NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT EN GELDERLAND.
Woensdag 15 Juli 1885.
Veertiende Jaargang
Maggie Wilson.
NV 56.
VOOR
abonnementsprijs I
VERSCHIJNT WOENSDAG Ei\ ZATERDAG.
Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentiên:
BINNENLAND.
Feuilleton.
AMEBSFOORTSCIE CODIÊN
Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Iugezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdags en Vrijdags.
Van 16 regels 0.40iedere regel meer 5 Cent.
Advertenticn viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Het nieuwe Rijksmuseum te
Amsterdam werd j.l. Maandag door den
Minister van Binnenlandsche Zaken, Mr.
J. Heemskerk Az., geopend.
Bij deze plechtigheid waren tegenwoor
dig de prins en prinses Von "Wied, be
nevens een aantal hooggeplaatsten uit den
lande, alle ministers, leden van den Raad
van State en van de Eerste en Tweede
Kamer, en van andere hooge colleges,
de leden van de Amsterdamsclae ge
meenteraad, benevens een groot aantal
Nederlandsche kunstenaars.
De groote hal voor deze gelegenheid
tot feestzaal ingericht was eivol. Onge
veer te één uur, nadat de vorstelijke
personen onder het spelen van 't Wil
helmus waren binnengeleid, hief het koor
de cantate aan. Krachtig en majestueus
rolden de accoorden door de ruimte. De
heer Daniël de Lange heeft eer van zijne
muzikale schepping. De woorden der
cantate, dooi onzen grooten Ten Kate ge
dicht laten wij hieronder volgen
Rijst nu, dankbre jubeltonen I
Groet dees blijde Julizon,
Die de keur van Hollands zonen
Heenvoert naar dit Pantheon!
Hier kan de Kunstzin dweepen
Bij menig schouwtooneel,
Uit 's Levens hart gegrepen,
Getooverd door 't Penseel:
Bij water, woud en weide,
De pracht der bloeiende Aard',
Bij al wat zegen spreidde
In 't Hoekje van den Haard!
Meer nog trekken de beelden dier Eedlen ons aan,
Die der Kunst en der Kennis zich wijdden,
Wie een heilige geestdrift de harten deed slaan,
Om voor 't Schoone en het Goede te strijden.
Gij, echte Apelles-zonen,
Wie die niet wenschen zou
Uw Meesterwerk te kroonen,
Bol, Rembrandt, Gerard Doul
Doorluchtige Poëten,
Wier glorie niet verdooft,
Wie kan uw Lied vergeten;
Gij Huyoens, Vondel, Hooft i
Maar nog raéer,heil! U Helden, vóór alles gehecht
Aan den, grond, dien Gods gunst u deed erven,
Vroom en vroed, en bereid voor de Waarheid en
't Recht
Onverschrokken in 't harnas te sterven I
Wie we ook eerbiedig naadren,
Blootshoofd begroeten wij,
O ongelijkbre Vaadrenl
Uw Beeldengalerij,
Te land en op de baren,
Door kogelregens heen,
In duizend doodsgevaren,
Hebt Gij ons vrijgestrèen I
Wees gezegend, gij Tweetal! Gij Maorits, wiens
faam
Nog de Nieuwpoortsche duinen vermelden,
Frederik Hendrik! veroveraar van Grol! waard
uw naam,
Waard den lauwer der Nassau wsche
helden.
Gezegend boven allen,
Gij, Zwijger! Martelaar,
Door 't Spaansch verraad gevallen
Op Vrijheids zoenaltaar I
Met goed en bloed en leven
Hebt Ge uw »Arm Volk" gered,
En zijn we een vVolk" gebleven,
God kroonde uw jongst gebed!
Ons Rijks-Museum wordt een Tempel,
Nu 't zulke beelden samengroept,
Nu 't heel een Natie op zijn drempel
Tot Kunstgenot te zamen roept,
Maar ook door grootsche erinneringen
Veel duizenden Nakomelingen
Den spiegel der Historie biedt.
O zoet aanschouwen! vruchtbre wenken
n'tVolk, dat zijn gisteren blijft gedenken,
«Verloor de hoop op 't Morgen niet!"
Nadat de laatste tonen waren wegge
storven hield de minister Mr. J. Heems
kerk Az., de openingsrede. Hij schetste
het ontstaan en de geschiedenis der ver
schillende musea; hoe zich langzamerhand
de behoefte deed gevoelen aan een ge
bouw waarin al onze kunstschatten ge-
zamentlijk en veilig konden worden be
waard en het na jarenlangen strijd tus-
schen kunst en regeering de eerste
eindelijk, in de zitting der Tweede Kamer
van den Staten Generaal op 4 December
1872, de overwinning behaalde. Ofschoon
toen tot den bouw werd besloten kon er
de eerste jaren, bij gebrek aan middelen,
geen begin mede worden gemaakt. Toen
ook eindelijk dit bezwaar was opgeheven
werd uit de verschillende, na het uit
schrijven eener prijsvraag, ingekomen
plannen, dat van den Heer Cuypers ge
kozen. Nadat de minister hierop nog een
korte beschrijving van de verschillende
zalen, en hallen had gegeven en een
woord van dank had gebracht aan de
bouwmeesters, voor de liefde waarmede
zij hunnen taak hadden aanvaard en vol
eindigd, aan de bestuurders van Amster
dam en aan alle landsambtenaren, die
hem en zijne voorgangers ter zijde ston
den, bij de behartiging der belangen van
kunst en wetenschap, verklaarde hij het
Rijksmuseum voor geopend, na van te
voren den heer Cuypers namens Z. M. de
Koning het eerekruis van de Orde van
den Nederl. Leeuw te hebben overhan-
nigd. Hierop viel het Koor in met de
volgende smeekbede:
Blijft den storm des tijds verduren,
Heiligdom, nu jong en frisch
Gaar in schaduw uwer muren
Wat die eerplaats waardig is!
Heere God! bescherm de zonen
Van een roemrijk Voorgeslacht!
Blijft Gij in ons midden wonen
Met Uw heerlijkheid en kracht
Wil den dierbren Koning sparen,
Die zijn volle liefde ons geeft!
Neerland weet van geen gevaren
Zoolang een Oranje leeft!
Bij alle andre gunstbewijzen,
Geef ons vroomheid, burgerdeugd!
Doe Uw Geest ons Volk verrijzen
Tot een nieuw herboren jeugd
Hierop begaf men zich naar de Oor
konde-zaal, waar dit prachtig op perka
ment geschreven stuk, door lien die daar
toe waren uitgenoodigd werd geteekend.
Na afloop dezer plechtigheid toog men
naar de Rernbrandtszaal, alwaar door den
Heer Bosboom, een der nestors onzer
hedendaagsche schilders, het meesterstuk
van zijn grooten voorzaat werd onthuld.
Op het oogenblik dat het gordijn viel
en y>de Nachtwachtin 't volle licht
inj al zijn schoonheid door allen werd
aanschouwd, klonk het volgende lied van
J. P. Heye, door Joh. J. H. Verhulst op
muziek gezet:
Was zijn lauwerkroon verschroeid,
Toen de blakende oorlogsvlam
Ze op haar spitse vuurtong nam
Neen als erts in 't vuur gegloeid
Blonk zij, met verhoogden glans
Zijn de bladeren van dien krans
Weggestoven,
Toen de wilde stormvlaag kwam
Gierend door Oud-Hollands hoven?
Jamaar op der winden vlerk
Door het zwerk
Over heel Euroop gedragen,
Deed hun saam
Aller tong er. ziel gewagen,
Rembrandt, van uw naam!
Uit de diepten van het duister
Tot het licht,
Was uw leven was de luister
Die u Neêrland is verplicht.
Zie de stralen
Van die kruin
Nederdalen
Op Oud-Hollands milden tuin
Wat ze wekken,
Wat ze trekken.
Uit de sluimring van den nacht,
Kunst! uw schoonste bloemenpracht.
Zie de stralen
Van die kruin
Rijker dalen,
Jeugdig Neerland, op uw tuin
Diepte, Klaarheid,
Rijkdom, waarheid,
Heel der schoonheid bloemenpracht
Gaf hij u, o Nageslacht
Sier met die bloemen het beeld van metaal
Dat Gij ter eere van hem hebt verheven
Kweek ze jong Neêrland in leven en
streven
Dan hebt gij meer dan verganklijken praal...
Dan heeft uw geest hem een standbeeld ge
geven.
Nadat hierop door den burgemeester
een woord aan Rembrandt en zijn talent
was gewijd en hij zijn genoegen had te ken
nen gegeven, dat onder deze minister,
een Amsterdammer van geboorte, en
onder hem als burgemeester dit gebouw
was verrezenwerden door allen de
verschillende zalen doorwandeld. Aan het
einde dezer wandeling werd den heer
Cuypers eene hulde gebracht. Namens
zijne medeleden der commissie voerde de
heer A. C. Wertheim het woord. In eene
schoone maar bovenal pittige rede, be
tuigde hij zijn hooggeachte vriend, Cuypers
in naam eener groote schare, zijnen dank
voor hetgeen hij Amsterdam in dit mu
seum geschonken had. uWij zijn u dank
baar^ zoo sprak hij voor 't geen gij
ons hebt gegeven, zooals gij het ge
geven hebtdat is, zooals het moest wor
den als uiting van uw gemoedsleven van
uw wereldbeschouwing, van uw kunst
richting, van uw individualiteit, in één
woord van uw genie
Die dankbaarheid hebben wij getracht
weer te geven op een wijze, uwer waar
dig in den vorrn van een gedenkpen
ning, door een kunstbroeder, den me-
dailleur Junger vervaardigd.
Aan de ééne zijde een welgelijkend
beeld, dat hij niet behoefde te idealiseeren
om het verheffend te doen zijn,
omgeven door uw naam, geboortedag,
plaats.
Aan de keerzijde de woorden
»Den ontwerper en bouwmeester van
het Rijksmuseum te Amsterdam, bij de
voltooing en oplevering van het gebouw
aangeboden", omgeven door een lauwer
krans, die wij u vlechten, maar dien gij
zelf u hebt verdiend.
Ziehier de medaille in de drie metalen,
het goud, zilver en brons, symbolen
van het edele, het nuttige, het on
vergankelijke.
Neem ze aan, als de spontane eerbe-
wijzing uwer dankbare tijdgenooten.
Jammer was hel, dat de schoone woor
den van den heer Wertheim niet door
allen konden gehoord worden, omdat de
zaal waarin de toespraak werd gehouden
tevens tot ververschingszaal ingericht,
slechts een betrekkelijk klein getal per
sonen in de onmiddellijke nabijheid van
den spreker toeliet. Na een levendig
applaus bedankte de heer Cuijpers in
weinige en eenvoudige woorden.
Hierop volgde eene eigenaardige hulde;
alle ambachten en kunstvakken die aan
den bouw hadden meegewerkt, hadden
een vertegenwoordiger gezohden en deze
kwamen nu achtereenvolgens in het werk
pak met 't gereedschap in de hand, den
heer Cuijpers geluk wenschen. De baas
Stokvis voerde namens hen het woord en
na het antwoord van den heer Cuijpers
daarop klonk een driewerf herhaald Leve
de ArchitecthoezeeDe baas Van Ber
gen sprak als slotwoord onderstaand door
hem voor deze gelegenheid vervaardigd
vers
Gegroet gij groot genie, herschepper van't ver
deden
Die ons "Vaderland de Bouwkunst weder geeft,
Die met volharding steeds voor 't schoone-hecft
(gestreden,
Die door uw meesterhand die eed'le kunst her
geeft.
Wij danken 't aan uw geest en uwe groote gave,
Dat Neêrlands tempel zich hier schitterend ver
toont.
Daar zal 't nageslacht zich aan uw kunst steeds
(laven,
Waar heel de Amstelstad bewond'ring voor u
(toont.
Dc groote Rembrandt zelfs ligt nu gesust ten
(grave,
Jan Steen en Van der Helst, die trots van
('t voorgeslacht,
Hun geest is nu gerust, daar hunne groote gave
Hier veilig zijn vereend door uwe scheppings
macht.
De »Nachtwacht« volgt zijn weg niet verder in
(het duister,
De Schuttersmaaltijd wordt hier schitterend
(gevierd,
De »Avondschool,« haar licht ontflikkert met
(meer luister,
Zelfs wordt ons trotsche vloot met vaster hand
(bestierd.
door
MINORA.
15)
Onwillekeurig staarde hij den vertrek
kende na en wendde toen zijn oog naar
het meisje, dat in de aangename lec
tuur van den brief scheen verdiept te
zijn en daardoor voor een oogenblik
zijn persoonlijke nabijheid vergat. Onbe
weeglijk hield hij den blik op haar ge
vestigd, totdat zij, als door magnetische
kracht tot hem aangetrokken, het oog
opsloeg en eenigszins verwonderd en be-
bedeesd vroeg:
«Is Oswald reeds lang weg, mijnheer
Werner? Ik was zoo verdiept in tantes
brief, dat ik zijn vertrek nauwelijks be
merkte. Hij zal ons zeker niet lang zijn
aangenaam gezelschap doen missen, maar
spoedig terugkeeren." Met deze woorden
stond zij van de bank op om de gestaak
te wandeling voort te zetten. Maurits
deed echter alsof hij deze beweging
niet bemerkte en vroeg op onverschilli
gen'toon
«Gij heb uw oom, graaf Altenburg,
zeker even zoo lief als uw grootmama,
gravin Wilson
«Waartoe die vraag?" was het even
onverschillige antwoord.
«Mijn vraag was onbescheiden, niet
waar Maar vergeef mij die en schrijf
de voornaamste drijfveer daarvan toe aan
mijn prozaïsche ooren, die zoo weinig ge
wend zijn eerwaarde heeren ooms door
hun jeugdige nichtjes bij den voornaam
te hooren noemen. Daarom veronderstel
ik, dat een vriendschappelijke betrekking
alleen hiervan de oorzaak zijn moet
Maar reeds had hij berouw over zijn
woorden, hij was blijkbaar te ver gegaan.
Want Maggie stond plotseling vlak vóór
hem en de zwarte, fonkelende oogen be
wezen hem, dat zij zich gekrenkt ge
voelde. Toch klonk haar stern kalm, toen
zij sprak
»Van eerwaarde heeren ooms kan hier
toch onmogelijk sprake zijn of rekent
gij mijn oom wellicht tot dezulken? Ik
heb hem lief, ja maar toch is 't een ge
heel andere liefde dan die, welke ik voor
mijn grootmama gevoel. Liefhebben is
mij nu eenmaal een behoefte, die zich
van kindsbeen af door niets ter wereld
liet verjagen of afschrikken. En toch
ben ik in dit opzicht soms weer zeer
moeilijk te voldoen," voegde zij er eenigs^
zins bedeesd bij, alsof zij berouw had
van het voorgaande te hebben gezegd.
«Niet velen leeren de volle maat mijner
vriendschap kennen, maar degeen, die
haar eenmaal bezit, zal die ook eeuwig
behouden Daarbij wees zij met de hand
naar de richting, waarin Oswald verdwe
nen was.
«Liethebben is het grootste sieraad
eener vrouwelijke zielhierdoor alleen
kan zij véél, zoo niet alles van den man
gedaan krijgen. Gelukkig hij dan ook,
dien zij deze liefde waardig keurt."
Maurits sprak op onbeschrijflijk wee
moedigen toon het oog had hij van haar
afgewend en was schijnbaar in gedach
ten verdiept, die hem peinlijk waren. Nu
was de beurt aan Maggie om berouw te
gevoelen over haar gezegde wellicht
rees het denkbeeld in zijn ziel op dat
zij haar oom beminde Als ware dat
een onwaardige gedachte, wierp zij het
hoofd trots achterover. Zij had toch ge
zegd, dat de liefde voor hèrn een geheel
verschillende was dan die, welke zij voor
grootmama gevoelde. Hieruit kon hij toch
reeds genoeg leeren.
Maurits maakte onbewust een einde
aan haar zenuwachtige overdenkingen, 't
Is waar, hij had zich een oogenblik over
gegeven aan de mogelijkheid van zulk
eene liefde, maar de omtrekken dezer
gedachten werden hoe langer hoe flauwer,
totdat ijzich eindelijk geheel in het niet
oplosten.
«Hoe weinigen is het beschoren op
hun levensweg liefde, ware liefde te ont
moeten sprak hij eindelijk «soms gaat
zij ons zoo rakelings voorbij, nadat zij
ons van verre vriendelijk heeft toegelonkt
en hoop toegezegd 1"
«Dan kan het ook geen ware liefde
zijn, die eens hoop gegeven heeft en ten
laatste ons den rug toekeert. Wat men
voor liefde heeft aangezien, was slechts
coquetterie, en wee hem, die in deze
netten verstrikt geraaktDie banden,
die hem binden, doen onbeschrijfelijk
pijn en voor een tijd bevindt hij zich in
de macht eener wieede polype, die met
stevige armen haar prooi omknelt in de
hoop hem eens door haar macht te zien
buigen of sterven."
Maurits' groote bruine oogen waren
op haar gericht, toen hij fluisterend
sprak
«Maggie, zoudt gij ooit zulk een spel
met een man kunnen spelen
Hoe liefelijk klonk haar eigen naam
haar in de ooren! Een glimlach speelde
om haar lippen zij was tevreden, het
verloren gewaande was weder herwonnen.
«Ik zou rnijzelve dan niet waardig
achten vrouw te heeten," sprak zij met
welluidende stem. Schijn ik u dan als
een heillooze Loreley, toe, die tot zich
wenkt en lokt om slechts dood en ver
derf aan te brengen Uw verdenking
is niet edel 1"
«God weet alleen of deze verdenking
gegrond is 1" antwoordde hij, met vuur
haar hand vattendesteeds leefde uw
beeltenis in mijn ziel gelijk een reine,
schoone engel, die alleen in staat was
mij te doen vallen of genadig op te
richten. En alleen om dit te vernemen,
ben ik herwaarts gereisd Toen ik u
niet meer zag en sprak, toen eerst ge
voelde ik, welke plaats gij in mijn hart
hadt ingenomen, en nu ik u voor altijd
dacht te moeten verliezen Maggie
moet ik duidelijker spreken Hij
zweeg een poosde kleine hand, die
zich in de zijne bevond, beefde kramp
achtig, heldere tranen rolden uil de
oogen, toen zij ze tot hem opsloeg.
«Kunnen u woorden meer zeggen
dan deze tranen, die van mijn grootst
geluk getuigen, Maurits Ja! mijn groot
ste wensch op deze aarde was eens u
toe te behooren, aan uw liefderijke hand
het levenspad te bewandelen... zie, Mau
rits, dat was mijn heerlijkste droom, die
thans vervuld is.
(Wordt vervolgd.)