nieuwe Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT EN GELDERLAND. KLAOS en KNELIS. N°. 39. Zaterdag 16 Mei 1885. Veertiende Jaargang KLAOS en KNELIS, Decoratiën. abonnementsprijs VERSCHIJNT WOENSDAG Eflf ZATERDAG. advertentiên: BINNENLAND. Feuilleton. IMEBSFOOBTSCBE COURANT. VOOR Per 3 maanden f 1.Franco per post door het geheelo Kijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Iugezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdags en Vrijdags. Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort. Van 16 regels O. tOiedere regel meer 5 Cent. Advertenticn viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Wij vestigen <Ic aandacht onzer lezers oj> het nieuwe. Feuilleton, getiteld in ons blad van beden aange vangen. In zeker schoolboekje, vóór een dertigtal jaren algemeen in gebruik en dat misschien nog wel hier of daar zal worden aangetroffen, komt een berijmde fabel voor, de lotgevallen vermeldende van een mierenkolonie, die, na zich in een molshoop geves tigd en het daar heel huiselijk inge richt te hebben, op het denkbeeld kwam dat zij eigenlijk verre verhe ven was boven het domme mieren volk, dat zich in de laagte bewoog. Sommigen meenden nu, dat het noo- dig was door een uiterlijk teeken dien hoogeren rang aan te duiden men schikte zich op met stroohalm- pjes en bloemblaadjes en eischte dat allen, wien dien tooi niet was ge schonken, heel nederig het hoofd zouden buigen voor zooveel grootheid en pracht. Rat duurde net zoolang, totdat de voet eens wandelaars den molshoop vertrad, en onder dat on verwacht nivellement alle luister ver dween. Dat eenvoudig verhaaltje komt mij dikwijls in de gedachten, en dan steeds bij dezelfde soort van «ge beurtenissen." Ja zeker, 't is een gebeurtenis, niets minder dan dat, voor de betrokken personen, als een gekroond hoofd ge nadiglijk de hand uitstrekt en een dauw van eerbewijzingen doet neder dalen op de naar hem toegekeerde en begeerige knoopsgatenrijen. «Het heeft Z. M. den Keizer van Duitsch- land, Koning van Pruisen behaagd, tot Ridder le klasse van de Pruisi sche Kroonorde te benoemen baron Taets van Amerongen, hofmaarschalk van H. K. H. Prinses Hendriktot Ridder 2e klasse de kamerheeren van II. K. IJ. baron Van Wassenaer van Rosande en graaf Van Bylandt, tot Ridder 3e klasse den secretaris van H. K. II. den heer Inckel. Een nederig journalist, van wien het vaststaat dat hij nooit eenige kans zal hebben op zijn jasje een van die veelkleurige lintjes te mogen hechten die in zoo tallooze menigte onder diplomaten, regeeringspersonen, militaire en burgerlijke dignitarissen worden verspreid, loopt gevaar van jaloerschheid te worden verdacht, als hij van deze dingen schrijft. Doch met de hand op het hart: geen oogenblik benijd ik dien graven en baronnen, evenmin zelfs dien niet- geadelden begunstigde het hun ten deel gevallen voorrecht. Ik ga nog verder: het gebruik wil, dat bij ge legenheden als deze, een huwelijk in vorstelijke kringen, zulke eerbe wijzen worden verstrekt, en het zou een bepaalde onbeleefdheid zijn ge weest zonder voorbeeld, indien ook thans de gewoonte niet ware gevolgd. Het groote publiek evenwel denkt bij zulke dingen nog aan iets anders dan een vorm. Ridderorden, zoo wordt er geoordeeld, zijn ingesteld om buitengewone verdienste op bui tengewone wijze zoo niet te beloo- nen, dan toch te erkennen; en in die meening vraagt men zich af, waarin het verdienstelijke steekt van het, in officiëele qualiteit, bijwonen van een huwelijksvoltrekking. En als het antwoord, zooals natuurlijk is, niet bevredigend uitvalt, dan is men licht geneigd om met de geheele in stelling den draak te steken of op bitteren toon haar afschaffing te ver langen. Noch het een, noch het ander be hoort tot de taak, die ik mij heden heb opgelegd. Ik wenschte alleen er op te wijzen, dat ook in ons land het toekennen van eerbewijzen niet vrij is van wil gezag een knak wordt lekeur. Op zichzelf zou dat geen kwaad kunnen, ware het niet dat daarmee aan het prestige van het uitvoerend toegebracht. Onlangs meldden de dagbladen, dat tot Ridder van den Nederland- schen Leeuw was benoemd de direc teur der Landsdrukkerij. Aanstonds werd van verschillende zijden de vraag geopperd: Wat heelt die man voor uitstekends gedaan, dat hem de eer werd geschonken Het »virtus nobilitat" op zijn borst te zien prij ken En het ontbrak niet aan toe spelingen op ,4e. mislukte proefne mingen met plakz'egel-fabricatie, die het land een schat van geld hadden gekost. Later, nog in deze maand, werden we opnieuw met een eerbewijs van dien aard verrast. De afgetreden Mi nister van Financiën, de lieer Grob- bée, ontving als naar gewoonte den dank der Regeering voor de gewich tige diensten, door hem aan den Ko ning en aan het land bewezen, en tegelijk zijn bevordering tot Kom- mandeur der Orde van den Neder- landschen Leeuw. Kost het reeds moeite, een glim lach te weerhouden over die «ge wichtige" diensten, daarin bestaande dat de meest onbekookte belasting plannen gedurende den tijd van zijn ministerschap aan het Departement in elkander werden gezet, die promotie, in verband met de alge- rneene afkeuring van zijn beleid in beide takken der Volksvertegenwoor diging, doet de deur dicht. Voortaan zal het maar best zijn, wezenlijke en door ieder erkende verdiensten niet op die wijze te bekronen, anders kan men geen onderscheid zien. liet verdient wezenlijk overweging, of het niet goed zou zijn, het toe kennen van decoratiën uit onze nationale instellingen te doen ver dwijnen. Wij gelooven niet, dat er iets vóór het behoud te zeggen is. kinderachtig: bovendien, een man of vrouw die zich inderdaad boven het gros zijner medestervelingen ofland- genooten verheft, zal niet tot lioo- gere plichtbetrachting worden ge prikkeld door het uitzicht op een eereblijk. Wij kunnen ons eeniger- mate voorstellen, dat in oorlogstijd een decoratie als de Militaire Wil lemsorde eenige reden van bestaan heeft; de begeerte, om haar te ver werven, wekttot buitengewoon ïnoeds- betoon op, tot een mate van doods verachting die vaak de schaal der overwinning doet overslaandoch dat zijn dan ook abnormale omstandig heden, waarmede rekening gehouden moet worden. Maar in het gewone burgerlijk leven, wanneer alle zaken het best loopen wanneer ieder met kalmte en in eenvoud zijn plicht doet, dan zouden we het zeer in 't belang van 't algemeen achten, wan neer die, voor enkele klassen van staatsburgers alleen bereikbare eere blijken weggelaten werden. Want er steekt een kwaad in, dat niet weggeredeneerd kan worden. Geen regeering, met hoe goede be doelingen ook bezield, is in staat de juiste mate van iemands verdienste te bepalen. Nevens één gedecoreerde zullen er misschien een dozijn per sonen staan, vast overtuigd (Jat zij ten minste evenzeer voor een hulde blijk in aanmerking hadden moeten komen, en 't is een menschelijke zwakheid, doch haar bestaan valt niet te loochenen, die twaalf zul len zich miskend gevoelen, hetgeen wellicht verlammend zal werken op hun ijver. Niet onwaarschijnlijk is het, dat een volgende eeuw medelijdend zal nederzien op de ijdelheid van haar voorgangster, zich openbarende in de zucht naar onderscheiding, zóó ver regaande dat men zelfs hier en daar handelaars in decoratiën heeft zien optreden. Daarom pleiten we voor inkrimping, die de overgangstoestand Als belooning zijn zij wel wat1 tot afschaffing kan worden. De koningin der Nederlanden zal tegen het einde dezer maand van Aroldsen naar Teplitz gaan, om de baden te ge bruiken. De ontvangst van den heer Bloem, nieuw benoemd minister van financiën, was in de Kamerzitting van 12 dezer zeer vriendschappelijk. Hij scheen bijzonder op zijn gemak. De aanbevelingslijst voor Raadsheer in den Hoogen Raad is bij de Tweede Kamer ingekomen en bevat de volgende namen: De oud-Minister Mr. Modderman, Mr. van Blom, rechter te Ileerenveen, Mr. Karsten, Raadsheer te Arnhem, Mr. Van Hetting Tromp, advocaat te Leeuwar den, Mr. A. J. van Emden, oud-president van het Hof van Justitie in Suriname, en Mr. de Sitter, rechter te Arnhem. Bij Min. beschikking is aan dr. C. Winkler, benoemd lector in de psychiatrie aan de Universiteit te Utrecht, met 15 Mei eervol ontslag verleend als adsistent in het ziekenhuis aan genoemde Rijks universiteit. De commissaris des Konings van Gelderland heeft de wanverhouding tus- schen den burgemeester van Bergharen en zijn gemeenteraad, die feitelijk tot werkstaking is vervallen, trachten op te hellën. Hij heeft een gesprek gehad met den burgemeester en de wethouders, maar uit het op deze vergadering voor- gevallenne meent men te moeten op maken, dat de raadsleden zullen blijven weigeren om met het tegenwoordig hoofd der gemeente zamen te werken. Hier staat men ongetwijfeld voor een der gekste moeilijkheden, die kan volgen uit onze gemeentewet. De raadsleden zouden allen moeten be danken en zich weder herkiesbaar stel len. Indien dan dezelfde personen zouden herkozen worden, zou het blijken dat de meerderheid der bevolking tegen den burgemeester was, in welk geval de Minister van binnenlandsche zaken het verstandigst zou doen. den man zoo mo gelijk op eene andere wijze te helpen, want als burgervader der gemeente zal hij dan weinig nut meer stichten. Vertelling in het Eemlandcr dialect. DOOR T. PLUIM. D 't Is 'n duustere-n-avond, je kunt haost geen hand veur ooge zien. De kouwe noordewiend sniet je in 't gezicht, dat de wang' d'r zeer van doen. Noe, in 't midde van Feberwaorie hei-je-n-ok geen zoe- mersch weer te wachte. Of en toe valt er zoo wat uut de locht, geen snieuw en ok geen rege. Hier op d'n Lienderscheweg de kant van Hoevelaok uut, is 't ok arg duuster. De twee mansluu die daor heen gaon, geven d'r niet veul om ze kenne-n'-om- mers d'n weg zoo goed, dat z'm wel in d'n bliende viende kunnen. De klok op de Langenoord hêt flusjes tien uur gesloege, 't wordt dus veur de twee al mooi laot. „Kom Klaos, stap wat gawer an, ze zitte thuus al op je te wachte.Maor de wiend suust zoo hard, dat Klaos het maor half hoort. Watte? ziet-ie. Dat we wat an motte loope, jong. 't Kan m'-n-anders weinig schele, 'k bin d'r toch an. Noe ja, je bint arg ongelukkig ge wist. 't Is jaommer dat je noe net't leig- ste nommer trekke most. En Hent Keesse, die d'r zoo goed bi zit, haolde nao joe zoo'n hoog nommer. 'k Heb je 't ommers allied al gezeid, Knelis, als ik lote moes, zou 'k er wel anweze. Noe, daor bin d'r zooveel soldaot, jie kun het ok nog wel weze; je hêt toch allied de kost veur 't eten, en nog geld toe, verzinke! Je hêt goed praote, Knelis, jie hoef niet te diene, jie bin eenige zeun. Maor as je d'r ok an was, zou-je d'r wel heel anders over praote. Niet, dak teuge 't soldaote-leve zoo opziet, nee, da niet, maor denk dan 's aon mien Meeltje. As ik zoo lang van d'r weg bin, zou ze me niet vergete? Zie-je Knelis, daór bin 'k bang veur. Maor je kunt mekaor ommers schrieve, Klaos, da's haost net zoo goed of je me kaor spreekt. Praot maor as ze schrieve kost, maor dat het ze nooit geleerd. Leze wel maor schrieve ho maor Hoor 's Klaos, we kenne mekaor van kiend af an, as jie in dienst bin, dan wik-je greig schrieve wat ze an joe te zegge hêt; das ommers ok goed. Verdreid, daor ha'k niet an gedocht as je dat wil doen, dan za'k je d'r duu- zendmaol veur danke. Afgepraot hoor. Loop noe wat an, en wees dan niet langer zoo triestig. Kom, lawe maor's een deuntje ophaole. Ze zinge zoo hard, dat de honde hier en daor beginne an te slaon. Maar 't liedje is gaw uut; 't gaot d'r niet van 't hart; dat ku-je wel hooren. Noe! zing ok maor's, as je met zoo'n treurige ring naar huus mot, en as de wiend je de snieuw om de-n-oore smiet. We zuile d'r maor veuruut loope naor de Leige Hoef. Bi d'n heerd zilte twee vrullie en twee inallie, Klaos z'n ouwers, z'n breur en z'n zuster. Vrouw wat wordt het laot; 'tis al over tiene, en nog is Klaos d'r niet. De jong zal arg verdrietig weze, as-ie mien wat slecht, zeit de vrouw en een paor traone rolle d'r over de wang. 'tls vraftig ok wat, zeit breur Hein, 't is de meute niet weerd d'r om te grimme. Ik hêt ok wel motte diene, en onze Tie- men is ok vrog van huus gegaon. Laat Klaos ok maor de wereld 's gaon kieke, dat zal hum niks geen kwaod doen. Da's noe wel waor jong, zeit vaoder en hie smiet nog 'n dikke knup pel op 't vuur, da's noe wel waor, maor Klaos is nooit niet wreed gewist, en we kunne-n-hnm zoo bovesbest ge- bruuke. 't Is tegenwoordig de tied niet om 'n knecht te neme, as je d'r buute kunt. Hm, zeit Hein hie is niet arg treur- achlig; die Klaos is er net de jong naor om je overal in te komrnedeere. Laot ie maor 's soldaat worde, dan zulle z'm zelf wel komrnedeere. Stil, ik hoor wat, zeit zuster Jans, en de lepel waor ze de pap mee reuit houdi ze zoo lomp in d'r hand, dat de pap op d'r schulk druupt. Ze speulen alle vier stommetjeduide- lik hoore ze buute gepraot. Wel te ruste Knelis, denk er om wa je me beloofd hêt. Zonder mankeere, goeie 'saoves, wel te ruste. Goddank! roept moeder, en met de lamp gaat ze de deel op om Klaos bi te lichte. Je begriept wel wat ze teuge mekaor zegge. De drie op d'n heerd zouen in duuster zitte, as 't veur niet zoo helder brandde. Heer nog toe, zeit Jans als ze ziet hoe ze op d'r schulk gemorst hêt. En ze doet d'r best om 'm weer schoon te kriege. Waor blief je toch zoo lang? roept de baos, maok toch vurt! en meteen loopt ie de deel op. Wat kiek-je triestig jong; kom, je mot je kop niet laote zakken; 't helpt ommers toch niet? Gaw maor, de pap is klaor. 'k Hêt niks geen zin, vaoder,'k gao maor daodlik naar bed, 'k bin net zoo meuj as 'n hond. Bin-je gek, jong, wees toch wiezer. Jans komt ok al aonloope, nu ze hoort dat Klaos naor bed wil. Klaos! roept ze, doe toch niet as 'n klein kiend, 'tis schand, da je daor zoo staot te grimmen, kewan maor, pap ete, dat zal je beter helpe. Praot maor toe hoor, daor is niks met de jong te beginne. In vredesnaom dan, zeit de baos, wel te ruste 1 Een poosje laoter zitte de vier van straksjes an taofel, en maor één van hulli hêt d'r smaok in dat is Hein. (Slot volgt.)

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1885 | | pagina 1