nieuwe Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT EN GELDERLAND. N. 69. Zaterdag 29 Augustus 1885. Veertiende Jaargang Geloof. Feuilleton. Maggie Wilson. VOOR abonnementsprijs I EN U Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort. advertentiên: Of is het misschien niet waar, dat de wereld overloopt van kwakzalvers, die met een effen voorhoofd en een teugellooze welsprekendheid reclame maken voor hun geheimmiddelen? Geen krankheid zoo ernstig, of zij weten er raad voormen behoeft zich slechts met blind vertrouwen aan hun behandeling over te geven, en alles komt uitstekend terecht. Men kan zich voorts ieder oogenblik over tuigen van de waarheid, dat het niet alleen de ziekten des lichaams zijn, waarvan deze soort, van redders ons met onfeilbare zekerheid zullen af helpen, al speelt vooral op dat gebied de kwakzalverij een hoofdrol. Ook voor wat met de zedelijke ge nezing van het arme menschenge- slacht in verband staat, vindt men tal van lieden, aan wie men slechts behoeft te gelooven om zeker te zijn dat elke oorzaak van klacht spoedig zal verdwijnen. Variwaar zóu anders de oneindige verscheidenheid van zoogenaamd godsdienstige sekten, die elkander met den meesten ijver ver ketteren en veroordeelen, haar be staan ontleenen, ware het niet dat zooveel dat volstrekt geen godsdienst is, daarvoor wordt uitgegeven door menschen, wier voornaamste kracht schuilt in de zwakheid van volgelin gen, die den moed missen om zelf den moeielijken weg van onderzoek en nadenken te bewandelen? De BINNENLAND. AMERSFOORTSCM COURANT. Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Kijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdags en Vrijdags. Van 16 regels 0.40iedere regel meer 5 Cent. Advertentiên viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. »In de dingen dezer wereld is het niet het geloof, dat behoudt, tnaar het wantrouwen,« schreef Franklin meer dan. honderd jaren geleden. Dezelfde aanbeveling is in onzen tijd nog niet overbodig geworden. Bijna week aan week wordt een beroep gedaan op ons geloof, en in negen tien van de twintig gevallen doen wij zeer verstandig, door de opwek king onvoorwaardelijk van de hand te wijzen, terwijl we in het twintig ste nog altijd op onze hoede behoo- ren te zijn. mensch, die streeft naar innige ge meenschap met het goede, vindt in dén strijd, welks vrucht is de over winning der zelfzucht, zooveel aanvoerders die ieder een andere vlag ontplooien, en hem pogen diets te maken dat het volgen van het vaan del dat daarginds wappert hem ten verderve leidt! Laat ons niet onbillijk zijn; vele dier leidslieden op zedelijk gebied zijn ter goeder trouw, en verdienen dus niet op dezelfde lijn gesteld te worden als de kwakzalversbent die het onderwerp onzer beschouwing uitmaakt. Iemand heeft door studie en nadenken een waarheid gevonden of de juistheid eener reeds door anderen verkondigde waarheid erkend: deze is hem tot een overtuiging worden. Een innerlijke ~:uelor't<loe" noopt hem, zijn meening inv eweer ruimeren kring ingang te doen v den, om een school van volgelinge:? en discipelen te stichten. Ook daar tegen is niets te zeggenintegendeel, op die wijze wordt de menschheid vooruitgebracht in haar zedelijke ontwikkeling. Maar nu komt het ge vaar. De meester is gaandeweg zoo zeker geworden van de onomstoote- lijke waarheid zijner leer, dat hij geen tegenspraak duldt: wie met hem gaan wil, moet zich geheel en al aan zijn gezag en zijn leiding onderwerpen; de leerling heeft slechts aan te nemen, het onderzoek is door den meester geschied. Zoo begrepen het reeds de wijzen der Oudheid: Pythagoras, die het denken zijner tijdgenooten een belangrijke schrede vooruit heeft gebracht, maar toch ook menige dwaling voor waar heid uitgaf, men denke slechts aan zijn leer van de zielsverhuizing en van den geheimzinnigen invloed der getallen, eischte van zijn discipelen een onbegrensd geloof, een volledige gehoorzaamheid. En na hem zijn nog honderden en duizenden opgestaan, die de wijsheid op dezelfde tyrannieke wijze hebben gediend. Doch met Franklin willen we ons begeven op liet te rein van de din gen dezer wereld. En dan trekt het in de eerste plaats onze aandacht, dat er op het gebied van het maat schappelijk leven zoo druk wordt gekwakzalverd. Voor de sociale ge breken hebben allen een geopend oog: niemand die in het samenstel der maatschappelijke verhoudingen niet een woestijn van onvolkomen heden ziet. Dientengevolge zijn er een aantal »wijzen«, die zich geroe pen achten als medicijnmeester op te tredenmet een verbazenden woordenvloed overreden zij de schare, dat zij liet middel gevonden hebben, dat bij volledige toepassing alle kra"'dj/>d.en moet doen ophouden, jaar 1885v ontdekt. dat de maat- s I IJ s .rec,ilieuw ge)j0luvij m0et hand gesteld, x zijnen aansb ns bestaande is een yr S u Sr- ^sel. Waren zij bij 1 egromA~ s:.B "geraadpleegd, alles zóü gewis heel anders zijn. Maar nu dit eenmaal, helaas! niet geschied is, moet men slechts met vereende krachten het wanproduct der dui zendtallen van jaren omvergooien: dan kan de leider naar zijn bestek en teekening den herbouw onderne men, en in een punt des tijds is de menschheid, verlost van oude boeien, bevrijd van oude vooroordeeling, zoo gelukkig als de stoutste verbeelding zich kan voorstellen. Jammer dat ook hier de veelheid der plannen afbreuk doet aan de vertrouwbaarheid. Want zijn vele der leiders het met elkander eens, dat omvergooien het begin der hervor ming moet zijn, in de denkbeelden omtrent de toekomstige inrichting eener ideale maatschappij heerscht nogal verscheidenheid. En zoo vree zen we, dat als eenmaal het oude rommeltje tegen den grond mocht liggen, de bouwmeesters, elk met zijn trawanten achter zich, aan het vechten zullen raken, en we dus lang zullen moeten wachten eer een nieuw gebouw zich rustig welft boven onze hoofden. Dat kan voor ieder, die een weinig rekening wenscht te houden met de eischen der behoedzaamheid, een reden zijn om aan de onfeilbaar heid van het gezag der volksmenners geloof te weigeren, om ten hunnen aanzien zich met eenig wantrouwen te wapenen. In de politiek en al wat er aan vast zit is 't niet anders. Onze finan ciën zijn ziek, onze belastingwetten deugen niet, o, er zijn honderd en meer »deskundigen« die precies weten op welke wijze het onvindbaar even wicht tusschen inkomsten en uitgaven kan worden hersteld. Jammer maar dat de veelheid van »inzichten« de uitvoering van op zichzelf aanbeve lenswaardige plannen in den weg staat. De verhouding onzer staats partijen deugt niet, en het begrip vertegenwoordiging» des volks is een bespotting geworden. Geef alge meen stemrecht, roept de een, en de bronnen van het politieke leven zullen in frissche stralen ontspringen. Neen, verlaag den census, neen, geef het stemrecht aan de capaci teiten, neen, aan de huisvaders, neen, en met luid geroep noo- digen de politieke kwakzalvers het gapend publiek om hun tafeltje, om het eenig goede middel tot herstel te hooren aanprijzen, en zij eischen, elk voor zich, het geloof dat hun recept en geen ander zekerheid van slagen aanbiedt. Bij zooveel wind van leering is het vooral noodig dat wij een helder hoofd bewaren, en ons niet laten medesleepen. Voorzeker, wij hebben behoefte, dringende behoefte aan geloofmaar niet zulk een, dat zich met geweld laat opdringen. Wij ge looven aan de macht van het goede, aan den zedelijken vooruitgang, die wel bedreigd, niet vernietigd kan wordenwij gelooven aan de hoogere leiding van Één, die niet door val- j sche leuzen en marktgeschreeuw kan worden verdrongen. En de twijfel aan een aangematigd feilloos gezag maakt ons te meer bekwaam, om te midden van die allen die onze vrij heid van denken zouden willen on dervangen, van heelerharte in te stemmen met het woord des grooten Hervormers: »Het is niet geraden iets tegen het geweten te onderne men». Geldt dit in de eerste plaats op godsdienstig gebied, er is grond om dat woord ook toe te passen, daar waar het de onderlinge betrekkingen der menschen betreft. De minister van binnenlandsche za ken bezocht Donderdag Amsterdam. Als eerelid van het genootschap Architectures et Amicitia bezichtigde hij de tentoon stelling dier Fereeniging, waarmede hij zich ten zeerste ingenomen betoonde. Aan het Haagsche Dagbl. wordt medegedeeld, dat naar aanleiding van het arrest van den Hoogen Raad van 10 April 1884, betreffende de toepassing van art. 77-4 van het Wetboek van Koophan del, met betrekking tot de belegging van gelden op prolongatie, bij den minis ter van justitie het plan bestaat een wets voorstel aanhangig te maken tot wijzi ging van bedoeld wetsartikel, in minder bekrompen zin. Aan het Haagsche Dagblad deelt men mede, dat aan het departement van financiën een nieuwe wet op het perso neel in bewerking is. Ook schijnt een wijziging van de pa tentwet in overweging te zijn, waarin o. a. de binnenlandsche scheepvaart gebaat zou worden. De Amsterdamsche afdeeling van het Sociaal-Democraten Bond, heeft in een ter drukkerij Excelcior in Den Haag gedrukt biljet, dat zij door de stad heelt verspreid, verklaard de baldadigheden der jongste dagen af te keuren. Zij zegt daarin dezelfde belangen te hebben als de nijvere burgerij en de verantwoorde lijkheid der rustverstoring niet op zich te nemen. In dat strooibiljet, dat met den weid- schen naam van nproclamatie" prijkt, wordt de bewering gevonden, dat de bal- DOOR MINORA. 26) »Hedenmorgen heeft roevrouw om niets anders dan om u geroepen, gravin, luidde het antwoord op mijn herhaalde vragen, hoe zij den nacht had doorgebracht, kreeg ik slechts een knikkend antwoord. Wat moet dat nu beteekenen De laatste vraag scheen voor Maggie verloren te gaan, althans ongeduldig en verwijtend vroeg zij >Heeft niemand dan bij tante gewaakt? Gréta hoe kon je dat nalaten I" Zonder antwoord af te wachten, wilde zij de dienstbode voorbijgaan om zich zelve te overtuigen, toen deze, haar zacht bij den arm terughield. »Om 's hemelswil, gravin 1 stoor mevrouw toch nietsinds een kwartiertje is zij ingesluimerd zelfs de dokter zou terugkomen, daar hij de strengste rust geboden heeft. Het praten schijnt mevrouw erg moeielijk te vallen »Breng mij dan ten minste in de naaste kamer, waar tante slaapt, Greta, dan kan ik dadelijk komen, mocht zij mij weder eens roepen." Een oogenblik later zat Maggie, ontdaan van hoed en mantel, voor de deur, die de ziekenkamer van haar vertrek scheidde, om geen klank of woord der kranke ver loren te laten gaan. Met kloppend hart verbeidde zij het oogenblik, waarop door eenig teeken het ontwaken van tante Louise bevestigd zou worden. Het wachten viel haar ein deloos lang; uur op uur verstreek en niets stoorde haar eenzaamheid. Einde lijk maakte het bezoek van den dokter een einde aan haar zenuwachtig wachten. Het was een vriendelijk, reeds bejaard man, deze geneesheer, die Maggie geheel onbekend was. nDe zieke mag volstrekt niet in haar rust gestoord worden," sprak hij, uit de ziekenkamer tredende, waar hij met in gehouden adem zich even over de slui merende patiente had heengebogen en gerustgesteld de duidelijke, geregelde ademhaling had vernomen. »Reeds lang heeft zij den slaap ontbeerdwees daar om niet voorbarig in het doen ontwaken. Zij verwachtte u, niet waar, gravin Wilson Nog een enkel woord werd er over en weer over tante Louise gesproken. De dokter beloofde nog een bezoek voor hedenavond, en weldra bevond Maggie zich geheel alleen. Alweer verstreek uur op uur en niets stoorde de rust van tante Louise. Alweer verscheen op het bepaalde avonduur de geneesheer en nog steeds had Maggie de zieke niet gezien. Groote verwondering, bijna verslagenheid teekende zich toen op het gelaat van den dokter bij het ver nemen van dit bericht, dat hem blijkbaar niet aanstond. »Die onbegrijpelijk lange rust is mij nu toch onverklaarbaar 1" fluisterde hij met gefronst voorhoofd. Op haar dringende bede om hem te vergezellen had hij niets tegen. In stilte werd de deur geopend en een oogenblik daarna stonden beiden voor het ziekbed. Daar lag tante Louise kalm en rustig. Het zacht gelaat droeg nog de sporen van doorgestane smai ten. De lippen waren half geopend, alsof zjj kortelings nog een geliefden naam hadden geuit, terwijl de ingevallen wangen en vermagerde han den aantoonden, dat het wel hevige pjjnen waren geweest, die haar in korten tijd zoozeer hadden verzwaktMet woesten verwilderden blik staarde Maggie op de gestalte, die daar zoo kalm en ongestoord scheen te sluimeren. Luid snikkende wierp zij zich toen op de knieën voor het rustbed en overlaadde de reeds koude hand met tranen en kussen. Bij het bin nentreden was het haar te moede geweest, alsof zij zich in een verlaten oord, een eenzaam verblijf bevond. Een heimelijke stem voorspelde haar iets smartelijks te moeten ondervinden, en zonder zich te kunnen bedwingen, was zij den dokter voorbijgesneld, tot zij voor de uitgeteerde slapende stond. Had de dokter nog hoop gevoed, terstond zag Maggie in die strakke trekken den stempel des doods. Te laat helaas De rust, die hier ten strengste be waard werd, was de heilige rust des doods. De stilte, die ten zeerste werd bevolen, was de stilte des grafs. De vrede, die uit deze trekken sprak, ge tuigde van den hemelschen vrede de naam, dien deze lippen het laatst gesta meld hadden, was die van Maggie ge weest In doffe bewusteloosheid liet Maggie het betraande gelaat op dat der geliefde doode rusten. Meer dan eens bracht zij met zacht gebaar het oor aan het ge storven hart om met ingehouden adem nog een laatst kloppen op te van gen Te laat helaas reeds gevloden. Tien dagen na dit voorval vinden wij Maggie weer in haar oude omgeving terug. Geen uiterlijk teeken aan haar doet een treurig verlies vermoeden, zelfs het rouwgewaad omsluit haar leden niet. Maar hoeveel en dikwijls zij' aan dit smartelijk afsterven denkt, spreekt te duidelijk uit het oog, dan dat men een oogenblik zou behoeven te twijfelen, dat zij niet tot de weinigen behoort, die met den Oosterschen dichter den dierbaren doode vragen mochten ïZoudt gij een ander graf hebben dan dit hart »Ja, in dit hartHierin leefde zij steeds, toen zij nog tot de levenden behoorde, en zou zij dan nu kunnen sterven, nu zij was heengegaan van de aarde Neende liefde, die wij koesteren, sterft niet, al ontvalt ons het aardsche omhulsel. O {arm, rijk en toch zoo machteloos menschen- hart I Na het overlijden van tante Louise i was mevrouw van Veldheim ontboden geworden en de plechtigheid der begra fenis was weldra gevolgd. Wordt vervolgd.

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1885 | | pagina 1