NIEUWE
'Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT EN GELDERLAND.
De laatste Der Calero's
N'. 19.
Zaterdag 7 Maart 1885.
Veertiende Jaargang.
De Drankwets-herziening.
F euilleton.
VOOR
abonnementsprijs
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentiën:
BINNENLAND.
AMEBSFOORTSCIE COURANT.
Per 3 maanden 1.-Franco per post door het geheele Kijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stnkken en berichten intezendon uiterlijk Dinsdags en Vrijdags.
Van 1 6 regels 0.40; iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Het is merkwaardig, hoe spoedig
nen zich aan de Drankwet heeft
gewend. Toen er voor het eerst
'prake van haar was, scheen het
wel alsof geen Nederlander er zich
Doit in zou kunnen schikken, en we
herinneren ons nog zeer goed den
Lijd, dat het denkbeeld, wettelijke
bepalingen in het leven te roepen
van den verkoop en tot beteugeling
van het misbruik van sterke dran
ken, welk denkbeeld vooral in
den stichter van den Multapatiers,
thans Volksbond, een warm voor
vechter had, met spotternij werd
bègroet. En het meest bad men het
nóg te kwaad met die soort van doc-
trinairen, die nu eenmaal in théorie
hadden uitgemaakt, dat de staat zich
nooit op het terrein van de morali
teit moet begeven cn niet als verbe
teraar van de openbare zeden mag
optreden.
Niettemin, de staat is zijn gang
gégaan.
Wat zijn nu de vruchten geweest
van de Drankwet?
We gelooven niet, dat bet oogen-
blik reeds gekomen is, om op die
vraag een bepaald antwoord te ge
ven. Men zou zich nog te veel moe
ten verdiepen in gissingen en ver
wachtingen, terwijl alleen feiten in
aanmerking mogen komen. Over een
tiental jaren zulien de statisticus en
de jurist hier een mooi arbeidsveld
vinden.
In landen, waar het drankmisbruik
nog niet tot het onderwerp eener
wettelijke regeling wérd gemaakt, is
het toegenomen, zelfs boven de ver
houding van den bevolkings-aanwas.
Men zie bijvoorbeeld Zwitserland en
Belgiëin het eerstgenoemde land
heelt het alcoölisme den omvang eener
volksramp bereikt.
;3Reeds indien bij ons geen sterker
vermeerdering valt waar te nemen
dan die in evenredigheid is met de
toeneming van de bevolking, zou
met eenigen grond kunnen beweerd
worden, dat de groote vijand van de
welvaart des volks tot staan is ge
bracht, in afwachting van het oogen-
blik, dat hij zijn terugtrekkende
beweging zal aanvangen; en men
zou recht hebben dit, wij erkennen
het vrij gering resultaat, aan de wer
king der Drankwet toe te schrijven.
Doch we gelooven te mogen aanne
men, dat de verbetering in den al-
gemeenen toestand grooter is: dat
de cijfers, die de verhouding aangeven
tusschen bevolking en gebruik van
spiritualiën, een afdalende reeks
vormen, zij het dan ook met nog te
klein verschil.
liet is zeer noodig, dit eens gezet
te onderzoeken. Oppervlakkig geoor
deeld, blijven de getallen, die de
maandelijksche en jaarlijksche op
brengst van den drank-accijns aan
geven. zeer hoog doch zij kunnen
moeilijk als factoren voor vergelijking
in aanmerking komen, als men niet
goed weet uit welke bestanddeelen
zij zijn samengesteld. Men spreekt
met ingenomenheid van het vermin
deren der kroegen, men wijst op de
veroordeelingen, uitgesproken voor
openbare dronkenschap of andere
overtredingen van de wet, maar
dat alles zijn middelen, geen doel.
Het laatste is alleen: verlaging van
het cijfer, dat het gemiddeld drank
gebruik aangeeft.
Doch nu kunnen, om daartoe te
geraken, verschillende wegen worden
ingeslagen, en onder deze ook de
zoodanige, die noodeloozen druk uit
oefenen. Daar met de Drankwet nog
eerst de raad der ondervinding moest
worden ingewonnen, is het geen
wonder, dat de aandrang tot herzie
ning niet lang uitbleef.
Verleden jaar is daarbij een poging
gedaan, doch niet gelukt. Enkele van
de voorstellen der Regeering, omtrent
welke geen verschil van gevoelen
bestond, zijn aangenomen, doch om
trent de andere is de beslissing ver
daagd. Op die wijze werd de Regee
ring een échec bespaard en ontging
men tevens het gevaar, overijld te-
herzien.
Thans is gevolg gegeven aan het
voornemen, om sommige bepalingen
der Wet, met behoud van haar
hoofdbeginsel, te wijzigen. Voor zoo
verre die voordracht eenvoudig be
trekking heeft op de heffing van het
zoogenaamd «vergunningsrecht", en
den maatstaf naar welken de aanslag
geschiedt, kunnen wij haar onbespro
ken laten: dergelijke administratieve
regelingen kunnen beter beoordeeld
worden door hen, die met de uitvoe
ring in voortdurende betrekking staan
dan door ons.
Hoofddoel der thans voorgedragen
wijziging is het opheffen der bezwa
ren, uit de Wet voortvloeiende voor
de zoogenaamde «gemengde bedrij
ven." De ondervinding beeft aange
toond, dat deze sterker Vorden ge
drukt dan noodzakelijk is. Reeds bij
de laatste herziening is hierin eenigs-
zins te gemoet gekomen, door ook
voor de eigenaars dier neringen het
vergunningsrecht verkrijgbaar te stel
len, uitsluitend ten aanzien van de
localiteit voor het zetten van gelag
bestemd, mits deze geen rechtstreek-
scbe gemeenschap hebbe met den
winkel en langs een afzonderlijken
ingang toegankelijk zij. Thans w il de
Regeering daar ook den verkoop van
sterken drank toestaan in hoeveel
heden van minstens 8 deciliters en
in gesloten flesschen of kruikenhet
drinken alleen is verboden op plaat
sen, zonder vergunning.
Wij zouden nog scherper onder
scheiding willen, en de bepalingen
der wet alleen toegepast willen zien
op het tappen in den zin van gelag
zetten, maar voor het overige den
gewonen verkoop geheel vrij laten.
Of, zoo de Wetgever vreest op die
wijze weer inbreuk te zullen maken
op het hoofdbeginsel der Wet, dan
zouden we het hierboven aangegeven
minimum teruggebracht willen zien
tot 4 deciliter, de hoeveelheid ge
meenlijk bekend onder den naam
van een halve flesch, die dan insge
lijks gesloten en verzegeld moest zijn.
Door deze verandering zou menig
bezwaar worden weggenomen.
Hoe de Regeering nog altijd blijft
vasthouden aan de zoo dikwijls ge
wraakte gelijkstelling van confiseurs
met restaurateurs en sociëteithouders,
begrijpen wij niet. Het komt ons
voor, dat ook zij onder het gemeene
recht moeten geplaatst zijn. Wordt
voor den eenvoudigen verkoop in het
klein wat meer speelruimte toegela
ten, zoodat zij ongehinderd hun
vruchten op brandewijn in gesloten
flesschen aan de toonbank kunnen
debiteeren, dan is er ook geen en
kele reden aan te voeren, om hun
allaire niet als een „gemengd bedrijf'
op te vatten. Zij zouden dan ook
vergunningsrecht kunnen erlangen
voor de localiteit, waar zij die arti
kelen willen laten gebruiken, onder
de thans geldende voorschriften be
treffende gemeenschap met den win
kel en toegang van de straatzijde.
Eindelijk is er nog een wijziging
voorgesteld, die onzes inziens wel
een aandachtige overweging verdient,
omdat wij haar beschouwen als een
stap terug. De moeielijkheid heeft
zich voorgedaan, dat ten platten
lande voor den Rijksdienst, bijv. ont
vangerskantoren, geen andere localen
dan in een herberg te bekomen
waren. Men weet, dat daartegen
ernstige bedenkingen bestaan: de lie
den die daar moeten verschijnen
worden als het ware genoodzaakt,
iets te verteren. De Minister wil nu
dat verbod opheffen, maar het hand
haven voor den dienst der gemeenten.
Wij meenen, dat het verbod moet
blijven bestaan. We kunnen ons niet
voorstellen, dat het volstrekt onmo
gelijk zou zijn, voor de zitdagen van
heeren en ontvangers, van penning
meesters van polderbestureu, voor
vergaderplaatsen van waterschaps
besturen beschikking te krijgen over
eene localiteit, die niet in directe
gemeenschap staat met een vertrek,
waar getapt wordt. Ware die onmo
gelijkheid inderdaad een vaststaand
feit, waarom dan aan gemeentelijke
ambtenaren verboden, wat aan de
dienaren des Rijks zal worden toe
gestaan
Het groote belang, aan een stand
vastige bestrijding van het drank
misbruik verbonden, beeft ons ir.j^d
gegeven tot deze vrijmoedige opmer
kingen, nopens een^voordracht, die
we voor het overige met ingenomen
heid begroeten.
Hoofdstuk Justitie is in de Tweede
Kamer met eenparige stemmen aange
nomen en met Binnenlandsche Zaken
werd een aanvang genomen. Een vrij
hevige strijd, wat de afdeeling onderwijs
betreft, kan hierbij verwacht worden
want de rechterzijde zal natuurlijk haat
best doen, orn alle niet noodzakelijke uit
gaven voor onderwijs te besnoeien, waar
bij verzet van vele liberalen te verwach
ten is. De heeren Lobman, Halhnans,
Vermeulen, Schaepman, van Asch van
Wijck en Godin de Beaufort (dus 3 Anti-
revolutionnairen en 3 Katholieken) gaven
daartoe reeds het sein door onderstaande
verminderingen op de onderwijsuitgaven
voortestellen
Art. 83. f5500 nieuwe Iioogleeraar in
oude geschiedenis, Grieksche en Rornein-
sche oudheden, conservator bij de geologie
en mineralogie te Leiden
art. 89. f4000 nieuwe hoogleeraar in
de Engelsche taal en letterkunde te
Groningen,
art. 107. f134.000, ten einde te ge
raken tot vermindering van het getal
Rijks hoogere burgerscholen naar Leuze
der Regeering.
art. 111. f 17.400 ophouden van sub-
sidiën aan middelbare meisjesscholen en
schrappen van nieuwe en verhoogde sub-
sidiën.
art. 120. f 2000 om te constateeren
de noodzakelijkheid van inkrimping van
Rijks-, kweek- en leerscholen en va
uit het Italiaanscli van
vitt0ri0 bersezi0.
10.) Gij kent de zenuwachtige ge
voeligheid, die mij kwelt: de vreemde
dwaasheden, die mij van tijd tot tijd
overvallen, Welnu, terwijl ik aau niets
dacht dan aan u, zag ik daarginds op
eens een verschijning verrijzen
Eene verschijning!
Ja, mijn vriend d'Arcillo; dat is de plot
selinge, vreemde gedachte, die rnij heeft
overvallen. Indien hij bemind had zooals
ik u bemin, en bemind ware geworden
zooals hij mij bemint, dar. nog zou dat
vreeselijke spooksel, de dood, zich immer
tusschen hem en zijn geluk zijn komen
plaatsen en eindelijk zou dat de woorden
des dichters ten spijt, de liefde hebben
overwonnen.
O! neen! Viel hem het meisje op
levendigen toon in de rede. Zij, die
dezen ongelukkige zou hebben bemind,
zooals ik u bemin, zou met hem den
dood zijn ingegaan.
En indien haar leven noodig ware
geweestal ware het slechts, om
den naam van een geslacht niet te doen
uitsterven? Gij bijvoorbeeld, daarvan houd
ik mij verzekerd, zoudt den moed hebben
te blijven leven indien gij èn den ster
vende èn al de voor bijgegane geslachten
onzer voorvaderen u hoordet toeroepen
«Leef, leef en wordt de moeder van een
sterk geslacht, dat tot in ver vei wijderde
eeuwen onzen naam en onzen moed voort-
plante
Ik ikriep het verschrikte meisje
uit. Ik bezit geen anderen moed dan
om u te beminnen. Alleen voor u zou
ik de kracht hebben tegen het noodlot
te strijden.
Èn indien ik het u bad, u smeekte
in naam van alles, wat ons heilig is,
in naam onzer liefde met den laatslen
ademtocht mijner ziel
Aldovira leidde bare armen op de
schouders van den metgezel harer kinds
heid, van haar beminde, van haai' ver
loofde, van haar uitverkorene en hem
goed in de oogetr ziende, zeide zij met
bewogen stem en vol aandoenig:
Er dreigt u een gevaar! Gij wilt
sterven
Met geweld zijne zelfbeheersching
terugnemend, plooide Alessandro zijne
lippen weder tot een kalmen glimlach.
Neen, zeide hij het is de dood
van den armen d'Arcillo die mijne zenuwen
zoo heeft geschokt
Men klopte aan de deur en een be
diende trad binnen, welke Alessandro
mededeelde dat kolonel X. verzocht hem
even te mogen spreken.
Ik kom u de vreemdste zaak der
wereld mededeelen, begon de kolonel,
met het gelaat van iemand, die iets leelijks
slikken moet en het zal u verwonde
ren zoo iets uit mijnen mond te ver
nemen.
Welke zaak
Men spreekt van een vergelijk, eene
verzoening.
De fiere kolonel sprak deze woorden
op een toon van de diepste minachting.
Wie?... mijn tegenstander?
Wij zeker niet! riep de getuige
van Alessandro levendig. Het schijnt, dat
er bedenkingen bij dat heer zijn gerezen,
die zijne krijgshaftige opwellingen krach
tig hebben onderdrukt; zoo even zijn
zijne getuigen mij kornen vertellen, dat
het onze plicht was, alvorens twee men-
schen tegenover elkander te stellen, om
op de door ons bepaalde en nog al
ernstige voorwaarden te duelleeren,
eerst nog eens voorzichtig te onderzoeken,
of daartoe eigenlijk wel reden bestaat.
En gij hebt geantwoord?
Dat mijn principaal geen kind was
en de hunne evenmin en dat indien de
een het noodig had geoordeeld eene uit
daging te zenden en de ander haar aan
te nemen, er geen verder onderzoek noodig
was en wij ons zonder meer aan hunne
besluiten moesten hcuden. En dat indien
nogthans, graaf Spaturzi die de uitdager
is, zich terug wilde trekken, verschooning
vragend voor den last, die hij gegeven
heeft en openlijk erkennend, dat aan onzen
kant geene schaduw van ongelijk bestaat,
dat dan misschien mijn principaal zou
kunnen besluiten de uitdaging als niet
geschied te beschouwen.
Zeer goed en zij
Zij schreeuwden als raven tegen
wat zij onze aanmatigingen noemden en
voegden er aan toe, dat het een heilige
plicht was een ongeluk te voorkomen
dat de beide par tijen, door har tstocht ver
blind, niet in staat waren bedaard te
redeneerenzij verklaarden dezen slap
uit eigen beweging te doen en gebruikten
in kort zulk een vloed van argumenten
dat ik, om er een einde aan te maken,
gezegd heb er met u over te spreken,
waarna gijzelt kopdl beslissen af gjj met
hen in onderhandeling wildet treden over
eene vreedzame schikking. In de club
wachten zij het antwoord af.
Alessandro was slechter geluimd dan
ooit te voren. Hij was met zich zelf en
de geheele wereld in oorlog: en zich
zelf of een ander te schaden scheen hem
toe eene verlichting te zullen zijn. Hij
antwoordde kortaf:
Er is slechts een antwoord dat hetwelk
gij reeds gegeven hebt: dan zal ik hem
en zijne lafheid vergeten.
Ik ga uw antwoord, dat ik van te
voren reeds begreep, dadelijk aan hen
overbrengen. Over een half uur zal ik
terug komen, om u den uitslag medete-
deelen.
Zooveel levenskracht en zoo groote
zwakheid van ziel! zeide Caldiero tot
zichzelf, terwijl de kolonel haastig vertrok;
en een verachtende trek speelde om zijne
lippen.
Doch het was geene lafheid, welke den
jongen graaf zoo deed handelen. Het
is waar, hij had in het voorstel, zijner
vrienden toegestemd, die voor het gevaar
vreesden, dat eene ontmoeting met een
zoo bekwaam schermer noodwendig voor
hem moest opleveren en misschien had
hij het zelf ook gewenschtmaar hij
had dadelijk gezegd, dat hij zich tot niets-
leenen zou hetgeen ook maar, in 't minst