NIEUWE - W ADVERTENTIEBLAD VOOR EEMNES, HELD, HOEVELAKEN, HOOGLAND, LEUSDEN, SOEST, VUURSCHE, SCHERPENZEEL EN WOUDENBERG, Het pilt van ROOIEN BASTIAAN Feuilleton. No. 18. Zaterdag 1 Maart 1884. Dertiende Jaargang Een paar bedenkingen tegen het wetsontwerp tot wijziging der schoolwet. W. ROMBOUTS. AMEBSFOORTSCHE COURANT. Abonnementsprijs voor Amersfoort per 3 maanden f 1, Franco door het geheele Rijk.1,10. Afzonderlijke nummers3 Cent. Dit Blad verschijnt des Woensdags en des Zaterdags. Uitgever: A. M. Slothouwer, te Amersfoort. Advertentiën van 16 regelsf 0,40. Iedere regel meer 0,05. Voor het Buitenland0,07® Reclames per regel 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte Advertentiën kunnen ingezon den worden tot uiterlijk 's mor gen* 10 uur des Woensdags en Zaterdags. Eene viermaal geplaatste ad vertentie wordt sleckts driemaal in rekening gebrackt. De voorgestelde veranderingen in het stelsel der Rijks bijdrage, dat wil zeg gen uitkeering van 40 percent van de uitgaven voor onderwijzerstractementen in plaats van 30 percent van alle uitga ven, kan ons betrekkelijk weinig belang stelling inboezemen zoolang wij onze aan dacht bepalen tot de school zelve. Als het waar is, dat art. 45 der schoolwet voor vele liberalen een reden is om haar wei nig toegenegenheid te betoonen, en dat reeds onderscheiden misbruiken onder de vlag van dat artikel zijn binnengezeild, dan is het wenschelijk, het te veranderen en verdient de Minister onzen dank voor zijn poging om de wetgevende Macht ge legenheid te geven terug te komen op1 een beslissing die voor het onderwijs zelf misschien nadeelig is geweest. Gioote financieele gevolgen zien wij er nog niet van in men heeft wel zoowat berekend dat bij de voorgestelde verandering het Rijk circa 2 millioen zou profiteeren, maar dat cijfer hangt tamelijk wel in de lucht. Bovendien, wat door het Rijk minder wordt uitgegeven, moet komen van de1 gemeenten, dat is te zeggen uit de zak ken derzelfde belastingschuldigen. Maar van zeer veel belang is het voor stel, waar het aankomt op een verhoo- DOOR Verstomd keek Bastiaan hem aan, en stamelde eerst verlegen". Ik begrijp u niet heer!" „Wat, begrijpt gij mij niet onnoozele klant Dat beteekent dat ik u tot mijn houtvester aan stel, in plaats van Form, die ik ontslagen heb, Zie jonkman! Ik kan veel door de vingers zien en heel wat verdragen; maar bedriegerij valschheid en huichelarij, zijn mij een zoodani- gen gruwel, dat al wie zich daaraan schuldig maakt niet in mijne dienst kan blijven. Omdat ik nu weet wie gijlieden zijt,— uw brave vader de aanstelling weigerde, en ik toch iemand van uwen stam wil hebben, is mijne aandacht op u gevallen, omdat gij er, door uwe rustelooze levenswijze, uwe bedrevenheid in het schieten en uwe groote ligchaamskracht de aangewezen man voor zijt." Zeg mij nu maar kort en bon dig of gij het aanneemt en de zaak is in orde." „Zeker heer neem ik het aan, zegt Bastiaan bewogen, en ik dank u voor die onderscheiding die ik mij altijd waard hoop te toonen. Nu kan tevens mijn hartewensch eenmaal vervuld wor den, door een huwelijk met onze lieve Geerte Mie. O, als mijnheer daar eens een goed woord in zou willen spreken, zie dan zou u mij eerst recht gelukkig maken, want handelen kan ik, maar spreken slecht, en ik moet u eerlijk zeg gen dat ik er nog veel meer tegen op zie om ■Geerte Mie zelf te zeggen hoe lief ik haar beb, als ging van het aantal leerlingen op een gegeven getal onderwijzers. Op welk sijsteem de schaal berust, in de wet van '78 gegeven, is ons onbekend wel heeft zich in de practijk een soort van volksmeening gevestigd, alsof de wet bepaalde hoogste getal 40 leerlingen op één onderwijzer. In de wet staat dat eigenlijk nergensde verdeeling in klas sen is opgedragen aan het hoofd der school, en verschillende omstandigheden kunnende getalsterkte van zulk een klasse wijzigen. In den regel zullen, vooral in scholen die door kinderen uit de lagere standen worden bezocht, de laagste klas sen veel sterker zijn bezet dan de hoogste, welke laatste bestaan uit leerlingen die het gansche onderwijs genieten en alzoo niet den laatsten dag van hun twaalfde jaar beschouwen als het oogenblik waarop zij, wél onderwezen, de maatschappij bin nentreden. Uit den aard der zaak is hun getal gering. Toch vormen, zoowel die weinige meergevorderden, als die vele eerstbeginnenden, één klasse, die één onderwijzer moet hebben. Nu heeft echter de wetenschap onmoge lijk uitspraak kunnen doen over de vraag, hoe groot zoo'n klasse van de lagere volks school wel wezen mag. Zeer zeker is dat getal niet onbegrensd. Men redt zich niet uit de verlegenheid waarin de beant woording dier vraag ons brengt, met te zeggen dat een flink man, die zijn leer lingen weet te boeien, belang te doen stellen in hetgeen hij hun leert, en die invloed op hen heeft, gemakkelijker om gaat met 60 man dan zijn zwakkere collega, die geen orde weet te houden en die vervelend is, met 10: deze erva ring heeft noch diepte, noch wetenschap pelijke waarde. Had een onderwijzer slechts voor te dragen, te vertellen, of hoogstens de jongelui in koor te doen om tien wolven of zeven Bernards dood te schie ten." Ho ho, jongen drijf zoo niet door, zoover behoeft het niet te koinen en gaarne zal ik uwe partij trekken hoor! Ik zal Geerte Mie ontbieden. Zou zy koir.en „Ja zeker, Edel heerhet meisje is te goed opgevoed, om dit na te laten en ik twijfel niet of één woord van u, doet meer dan tien van mij." „Nu adieu houtvester wij zullen zien. Over dagen wacht u weer, op hetzelfde uur." Ik zal present zijn heer! en hiermede was de confe rentie afgeloopen die Bastiaan in de wolken ge bracht had van'geluk en blijde hoop. „Drommels, riep hij buiten gekomenda's geboft! da's een buitenkansje! ik ben blij dat die ruzie is voorgevallen. Nu raken die Forms, met hun bluf en streken, van den vloer; -- wij krijgen rusten ik ben onafhankelijk man." Wat zullen ze thuis op kijken Ik ben nieuws gierig hoe ze het op nemen zullen. Vader mis schien niet best, doch Geerte Mie, als zij mij waarachtig lijden mag, zooals ik hoop en geloof, zeker goed. Dat zal een leventje worden rnet zóón lief wijfje aan mijn zij. Wat zal ik haar goed doen, de grond, die zij betreden zal, mag nooit te koud zijn voor haar voet en al wat zij be geert, (en zij kan niets kwaads begeeren) zal ik haar trachten te geven. God geve dat de landheer het spelleke voor rnij wint. Nu, hij is wat mans en kan wel honderdmaal beter praten dan ik, en met praten, moet men de vrouwtjes toch maar winnen." „Da's mis kameraad; zoo brak eensklaps een spottende stem zijne al te luide alleenspraak af, dat 's mis groen die gij zijt „Met praten, wat meent gij neen met handelen, met toepakken, als de gelegenheid er is, eene vrouw wil, even als eene vesting, stor- merderhand worden ingenomen, want allen mee- nen ja als zij neen zeggen, rnaar wat zoudt gij, boschduivel, daar ook eigenlijk van weten Dat nazeggen of nazingen wat bij hun tehooren geeft, niets belette dan de klassen zoo groot te maken als de longenkracht en het ge zichtsorgaan van den onderwijzer reiken. Maar nevens het eigenlijke klassikaal onder wijs heeft men, en vooral moogt gij dat niet uit het oog verliezen die verlangt dat onze kinderen beschouwd worden als indi viduen, niet als onderdeelen van een groo- ten hoop een persoonlijk, een hoof delijk onderzoek noodig, waar bij de on derwijzer zich vergewist langs welken weg ieder kind komt tot het bewustzijn, tot de voorstelling, tot het begrip die het onderwerp van de les uitmaken, of elk kind afzonderlijk in de gelegenheid stelt zijn krachten te beproeven aan het verrichten van een bepaalde taak. Dat onderzoek, ieder begrijpt dat het nooit, en onder geenerlei omstandigheden ach terwege mag blijven: wie onderwijst, moet weten of en in hoeverre het geleerde is verwerkt en het geesteseigendom is geworden van het kind. Daarvoor is tijd noodig, beleid en overlegen om die re den is 40 tamelijk wel het maximum van leerlingen, die in één klasse mogen worden vereenigd, zal de individueele ontwikkeling van ons volk geen schade lijden. En daarom ook dringen wij ten sterkste aan, in het belang onzer jeugd, op verwerping van dat gedeelte der voor dracht, waarin verhooging der cijfers wordt voorgesteld. Ook stelt de Minister voor, de getal len leerlingen niet te bepalen naar den maatstaf der schoolgaanden in Januari maar naar liet gemiddeldeinde vier kwar talen. Voor de groote gemeenten, waar de wintertoestand vrijwel gelijk is aan dien van den zomer levert dit geen bezwaar op. Maar er zijn een aantal gemeenten waar de veldarbeid vele maanden van het hebben wij beter geleerd en eer de landheer uw duifje in het gezicht heeft gekregen heb ik het reeds lang op mijn til gelokt." „Vervloeke- lingbrulde Bastiaan en sprong als een razen de het hout in, om den spreker, in wien hij Bernard herkende, naar verdienste te tuchtigen, doch, eer hij een stap verder had gedaan, knalde een schot en viel hij getroffen neder. Ber nard wilde toesnellen om hem met de kolf de rest te geven, toen hij zich eensklaps achtervoer voelde rukken en Wolf, zag, die zijn meester gezocht had, en hem nu met zijn bloedige oogen en vreeschelijke tanden bedreigde. Onbeweegelijk bleef hij liggen tot de trouwe hond eensklaps met een schreeuw opstoof en op den bewuste- loozen Bastiaan toe ijlende, dezen in denkraag van zijn buis pakte en zoo, voorzichtig, huiswaarts trachtte te slepen. Naauwelijks was Bernard echter van hem verlost of hij greep zijn buks weder, spande den haan en schoot door de strui ken op den moedigen hond. Deze den kogel langs zich hoorende fluiten, liet zijn meester weer los, vloog als een razende naar Benaard terug en greep hem, eer hij zijne buks weder geladen had, zoo hevig bij de keel, dat hij hem zeker verscheurd zou hebben, als niet juist de oude Gosv J-», met den bijl ovei den schouder, die plaats langs ware gekomen. Hevig verschrikt, verbood hij Wolf hielp Bernard, die deer lijk bloedde, over eind en bracht daarna zijn zoon de noodigc hulp, Bastiaan, die in den schou der getroffen eii slechts bezwijmd was, opende weldra de oogen en verzocht vader hem niet dadelijk naar huis te brengen op dat Geerte Mie niet te erg schrikken en er misschien dan zelf nog wat van krijgen mocht. Dit vond de oude óók ver standig en hij besloot den gekwetste naar de kolenhut in het bosth te brengen, waar hij wel een uur rustig op het mus zou kunnen liggen tot de geneesheer van Gottingen gehaald was. jaar de kinderen van de schoolbanken verwijderd houdt. Komen dezen bij den aanvang van het winterhalfjaar of daar omtrent terug, dan zijn zij een groot deel van het vroeger geleerde vergeten, passen eigenlijk in geen der klassen, en vereischen. om „bijgewerkt" te wor den, ontzaglijk veel inspanning van de zijde der onderwijzers. Zoolang geen wettelijke bepalingen het misbruik van kinderen ten behoeve van den veldarbeid beletten, moet de wetgever met dezen toestand rekening houden. Laat er eenige grond zijn voor hetgeen de Minister in zijn memorie van toelichting beweert, dat namelijk bij een aanmer kelijk verschil tusschen zomer- en win- terbezoek hier en daar een onderwijzer „geen ernstige bezigheden" heeft, in elk geval moeten wij die uitdrukking niet al te letterlijk opvatten onderwijs geven zelfs aan tien kinderen is, indien het ge daan wordt zooals het gedaan moet wor den altijd een ernstige bezigheid, en de bedoeling der Ministers zal dan ook wel deze zijn, dat diezelfde man het in den zomer een beetje gemakkelijker heeft dan wanneer het vertrek der zwaluwen het signaal heeft gegeven voor den terugkeer der winterluidjes, en er eenvoudig van „ernstigen" arbeid geen sprake zou kun nen zijn als, onder deze ongunstige om standigheden, de klassen nog ver boven het maximum van sterkte waren, het geen ongetwijfeld het geval zal worden, als de wijziging door den minister in uitzicht gesteld, wordt aangenomen. Ook tegen deze verandering zullen de bezwaren, hopen we, niet ontgaan aan de aandacht onzer Volksvertegenwoordi gers voor zooverre zij roeping gevoelen om zich de belangen der lagere school erstig aan te trekken. Freerk, die in de nabijheid van de hut werk zaam was, werd dus opgezocht en naar Got tingen was gezonden; terwijl Goswijn bij zijn gewonden jongen bleef. Hoe diep ook innerlijk verontwaardigd over de laaghartige daad van Bernard, toch behaalde zijne christelijke denk wijze de overhand en beteugelde het reeds machtig opbruisende wraakgevoel. De dokter, die binnen een klein uur verscheen; haalde den kogel uit het schouderblad en constateerde dat er geene edele deelen getroffen waren zoo dat rust en verpleging den lijder wel spoedig weder zouden herstellen. Nu eerst mocht Freerk deze berichten aan Geerte Mie gaan vertellen; doch naauwelijks had het meisje gehoord dat Bastiaan gekwetst was, of zij hoorde naar het overige niet meer, maar snelde dadelijk naar de kolenhut knielde daar bij zijne, geinproviseerde legerstede, neder en zeide niet te zullen rusten voor haar goede broeder in de woning was aver- gebracht en te bed gelegd, opdat zij hem zou kunnen verplegen; welke hartelijkheid Bastiaan zoo goed deed, dat hij haar flaauw la;hende toeiluisterde: „Ga lieve nicht! als ik maar bij u ben en door u wordt opgepast, ben ik zoo weer in orde." Zoo gezegd zoo gedaan en door de trouwe verzorging had dit ongeval geene ver dere gevolgen, dan alleen dat Bastiaan nog tiemaal verliefder was geworden op zijn lieve nicht, die hem een ware troostengel was geweest. Gezegd of gevraagd had hij echter niets, wel drong het opbruisend gevoel hem somwij len daartoe maar dan snoerde zijne natuur lijke beschroomdheid hem den mond; zoodat, wat Geerte Mie, ook met vrouwelijke scherpzinnig heid, gemerkt mocht hebben, zij er toch door woord noch daad, zekerheid van had. Wordt vervolgd.

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1884 | | pagina 1