NIEUWE NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR AMERSFOORT, BAARN, BUNSCHOTEN, EEMNES, HAMERSVELD, HOEVELAKEN, HOOGLAND, LEUSDEN, SOEST, VUURSCHE, SCHERPENZEEL EN WOUDENBERG, Landgenooten Het gelik vail ROODEN BASTIAAN F euilleton. No. 14. Zaterdag 10 Februari 1884. Dertiende Jaargang. Uitgever: A. M. Slothouwer, W. ROMBOU7S. Absnnementsprijs voor Amersfoort per 3 maanden 1, Franco door het geheele Rijk1,10. Afzonderlijke nummers3 Cent. Dit Blad verschijnt des Woensdags en des Zaterdags. te Amersfoort. Advertentiën van 16 regels0,40. Iedere regel meer 0,05. Voor het Buitenland0,07* Reclames per regel 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte Adrertentiën kunnen ingezon den worden tot uiterlijk 's mor gen» 10 uur de» Woensdags en Zaterdag». lüenc viermaal geplaatste ad vertentie wordt sleckts driemaal iu rekening gebraekt. De Maatschappij van Weldadigheid heelt een groot en schier onherstelbaar verlies geleden. N. N., De Edele onbekende weldoenei dei Maatschappij, vanwien zij in achttien jaren tijds in dertien onderscheidene giften de kapitale som van honderd zeven tien duizend guldens mocht ontvangen, is niet meer! De voorzitter-Commissaris, die gedu rende al die jaren de tusschenpersoon was, door wien deze zoo hoogst belang rijke geldsommen ter beschikking van het Bestuur der Maatschappij werden ge steld, die het steeds diep had betreurd in al die jaien zelfs niet aan zijne mede- Commissarissen te hebben mogen mede- deelen van wien die inderdaad vorstelijke giften kwamen, verheugt er zich bijzon der over dat hij thans eindelijk, ingevolge eerst zeer onlangs verkregen vergunning, openlijk zeggen mag, wie de persoon was, aan wien de Maatschappij zoo bijzonder groote verplichtingen heeft. Het was Hare Koninklijke Hoogheid Mevrouw de PRINCES MARIANNE DER NEDERLANDEN, de edele, op 29 Mei 1883 overleden Vorstin, die steeds in weldoen Haar grootste genot vond, wier heengaan door de tallooze door haar beweldadigden ten diepste wordt betreurd en die inzonderheid aan de Maatschappij van Weldadigheid, de grootsche stichting, aan welker hoofd Haar geliefde en hoog vereerde broeder, Prins Frederik der Nederlanden, zoovele jaren stond, een zeer warm hart toedroeg. Het schijnt wenschelijk en door den plicht der dankbaarheid geboden, in korte woorden te herinneren bij welke gele genheden die giften door de Prinses, die slechts als N. N. wilde zijn aangeduid, werden geschonken. In 1859 was de scheiding tusschen de Bedelaarsgestichten en de Vrije Ko loniën te Frederiksoord tot stand geko men en de Maatschappij van Weldadig- beid, alleen met het beheer over de laatste belast, daardoor teruggekeerd tot haar oorspronkelijk karakter van particuliere liefdadigheidsinstelling, tot voorkoming van armoede. Als zoodanig had zij, als zoo menige andeie instelling van min of meer gelij ken aard, dringend behoefte aan den steun der natie. Die steun bleef wel niet uit, maar was onvoldoende. De in 1859, na de hervorming der Maatschappij opgetreden Commissarissen, die eene zeer zware taak te vervullen hadden en uver slechts onvoldoende mid delen konden beschikken, zagen zich dan ook in 1863 genoopt voor te stellen, uit de Koloniën der Maatschappij alle per sonen te verwijderen, die onbekwaam voor den arbeid werden bevonden. De in 1863 gehouden Algemeene Ver- gadering van de afgevaardigden der af- j deelingen van de Maatschappij van Wel-1 1 dadigheid, oordeelde echter, dat, door die vei wijdeling het beginsel der uitoefening 1 van weldadigheid, dat liet wezen der Maatschappij uitmaakt, zou worden ver nietigd. De Commissarissen bleven hunne over tuiging getrouw en traden af; anderen, waaronder de tegenwoordige Voorzitter, werden in Maart 1864 in hunne plaats gekozen. Deze namen dat beginsel van welda digheid in ijverige bescherming, maar keurden, op het voetspoor hunner voor gangers, eene verschikking van de ves tiging der Vrijboeren en Kolonisten en het houwen van zes groote boerderijen met tuebehooren, noodzakelijk. Daartoe werd eene aanzienlijke soinme gelds gevorderd en voorgesteld, deze, door het vragen van rentelooze voorschot ten en vuoi liet ontbrekende, door geld- leening met verband der goederen van de Maatschappij te verkrijgen. De tegenwoordige Vooizitter kon al dadelijk aan zijne ambtgeiiooten de blijde mededeehng doen, dat N. N. onder zekere voorwaarden, waarvan de voornaamste was, dat de Maatschappij als instelling van weldadigheid in stand zou blijven, dus geen gezin uit de Koloniën zou wor den verwijderd, eene som van ƒ25,060. ten geschenke aanbood. Dit aanzienlijk bedrag werd, ingevolge de bedoelingen van den milden gever, besteed voor den bouw der in de Kolo niën op te richten boerderijen. Van dat tijdstip kon aan een veel ra- tioneeler wijze van exploiteeren van dei gioiiden der Maatschappij gedacht wor den. Hoewel het iu goeden staat brengen van zes boerderijen, ieder met ruim 50 hectaren bouw- en weiland zeer kostbaar was, ondervond het Bestuur der Maat schappij veelzijdigen steun. In de eerste plaats bleef Princes Mari anne, maar steeds onder de volstrekte voorwaarde van niet anders dan als N. N. te worden aangeduid, op de meest milde wijze hulp verleehen, door een drietal gitien tot een gezamenlijk bedrag van 20,099.en door van 1873 af jaarlijks DOOR Gij kunt u lieve lezeressen! den schrik voor stellen, die Geerte Mie bij dit tooneel beving onbekend, als zij was met de drijfveeren die Bastiaan tot zulk eene, in haar oog, onbehoor lijke behandeling van twee vreemde, uiterlijk fatsoenlijke, menschen, konden bewegen en zij verheelde hem haar ongenoegen dan ook niet. „Foei, foei Bastiaan riep zij uit„dat is toch al te grof en ongepast. Die menschen deden u immers niets, gij had dus eigenlijk geen recht ter wereld om op die wijze de gastvi ijheid, die men elkander verschuldigd is, zoo geweldadig te verzaken. Ik had zulks nooit van u kunnen denken en waarlijk het bedroeft mij zeer dat ik mij zoo in u schijn bedrogen te hebben." „Hoor eens nichtje lief! wat ik deed moest ik doen en wel om uwent wil. Ja, zie mij maar niet zoo wonderlijk aan. Om uwent wil want wat ik weet weet gij niet en daarom neem ik u uwe berisping dan ook niet kwalijk. Die vreemde fatsoenlijke heeren zijn erbarmelijke schavuiten, deugnieten van de ergste soort, die om God noch gebod geven en alleen, met listig overleg, hier zijn gekomen om u lagen te leggen. De eene, die opgeschoten en opgeschikte fat, was niemand anders dan Bernard Form, het lieve zoontje van den houtvester, van wie gij ons reeds zoo dikwijls hebt hooren spreken en de ander was zijn viiend en helper, een nog erger vagebond, die op zijne beurs mee teert en reeds een paar jaar gevangenis achter den rug heeft, Begnjpt gij nu beste meid waarom ik die snaken niet hier wilde hebben? Alleen om hun eens en voor goed afteleeren zich met u te bemoeijen, want gij zijt veel te goed en te deugdzaam, en ons allen veel te lief, dan dat zulke kwajongens u zelfs maar uit de verte zouden mugen aankijken, laat staan begeeren. Wees dus maar voorzichtig meidlief! en ver trouw maar wat beter op Wolf, Als die bromt is het geen zuiver spel want hij kent zijn volkje wel, zoodat hij, als ge er maar acht op geven wilt, u altijd een tijdig waarschuwer kan zijn." „Zóó zegt het meisje getroffen, zóó is dat de zaak; geef mij de hand Bastiaan 1 want dan moet ik u voor uwe goede tusschenkomst wel zeer bedanken, en vergeef mij dus mijne woor den van straks, maar ik blijf er bij, gij had het wel wat zachter kunnen aanleggen dan was het even goed, zoo niet beter, geweest." „Dat z.<u ook het geval zijn geweest lieve Geerte Mie als die verwaande lafhartige bluffer zijn mond had gehouden, want ik was alleen maar van plan om hem de deur te wijzen: maar toen hij zoo leelijk tegen mij opstoof, was ik mijn drift niet meer meester en moest hem de deur uit smijten." „O, Bastiaan! ik ben zoo ongerust want ik voorzie uit dit geval groote onaangenaamhe den voor oom, want die heeft ons immers ge zegd dat de houtvester alles van dien jongen velen kan en hem in alles gelooft en gij zult mij toch wel toegeven dat Bernard alles zal doen, wat hem maar mogelijk is, om zich ernstig op ons te wreken". Nu, zegt Bastiaan, onver schillig, ik kan het niet helpen en deed het morgen weer. Laat hij maar oppassen mij uit den weg te blijven want ik zou in staat zijn hem als een hond dood te slaan." Vrees nu maar niets hoor! Wolf blijft bij u en als ikhem maar hoor blaffen ben ik dadelijk hier en met deze woorden ging hij weder aan den arbeid. Toen vader Goswijn 's avonds, na zijne te huis komst, van het geval hoorde, deelde hij geheel de zorg van Geeite Mie. Hij verweel daarom Bastiaan zijne al te groote oploopeud- lieid en noemde die zelfs overbodig daar de jongelui, strikt genomen, niets hadden gedaan wat haar rechtvaardigen kon. Bastiaan wilde dit, bij nader inzien, ook wel erkennen doeli verzweeg de eigenlijke oorzaak, namelijk: zijne stille liefde voor Geeite Mie en het ondrage lijk gevoel dat hein bekroop toen hij den geha- ten lichtmis bij h tar vond. Hoe het zij, het was geschied en, ofschoon men zich voornam voorzichtig en waakzaam te zijn, men moest de dingen, die komen zou den maar afwachten. Zoo verliep de week tot het zondag werd, op welken dag ieder steeds zooveel mogelijk tc huis bleef, zoodat een bezoeker vrij zeker kon zijn geen vergeefsche reis te doen. Het was reeds namiddag geworden, vader Goswijn zat e«n uiltje te knappen; Geerte Mie hield zich met eenig handwerk onledig en de beide neven waren elk iu een boek verdiepttoen op eens de deurklink gelicht werd en oude Form het vertrek instapte. Geerte Mie, die hem nog niet had gezien, ontroerde van zijn barsch en bandietachtig uiterlijk, doch gaf hem een stoel, die hij zonder plichtplegingen vlak bij Goswijn schoof, hem toevoegende: „Ik ben van daag gekomen omdat ik u te huis wilde treffen. Zeer goed vriend! zei Goswijn gij kunt vrij spreken en niemand zal u storen doch steek eerst de pijp aan dan zal Geerte Mie ons wat te drinken brengen." „Neen, volstrekt niet. Ik drink niet meer met u voor ik weet op weiken voet wij voortaan met elkander zullen staan. Zeg mij daarom, zonder omwegen, wat is hier met Ber- ƒ8000.te storten tot delging van de annuiteit aan de Rotterdamsche Hypo theekbank. Op het einde van 1882 weid die zoo welkome, van vorstelijke mild dadigheid getuigende gift, voor de laatste maal ontvangen. Het is echter niet alleen deze steun, die aan de Maatschappij van Weldadig heid is ontvallen. Princes Marianne der Nederlanden stond gedurende vele jaren op de lijst onzer vaste contribuanten voor eene jaar- lijksche gift van ƒ400.— -, de belangrijkste na die van Z M. onzen geëerbie i'igden Koning, wiens ja.irlijksche gift van ƒ500. steeds met dankbaarheid door ons wordt ontvangen. Door Haar overlijden is ons die contributie ontvallen. Een onbekende uit de hoofdstad schonk ons eenige jaren achtereen gezamenlijk een bedrag van 22,000.Met het jaar 1882 hield ook die door ons zoo hoogge waardeerde bron op te vloeien. Bovendien zijn de middelen der Maat schappij aanzienlijk geslonken, door ge- stadigen achteruitgang van het ledental. Er was een tijd dat er 24,000 perso nen waren, die jaarlijks de contributie van ƒ2,60 of meer betaalden, en nu is dit cijfer tot weinig meer dan 4000 ge daald. Deze achteruitgang, die inderdaad beschamend voor Nederland mag worden genoemd, stelt eene vermindering van vaste inkomsten voor van 52000. jaarlijks. Hier tegenover staat, dat de uitgaven voor onderstand \an gezinnen voortdurend stijgende zijn. Vóór 1870, toen onder de vorige armenwet het domicilie van onderstand nog bestond, kwamen de kosten van onderstand van vele der in de Koloniën gevestigde gezinnen hoofd zakelijk ten laste der gemeentebesturen, terwijl zij nu geheel voor rekening zijn nard en Kobus voorgevallen? Wie gaf u, Bastiaan! het recht mijn zoon, let wel mijn zoon, als een vagebond de deur uit te werpen." „Dat was zijn eigen schuld heer Form nam Bastiaan voor zijn vader het woord. Had hij mij niet zoo beleedigend toegesproken, dan ware er niets gebeurd; en hij mag blij zijn dat hij er nog zóó is afgekomen wat bij een volgende keer soms wel eens niet het geval kon wezen want gij weet immers wel, dat ik, als men mij tergt, mijn eigen kracht niet ken." „Al wel, al wel, jonkman! ik hoor al genoeg, gij zijt niet tevreden, hem nu zoo behandeld te hebben en zoudt het later, als de gelegenheid, voor kwam wéér doen, niet waar? welnu daar zal ik een hekje voorstellen en u dat eens spoedig verieeren. Hoor dus goed naar mijn woorden: Als gij u verstout den jongen weer aan te raken, schiet ik u als een stuk wild neer dan weet ik zeker dat gij onschadelijk zijt." „Dat zal ik afwachtenbarstte Bastiaan toor nig los, dat zal ik afwachtenmaar zeg dan aan uw ploert van een jongen dat hij mij uit den weg en hier van daan blijft, want, trots uwe bedreiging knijp, ik hem dan met deze hand den strot in elkaar en, eer gij mij dan dood geschoten hebt, zullen wij eerst nog eens zien wie van ons beiden de sterkste en vlugste is. VVat ineent gij: dat ik mij door uw leelijk ge zicht bang laat maken Wel mis hoorgij weet ik doe niemand kwaad, zonder noodzaak, maar verkies dan ook met vrede gelaten te worden, ook door u begrepen heer Form Wordt vervolgd.

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1884 | | pagina 1