NIEUWE
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR
Waarom Muggios niet wegging.
AMERSFOORT, BAARN, BUNSCHOTEN, EEMNES, HAMERSVELD, HOEVELAKEN, HOOGLAND, LEUSDEN, SOEST,
VUURSCHE, SCHERPENZEEL EN WOUDENBERG
Feuilleton.
No. 104.
Zaterdag 27 December 1884.
Dertiende Jaargang.
Uitgever: A. M. Slothouwer,
Op Borneo.
AMEBSFOORTSCHE COURANT.
Abonnementsprijs voor Amersfoort per 3 maanden f 1,
Franco door het geheele Rijk 1,10.
Afzonderlijke nummers 3 Cent.
Dit Blad verschijnt des Woensdags en des Zaterdags.
te Amersfoort.
Advertentiën van 16 regelsf 0,40.
Iedere regel meer 0,05
Voor het Buitenland0,07
Reclames per regel 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte
Zij die zich van lie-
«5*®©®* den af op deze courant
abonneeren, ontvangen de
Xummers tot 1 Januari a. s.
GRATIS.
De jongste gebeurtenissen in Borneo's
"Westerafdeeling, wij bedoelen den
moord door de Chineezen gepleegd op den
controleur Rijk, hebben opnieuw dit
grootste der eilanden van den Indischen
Archipel ter sprake gebracht. Tevens
mag het wel onze aandacht, zoo niet onze
bezorgheid wekken, dat ook andere natiën,
belust om haar koloniaal bezit uit te
breiden, tot het besef zijn gekomen, dat
er op dat eiland, welks oppervlakte 15
a 16 maal die van Nederland bedraagt,
voor de verwezenlijking harer plannen een
toekomst is.
»Moeielijk" •- zegt prof. Van der Lith
in zijn sNederlandsch Oost-Indië, kan
men zich een land voorstellen, dat zoovele
schatten verbergt, en voor zulk eene
groote ontwikkeling vatbaar is, als Borneo.
De uitgestrekte vlakten bevatten de meest
vruchtbare, en nog maagdelijke gronden;
groote rivieren, die in elkanders nabijheid
ontspringen en naar het Oosten, Zuiden
en Westen afvloeien, vormen waterwegen,
zooals geen ander eiland in den archipel
ze aanbiedt; en ook de schoot der aarde
levert ei de kostbaarste delfstoffen op,
dikwijls in groote hoeveelheden vereenigd.
Diamanten, goud, platina, kwikzilver,
koper, tin, ijzer, antimonium, steenkolen,
enz. zijn reeds in de ons meer bekende
streken gevonden, terwijl een nader on
derzoek waarschijnlijk nieuwe en gewich-
Uit het Aiuerikaanscli.
Ik mompelde zoo iets van »ja" ofschoon ik
bij al mijn bezoeken aan Geneve er nooit iets
van gezien of gehoord had. Maar ik vond het
niet noodig met mijne onwetendheid te koop te
loopen.
»Nu," vervolgde Brinton, »wij vertrokken dan.
Ik zag niets meer van de Ruperts of van den
graaf, maar Muggins was erg spraakzaam uit
gevallen.
«Vandaag den zwarten man gezien, Mr.
John." Zoo noemde hij Inski altijd, omdat deze
een bijzonder zwarten knevel had.
«Wat deed hij 9"
«Praatte met mijnheer en de freule." Het
was hem nog niet gelukt den naam Rupert te
onthouden.
«Dat beviel mij volstrekt niet; het had er
veel van, alsof de graaf van mijn ongenade wilde
profxteercn wat voor iemand van zijn behen
digheid niet moeielijk was. Nu ik zijn uitdaging
had geweigerd was hij goed op weg, om de
plaats te bekleeden, die ik verloren had.
Muggins stoorde mijn zwaarmoedigen gedach-
tenloop
«Gaan morgen op reis."
«Wie? De Ruperts?"
Muggins knikte van ja. «Zwarte man ook."
«Hoe weet gij dat?" vroeg ik; want het kon
best een uitwerking van zyne weelderige plian-
tasie wezen.
tige ontdekkingen ten gevolge zal hebben.
En eindelijk is de gezondheidstoestand
er, over het algemeen genomen, te roemen,
wanneer men enkele minder gunstig ge
legen plaatsen uitzondert, terwijl in den
regel de temperatuur betrekkelijk koel
is, zoodat deze te Pontianak, bijna onder
de linie gelegen, gemiddeld niet hooger
dan 28°C. teekent. Borneo wacht slechts
op de hand van den mensch, om hare
schatten vruchtbaar te maken."
Zij, wier kennis van onze Oost zich
bepaalt tot hetgeen onze aardrijkskundige
schoolboeken er meestal van geven, weten
dat Borneo is een van de groote Soenda-
eilanden, die aan Nederland stoebehoo-
ren." In de werkelijkheid moet men, met
betrekking tot dit land, aan het laatste
woord maar geen al te ruime beteekenis
hechten. Wel treft men op de kaart een
verdeeling van de Zuidelijke helft aan in
residentiën, alsof de Nederlandsche Sou-
vereiniteit daar trouw wordt gehuldigd
doch het is alleen op sommige gedeelten
der kust, dat van feitelijke bezetting
sprake kan zijn. De waarheid is, dat we
eenigermate door den loop der omstandig
heden gedwongen zijn geworden, ons met
Borneo te bemoeien, en het heeft al den
schijn, alsof we dit meer als een lastpost
dan als een voordeel voor het tegenwoor
dige en voor de toekomst beschouwen.
Waarheid is, dat men zich al heel wei
nig moeite heeft gegeven, om zelfs het
kustgebied op zoodanige wijze te behee-
ren, dat zoowel het vaderland als de in-
landsche bevolking er door gebaat wer
dendat in de districten, noordwaarts
van Pontianak gelegen, de Chineezen,—
en welk een soort van Chineezen! de
eigenlijke meesters van het land zijn, al
hebben zij ook in schijn het Nederlandsch
oppergezag, om hetwelk zij zich bitter
weinig bekreunen, erkend. De strepen op
«Zwarte man zei le het aan den kok," Ieiere
hotelhouder werd aldus door hem betiteld.
«Waar gaat hij met hen heen?" Maar op dit
punt kon Muggins mij niet inlichten. Hij wist
verder niets.
Nu, gij begrijpt, dat dit nieuws mij tamelijk
het land aanjoeg: het was al erg genoeg haar
te verliezen, ook zonder, dat de graaf hare gunst
wist te verwerven. Ik besloot bijna terug te gaan
en met hem te duelleeren. Maar ik ging toch
verder, en logeerde dien nacht in een herdershut,
ongeveer twintig mijlen van Geneve.'1
«Maar waart gij dan des middags al door
dien bergpas gekomen?" informeerde ik.
Brinton zag mij een oogenblik vragend aan,
alsof hij niet recht wist, waar ik het over had.
Daarop tilde hij zijn beenen van de venster
bank, stakzijn handen in zijn zakken, en
zeide
«O, zeide ik twintig? bedoel twaalf; maar
het is ook al zoo lang geleden."
«Natuurlijk, beste kerel!" riep ik uit, bijna
beschaamd, dat ik hem niet scheen te vertrou
wen«de natuurlijkste zaak van de wereld!"
En ik nam mij voor geen woord meer te
zeggen.
«Den volgenden morgen," vervolgde Brinton,
terwijl hij zijn voeten weer op het niveau van
zijn neus bracht, «gingen wij na een verkwik
kende nachtrust weer op weg, en naderden
spoedig den pas. Er liep een rijweg door, en
eeu smal voetpad vlak langs het uiterste randje
van den afgrond, die bijna duizend voet lood
recht naar beneden ging op den bodem bruiste
een bergstroom te midden van rotsblokken, die
waarschijnlijk van de helling waren losgeraakt,
zooals men uit enkele holten kon opmaken.
Het was een trotsch tooneel, maar tevens een
duizelingwekkende en gevaarlijke wandeling,
zooals gij wel weten zult, daar gij er zelf ook
de kaart, die het zoogenaamd Neder
landsch gedeelte afbakenen, zijn meer
een fictie dan de voorstelling van den
werkelijken toestand, en alleen Band-
jermasin, in het Zuiden, kan genoemd
worden als een plaats, waar het Neder
landsch gezag meer beslist op den voor
grond treedt.
De aanleiding tot het moordtooneel te
Mandohr is bekend. Die plaats ligt noord
waarts van Pontianak, aan een zijtak van
dezelfde rivier. Sedert ruim honderd jaar
kwamen Chineezen voor het eerst in dat
gedeelte des eilands om de goudmijnen
te ontginnen: in korten tijd vermeerderde
hun getal op ontzaglijke wijze, ook door
nieuwe immigratie uit het Hemelsche
Rijk. Voor den arbeid vormen zij kongsi's,
maatschappijen onderzelfgekozen bestuur,
die ook politieken invloed uitoefenen en
eendsoort van republiekjes uitmaken. Her
haalde botsingen met het Nederlandsch
bewind noodzaakten ons tot expeditiën
derwaarts, tengevolge waarvan de Chi
neezen aldaar, na bloedige worsteling, in
schijn aan ons gezag zijn onderworpen.
De te Mandohr gevestigde Kongsi nam
sinds lang een afzonderlijke stelling in.
Voor een zestal jaren hadden daar onlusten
plaats, opgestookt door het geheim ge
nootschap »Drie-vingeren-verbond,"
de Chineezen schijnen altijd met derge
lijke samenzweringen in de weer, en
toen werd bepaald, dat het toemalig
Kongsi-hoofd tot aan zijn dood met zijn
waardigheid bekleed zou blijvendaarna
zou geen opvolger erkend, maar het grond
gebied van Mandohr onder rechtstreeks
Nederlandsch bestuur geplaatst worden.
In 't najaar is bedoeld hoofd overleden.
De heer Rijk, een man van 30 jaar werd
tot Controleur bevorderd en met zijn ge
zin er heen gezonden om er het gezag
uit te oefenen. Men schijnt het niet noo-
geweest zijt. Nu wij zullen misschien een uur
geloopen hebben, toen wij een gezadeld paard
zagen, dat op den rijweg was vastgebonden, vlak
tegenover de plaats, waar eerst kort geleden
een groot stuk van de rots moest zijn afgebrok
keld. Het paard was er, maar de ruiter was
nergens te zien.
Door een plotseling voorgevoel aangegrepen,
snelde ik naar de plaats en keek over den rand
heen. Het schouwspel, dat mijn oogen toen za-
gsn, werd nooit tweemaal in een menschenle-
ven gezien. Het rotsblok was bijna dadelijk op
gehouden in zijn val, en tot stilstand gebracht
door een smallen rand, die omstreeks dertig voet
lager vooruitsprong, waar twee jonge denne-
boomen wortel hadden geschoten. Deze boden
wel een tijdelijken steun aan, rnaar gaven hoe
langer hoe meer mee, en het was te voorzien
dat de rots binnen een paar minuten den bodem
zou bereikt hebben.
Het was echter niet de steen, maar het voor
werp, dat er aan hing, waardoor mij het bloed
in de aderen stolde de gedaante van een
man, half liggende, half zittende, wanhopig
den rots met beide handen vastgrijpende, en
van doodsangst rillende over zijn geheele
lichaam. Voortdurend braken er kleine stukken
van het blok waaraan hij hing, vielen langs de
steile helling naar beneden, en kwamen met
een nauwelijks hoorbaren plomp in den berg
stroom terecht. De rampzalige man liet eeri dof,
angstig gekerm hooren, en zijn trillende handen
gleden bijna van het steunsel af. Als hij niet
binnen een paar minuten gered werd, was hij
zeker verloren.
Juist wilde ik hem toeroepen, toen een on
tijdige lach van Muggings my deed ontstellen.
Hij had zich in zijne volle lengte op den grond
uitgestrekt, met zijn hoofd over den afgrond,
en zijn gewone grijns op zijn breed gezicht.
dig geacht te hebben, een gewapende
macht in de nabijheid te brengen, ten
einde gemakkelijk te voorzien verzet te
voorkomen.
Men weet het overige. Toen de brief,
waarin de heer Rijk zijn bevordering
meldde, zijn familie bereikte, waren hij
en zijne vrouw reeds vermoord. Het treu
rig feit vernamen zijn ouders uit de
courant! De regeering had het niet van
genoegzaam gewicht beschouwd, om er
rechtstreeksch bericht van te doen.
De moord van Rijk vormt een van de
droevige épisoden uit de niet verkwikke
lijke geschiedenis van onze vestiging op
Borneo.
Wil Nederland de toekomst van haar
bezit aldaar waarborgen, dan zijn om
zichtigheid en vastberadenheid dringend
noodig. Reeds hebben anderen getoond,
dat zij niet van plan zijn het eiland on
gemoeid te laten, Langen tijd geleden
vestigde zich in 't Noordwesten de kolonie
van James Brookevoor weinige jaren
zag men aan de andere zijde de North-
Borneo Company optreden. Ook Duitsch-
land, dat in alle richtingen naar koloniën
uitziet, heeft het oog op Borneo geslagen.
En het zou ook te dwaas zijn, indien
men zich altijd moest blijven stoien aan
de werkelijke of vermeende aanspraken
van een volk. dat niels doet, om zijn be
zitrecht te handhaven.
Zijn wij in deze onmachtig, dat
men het rondweg erkenne: niet langer
kan een zoo rijk gewest voor de ver
meerdering van de algemeene welvaart
een dood kapitaal blijven.
Hij wees naar de gedaante beneden.
«Zwarte man bang! He, he, he!" grinnikte hij.
Het was waar, ofschoon ik hem door het ver
schrikkelijke van den toestand r.iet dadelijk her
kend had. De rillend# ellendige, die daar in
doodsgevaar verkeerde, was niemand anders dan
de man die, zoo hij zijn zin had gehad, mij door
het hart zou geschoten hebben, vierentwintig
uur te voren. En nu kon ik die bijna zijn slacht
offer was geweest, alleen hem redden. Een
oogenblik werd er een geweldige strijd gestre
den in mijn binnenste waarom zou ik rnij niet
op hem wreken door een werkeloos toeschou
wer te blijven van den dood, dien hij fzich zelf
op den hals had gehaald. Het volgende oogen
blik riep ik hem toe met al de kracht mijner
longen: ik was dubbel verplicht hem te redden
nu hij mijn vijand was.
Hij sloeg een bleek door angst verwrongen
gelaat naar mij op; ik herkende nauwelijks de
elegante trekken, die ik mij zoo goed in het ge
heugen geprent had. Zijn oogen waren met
bloed beloopen en puilden uit hunne kassen,
daaromheen donkere kringen, en het litteeken
van den slag, dien ik hem had toegebracht, was
nog op zijn wang. Het zwarte haar was op het
voorhoofd nat van het doodszweet, en zijn gelaat
was zoo verwrongen en met voren doorploegd,
dat hij jaren ouder scheen. Hij herkende rnij
blijkbaar niet meer. Hij sprak niet, maar zijn
smeekende, deemoedige, hartverscheurende blik
deed mij denken aan een stom dier, en was
bijna stuitend in een mensch.
»Hebt gij een touw?" schreeuwde ik.
Met een geringe, voorzichtige beweging
maakte hij zijn rijbuis open, en ik zag dat er
een lang touw over zijn vest gewonden was.
Woidt vervolgd.