NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT EN GELDERLAND.
N°. 9.
Zaterdag 31 Januari 1885.
Veertiende Jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG M ZATERDAG.
Buitenkansjes.
BINNENLAND.
Feuilleton.
LILI,
AMERSF01RTSCIE COURANT.
VOOR
abonnementsprijs
Per 3 maanden ƒ1.Franco per post door liet gekeele Kijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken eu berichten intezeuden uiterlijk Dinsdags en Vrijdags.
Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentiën:
Yan 1 6 regels 0.40; iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst wordon siccbts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Een Parijzenaar schreef eens, dat
er in 't geheele jaar geen verschrik
kelijker dag bestaat dan Nieuwsjaars-
dag, en wel vanwege de ontzaglijke
uitbreiding van het fooienstelsel,
't Was een ware alzetting geworden,
een gewettigd en zelfs door 't gebruik
geheiligd systeem van roof. En,
trachtte hij zich door de vlucht aan
zijn tallooze belagers te onttrekken,
door bijvoorbeeld een paar etmalen
naar den een of anderen »oom en
province' te gaan, onmiddelijk na zijn
terugkeer zou de vloed hem met ver
dubbelde hevigheid overstelpen.
Op dezelfde ervaring kan schr.
dezes zich niet beroepen, omdat bij
ons te lande de bescheidenheid min
of meer wordt in acht genomen en
geëerbiedigd. Och, het manneke, dat
op zekeren prachtigen «Maijsche Mor-
genstondt" met een allerinnemendst
lachje tot mij zeide «Apropos, Mijn
heer, ik heb u nog geen Nieuwjaar
gewensebt," 't was de looper van
den apotheker, en ik had voor 't
eerst in dat jaar ongesteldheid in
mijn gezin, had er geen schade
van al kwam hij wat laat.
Niettemin, al willen we niet met
uitgetrokken sabel op het fooien
stelsel inhakken, we moeten toch
zorgen, dat het binnen de perken der
gematigdheid blijve. De zaak is
eigenlijk al bedorven zoodra 't een
stelsel is geworden.
Laat ons daarom wèl onderscheiden.
Dezer dagen hebben we ergens ge
lezen, dat de menschheid kan gesplitst
worden in twee partijen: de eene,
die footjes geeft, de andere die ze
ontvangt. We kunnen dat beamen,
onder toevoeging van een tusschen-
groep, die nu eens geeft en dan
weer ontvangt, bijna op hetzelfde
oogenblik.
Een boekhouder komt zijn patroon
complimenteeren: deze ontvang hein
met een opgeruimd gezicht, betuigt
zijn ingenomenheid met zijn arbeid,
roemt zijn trouw en ijver, en stelt
hem een enveloppe ter hand, zonder
adres er op, alles spierwit maar
met wat er in, «als een bewijs
van erkenning zijner goede diensten,"
zooals hij zegt. De ander gaat heel
verheugd weg, en onder het heengaan
stopt hij den kantoorlooper, die met
de pet reeds in allebei zijn handen
staat, twee kwartjes toe in plaats van
het gebruikelijk eene."
Het is juist deze breede tusschen-
klasse, die het best in staat is om
een zelfstandig oordeel over de
quaestie der fooien uit te spreken,
want zij heeft het vraagstuk van
twee kanten bezien.
Of zouden wij nog verschil moeten
maken tusschen een buitenkansje en
een fooi? Onder het eerste hebben
we te verstaan die toevallige beloo
ningen voor bewezen of niet bewezen
diensten, bij welke de vraag van het
recht geheel op den achtergrond staat:
een gratificatie, een decoratie, enz.
Nu is het wel waar, dat om deze
gewoonlijk niet gevraagd wordt,
althans niet op gewone, onbedekte
manierdoch wanneer ze worden
toegereikt, neemt men ze met niet
minder ijver in ontvangst, alleen
onder deze eigenaardigheid, dat in
sommige gevallen weer een hoogst
merkwaardige overeenkomst met de
gewone footjes voor den dag treedt,
als namelijk in de ziel van den be
giftigde de vraag rijpt«Is 't anders
niet?"
Zullen we het uitreiken van fooien
het eenigszins poëtisch karakter doen
behouden, dat het naar veler misschien
te optimistische opvatting nog heeft,
laat ons dan geheel en al de quaestie
van het recht er van afscheiden.
Elke arbeid rnoet behoorlijk be
taald worden, in verband met de om
standigheden, onder welke hij wordt
aangeboden en gevraagd.
Als iemand een dienstmaagd aan
neemt, tegen tien gulden minder loon
dan daar ter plaatse gebruikelijk is,
omdat bij hem veel «verval" is, dan
handelt hij onbillijk. Hij geeft haar
recht op een toelage, waarvoor de
gasten van den huize op contributie
worden gesteld, en het is haar niet
zoo erg kwalijk te nemen, als zij
minder vriendelijk is tegen bezoekers
die tot de «schrielen" behooren. Wie
een dienaar in huis heeft, mag vor
deren, dat deze ook de gasten met
eerbied bejegent en hun de kleine
diensten bewijst, die elk der inwo-
nenden geniet. Willen dezen hun
ingenomenheid daarmede betuigen
door middel van een gave bij hun
vertrek, heel goed, en aanmoedigend
voor den dienaar, doch in geen
geval mag het een gedwongen fraaiig
heid worden.
Desgelijks zijn ook de Nieuwjaars-
en Kermisfooien aan het dienstper
soneel gansch ontaard op de meeste
plaatsen zijn zij als de opcenten op
de Rijksbelasting, een vaste helling,
die men nooit weer kwijt raakt. De
gewoonte heeft bepaaldzóóveel per
cent van het jaarlijksch bedrag aan
loon: met minder behoeft men zich
niet te vergenoegen. Doch ik vraag
u, is dan niet geheel het karakter
eener vrijwillige gave, eener buiten
gewone ingenomenheids-betooning,
verloren gegaan?
Op plaatsen van openbare samen
komsten dreigt het langzaam inge
slopen gebruik almede gelijk een
misbruik te worden. Als de lieden,
die daar rondgaan, om uw bestellingen
te ontvangen, bijna over niets denken
dan de stuivers en dubbeltjes, die er
overschieten, als zij hun beleefdheid
gaan afmeten naar de taxatie, die zij
maken van uw oll'ervaardigheid, en
zij de bezoekers, die in dit opzicht
niet aan hun verwachtingen vol
doen, «in de gaten houden tegen
een volgenden keer," dan aarzelen
wij niet dat een verkeerde verhouding
te noemen. In sommige Europeeschc
hoofdsteden is het reeds zoover ge
komen, dat ondernemers geld toe
krijgen van het dienstpersoneelde
plaatsen van kellner worden den
meestbiedende gegevende fooien,
op de onbeschaamdste wijze den be
zoekers als het ware afgeperst, leveren
genoeg op.
In onderscheiden maatschappelijke
verhoudingen, daar waar men de
diensten van de Overheid, van de
eene of andere administratie, van de
politie zelfs behoeft, komt de fooitjes-
jacht zich vertoonen, en ook daar is
zij reeds de periode der versteening
ingetreden, heeft zij den vorm eener
vaste, door geenerlei wet voorge
schreven, maart och met onverbidde
lijke gestrengheid geheven contributie
aangenomen.
Het komt ons niet overbodig voor,
daartegen verzet aan te teekenen.
Als vrije menschen moeten we ons
niet laten dwingen tot oilers die we
anders achterwege zouden laten, ter
wijl we toch, dooreengenomen, niet
minder zouden overhebben voor hen,
die ons eenige diensten op heusche
wijze verleenen, indien we ons wer
kelijk vrij gevoelden. Een goed ge
bruik ontaardt zoo licht in een systeem
van allerlei misbruiken, als we er
het gezond verstand niet als een
lichtgevende lantaarn bij plaatsen.
Men meent te weten, dat de Ko
ning een groot gedeelte van den zomer
te Karlsbad zal doorbrengen en tot dat
doel eene villa in die badplaats betrek
ken zou.
Ten behoeve van werkverschaffing
heeft Z. M. ook dit jaar weer, even als
vorige jaren, 200 geschonken te Wa-
geningen.
Ondanks den ingevallen dooi,
waardoor veel water op het ijs stond,
en het mistige weder heeft de interna
tionale wedstrijd op schaatsen, van we-
ge het Nederlandsche schaatsenrijders-
bond, nabij Leeuwarden, op de groote
wielen, toch plaats gehad. De eerste
prijs f 600, benevens de groote gouden
Champion-medaille, uitgeloofd door het
gemeentebestuur van Leeuwarden, is
daarbij behaald door P. Bruinsma, te
Sneek.
De tweede pi ijs, 300, werd gewon
nen door RENKE VAN DER ZEE, te
VVorkumde derde prijs, 180, door
W. ZIJLSTRA, te Uitwellingerga, en de
vierde p-iijs, ƒ120, door T. B. VENIN-
GA, te Giekcrk.
Gemiddelde snelheid der ritten 225
seconden.
De uitslag toont aan, dat de opgeko
men vreemdelingen, namelijk de Engel-
sche champions, voor geen p, i,s of pre
mie in aanmerking kwamen tegenover
de snelvoetige Friezen. Deze hebben
hun naam schitterend gehandhaafd.
Intusschen is de strijd niet volledig
geweest; de Noren Axel Paulsen en Ca-
rel Werner wilden niet rijden, omdat
huns inziens de baan te smal was om
te keeren, en voorts zijn Tom Day uit
Canada, en Wilh. Duffing, uit Mannheim,
niet komen opdagen. Overigens zijn de
vreemdelingen totaal geslagen.
De Engelsche Champion Fish Smart
werd afgerekend door B. Kingma, uit
Gouw; Goodman; Tebut uit Blantes-
ham, door Bruinsma, van Sneek; Bur-
lingham, van Cambridge, door De Ko
ning, uit Poeldijk.
Alles is goed afgeloopen, hoewel er
door een sterken dooi veel ijs op het
water stond en het weder vrij mistig
was. Er waren ongeveer 10,0U0 men
schen aanwezig. De vreugde der over
winning der Friezen was groot.
Ook te Drumpt is weer een oud
strijder overleden, n. I. Arie Bergacker,
in den ouderdom van 90 jaren en 3
maanden.
De omnibus-onderneming van den
Heer J. XV. Lammers, te Reenen, Eist,
Amerongen, welke nu de voltooiing van
den Oosterstoomtramweg DoornAme
rongen in December 1883 is begonnen,
zal met 1 Februari a. s. worden gestaakt.
We vernemen met leedwezen, dat
de heer I. J. Rahusen, Directeur der
credietvereeniging te Amsterdam is
overleden.
Misschien kan als een bewijs voor
de strenge koude in Zuid-Europa gelden,
dat de spieeuwen reeds hier te lande
zijn teruggekeerd. Uit Utrecht meldt een
ooggetuige een vlucht gezien te hebben.
Oorspronkelijke Schets
DOOR
c. h. p. van oosterzee.
7 Vooral Herman bleef 't langst voor
het kinderbedje staan. Peinzend vouwde
hij biddend de handen te zamen en eer
biedig boog hij het hoofd voor de heili
ge onschuld der kinderen die, na God,
't meest vermogen op het zondig men-
schenhart.
Den volgenden morgen had Lili weer
een kwade dag. De koorts steeg onrust
barend en de pijn werd veel eiger. De
toestand was zoo wisselvallig, zoo onze
ker, de ontsteking verminderde zoo lang
zaam, dat Antoinettes hoop, op het be
houd van haar dochtertje, soms dreigde
verloren te gaan. Al sprak de genees
heer nog zoo bemoedigend en vriende
lijk, een angstig voorgevoel omtrent het
lot van haar arme Lili, ontnam haar
vrede en rust. Wanneer zij ook dit kind
moest verliezen, wanneer zij ook dit
éénigste moest afstaan was 't dan
maar niet beter dat God haar weg
nam Haar plaats zou kunnen worden
aangevuld, een liefdevolle tweede moe
der zou haar gemakkelijk kunnen ver
vangen, terwijl Lili's heengaan Lili's
sterven o neen, deze ledige plaats kon
immers dour niets ter wereld meer wor
den aangevuld, niets, niets
De avond is gedaald. De dokter ging
zoo juist heen en heeft Lili iets minder
zorgelijk achtergelaten. De ingevallen
wangetjes zijn echter nog hooggekleurd,
en in de blauwe oogen schittert een
koortsige gloed. Een wijle ziet Antoi
nette, die weer voor het bedje is geze
ten, haar vragenden blik op zich geves
tigd, en wanneer Lili steeds blijft zwij
gen vraagt zij of mamaatje iets vertel
len wil, een mooi geschiedenisje, bijv.
Lili knikt van ja, en haperend voldoet
de jonge vrouw aan den wensch van
haar kind.
't Verhaal is eindelijk geëindigd en 't
wordt tijd, om de lamp uit te doen,
want nu moet Lili slapen, zegt Antoi
nette zacht.
„Neen, maatje, nog nietLili kan nu
nog niet slapen smeekt zij.
„Wil mamaatje dan nog wat blijven,
poesje?" klinkt het bereidwillig.
,.0 ja!"
„Eu nog wat vertellen?"
Lili schudt van neen en verdiept zich
in dèn helderen glans der gaslamp,
waar omheen een groote vlieg zenuw
achtig rondfladdert, om kort daarna een
prooi der vlam te worden. Oplettend,
bijna ademloos had zij de lotgevallen
van den armen vlieg gevolgd en toen
zij als lijkje op den grond viel, zeide
zij treurig
„Maatje, kijk 't diertje is nu dood
net als broertje krijgt 't nu ook an
dere vleugelen, om naar den hemel te
vliegen Lili krijgt ook vleugelen wan
neer Lili Jood gaat, niet waar, maat
je?
De lippen der aangesprokene trillen
en 't valt haar zwaar met heldere stem
te antwoorden.
„Niet waar, maatje?" herinalt de
kleine. Wanneer Lili doodgaat
,.Ja ja zeker, lieveling, maar
Wat de jonge vrouw er bij wil voegen,
blijft in de keel steken.
„Nu moet je noch gaan slapen, Lili
vermaant Antoinette opnieuw, nadat zij
zenuwachtig eenige onnoodige voor wei-
pen had weggeborgen. „Mama zal bij
Lili blijven, je bent toch niet bang?"
„Bang? o Neen, maar... dat arme
diertje, denkt u heusch, dat 't andere
vleugeltjes zal krijgen, maatje,en
dan wat zullen ze thuis bij hem be
droefd zijn, wanneer hij niet terug
komtMama, komt iedereen in den
hemel
„Ja, iedereen die goed is
„Is Lili goed
„Lili is heel zoetja
„Mama, God woont immers óók in
den hemel.naar wie is God toch ei-
gentlijk
„Hoe weet Lili dat God in den
hemel woont?... Wie heeft 't j# ver-
1 teld
„O, dat weet ik zekerDie mooie
platen in dat prenteboek, dat ik heel
vroeger van papa heb gekregen weet
u nog, dat roode boek Ida heeft daar
in gelezen en Lili verteld van dat meis
je, dat haar groote pop alles leerde, net
als mama aan Lili wil doen, weet u
O I"
„Ja, o maatje, dat is zoo mooi, zoo
prachtig Maatje, Lili kan ook al bid
den net als die pop! Is dat goed,
en zou Lili nu in der. hemel kunnen
komen
Bij dat kinderlijk, onschuldig gesnap
buigt Antoinette hoe langer boe dieper
het schuldige hoofd. Haar gefolterd hart
krimpt ineen van smart en pijn en
wroeging en berouw Moest dit wei
nig geliefkoosd kind haar dan het bid
den leeren Zij, die nooit meer de han-
Bij de laatste woorden deed zij eene
vruchtelooze poging, om het kleed harer
moeder te grijpen, hetwelk aan haar
bedje voorbij zweefde.
„Mama mama papaatje
In het volgend oogenblik houden een
paar krachtige armen het tengere li
chaam omstrengeld en Lili's gezichtje
wordt bedekt met tranen en kussen.
„Paatje, waarom is u bedroeld
vraagt ze schuchter, „Mama heeft ge
zegd, dat Lili heel zoet was maar Lili
kan nu nog niet slapen
den tot een gebed te zamen vouwde,
moest dit kleine, gebrekkige schepseltje
haar daarin tot voorbeeld strekken?
Zij, die alle geloof voor goed uit het te
leurgestelde hart had gebannen, zij, die
nooit zonder een bitter verwijt op de
lippen het oog ten hemel had geslagen,
zij, die
„Maatje, en zou God erg blij zijn,
wanneer Lili bij hem kwam? Adéle
heeft aan haar pop verteld, dat God heel
erg veel van kleine kinderen houdt...
maar Lili zou toch niet giaag zonder
mama en papa willen gaan Mama,
bidt u eens met mij, zooals Adéle 't
ook met haar pop deed, en vraagt u
dan aan God om samen met Lili te
gaanLili wil toch liever niet al
leen niet alleen gaan