nieuwe
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT EN GELDERLAND.
N°. 3.
Zaterdag 10 Januari 1885.
Veertiende Jaargang.
Geen tabaksbelasting!
LILI,
abonnementsprijs
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
advertentiên:
BINNENLAND.
Feuilleton.
c. h. p. van oosterzee.
AME1SF00RTSC1E CODliNT.
VOOR
Per 3 maanden f 1.Franco per post door het geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdags en Vrijdags.
Uitgever A. M. SLOTHOUWER, A m e r s fo o r t.
Van 16 regels 0.40; iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiên viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetteD naar plaatsruimte.
De staatshuishoudkundige strijd
over den voorrang van directe of
indirecte belastingen is nog lang niet
ten einde gebracht. In het algemeen
gesproken geven de liberalen aan de
eerste de voorkeur.
Daarvoor bestaan onderscheiden
redenen, waarvan de voornaamste
zijn, dat de grondslagen voor haar
heffing zóó kunnen worden vastge
steld, dat de omslag geëvenredigd is
aan ieders draagvermogen, en dat
zij niet belemmerend zijn voor onze
bronnen van welvaart. Uit een oog
punt van billijkheid dus en van ver
standig beleid.
Indirecte belastingen daarentegen
hebben dit voor, dat zij gemakkelijk
zijn te innen. De personen, die ze
eigenlijk betalen, doen dit onbewust,
in den vorm van een prijsverhooging
van het artikel, waarop de heffing
wordt toegepast. Het zijn belastingen
in den blinde: op de opbrengst kan
geen staat worden gemaakt, en nie
mand kan zeggen, hoeveel hij er ein-
genlijk in bijdraagt.
Het financiëel ideaal der liberalen
is niet te zoeken in de richting van
uitbreiding, wel in die van inkrimping
en trapsgewijze opheffing der indirecte
lasten. Velerlei omstandigheden, die
we thans niet in herinnering behoeven
te brengen, zijn oorzaak geweest, dat
onderscheiden pogingen, om de ver
wezenlijking van dit denkbeeld na
derbij te komen, schipbreuk hebben
geleden, en dat is wellicht de
voornaamste drijfveer die den Minister
van Financiën aanspoort om, bij den
nog altijd ongunstigen toestand der
schatkist, zijn heil te zoeken in een
voorstel tot invoering van den tabaks
accijns.
We hebben slechts voorloopig en
in ruwe trekken kennis gekregen van
de grondslagen, waarop de regeling
rust, thans nog in het stadium van
voorbereiding verkeerende. En al kan
het nu best mogelijk zijn, dat er nog
in de onderdeelen belangrijke wijzi
gingen zullen komen, we hebben
er genoeg van gezien, om reeds nu
onze weinige ingenomenheid met het
plan te betuigen.
Indien we met onzen afkeer van
indirecte belastingen in zooverre
konden transigeeren, dat we haar
vermeerdering als tijdelijken maat
regel ons wilden getroosten, gelijk
men weieens meer genoodzaakt is
zich een «noodzakelijk kwaad" 'te
laten welgevallen, dan zouden we
toegeven, dat de tabak als voorwerp
van haar helling in de eerste plaats
in aanmerking moest komen. Tabak
behoort niet tot de artikelen van be
hoefte men kan, zonder nadeel toe
te brengen aan 'zijn gezondheid, het
gebruik beperken of er geheel van
afzien. Wie dus bezwaar maakt, aan
dezen accijns een offer te brengen,
heeft het middel daaartegen bij de
hand.
Maar dan moet ook bij do heffing
de billijkheid worden betracht, dat
is, zij moet gelijken tred houden met
de waarde van het artikel. Twee
mensehen van zeer verschillend ver
mogen zullen beiden jaarlijks 25
kilogram consumeeren, maar de een
doet het in den vorm van fijne sigaren,
de ander in dien van gesneden tabak
van geringe kwaliteit: en nu gaat
het toch zeker niet aan, die twee
burgers hetzelfde bedrag te doen be
talen. Toch is dit hij de wijze van
heffing, die de Minister zich voorstelt,
niet te vermijden. Deze zal namelijk
niet geschieden naar de waarde doch
naar het gewicht.
Dat zulks een onrecht is, springt
duidelijk in het oog, en geen enkel
veraccijnst artikel verkeert in dit ge
val. De accijnsheffing van suiker ge
schiedt naar het gehalte, en ieder
weet hoeveel moeite het heeft gekost
daarvoor een bruikbaren maatstaf te
vindendie van geestrijke vochten
evenzoo.
Indien er eenvoudig werd voorge
steld, de tabak te onderwerpen aan
de werking van een debietrecht voor
den kleinhandel, wé zouden er vrede
mee kunnen hebbeh: de winkelier
zou dan wel zijn prijzen zoo regelen,
dat er evenredigheid ontstond met
de verschillende sporten van het
product, bij hem verkrijgbaar. Maar
het streven is wel degelijk, de belas
ting te vorderen hij invoer uit den
vreemde en bij de productie op eigen
bodem.
Onze handel, en dat is het
tweede hoofdbezwaar, zal door de
invoering groote n; deelen ondervin
den: verplaatsing van de thans zoo
bloeiende tabaksmurkt naar den
vreemde is er het onvermijdelijk ge
volg van. Met suiker is het evenzoo
gegaanvan lieverlede is het accijns
vrije Engeland de stapelplaats ge
worden van dat artikel, zelfs wat de
voorraden uit onze eigen koloniën
betreft. Geen handel of nijverheid
kan bloeien, die dag en nacht de
con/rAJe der Gjj as-ambtenaren
moet doorstaan en - met allerlei tijd-
roovende en lastige formaliteiten
wordt gekweld. En wanneer men
nu nagaat, dat in het jaar 1884, het
jaar van de crisis, zooals het onge
twijfeld in onze économische geschie
denis zal heeten, de tabak het éénig
artikel is, dat in bloeienden toestand
verkeerde: als men in aanmerking
neemt, dat in onze Oost de tabak
een ruime plaats in de productie
beslaat, en berekent, hoe onnoemelijk
groot de nadeelen zullen zijn, wanneer
door onberaden belastingheffing de
winsten daaruit voortvloeiende twij
felachtig worden, dan zal men
zeker het plan des Ministers niet toe
juichen.
Ook onze tabaksbouwers hebben
alle reden, hun belangen aan het
eerlang te wachten belasting-ontwerp
te toetsen. Tot dusver zijn zij in
hun bedrijf geheel vrij, gelijk |er in
het algemeen geen stand in Neder
land is, die minder met fiscale be
moeiingen te worstelen heeft dan die
der landbouwers. Enkele jaren van
tegenspoed daargelaten, mogen we
gerust de tabaksteelt onder de be
hoorlijk winstgevende cultures reke
nen, en de verwachting uitspreken,
dat zij nog wel eenige uitbreiding zal
ondergaan.
Maar wordt het ontwerp waarvan
hier sprake is wet, dan staat de
tabaksboer aanhoudend onder toe
zicht van den fiscus, en de vraag is,
hoe hem dit bevallen zal. Hij moet
opgaaf doen van de grootte van eiken
akker, waarop tabaksplanten staan
en van het aantal planten, zoomede
van elke verandering in zijn bedrijf,
en steeds hebben de commiezen toe
gang tot zijn gronden, om de waar
heid van zijn opgaven te constateeren.
De belasting moet door den boer be
taald worden, en deze moet dan maar
zien, dat hij bij den verkoop van zijn
product zijn geld terugkrijgt.
We zullen later nog weieens op
deze «financiëele hervorming" terug
komen voorstands gefpoven wij niet
dat haar verschijning door de belang
hebbenden met ingenomenheid zal
worden begroet.
Z. M. de Koning heeft aan Mr.
P. J. Everts te Wageningen, ingaande
1 Jan. 1885 eervol ontslag verleend als
Griffier bij het kantongerecht aldaar.
Op Dinsdag 27 Jan. e. k. zullen
de Provinciale Staten van Utrecht ver
gaderen ter verkiezing van een lid der
Gedeputeerde Staten.
Te Renkum is tot lid van den ge
meenteraad gekozen de heer Mr. G. van
Eek, met 189 van de 237 uitgebrachte
geldige stemmen.
-- De Raad der gemeente Renkum
heelt besloten tot het aangaan eener
geldleening groot f20000, rentende hoog
stens 4'' pCt., om aandeelen te nemen in
de Ooslerstoomtram-Maatschappij.
Met het begin van het jaar is er
eene nieuwe pakketdienst tot stand ge
komen tnsschen Amsterdam en Oost-Indië,
waarvan ondernemers zijn de heeren A.
Waardenburg en H. Prins. Onder dien
naam begrijpen zij allerlei groote en
kleine diensten, die hunne lirma aan liet
publiek wil bewijzen.
Pakken en pakjes worden door hen
verzonden en commissiezaken verricht.
Voorts doen zij inkoopen, innen pretentie»,
richten woningen in en verkoopen boedels
van naar Indic vertrekkende personen.
De giften voor de tijdelijke werk
verschaffing te Amsterdam hebben thans
opgehouden te vloeien. Er is in het
geheel bijeengebracht de kapitale som
van f 115956.56, waarvan op verschil
lende terreinen buiten de stad 1800 men-
schen aan het werk worden gehouden.
De heer van t' Lindenl.out hoopt
nog dit jaar aan zijne bestaande Wees-
inrichting te Neerbosclt een nieuw ge
bouw toetevoegen, waarin voor ruim
100 weezen plaats zal zijn. Alsdan zullen
in het geheel ruim 830 weezen verple
ging kunnen vinden. Voor ineer dan 200
heele weezen is weer plaatsing verzocht.
Voor het Weeshuis met den Bijbel
«Bethel" te Dordrecht is thans f 13344,62
ingekomen. Daarbij heeft een voorstan
der van deze stichting de toezegging ge
daan, om, zoolang hij leeft, de inrichting
kosteloos van steenkolen te voorzien.
Voor de betrekking van bouw
kundig opzichter te Arnhem, welke be
trekking vacant is, hebben zich niet
minder dan 131 sollicitanten aangemeld.
Omtrent de zaak der Engelsche
Dames te 's-Ilage heeft reeds een on
derzoek plaats gehad, ten overstaan van
een vertegenwoordiger der Engelsche
legatie, bijgestaan door een beëedigden
tolk.
De Willem Barents zal dit jaar
geen reis doen naar de Noordpoolge
westen. We vernamen tot hiertoe niet,
wat daarvan de aanleidende oorzaak is.
Te Rotterdam is met goeden uit
slag een proef genomen met een Zand-
sproeiwagen, om gladde straten begaan
baar te maken.
Oorspronkelijke Schets
DOOR
2 «De dokter!" beveelt Antoinette,
ademloos van schrik. «Onmiddelijk de
dokter, Ida, gauw, gauw!"
Bij, van wien zij redding verwacht,
komt en ijlt naar boven. Naar niets heeft
hij nog gevraagd, maar met gespannen
aandacht volgt hij iedere zenuwtrekking
van het kind. Nauwkeurig onderzoekt hij
het fijngevorinde, teedere lichaampje en
drukt zijn oor op het hijgende borstje.dat
tevergeefs naar adem snakt. Met argusoog
bespiedt de sidderende gestalte in het
witte baltoilet elk zijner bewegingen
o, hydie kundige, alom bekende dokter
kan wonderen verrichten, zij stelt een
grenzenloos, onbeperkt vertrouwen in zijn
kunst, zij heeft zijn hulp juist nog bij
tijds kunnen inroepen niet waar?
Maar daar ontdekt haar brandende blik
een traan, een groote, heldere traan, die
hem langs de wangen rolt, een tweede
volgt, een derde ook Herman's oogen
zijn beneveld
Met een woest gebaar rukt zij haar
kostbaren schat uit des dokters armen
en drukt dien met een waanzinnigen lach
aan het moederhart«Hulp hulp 1"
smeekt zij, verwilderd van angst en
schrik. «Hulp voor mijn kind, mijn lieve
ling, mijn engel, mijn schat
Maar geen der beide mannen, die ant
woordt. Zij verneemt slechts het onstuimig
bonzen van haai eigen hart en de korte
afgebroken snikken van Otto, die met
onbegrijpelijke volharding tegen de steeds
toenemende benauwdheid kampt. Eindelijk
laat ook het kind den moed zakken.
«Maak hem den doodstrijd niet te
zwaar, mevrouw
Al dieper en dieper buigt zich de
vrouwengestalte over haar lieveling heen,
onstuimiger wordt ook haar ademhaling,
hartverscheurendér ook de kreten, die
haar over de bleeke lippen komen - ten
laatste zinkt zij, half bewusteloos, het
stervende kind vastjin de armen geklemd,
op een stoel neder en de lange,
golvende sleep, de witte, reeds verwelkte
bloemen in het donkere haar, de schitte
rende juweelen 't is de Engel des
Vredes en des Eeuwigen Lichts, die uit
den hemel schijnt nedergedaald, om Gods
bevel aan deze reine, vlekkelooze onschuld
te volbrengen
Wat er toen verder gebeurde?
Alleen Ida zou u kunnen verhalen,
met welk een moeite de dokter en mijn
heer van Veltheim liet lijkje uit de
moederarmen hebben bevrijd. Alleen Ida
zou er kunnen bijvoegen, hoe die beide
krachtige mannen snikkende het ventje
nog eens hadden omhelsd, hoe de kleine
vierjarige Lili vruchteloos het bedje had
trachten te verlaten, om te zien, wat men
toch met broei tje deed
Antoinette zelve weet ter nauwernood
meer, dat Herman en de dokter haar dien
avond woorden van moed en troost en
hoop hebben toegefluisterd, zij herinnert
zich nauwelijks meer, dat Herman haar
van geloof in God, van berusting heeft
gesproken, zij weet slechts dat haar
grootste levenjpchat haar ontnomen,
ontroofd is, zij hoort slechts die onafge
broken snikken van het zieltogende
knaapje, en zij ziet niets als dat doods
bleek, lijdend kinderkopje, waarover de
kille adem des doods reeds scheen heen-
gevaren, die omsluierde oogen, waarin
zij nog een stil verwijt meent te lezen,
dat halfgeopende mondje, dat om lucht,
om hulp zou willen smeeken!...
't Is haar onverschillig, water om haar
heen gebeurt, nu Otto's stem voor altijd
is verstomd, nu Otlo's rust voor altijd is
verzekerd, zij luistert niet naar 'tgeen
men tot haar spreekt, zij is gevoelloos
voor Lili's zoete woordjes en teedere kusjes,
gevoelloos voor de zachte vermaningen
van den bedrukten echtgenoot. De flu
weelachtige oogen met hun diepen glans
hebben nu iets wezenloos, iets droomerigs
gekregen. Onvermoeid staren zij uren
lang naar een en hetzelfde punt en slui
ten zich niet eer, voor dat afmatting en
uitputting er toe noodzaken. Gewillig en
dankbaar buigt zich dan het moede hoofd
voor die zoete sluimering, want de droo-
men, die zij droomt voeren haar mede
naar het land der herinneringen, waar
de Engel der vertroosting de diep bedroef
de moeder haar verloren Paradijs hergeeft.
Zoo ging het week in week uit, maand
in maand uit, en de gedrukte stemming
van Antoinette van Veltheim werd erger
in plaats van minder.
Dat achtelooze, onverschillige, koude,
dat zich sedert Otto's dood van haar ge
heele wezen badmeester gemaakt,drukte
ook hare omgeving ter neder en de
arme Herman, die ook onder het verlies
had geleden, maar tegen den strijd was
opgewassen, vroeg zich tevergeefs af,
waarmede of waardoor hij zijn dierbaar
vrouwtje afleiding kon bezorgen. Maar
op al zijn troostwoorden, op al zijn tee
dere liefkozing had zij even de schouders
opgehaald en onwillig het hoofd afgewend.
Hoe kon hij zoo onredelijk zijn, om te
kunnen verwachten, dat zij nu reedsJiaar
Ottootje vergeten kon?
«Vergeet een moeder dan ooit haar
kind?" vroeg zij verwijtend, toen Herman
Lili uit haar rolstoeltje getild en op schoot
genomen had.
«Kunt ge hiervan dan een vader be
schuldigen, vrouwtje?" klonk de ernstige
wedervraag.
«Zoo ge niet wilt, dat ik dit doen zal,
laat mij dan ongestoord denken aan mijn
gestorven geluk aan Otto De toe
komst schijnt mij zonder hein zoo zonne-
loos, zoo treurigO, wanneer je eens
wist, hoe die herinnering alleen rnij nog
aan het leven bindt!
Alleen aan het leven bindt?... Lili
en ik maken dus geen deel uit van uw
toekomst, van uw leven, Antoinette?"
Ontmoedigd en teleurgesteld door eene
nieuwe uitbarsting van smart en wanhoop,
leunde Herman met het hoofd achterover
en sloot de vochtige oogen. Lili vleide haar
zwartlokkig hoofdje aan papa's borst en
vroeg bijna onhoorbaar: «Paatje, huilt u
ook?" Maar Herman was te zeer verdiept
in zijne eigene gedachten, om dat fluiste
rend kinderstemmetje te vernemen.
Wordt vervolgd.