NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT EN GELDERLAND.
m
SS
N. 63.
Zaterdag 8 Augustus 1885.
Veertiende Jaargang
Kinderarbeid.
Maggie Wilson.
3
b
W
b
hj
W
3
m
abonnementsprijs
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
advertentiên:
F euilleton.
BINNENLAND.
AMEBSFOOBTSCHE COURANT.
VOOR
Per 3 maanden ƒ1.Franco per post door het geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdags en Vrijdags.
Uitgever A.M. SLOTHOUWER, Amersfoort.
Van 16 regels 0.40iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiên viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Eenigen tijd geleden hebben we
in hoofdtrekken den indruk trachten
weer te geven dien het wetsontwerp
van den Minister van Justitie op ons
maakte.
Het vraagstuk regeling van den
kinderarbeid is, naar wij meenen,
van zoo overwegend belang, dat wij
er gaarne nog eens op terugkomen,
te meer nu een directe aanleiding
ons daartoe noopt. Hierbij hebben
we het oog op de circulaire, in dato
21 Juli over dit onderwerp door het
Hoofdbestuur der Vereeniging „Volks
onderwijs" tot de afdeelingsbesturen
en correspondenten gericht, en waar
mede gezegd Hoofdbestuur een poging
wil aanwenden om de openbare
meening hieromtrent in het rechte
spoor te helpen leiden. Met die cir
culaire wordt uitvoering gegeven
aan een opdracht van de jongste Al-
gemeene Vergadering.
Een twaalftal vragen zijn gesteld
om als leiddraad voor het onderzoek
in de afdeelingen te dienen. Twee
daarvan willen we thans hier ter
sprake brengen, omdat zij in eenig
verband staan met de oplossing, door
ons als de meest wenschelijke voor
gesteld.
Het hoofdbestuur vraagt:
10. «Vreest gij van een verbod van
arbeid voor kinderen boven de 12
jaren ook lediggang en straatschen
derij of is er grond om te verwach
ten dat kinderen boven de 12 jaar,
wanneer hun het werken verboden
wordt, langer dan thans het geval is
onderwijs zullen genieten?"
Het moge eenigszins zonderling
klinken, wanneer we heide deelen
dezer vraag bevestigend beantwoor
den, toch drukt dit dubbele »ja"
inderdaad onze meening uit, en wie
de toestanden kent, waaronder onze
arbeidende klasse verkeert, zal dit
wellicht beamen. De werkmansstand
telt een groot aantal ouders, die in
het welzijn hunner kinderen zeer le
vendig belang stellen, en voor dezen
zal werkelijk een verbod van arbeid
oorzaak zijn, dat vooral hun jongens
langer van de school blijven profitee-
ren. Daartoe werkt ook mede het
bekende bezwaar, dat zij met de
knapen, vooral op dien leeftijd soms
wat lastig en druk, geen raad weten,
zoodat dan de school het aangewezen
toevluchtsoord wordt, wanneer al
thans de gemeentebesturen, wat niet
altijd het geval is, den toegang tot
hoogeren dan den twaalfjarigen leef
tijd vrij houden. Het is dan niet de
begeerte, om den beschikbaren tijd
zoo nuttig mogelijk te besteden, die
de hoogere klassen onzer volkschool
zal gevuld houden, maar de noodza
kelijkheid om de ellende te ontvluch
ten, die het gevolg zou worden van
den overvloed van vrijen tijd.
Doch er zijn ook ouders, die zich
weinig bezorgd toonen voor de toe
komst hunner kinderen, en hen met
de grootste onverschilligheid laten
opgroeien voor hetgeen er van te
recht wil komen. Onder die onge
lukkige jeugd telt men knapen, bij
wie de straatjongensperiode reeds
vóór het twaalfde jaar een aanvang
neemt: andere, die op hun twaalfden
verjaardag een vrijbrief meenen te
ontvangen waarmede ze zich van
verder toezicht op hun «opvoeding"
ontslagen rekenen. Voor die soort
van kinderen is het nog maar het
beste, dat de werkplaats haar deuren
voor hen opent: dan zijn zij ten
minste zóóveel uren per dag onder
tucht. Bestaat die uitkomst niet, dan
zullen «lediggang en straatschenderij"
in niet geringe mate toenemen: vooral
in onze groote steden zal men daar
van de onaangename gevolgen onder
vinden.
De 11de vraag luidt aldus:
«Zou er, met het oog op de toe
standen ten uwent, overwegend be
zwaar tegen zijn, in de wet te be
palen dat kinderen van zekeren
leeftijd alleen dan eenige uren daags
DOOR
MINORA.
20)
«Teruggaan zult gij niet, voor gij
mij den brief hebt getoond Ik heb
dan toch gelijk Werner is het, die mij
voorkwam
«Laat mij gaan of ik roep om hulp,
onbeschaamde 1"
«Uw schoone stem zou op dit oogen
blik geen hart kunnen vermurwen, mijn
liefste den brief!"
«Nooit of nimmer 1" en met deze woor
den had zij in een ommezien den
dikken brief in drie stukken gescheurd
en die ver van zich in het water geslin
gerd.
«Welnu, dan zult ge mij bekennen, of
gij hem werkelijk liefhebt. Slechts met
een enkel woord. Ja of neen
«Neen!"
«Onwaarheid 1 gij liegt 1"
«Hoe diep veracht ik u I"
«Eén woord slechts en gij kunt gaan
«Neen, nogmaals neen
«Welnu, dan heb ik u lief..."
«Houdt op met zulk een taal Ver
achting kan ik u slechts waardig keu
ren 1"
«Is dit uw laatste woord
«Ja 1"
„Welnu dan 1 dit hart kan slechts
haten of liefhebben De liefde hebt
gij met verachting van u geschud
ducht nu den haat, want zij zal u nooit
verlaten."
Met deze woorden keerde hij het meisje
den rug toe, haar in de vallende scheme
ring alleen achterlatende.
„Oom, hebt ge mij wel ooit in uw
leven zoo gelukkig en tevreden gezien?"
klonk het blijmoedig van Maurits lippen,
toen hij op den tweeden avond na zijn
terugkomst uit Bonn weder voor het
halfgeopende venster een geurige sigaar
genoot.
„Neen, mijn jongenwas het even
blijmoedige antwoord. „Neen, nog bijna
nooitWat een paar mooie oogen toch
al niet kunnen uitrichten op een jeudig
mannelijk hartik zou nu op mijn
ouden dag nog spijt kunnen gevoelen,
dat ik nooit veel gelegenheid heb ge
zocht om mij door mooie kijkers te laten
magnetiseeren."
„Waarom zijt ge dan ook nooit gehuwd
arbeid mogen verrichten, wanneer
zij tevens nog geregeld onderwijs ge
nieten, of althans tot hun twaalfde
jaar geregeld onderwijs genoten heb
ben?"
De bedoeling dezer vraag is wel
licht beter dan haar formuleering:
trouwens, het Hoofdbestuur bindt
de adviezen der afdeelingen niet aan
de vragenreeks, maar laat de meest
mogelijke vrijheid in de beantwoor-
ding.
Is de meening, dat onder «gere
geld onderwijs" in de laatste alinea
moet worden verstaan, dat de leer
ling een volledigen cursus van de
gewone lagere school tot het einde
toe en met voldoenden uitslag moet
hebben doorloopen, dan zouden we
openstelling van fabriek en werk
plaats onder zekere voorwaarden toe
juichen. Zooals onze lezers zich her
inneren zullen, wenschen wij de
lichamelijke gesteldheid der kinderen,
den aard en den duur van den arbeid,
en, zoo mogelijk, het verder bijwonen
van een herhalingscursus daarbij in
aanmerking genomen te zien.
Onwillekeurig is door de Wet
Van Houten de opvatting in de hand
gewerkt, als zou de twaalfjarige leef
tijd een grens zijn. In de scholen die
door kinderen van onvermogende
ouders worden bezocht, ziet men
dientengevolge een groot getal leer
lingen met of zonder afscheid heen
gaan op den dag, dat die denkbeel
dige grens wordt bereikt. Een ver
standige regeling van den kinderarbeid
met inachtneming van de hooge be
langen der schoolopvoeding kan dit
wanbegrip doen verdwijnen, en tevens
den ouders, die voor de opleiding
hunner kinderen de noodige zorg
hebben gedragen, de welverdiende
vruchten van hun plichtbetrachting
doen inoogsten.
De praktijk, krachtiger dan eenig
wettelijk voorschrift, heeft de eischen
der gewone schoolopvoeding vrij juist
afgebakend. Wanneer school en on
derwijzers zijn wat zij behooren te
wezen, en het is de taak der ge
meentebesturen en verdere autoritei
ten, zorg te dragen dat het inderdaad
zoo is, dan kunnen kinderen van mid-
delmatigen aanleg, en die niet door
ziekte of willekeurig verzuim in hun
ontwikkeling zijn belemmerd, in zes
jaarcursussen de kundigheden opdoen
die zij op hun verderen levensweg
behoeven. Aan het eind van het zesde
jaar kan hun dan een getuigschrift
van voldoende vorderingen worden
uitgereikthet spreekt vanzelf dat
dit einde niet altijd zal samenvallen
met den dag der intrede van het
dertiende levensjaar.
Welnu, wij gelooven dat het in
het belang èn van de volksopvoeding,
èn van de nijverheid, èn van de aan
staande arbeiders zijn zal, niet den
12-jarigen leeftijd, maar het bezit van
het hierboven genoemde certificaat
te nemen als grondslag voor de toe
lating tot den arbeid. Kinderen van
zwakke geestvermogens zouden dan
vanzelf gelegenheid krijgen om voor
het afleggen van den voor hen zoo
veel mocielijker weg wat meer tijd
te besteden. Verzuimen van langen
duur, door ziekte of andere omstan
digheden teweeggebracht, zouden
door langer verblijf in dezelfde klasse
hersteld kunnen worden. Hebben
ouders den tijd, aangewezen voor den
aanvang der schoolopvoeding onge
bruikt gelaten, zoodat de kinderen
eerst op hun zevende of achtste jaar
de school voor het eerst bezoeken,
de verlenging van den leertijd brengt
dat weer in orde.
Met een regeling, in dien geest ont
worpen, zou ons volk duurzaam zijn
gebaat, en zouden de bezwaren, door
verschillende industriën reeds nu
tegen het wetsontwerp ingebracht,,
geheel vervallen.
De heer W. L. A. Gericke, Mini
ster van Marine, heeft Donderdag j.l.
zijne betrekking aanvaard.
De minister van staat, minister van
binnenlandsche zaken, gezien de ambts
berichten, ten blijke dat de cholera
Asiatica zich in Spanje uitbreidt en dat
ook te Marseille die ziekte is uitgebroken,
gelet op art. 1 en 2 der wet van 28
Maart 1877 Staatsblad No. 35), heeft
goedgevonden
1°. in te trekken zijne beschikking van
'14 April 11., opgenomen in de Nedcrl.
Staats-Courant van 15 April daaraan
volgende, waarbij de Spaansche havens
aan de Middellandsche Zee, met uitzon
dering der Barearische eilanden, besmet
verklaard zijn
2°. alle Spaansche havens in Europa
en alle Europeesch-Fransche havens, ge
legen aan de Middellandsche Zee met
uitzondering van die op het eiland Cor
sica besmet te verklaren. (St.CtJ
Tot ons leedwezen is, naar wij
vernemen, in de toestand van Mr. Mod
derman geen verandering gekomen. Er
bestaat geen hoop' meer.
Wegens het uitbreken van de cho
lera te Marseille zullen de booten van
de maatschappij Nederland, te beginnen
met de Prinses Amalia, die Zaterdag a.s.
van hier vertrekt, in plaats van deze
haven Genua aandoen.
Dinsdagnacht is in de Mauritskade
te 's Ilage een schuit met mest gezonken.
liet Vad. troost de Haagsche burgerij
met de opmerking dat het water onmo
gelijk er vuiler van kan worden.
Het eiland Schiermonnikoog mag
zich al meer en meer verheugen in een
druk bezoek van badgasten. Van 5 Juli
tot en met 31 Juli werd het door ruim
1000 personen bezocht. Het getal vaste
badgasten bedroeg op 1 Augustus 97.
Een telephoon, die het eiland met de
kust verbindt en een vaste stoomboot-
dienst met Groningen eenige malen per
week, werken er toe mede, om het iso
lement, waarin dit eiland tot voor eenige
jaren verkeerde, op te hellen.
geweest oom."
„Och Maurits, dat is een ellenlange
geschiedenis een tragedie, even treurig
als waar," voegde hij er weemoedig
lachend bij «neen, neen de vrouwen
dat is mijn vak niet, ze zijn niet te ver
trouwen vergeet dat nooit, hoor 1"
„Komaan, oompje geen regel zonder
uitzondering. Beoordeel niet het geslacht
der vrouwen naar eenige onedele karak
ters. Zij zijn en blijven steeds het
schoonste sieraad van Gods schepping 1
Zij kunnen evenmin buiten den man als
wij buiten de vrouw 1"
„Je lof is een druppel in de zee,
MauritsWorden zij niet reeds meer
dan voldoende door dichterzielen geprezen
en bezongen 't Is intusschen mijn harte-
wensch dat uw opinie over haar nimmer
moge veranderen 1"
„Zoo hoop en geloof ik ook 1" was het
glimlachende antwoord „mijn beschou
wing over de vrouwen werd niet in éen
oogenblik gevormd, zoodat zij daardoor
niet een plotselinge ot onverwachte in
eenstorting te duchten heeft."
Oom scheen het niet raadzaam te ach
ten op dit onderwerp door te gaanhun
opiniën verschilden te veel. Daarom
zweeg hij.
»'t Is toch doodjammer, dat je aan
staande bruid geen bruidschat mede
brengt," begon hij eindelijk«alles zou
dan een beter aanzien krijgen. Ik ben
volstrekt niet voor die clandestine enga
gementen, en in uw beider positie is
toch geen andere uitweg mogelijk!"
«Al bracht mijn toekomstige vrouw
mij ook een groot vermogen mede, ik
zou er nooit toe kunnen besluiten haar
met dien bruidsschat aan te nemen zon
der zelf een goede positie in de maat
schappij te bekleeden. Trouwens, oom,
zijt gij er wel zeker van, dat zij niette
genstaande haar adellijke afkomst arm
is? Ik hoorde hier anders over spreken,
waarschijnlijk wel naar aanleiding harer
levenswijze en omgeving."
«Ik hoop het voor u, Maurits! Dat ver
worpen slijk der aarde dient meermalen
tot bevordering van 's menschen geluk,
ofschoon het zelf geen geluk kan aan
brengen."
Een koude wind woei op dit oogenblik
den spreker in 't gelaat, hetgeen hem
een rilling door de leden joeg.
«Najaarsstormen en najaarsgedachten,
hoe dikwijls zijn ook die niet bezongen
en geprezen
»Und wie du in Herbstestagen
Denkest an des Frühlings Cluck,
Denkst du bei der leUten Liebe
«An die erste stets zurück."
vervolgde Aimers, als in gedachten ver
zonken. «Laten wij liever het venster
sluiten, 't begint koud te worden. Den
volgenden winter hoop ik hier niet meer
te zijn.
«Neen oom! dan hoop ik mijn tijd
goed besteed te hebben en bereid te
zijn u te volgen."
«Daar twijfel ik niet aan; ge zijt
jong, bezit daarbij een knappen' kop
en aan den goeden wil zal 't u waar
schijnlijk ook niet ontbreken, nu het met
zulk een doel voor oogen is."
Nog veel werd er gesproken en be
sproken, en het vertrek van Maurits
naar een der universiteiten bepaald.
M
CH
N
td
Hl
(69
<s
O
VIII
De nazomer met zijn heerlijke frissche
dagen, die ons dikwijls als toegift wor
den geschonken, was ten einde gespoed,
om plaats te maken voor de korte, nevel
achtige dagen des winters. In geen huis
gezin bijna werd de kachel meer als
een overtollig meubel behandeld; ieder
zorgde voor een warm, knappend vuurtje,
dat aan een ongezellig vertrek zoo spoe
dig een zekere mate van huisselijkheid
geeft.
Wordt vervolgd.