NIEUWE T, NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR EEK, HAMERSVELD, HOEVELAKEN, VUURSCHE, SCHERPENZEEL EN WOUDENBERG, Feuilleton. Het pilt ra ROODEN BASTIAAN No. 16. Zaterdag 23 Februari 1884. Dertiende Jaargang Uitgever: A. M. Slothouwer, Contra het socialisme. W. ROMBOUTS. AMERSFOORT Abonnementsprijs voor Amersfoort per 3 maanden f 1, Franco door het geheele Rijk1,10. Afzonderlijke nummers3 Cent. Dit Blad verschijnt des Woensdags en des Zaterdags. te Amersfoort. Advertentiën van 16 regelsf 0,40. Iedere regel meer 0,05. Voor het Buitenland0,075 Reclames per regel 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte Advertentiëii kunnen ingezon den uorden tot uiterlijk 's mor gens 10 uur des Woensdags en Zaterdags. Eene viermaal geplaatste ad vertentie ivordt sleclits driemaal iu rekening gebracht. Wij wenschen de ruimte, over welke we iedere week mogen beschikken, dit maal te bezigen voor de bespreking van een onlangs verschenen werkje in brochu re-vorm, dat handelt over de sociaal democratie. Het is een volksvoordracht gehouden door den heer P. Van der Veen, en te Alkmaar uitgegeven onder den titel: „Het socialistisch „Evangelie"? Schrijver begint met de vermelding dat het streven, hetwelk zich in de sociaal democratische beweging openbaart, niet nieuw is, en herinnert daartoe aan vroe gere verschijnselen den slavenoorlog, de worstelingen tusschen vrijen en lijfeige nen, den boerenkrijg. Om het streven van den heer Domela Nieuwenhuis en sommige zijner v aandeldragers te waardee- ren, om te kunnen kiezen voor of tegen, is het noodig te weten wat zij willen hun doel te kermen en de middelen waar door zij meenen het te kunnen bereiken. Onwaar is het bij voorbeeld, dat uit den socialistischen staat kerk en gods dienst noodzakelijk weggedacht moeten worden. Onwaar evenzeer, dat het socia lisme aandringt op het verdeelen der private bezittingen. Maar aan den ande ren kant ook onwaar, dat in gezegden staat ieder een vast wekelijksch inkomen Te Alkmaar, bij Ilerms. Coster zoon. Prijs 10 cents. Bij getallen ter Terspreiding minder. DOOR zou ontvangen en op zekeren leeftijd op zijne al of niet gewonnen lauweren zou kunnen rusten. In de socialistische maatschappij is slechts één kapitalist, de staatslechts één ondernemer, de staat; één handelaar, één winkelier, één uitdeeler der vruchten van den arbeid, altijd de staat. Geen voet grond, in stad of dorp, ontgonnen of niet; geen woning, hoe of waar ook, of hij behoort den staat. Deze is aller meester, van hem hangen allen af. Iedei ontvangt loonniemand maakt winst. Het private kapitaal wordt vervangen door het collectieve, dat van allen, dat is te zeggen van den éénen, almaehtigen staat. In deze maatschappij is geen koop manschap, geen markt, geen beurs, geen tentoonstelling, geen verhuring, geen lee ning, geen ruilmiddel zelfs. Evenmin zijn er belastingkantoren, en in den huiselij- ken kring geen dienstboden. Om den wensch naar de door hem gedroomde inrichting algemeen te maken, doet de Socialist ons een donkeren blik werpen op de tegenwoordige samenleving, en zegt dan „Is het vreemd dat de vierde stand zijn lot, jammerlijker dan ooit een slaaf heeft verdragen, moede is geworden, en gretig het oor leent aan die mannen, welke de maatschappij op andere leest wenschen te schoeien, en den arbeider van zijn werk de waarde, bij zijn levens- strijd ook wat levensgenot willen schen ken? Alle pogingen, tot heden hiertoe in het werk gesteld loonsverhooging, het verschaffen van woningen, het organisee- ren van volksvermakelijkheden, het toe kennen van premiën, beteekenen weinig, dewijl zij het kwaad niet in den wortel aantasten. Dit geschied slechts dan, wan neer de tegenwoordige maatschappelijke inrichting wordt vervangen door die an dere, welke den socialisten voor oogen staat, en waarin het privaat-kapitaal niet meer zal zijn." Iloe wil men tot dien geluksstaat ge raken Karei Marx zal het ons zeggenDe communisten verklaren openlijk, dat hun doel slechts kan bereikt worden door de gewelddadige omverwerping van alle maatschappelijke orde. De heerschende klassen mogen sidderen voor een commu nistische revolutie! De proletariërs hebben daarbij niets te verliezen dan hunne kete nen. Een wereld hebben zij te winnen!" Het gronddenkbeeld der socialisten na derbij beschouwende, prijst schr. het in hen dat zij' aanhoudend wijzen op de werke lijk bestaande fouten der samenleving. Op vele punten hebben zij in dit opzicht ge lijk. Maar ten onrechte geven zij den ka pitalisten daarvan alleen de schuld. „Niet uit armoede, maar uit weeldezucht of wuftheid geeft het meisje zich der pro stitutie prijs. Niet uit nooddwang, inaar uit genotzucht wordt de man de slaaf van de flesch. Mogen er hartelooze mees ters zijnevenmin ontbreekt het aan lustelooze knechts. Wilt gij een betere maatschappij, hervorm dan de mensehen Neen, niet deze of die bepaalde klasse, maar de menschenarmeren en rijkeren beidenVerhelder hun het hoofd, ver warm hun het hartDan zal men dichter bij elkander gaan staan, zijn plicht dieper gevoelen en trouwer nakomen." Onhoudbaar is het fundament der socia listische leer, dat de arbeid alleen waarde schept. Want niet uitsluitend de vraag: Hoe lang is aan het vervaardigde voor werp gearbeid, maar uitsluitend deze Welke nuttigheid heeft het? bepaalt de waarde welke het bezit. De ondernemer, als hij juist die voorwerpen doet vervaar- Middelerwijl zullen wij trachten kennis met dien heer te maken, omdat de uitslag van het te wachten onderhoud dit eenigzins vordert. De landheer, een inan van circa 30 jaar oud, zag er hoogst fatsoenlijk uit en, hoewel hij niet van adel was, bezat hij toch een edel, sp. ekend gelaat. Hij was eenigzins trotseh en gebiedend in zijne manieren, en, daar hij, door de bezit ting, die hij onverwacht van een oudoom geërfd had, zeer rijk was geworden, er bovenmate op gesteld, dat men hem eerbied en hulde bewees. Form en zijn zoon, die dit zwak kinden hadden zich, door zich daarnaar te gedragen, in zijne gunst weten te dringen en ineenden daardoor, te recht of ten onrechte, zooals wij zien zullen, dat hun alles vrij stond en zij alles van hem gedaan konden krijgen. Zooals wij weten was de omgeving van Goswijn, van ouder tot ouder, diens particulier eigendom. Alleen pachtte hij van den landheer het, voor zijn bedrijf benoo- digde, hout, en had voor het overige niets met hem te maken, als prompt voor de pachtpen- ningen te zorgen; en, daar hij daarmede nog geen halven dag in gebreke was geweest, stond hij als een goeden pachter bij den ejgenaar be kend, van wien hij buitendien vaat-'den ouden Form dikwijls veel goeds vernomen had. Na ruim een half uur wachtens, zooals dat in de groote wereld mode schijnt, werd Goswijn binnen gelaten. De landheer zag hem, van achter zijn schrijfbureau, met zijne donkere oogen eerst een poos doordringend aan en zeide toen op koelen toon«Houthakker Goswijn ik heb u laten ontbieden om u te zeggen dat gij voortaan mijn pachter niet meer wezen kunt en ik tevens gaarne zien zou dat gij deze streek verliet, want uw gedrag jegens mijn houtvester kan ik niet goedkeuren en ik verkies in mijne omgeving geen vijandschap of kabaal. Hebt gij mij be grepen? Dan kunt gij gaan." Als hij er ech ter op gerekend had een slaafsch, onderworpen man in Goswijn te vinden dan bleek de mis rekening al spoedig zonneklaar. Al de fierheid, waarvoor het eerlijk gemoed ven den misken den man vatbaar was, ontwaakte bij die verne derende behandeling, in haar volle kracht. Recht stond hij voor den landheer, kalm en bedaard zag hij hem in de oogen en sprak deze ge denkwaardige woorden: «Verschoon nnj, edel heer! maar ik geloof dat ge u in den persoon vergist, en dat ge niet schijnt te weten dat de oude Goswijn een vrij man is, die steeds ge leerd heeft met eerlijkheid, moed en volharding zijn plicht te doen. Heeft u iets op het gedrag van mij en mijne zonen aan te merken Zoo niet; dan is de zaak met den houtvester ook geheel mijn eigen zaak, waarin uwe bemoeijng ongegrond en overbodig is. Buitendien is uw oordeel niet onpartijdig, daar u mij, op de klacht der tegenpartij, reeds meent te kunnen vonnis sen zonder mij te hebben gehoord. Ik zal u echter niet vermoeijen met eenige verdediging. Alleen mag en kan ik zeggen: dat ik mijn eigen erf niet verlaat om uwen houtvester en dat, als ik na verloop van den pachttijd (dat is eerst over 3 jaar, wat u schijnt te vergeten), niet meer van u het hout kan krijgen, mij nog wel an dere, even goede wegen openstaan, waarvan ik dan niet tot het mijne, maar wel tot uw nadeel gebruik zal kunnen maken. Neem het mij niet kwalijk, edel heer! dat ik zoo vrijmoedig tot u spreek, maar liet bewustzijn, steeds mijn plicht in alles te hebben betracht, eri door gestadigen arbeid eerlijk in mijne levensbehoeften te heb ben voorzien, geeft mij de kracht om uwe mis kenning te dragen en den moed tevens om het u te zeggen want eerlijkheid is waarheid en waarheid is eerlijkheid en deze is de eerste grondslag van onafhankelijkheid, die kracht geeft om ons leed moedig te dragen; de veerkracht die zich regeltnaar de omstandigheden deslevens! Zie edel heer! Zal dat uw houtvester óok kunnen zeg gen. Ik wil het voor hem hopen, maar dit zeg ik u: dat al wat nog goeds in dien man gevonden wordt er door zijn slechten zoon wordt uitge drongen, want grooter dubbelhartigheid is mij niet bekend, dan valschheid in woorden en daden; om dat zulk een laaghartig karakter tegen alles liegt wat het als goed en waar wil doen voor komen. Zóo is de zoon, die zijn vader besteelt en te gronde richt, die zijn lusten zoekt bot te vieren- bij elke maagd, die onvoorzichtig genoeg is zich aan hem te vertrouwen, en die, alle vriendschap vergetende, zijn vader opzet om ons bij u in een verkeerd daglicht te stellen. Dit edel heer had ik u te zeggen, thans zal ik heengaan, het aan uw eigen eerlijkheid en rechtschapen nadenken overlatendo, uw onder zoek wat verder voort en degelijker uit te strek ken, alvorens haastig en onrechtvaardig te oor- deelen." „Goswijn! Zegt de landheer nu ik heb u ten einde toe willen aanhooren, uwe taal is stout, maar getuigt toch van grooten moed en waar heidsliefde; en daarom zal ik ook uwe grieven in nadere overweging nemen. Ga dus, en wacht mijne nadere berichten. Dat gij nog 3 jaar pacht hebt wist ik niet, men had mij gezegd dat zij dit jaar uit was en er geen nieuw contract be- digen waaraan behoefte bestaat, bewijst de maatschappij dienst en heeft aan spraak op belooning.j Die ondernemer is de kapitalist. Is de gebruikte tijd de eenige maatstaf van loon, dan staat de geniale, die wat nieuws vindt, gelijk met den botterik die nog altijd maar op een lang afgedankt aambeeld slaat. Waar de vraag van nut, van gebruikswaarde, geheel buiten reke ning blijft, zal de samenleving overstelpt worden van allerlei nuttelooze producten. Wie zal de waarde bepalen van den ar beid des geleerden, die dagen en maan den zijn onderwerp bestudeert, zonder dat men vorderingen van zijn werk ziet; van den kunstenaar, die zijn gedachten inspant over het houwen van een beel dengroep, het dichten van een epos, het com poneeren van een toonwerk? Bovendien, als men zijn verdiende ge notsmiddelen niet winstgevend mag ma ken welke is dan de prikkel die den mensch aanzet tot verhoogde krachtsin spanning De socialisten gevoelen zich onmachtig, om den idealen toestand waarvan zij droomen met duidelijke trekken aan te te geven. Zij bepalen zich tot eenige al gemeenheden. Daar tegenover staat hun ergerlijke overdrijving van den huidigen staat van zaken en hun totale misken ning van hetgeen gedaan wordt om ver betering aan te brengen. Schrijver stelt zich eindelijk de vraag: Wat staat ons te doen? „In alles is iets goeds." De noodkreet, die in de socialistische prediking klinkt, moet gehoord en verhoord worden. Onze maatschappij bloedt uit zeer leelijke wonden. Een iegelijk herzie zichzelvenIeder weikman zij werkman; niemand huwe zonder dat hij een gezin kan onderhou- stond. Ik heb dit dan ook niet onder mijne papieren gevonden en de houtvester zegt er ook geen te hebben." „Toch is het zoo edel heer! is het antwoord, ik zal u het mijne wel toonen en de houtves ter heeft het andere, na mijne onderteekening, weder mede genomen. De pacht is voor 6 jaar gesloten, waarvan er nu onlangs 3 zijn verstre ken; en dit weet Form zeer goed; hij dient dus zelf te verantwoorden waarom hij u het tegendeel zegt. Ik heb de eer u te groeten." Na zijn vertrek bleef de landheer, die zelf rechtvaardig en moedig was, een tijd lang in gedachten zitten en plukte, zonder iets te zeg gen, al de veeren van zijn pen. Eensklaps wierp hij haar weg stond haastig op en schelde waarop weldra zijn kamerdienaar verscheen, tot wien hij zeide „Jozef! laat dadelijk de hout vester en zijn zoon ontbieden." Deze boog en verliet het vertrek, terwijl zijn meester zich weder aan den, door de komst van Goswijn gestaakten, arbeid begaf. Weldra werden de ontbodenen aangediend en in zijne tegenwoordigheid toegelaten, waarop hij den ouden Form gelastte, hem het pacht- contract van Goswijn te bezorgen, daar hij wist dat het bestond. Form, die het op aan stoken van Bernard vernietigd had, orn daar door Goswijn te benadeelen; geraakte door dit onverwacht bevel niet weinig in verlegenheid, maar Bernard kwam hem, met zijne gewone onbeschaamdheid, te hulp door te antwoorden: „Edel heer! dat is er nooit geweest. Goswijn mag er een hebben, wij hebben er geen en als dat van Goswijn langer loopt dan dit jaar dan is het vervalschtwant dit jaar is de pacht uit dit verzeker ik u." Maar de landheer antwoordde gebelgd. Wordt vervolgd

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1884 | | pagina 1