NIEUWE
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR
AMERSFOORT, RAARN, BUNSCHOTEN, EEMNES, HAMERSVELD, HOEVELANEN, HOOGLAND, LEUSDEN, SOEST,
STOUTENBURG, VUURSCHE, SCHERPENZEEL EN WOUDENBERG
De FATALIST
Feuilleton.
\To 60.
Zaterdag 26 Juli 1884.
Dertiende Jaargang.
Uitgever: A. M. Slothouwer,
Voorzorg.
AMERSFOORT
COURANT.
Abonnementsprijs voor Amersfoort per 3 maanden f 1,
Franco door het geheele Rijk1,10.
Afzonderlijke nummers3 Cent.
Dit Blad verschijnt des Woensdags en des Zaterdags.
te Amersfoort.
Alvertentiën van 16 regelsf 0,40.
tedere regel meer0,05.
Voor het Buitenland0,07
Reclames per regel 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte
Advertentie» kunnen ingezon
den worden tot uiterlijk 's mor
geus 14) uur des Woensdag* en
Zaterdags.
Eeue viermaal geplaatste ad
vertentie wordt sleehts driemaal
in rekening gebracht.
Het is volstrekt niet moeielijk eenige
feiten voor tien dag te brengen die zouden
kunnen dienen als bewijsgronden voor
de stelling, dat gezondheidsmaatregelen
onzin zijn.
Ik herinner mij nog levendig een be
zoek, eens als knaap gebracht bij den
braven industrieel door wiens kunstvlijt
een gapende wonde moest geheeld worden
aan mijn schoeisel. De man woonde in
de achterbuurt van een onzer provinciale
hoofdsteden. Na het openen van de huis
deur trad men in een portaaltje, daarna
in het eenig vertrek hetwelk door het
gezin bestaande uit man, vrouw en vier
kinderen werd bewoond. Een gedeelte
er van was als werkplaatst ingericht,
en men vond er, behalve de inrichting,
voor de spijsbereiding, ook nog een bed
stede. De jeugdige familieleden sliepen
op zolder. Aan dit woon- slaap- w -rk-
en kookvertrek was een deur. geleidende
naar een plaatsje, en op dat plaatsje
een varkenshok dat er nagenoeg de ge
heele ruimte van innam. Het toeval
wilde, dat het gezin juist aan den maal
tijd was. Van het raam was een ruit
stuk, en de opening had men met een
papier dichtgeplakt- maar toen Hans
den geur der aardappelen gewaar weid,
stak hij heel handig zijn ruigen kop door
het papier heen, en maakte zich meester
van 't geen hij als zijn wettige portie
beschouwde, 't Was een allerkluchtigst
gezicht. Welnu, in die benauwde omge
ving, vervuld van de onmogelijkste samen-
stelling van heteiogeene odeurs, waren
de menschen zoo gezond als visschenI
nooit heb ik gehoord dat zij ernstig on- j
gesteld waren, en de jongens zijn thans i
flinke, stevige weiklui."
Als rnen aan dergelijke feiten bewijs
kracht wil veileenen, kan men nog wel
eenige stokoude pimpelaars, wier gezond
heid niets te wenschen overlaat, en die
dus de leer prediken dat men. om een
hoogen ouderdom te bereiken en niet
door allerlei ziekten te worden gekweld,
i heel dikwijls een graantje moet pikken.
Eenige jaren geleden zat een dikke stoere
landman uit Friesland, afgevaardigde van
zekere afdeeling van 'k weet niet meer
welk genootschap, aan een open tafel
in de hoofdstad te oreereu tegen de heden
daagsche dwaasheid oin schoolvertrekken
te willen hebben voigens de eischen dei-
gezondheidsleer. In mijn jeugd, zei de
man, hebben we gezeten in scholen die
meer op hokken geleken en ik kan
niet zeggen dat ik er zooveel minder om
geworden ben dan de jongelui eenmaal
zijn zullen die in deze mooie localen
worden opgekweekt. Ja, zelfs hebben we,
om te bewijzen dat al die voorschriften
niets beteekenen, het feit hooren ver
melden, bij gebrek aan de noodige
relatiën met dat coi ps is het mij niet
mogelijk na te gaan of het beweren in
derdaad juist is, dat arbeiders die
steeds met het. vervoer en het verwerken
van drekstoflen (faecaliëri) bezig zijn, als
toonbeelden van gezondheid en kracht
kunnen gelden, en dat besmettelijke ziek
ten hen, zelden bereiken.
't Is mogelijk. En dan zou men er haast
toe besluiten, geld aan te bieden om in
het gilde te worden opgenomen.
DOOR
IWAN TURGENJEFF.
Met een gebiedend gebaar legde bij mij het
zwijgen op.
«Riedel," zeide hij, nik ben niet gestemd tot
schertsen. En daarom verzoek ik u niet op zulk
een toon te spreken."
En inderdaad, TegletT was niet gestemd tot
schertsen. Zijn gelaat had een geheele veran
dering ondergaan.
Het scheen mij bleeker, scherper geteekend
toe, en ook langer. Zijn vreemde nongelijke"
oogen dwaalden langzaam rond.
nik had niet gedacht," begon hij weer, »dat
ik er ooit toe komen zou aan een vreemde
aan een ander te vertellen, wat ik u nu vertellen
zal, en wat eigenlijk diep in mijn binnenste
moest begraven blijven; maar ik zie wel, dat
het zoo moet er blijft mij geen andere keuze.
Het is het noodlot Luister dus."
En hij vertelde mij zijn geheele levensge
schiedenis.
Ik heb u reeds gezegd, mijne heeren, dat
Tegleff geen slag had van vertellen; maar in
dien nacht moest ik er mij niet alleen over
verwonderen, hoe zwaar het hem viel mij zijn
eigen lotgevallen mede te deelen zelfs de
klank zijner stem, zijn blik, de bewegingen van
zijn handen, van zijn vingers kortom alles
aan hem scheen mij onnatuurlijk, gemaakt, ge
kunsteld toe. Ik was toen nog zeer jong en
onervarenik wist nog niet dat de gewoonte
om zijn gedachten in schoone woorden uit te
drukken, een valfchen toon aan te slaan en zijn
woorden met onware gebaren te vergezellen,
zoover gaan kan. dat menigeen volst'ekt niet
meer in staat is deze gewoonte na te laten. Het
is een soort vloek.
Later leerde ik een dame kennen, die zulke
overdreven uitdrukkingen gebruikte, zulke
theatrale gebaren maakte, op zulk een melo
dramatische wijze met het hoofd schudde, en
zoo met de oogen draaide, als zij van den in
druk sprak, welken de dood van haai- zoon op
haar gemaakt had van haar «onmetelijke"
smart, en van den angst dat zij haar verstand
zou verliezen, dat ik bij mij zeiven dachtwelke
grimassen, wat een aanstellerijl Deze dame
hei'ft haren zoon nooit liefgehad
En acht dagen later hoorde ik dat de arme
vrouw werkelijk krankzinnig geworden was.
Sedert dien tijd ben ik veel voorzichtiger in
mijn oordeel en veel wantrouwiger tegen mijn
eigen indrukken geworden.
De geschiedenis, die Tegleff mij vertelde, luidt
in het kort aldus
Behalve zijn oom die een hooge betrekking
bekleedde, had hij in Petersburg een tante, die
op minder deftigen voet leefde, maar daarente
gen een tamelijk aanzienlijk vermogen bezat.
Daar zij zelve geen kinderen had, nam zij een
klein meisje, een wees van burgerlijke afkomst,
als kind aan, gaf haar een goede opvoeding en
behandelde haar alsof zij een vleesclielijke doch
ter geweest waip.
Zij heette Marie. Tegleff zag haar bijna
1 dagelyks. De zaak eindigde hiermede, dat zij
Maar vooishands gelooven we het vei
ligst te doen, als we acht slaan op de
lessen van wetenschap en ervaring. Dat
deze het meest in herinnering gebracht
worden en meer dan anders op prijs
gesteld in tijden van eenig riahijzijnd of
verwijderd gevaar, is wel natuurlijk, maar
toch jammer ook in den regel geschiedt
dan liet bespreken van dingen die men
eigenlijk riooit uit bet oog moest vei liezen
onder een indruk van vrees, waai dooi
de noodige kalmte gemist en een helder
inzicht niet bevorderd wordt.
De cholera deze toch is de directe
aanleiding tot- de thans zoo veelvuldige
behandeling van liet onderwerp hetwelk
ook ons bezighoudt, is de meest ge
vreesde, wellicht ook een der minst vreese-
lijke van alle infectie-ziekten, doordien
biet de ffdeinhalings doch de spijsver
teringsorganen er bij betrokken zijn.
Tegen het inademen van ziektekiemen
kunnen we ons onmogelijk vrijwaien,
wel tegen het inMyelgen. Het voorbe
hoedmiddel bij uitnerhendbeid heet hier
reinheid.
Het is zeker wel jammer, dat deze
allereenvoudigste van alle deugden ons
nog moet gepredikt worden, en hij gele
genheden die bijna een soort van paniek
in het leven loepen. De «Hollanders,"
dat weet men, staan wegens hun zinde
lijkheid allerwege bekend. Zij die ons
voor liet eerst met dien krans van rein
heidslof uitdosten, moeten wel afschu
welijke vuilpoetsen zijn geweest of er
oppervlakkig gekeken hebben. We zijn,
globaal gemiddeld of in doorsnede geno
men, volstrekt niet zindelijk. Wel ge
bruiken onze huismoeders en dienstboden
stroomeri water voor de woningen, wèl
glimmen onze meubelen en ziet men geen
stof liggen in de kamers (wel zweven,
wat veel gevaarlijker is,) maai-, de goeden
niet te na gesproken en, onder stellige
verzekering dat we voor de lezers dezer
regelen een uitzondering maken. op
ons lichaam en op ons voedsel zijn we j
het niet genoeg. We kennen plattelanders
en ook stedelingen van beide sexen, die
sinds hun eerste levensjaar geen water
op hun rug gevoeld hebben. Ons eten
ziet er gewoonlijk nog al goed uit, wat
de zindelijkheid betreft, behalve wat de
voornaamste voedingsmiddelen betreft,
water en licht. In plaats 'van volop te
spuien, om zoo vaak mogelijk de lucht
in onze vertrekken te vernieuwen, zitten
we uren achtereen benauwd te ademen
in een atmosfeer die allerlei vergiften
bevat, onder voorwendsel dat we bang
zijn voor tocht. Erkend moet echter ook
dat op dit gebied regeeringsloosheid
heerscht. Particulieren matigen zich het
recht aan, op allerlei manieren het alge
meen eigendom te bederven, door de
uitoefening van starikverspreidende indus
trieën, en als men er over klaagt dan
heet het, dat bedoeld bedrijf aan de
lucht geen voor de gezondheid bepaald
schadelijke bestanddeelen toevoegt. Dat
de nare reuk^de' 'lieden een mijl in het
rond noodzaakt" bnp vensters potdicht te
houdpny/en hen a'li.oó verhindert de lucht
in hun'"woningen te ververschen zoo
vaak datvpb'odig is, dat zij dus eigenlijk
besloten wbVdén, kijk tot dat begrip
hebben onze overheden het lot dusver
niet kunnen brengen.
Als elk van ons, voor zoover het nog
niet met volle kracht werd gedaan, zich
voorneemt onder- alle omstandigheden
reinheid te bevordëj'eif, en daarmede voort
te gaan ook wanneer er geen schaduw
van gevaar meer is, dan behoeven
we ons nooit door angst te laten ver
meesteren wanneer onrustbarende berich
ten van elders ons bereiken.
op elkander verliefd weiden en Marie hem het
jawoord gaf. Maar Tegleff's tante kwam achter
het geheim en geraakte in een felle woede,
joeg het ongelukkige meisje met smaad en
schande het huis uit, en tiok naar Moskou,
waar zij een adellijk dametje adopteerde en
tot haar erfgenaam maakte.
Marie moest naar hare verwanten terugkeerer.,
arme lieden die aan den drank verslaafd waren 1
zoo viel haar een hard, bitter lot ten deel.
Tegleff had beloofd haar te trouwen, er, nu
wilde hij zijn word niet houden. Op hunne
laatste bijeenkomst moest het tot een verklaring
komen; zij wilde de volle waarheid hooren en
die kreeg zij te hooren.
«Welnu dan," zeide zij. «als ik uwe vrouw
niet kan worden, dan weet ik wat mij te doen
staat." En sedert dit laatste onderhoud waren
nu meer dan veeitien dagen veiloopen.
«In den zin dezer laatste woorden heb ik mij
niet kunnen vergissen." voegde Tegleff er bij;
1 «ik ben oveitnigd dat zij zich het leven beno
men heeft, en haar stem was het die mij
daar riep zij riep mij daar tot zich ik
heb hare stem herkend er blijft mij niets
meer over I"
«Maar waarom h< bt gij haar dan niet getrouwd,
Ilja Stepanuwisch?" vroeg ik. «Bemint gij haar
1 dan niet meer?"
«Zeker, zeker, ik bemin haar nog altijd harts-
I toehtelijk."
Bij deze woorden, mijne heeren, zag ik Tegleff
'verbaasd aan. Ik dacht daarbij aan een mijner j
bekenden, een zeer verstandig man, die een
buitengewoon domme, leelijke en arine vrouw
gehuwd had. en zeer ongelukkig geworden was
in zijn huwelijk.
1 «Vermoedelijk hebt py haar zeer liefgehad?"
vroeg iemand hem in myue tegenwoordigheid.
Volstrekt niet!" i
«Maar waarom hebt gij haar dan getrouwd
».la, daarom I" En Tegleff bemint een
meisje hartstochtelijk en trouwt haar toch
niet; waarom? Wel, om denzelfden reden
daarom
«Waarom trouwt gij haar dan niet?" vroeg ilt
nog eens.
Tegleff's eigenaardig slaperige oogen dwaalden
over de tafel.
«Dat laat zich zoo met enkelen woorden
niet verklaren," begon hij aarzelend. Dat heeft
zijn bijzondere reden en daarbij is zij van
burgei lyke afkomst, en met mijn Dom moet ik
ook rekening houden."
Met uw oom!" Maar wat duivel hebt gij u
aan hein te storen Gij ziet hem slechts eens i
in het jaar, om hem uwe n i eu wj aar wenschen te
brengen. Rekent gij misschien op zijn vermogen?
Maar hij heeft zelf een dozijn kinderen I"
Ik was geheel in vuur geraakt Tegleff
boog zich en een diepe blos ovgrtoog zijn
gelaat een ongelijkmatige vlekkige kleur..
«Ik bid u, houd die moraal voor u," sprak hij
dof. «Overigens zal ik mij niet trachten te
rechtvaardigen. Ik heb schuld aan haren dood,
en nu moet ik die schuld afbetalen
Hij boog het hoofd en zweeg. Ook ik had
niets meer te zeggen.
XI
Zoo zaten wij ongeveer een kwartier zwijgend
naast elkander Hij had zijn blik terzijde afge
wend, inaar ik lette nauwkeurig op hem en
bemerkte, dat zijn haar boven hét voorhoofd
op eigenaardige wijze krulde, wat volgens het
beweren van een officier van gezondheid, die
veel gewonden onder banden had gehad, steeds
het teeken is van heete en droge hersenen
Wordt vervolgd