vruchten belooft.
En als het nu waar is, dat het ver
schaffen van voldoend lager onderwijs
vooral het opkomend geslacht ten goede
komt, zoodat, wordt daar behoorlijk voor
gezorgd, de strijd des levens voor een
aantal medemenschen minder onmoge
lijk en daardoor het getal hulpbehoevenden
minder groot zal zijn, dan is het nood
zakelijk in de eerste plaats de belem
meringen weg te nemen, die het alge
meen verwerven van die onontbeerlijke
kennis verhinderen.
In het saizoen, wanneer de verdiensten
der ouders schraal zijn, en het dus te
zal ik die les van den notaris zooveel te ster
ker onthouden want als ik niets bezit dan kan
eene vrouw mij ook geene andere eischen stel
len dan die van liefde en toewijding en die
kan niemand mij leeren of geven, die moet ik
in alle gevalle uit mij zelveu bezitten."
„Drommelsdenkt Goswijn de jongen is
waarachtig zoo dom niet als hij er uitziet. Wat
zal dat geven Ja, ik heb het al meer gemerkt,
hij gelijkt op oom Teun, en zal zijn weg wel
vinden in de wereld;" terwijl Geerte Mie heel,
heel zachtjes zegt„Ik geloof ook dat Bastiaan
gelijk heeft en dat eene rechtgeaarde vrouw
veel meer hechten zal aan de schatten van
liefde en trouw, die niet vergaan, dan aan rijk
dom en wereldzin, die met één slag kunnen
verdwijnen."
„Hoor eens jongelui! zegt Goswijn," dat wordt
mij te kras, als er zulke bondgenooten in het
spel komen, moet ik de bajonet wel afslaan,
want daar ben ik niet tegen op gewassen. Mij
dunkt het wordt bedtijd en als ge er niet te
gen hebt, waarde heer Kastokstel ik U voor
de noodige rust te zoeken."
„Zeer goed beste vaer! is het antwoord, maar
ik stel u voor de anderen stil te laten aftrek
ken en nog zameiï wat te blijven napraten,
want ik heb nog heel wat met u te verhande
len en te overleggen. Ziet ge ik ben nu om
zoo te zeggen wel voogd gemaakt maar gij dient
voortaan als tweede vader over onze lieve pleeg
dochter optetreden en die taak is, hoewel naar
ik weet, u zeer goed toevertrouwdtoch niet
gemakkelijk als ik u niet wat meer met de om
standigheden bekend maak waaronder gij dat
vaderschap aanvaarden kunt."
Aan dit verlangen werd gereedelijk gevolg
gegeven.
De jongelui begaven zich naar hunne ver
trekken en de beide oudjes bleven achter, waar
verwachten is dat vele kinderen op de
schoolbanken plaats nemen met een hon
gerige maag, zoodat zij huiten staat zijn
belangstelling te toonen voor hetgeen
onderwezen wordt en met opgewekten
zin deel te nemen aan de werkzaamheden
die van hen gevorderd worden, in
dien tijd hun die zulks noodig hebben
éénmaal, op het midden van den dag, en
zoo dikwijls per week als de beschikbare
middelen het veroorloven, een flinken
voedzamen maaltijd te verschaffen, is een
daad van de meest practische philan
thropic.
Te Groningen heeft men sedert eenige
jaren eiken winter dat middel toegepast,
en met uitstekend gevolg. Een voornaam
industriëel bestreed tot dusver een be
langrijk deel van de kosten, andere
ingezetenen voegden hun gaven daarbij,
en nu worden na het einde van den
ochtendschooltijd, we meenen drie of
viermaal per week, de kinderen van
onvermogende ouders op een weinig
omslachtige wijze van voedsel voorzien.
De uitwerking van den maatregel is
voortreffelijk, ook op de resultaten van het
onderwijs.
De hoofden van scholen te Amsterdam,
ofQciëel gevraagd om mededeeling van
hun gevoelen over voeding van arme leer
lingen in de school, hebben over het
beginsel een gunstig advies uitgebracht.
Terwijl de vervulling van den wensch
diergenen, die deze zorg op de schouders
der gemeentebesturen zouden willen laden,
bestaan bezwaren, en daaronder vrij ern
stige. Voorshands gelooven we niet dat dit
deel der armenzorg binnen den kring der
gemeente-bemoeiingen moet worden ge
bracht.
Daarentegen met beleefden aandrang
verzoeken wij de vermogenden onder onze
lezers eens na te denken over de vraag
bij de notaris, in vertrouwen aan Goswijn me
dedeelde, dat zijn overleden broeder een groot
fortuin aan zijn eenig kind had nagelaten doch
bepaald den wil had uitgedrukt dat dit voor
haar verborgen moest blijven, even als bij zelf
het altijd voor haar verzwegen had opdat zij
nooit het slachtoffer zou worden van lage heb
zucht of speculatie en dat zij, wat er ook ge
beurde, geen huwelijk mogt aangaan zonder
huwelijkschvoorwaarden opdat zij, daardoor,
steeds in haar vermogen een blijvende bron
zou behouden voor een onafhankelijk bestaan.
Daarvoor alleen had hij, naar luid der bij
het testament gevolgde codicil, gezwoegd, ge
werkt en gespaard dat de eenige schat die hem
uit een gelukkig huwelijksleven was overge
bleven, voor goed en voor altijd verzorgd zou
de zijn, trots alle list, bedrog en eigenbaat, die
haar ooit ten prooi mogten kiezen terwijl
zij, meerderjarig geworden, in staat moest ge
steld worden om behoorlijk te kunnen leven,
doch voor haar trouwen, of, zoo zij ongehuwd
bleef, vóór haar 30 jaar, geen rekening en ver
antwoording van het geheel vragen mocht
opdat zij niet eerder het volle bestuur harer
middelen zou kunnen verkrijgen, vóór haar ver
stand na verloop der gevaarlijke jaren der jeugd,
door de ondervinding des levens voor goed was
gevormd.
Verstandige bepaling voorzeker! die menig
onder onzer dagen nog wel eens, in het belang
der achterblijvenden, zal mogen herlezen om
haar ook in zijne omgeving met vrucht in prak
tijk te kunnen brengen en een slagboom daar
te helpen stellen tegen de vele onberaden, uit
geldzucht en speculatiegeest geslotene, en daar
door zoo diep ongelukkige, huwelijken: die, bij
de heerschende weelde en het groote geldge
brek, hoe langer hoe menigvuldiger worden, ge
dachtig dat bij die overeenkomsten, de vrouw i
of er hier ter plaatse niet iets kon worden
gedaan in de door Groningen aangewe
zen richting. Als slechts een of twee door
fortuin begunstigden het initiatief wilden
nemen en den eersten stoot geven, dan
zou de uitvoering geen bijzondere moeie-
lijkheden ondervinden.
Wordt ons de wensch daartoe kenbaar
gemaakt, dan willen we gaarne te dezer
plaatse het een en ander vermelden uit
het zeer lezenswaardig verslag, onlangs
door de Groningsche Commissie welke
zich met deze goede zorg heeft belast,
openbaar gemaakt.
Wij althans gelooven een algemeene
navolging van het daar gegevenvoorbeeld
alleszins aanbevelenswaardig.
De BURGEMEESTER en WETHOU
DERS van AMERSFOORT
Gezien de art. 9 en 11 van het ko
ninklijk besluit d.d. 17 December 1861
(Staatsblad No. 127) en de artt. 11 tot
en met 14 der wet van den 19. Augustus
'1861 (Staatsblad No. 72);
Roepen de ingezetenen, die verlangen
als Vrijwilligers bij de militie optetreden,
bij deze op, om zich daartoe bij hen ter
Secretarie, op Maandagden U. Februari
aanstaande, van 's voormiddags 10 tot 1
uur 's namiddags aantegeven, onder over
legging van de navolgende bewijsstukken
a. Het getuigschrift vermeld in art. 11
der wet, tot welks afgifte ter Secre
tarie zal worden zitting gehouden op
Zaterdagden 9. dezer maand, van
's voormiddags 10 tot 1 uur des na
middags;
b. Het bewijs van aan de verplichtingen
ten aanzien van de Militie, voorzoover
later de rampzaligste partij moet worden, om
dat zij meest aan huis blijft gebonden, waar de
man de wijde wereld in gaat en het, zoo ge
makkelijk, hoewel gewetenloos verkregen, ver
mogen zijner vrouw voor hare oogen verkwist
en v< orast. Doch revenons a nas mortous: ook
Goswijn en de heer Kastok, zochten nadat de
verdere conditiën geregeld waren weldra hun
ne legersteden, op en, dank zij de verstandige
bouworde van Sibold, had Goswijn nu, behalve
voor zijne nicht, nog een passend logeervertrek
voor zijn onverwaohten gast verkregen en was
dan ook niet weinig in zijne nopjes dat hij, ten
opzichte van deze verandering, aan Bastiaans
raad gehoor had gegeven.
Terwijl zij dus allen in rusten zijn willen wij
de woning van Goswijn zoo in- als uitwendig
eens wat aandachtiger bekijken, daar het tot
recht verstand van het geen volgen zal, noodig
is, dat de lezer daarvan voldoende op de hoogte
zij, om zich althans eenige voorstelling van
plaats en afstand te kunnen vormen.
Ik heb steeds van een hut gesproken, en
dat met recht, omdat de optrek meestal uit
plag en steeinverk bestaat, en metselwerk op
vasten bouw, slechts als onderste steun lager
fungeert: doch, als men haar, uit het oog
punt van ruimte en strengheid wil hebben be
schouwd, dan mag zij gerust den naam van
huis of ivoning dragen. Zoodra men haar
van uit het bosch, langs een zijpad, nadert
ondekt men allereerst eene stevige, vrij hooge
omheining, die het geheele erf insluit en uit
buigzame takken van allerlei houtsoorten, vrij
kunstig in een gevlochten, en waarin een los
hangend slaghek den toegang tot de woning
zelve openstelt, die men aan twee kanten door
eene voor- en ei om heen loupende, o >k dooi
eene kleinere achterdeur kan biunenli eden.
Wordt vervolgd.