NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT EN GELDERLAND. N. 79. Zaterdag 3 October 1885. Veertiende laargang Recht op arbeid. Maggie Wilson. VOOR abonnementsprijs VERSCHUW WOE.VSDAG E\ ZATERDAG. Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort. advertentiên: BINNENLAND. HH. MM. de Koning en de Koningin hebben Donderdagochtend te 9 u. 15 min. de hofstad vei laten, ten einde tot het laatst van dit'jaar op het buitenver blijf. «Het Loo" te vertoeven. Feuilleton. JMERSFOORTSCRE COURANT. Per 3 maanden 1.Franco per post door het gekeele B'A Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukkeu en berichten intezeuden uiterlijk Dinsdags eu Vrijdags. Van 16 regels 0.40iedere regel meer 5 Cent. Advertenticn viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Is er misschien een tijd geweest, waarin deze quaestie nieuw mocht heeten, in onze dagen is zij zulks geenszins. De Parijsche revolutie mannen van 184S hebben haar het eerst gesteld, en inderdaad zijn toen in Frankrijks hoofdstad proeven ge nomen om een practisehe richting te geven aan de erkenning van dat recht. Spoedig bleek, dat men bezig was dwaasheden op sociaal gebied te verrichten, en dat het heel ver standig zou zijn de «nationale werk plaatsen", die ontzaglijk veel geld verslonden en de arbeidende klasse weinig vrucht hadden opgeleverd, ten spoedigste op te heffen. Thans wordt het oude denkbeeld weer opgewarmd. Opnieuw blijkt dus, dat de ondervinding gelijk is aan een dievenlantaarn, die slechts licht spreidt dengene die zien wil. Al heelt, zoo spreekt men, de toe passing van het arbeidsrecht schip breuk geleden, dat bewijst alleen, dat de uitvoering niet deugde. Het tegenwoordig geslacht heeft zich dieper ingewerkt in de kennis van maatschappelijke toestanden, en door nauwer aansluiting en betere orga niseering zal men ongetwijfeld geheel andere uitkomsten verkrijgen. Wat ons aangaat, wij hebben deze verwachting in geenen deeleboven dien moeten we het bestaan van het zoogenaamde «arbeidsrecht" ten stelligste ontkennen. Het geheele maatschappelijk stelsel berust op het beginsel van arbeids- verdeeling naar gelang van behoefte. Het uitgangspunt is, dat ieder huis gezin voor zichzelf zorgt, zijn eigen woning bouwt, zijn eigen kleding stoffen vervaardigt, zijn eigen voe dingsmiddelen verbouwt. Zoo was de oorspronkelijke toestand. Het lag voor de hand, dat de verschillende leden van het gezin, zoolang zij bij elkander waren, elk een bepaald gedeelte van de taak op zich namen, en wel dat waarvoor hij toevallig de meeste geschiktheid bezat, of dat met zijn neigingen het meest strookte. Reeds van den aanvang af zullen er Kaïns zijn geweest die den akker bebouwden en Abels die het vee verzorgden. Dit verdeelingsproces heeft zich in verschillende richtingen voortgeplant, en naarmate de toene mende beschaving meerdere behoef ten deed ontstaan, en het dus meer inspanning kostte om aan alle wen- schen voldoening te verschaffen, had er steeds meerdere splitsing plaats. Maar steeds was en bleef het de behoefte, die den omvang der taak bepaalde, en niet omgekeerd. Al zijn er in een gewest duizend schoen makers, terwijl de bevolking voor haar eigen behoefte en voor mogelij ken uitvoerhandel slechts zooveel schoenen noodig heeft, als vijfhon derd zonder groote inspanning kun nen vervaardigen, dan kan men toch niet zeggen dat iemand verplicht is aan al die menschen werk te ver schaffen. Want wie moet dan de grondstoffen betalen, en wat zal men met de overtollige schoenen uitrich ten? Ja, er zijn er die op deze vraag het antwoord dadelijk gereed hebben. Het eerste moet de Staat doen, en wat het laatste betreft, er zijn zoo veel arme drommels die bijna bloots voets of op anderhalve gebarsten klomp gaan, dat men vooreerst met den overvloed best raad zal weten. Zeer scherpzinnig bedacht inder daad. Maar om aan dien eisch te voldoen, heeft de Staat behoefte aan verbazend ruime hulpmiddelen, aangenomen voor een oogenblik, dat het op den weg van het Staatsgezag ligt, in te grijpen in de zelfstandige ontwikkeling der maatschappij. Het geld moet komen uit de zakken der burgerser zou dus een geduchte inbreuk gemaakt moeten worden op het eigendomsrecht, die spoedig zoo groot werd dat alle bezittingen, ook van den minst gegoede, in den wij den afgrond van den socialistischen staat verdwenen kouden zijn. Er is geen maatschappelijk welzijn denkbaar, dat niet berust op de vrije mededinging. Zeer zeker heeft deze ook haar bedenkelijken kant, gelijk cr geen licht bestaat zonder schaduw. Ter wille van die nadeelen het groote beginsel zelf te willen opheffen, zou een geneesmiddel wezen duizend maal erger dan de kwaal. Daarmede is niet gezegd, dat er niet mc.t allen ernst gestreefd moet worden naar verwijdering van de nadeelen. Het ligt in den aard dei- zaak, dat wie kapitaal bezit, onder welken vorm ook, in veel beter con ditie verkeert dan hij die niets anders heeft dan zijn arbeidsvermogen. De oorsprong van dat kapitaal is geen andere, dan opgespaarde vruchten van vroegeren arbeid, meestal ver richt door anderen, dan de tegen woordige bezitter, aan wien de rech ten op dat bezit zijn overgedragen. Werd nu de maatschappij door geen andere drijfveren beheerscht dan die van de zelfzucht, zoodat elk er slechts naar trachtte uit zijn positie de meest mogelijke voordeelen te trekken, er zijn voorbeelden van zoo liefde- looze opvatting! dan zoude ver houding tusschen bezitters en onver- mogenden steeds ongunstiger worden. Maar een hooger beginsel verzacht de scherpte van den strijd om het bestaan: het besef van de zedelijke verplichtingen, die elk lid der maat schappij ten aanzien van zijn mede leden te vervullen heeft. Niet de schampere vraag: «Ben ik mijns broeders hoeder?" geeft den grond toon onzer sociale verhoudingen aan, doch de groote waarheid, die de bazis uitmaakt van zoo vele nuttige instellingen, ten bate van hulpbehoe venden in het aanzijn geroepen«Wij leven niet voor onszelven alleen, maar ook voor andoren." Er is nog meer. Ofschoon we, en naar wij meenen om goede redenen, het individueel recht op arbeid, door den Staat te waarborgen, moeten verwerpen, gelooven we toch niet dat de «georganiseerde gemeenschap der burgers" zich eenvoudig onbe voegd heeft te verklaren tot het nemen van die maatregelen die den rustigen vooruitgang van den arbeid in het algemeen kunnen bevorderen. Er is iets waars in de beweringen van hen, die propaganda maken voor het «allemans-stemrecht", dat men langs dien weg hoopt een volks vertegenwoordiging te verkrijgen die zich meer neigd toont om door ver betering van de wetgeving is het belang van de arbeidende klasse werkzaam te zijn. Al zou met vol doende zekerheid bewezen kunnen worden, dat deze verwachting een illusie is, dan legt er toch in die stelling een verwijt, dat vooral dè vrijzinnigen in den lande zich hebben aan te trekken. Zij zijn het in de eerste plaats, die den weg moeten banen, en erkend moet worden dat zij zich van die taak niet zóó hebben gekweten als wenschelijk is. Waai de inviduen niet bij machte zijn, zich te beschermen tegen het égoïs me van anderen, moet hun door het oppergezag der Regeering de hand worden gereikt. In alle beschaafde landen van Europa is men ons in dat opzicht vooruitzoo groot in ons wetgevend onvermogen, dat niet eens een stel dragelijke bepalingen tot beteugeling van den overmatigen arbeid en van verwaarloozing van kinderen kan worden bijeengebracht; zóó weinig geest van samenwerking bestaat er bij de mannen die ons besturen, dat men telkens weer hoort van geëmployeerden bij takken van openbaar vervoer, die letterlijk wor den afgebeuld zonder dat hun de noodige rust wordt gegund, zon der dat de Wet daartegen iets ver mag. Willen wij het recht behouden, om hersenschimmige aanspraken als «recht op arbeid" en dergelijken, af te wijzen, dan zijn we ook ver plicht om zonder verpoozen de aan dacht te blijven vestigen op alles wat verbetering kan brengen in het lot der minder bevoorrechten in den breeden kring onzer broeders. Aan het Rijnstation ontvingen HH. M.M. het uitgeleide van graaf Schimmelpen- ninck van Nijenhuis, grootmeester en opperkamerheer Zr. Ms. anjujant-gene- raal jhr. Verspijck, den minister van bui- tenlandsche zaken, den commissaris des Konings in deze provincie, den burge meester van 's-Gravenhage en den gene- raal-majoor, waarnemenden gouverneur der residentie. Onder de Eergisteren bij de Tweede Kamer ingekomen verzoekschrif ten behoort een van mevrouw de douai rière Klerck, geb. Van Hogendorp, eu vijf andere Nederlandsche vrouwen, met 181 bladen, bevattende de handleekenin- gen van vrouwen uit verschillende plaat sen des lands, die zich bij haar aanslui ten, strekkende dit adres om bij de Regeering aan te dringen op het instel len van een nauwgezet onderzoek en het nemen van internationale maatrege len, teneinde den handel in vrouwen te keer te gaan. Er bestaat kans, dat de invoering van het nieuwe strafwetboek in 1886 werkelijk zal plaats hebben. Het wordt ook waarlijk tijd, daar het reeds knapjes oud begint te worden. De rijksveldwachter te Sneek is Zondagnacht door een strooper aan de keel verwond. De dader, die nog niet een van de ergste soort schijnt te zijn, kwam den volgenden morgen den veldwachter verschooning vragen, maar werd met be hulp van een politieagent gevangen ge nomen en geboeid naar Leeuwarden overgebracht. DOOR MINORA. 36) «De tijd heelt alle wonden en heeft ook deze geheeld." «Dan dank ik u uit naam mijner ouders voor uwe vergeving, grootmama. Zij zei ven hebben nooit dit woord van uwe lippen kunnen vernemen, maar lieten aan uwe zorg een pand achter, aan wie het eens gegeven zou worden u voor dit woord te danken. Dankbaar zal ik u hiervoor zijn mijn leven lang. Niet het minst gedenk ik al het goede, dat gij mij geschonken hebt I Als een ware moeder waaktet gij eens aan het ziekbed van het arme meisje, dat slechts aan uw onverpoosde zorgen de redding van haar leven te danken heeft. Dankbaar ben ik u voor alles, wat ik ben en bezit, neem het bewijs daarvan aan, grootmama, want 't is het eenige, wat ik u schenken kan Als uitgeput zonk zij in den leunstoel terug en verborg het bleeke gelaat in zijn diepe leuning. «Heb dank, Maggie, voor deze handel wijze gij zult dit aan geen onwaardige hebben getoond. Het bewijs daarvan stel ik als mijn laatsten wil en zegen in Oswalds hand. Maak hem gelukkig «Nooit zult ge berouw gevoelen van zijn naam en eer aan mij te hebben toevertrouwd Ijskoud, als viel zij gelijk een kille ijsregen uit een hopeloos gemoed ijskoud klonk die laatste belofte. «Mag Oswald thans zelf deze verzeke ring van uwe lippen vernemen «Gelijk hij wil Slechts flauw hoorde Maggie nog het sluiten der deur, die mevrouw van Veld- heim zacht achter zich dichttrok, flauw vernam zij den klank harer eigen woor den toen werd het duister en somber om haar heen en al haar zielskracht had zij noodig om zich niet aan een doffe wanhoop over te geven. Kort had deze strijd slechts geduurd, toen sprak een vastberaden trek uit blik en houding en een vreemd vuur glin sterde uit baar oogen, toen zij Oswalds schoone gestalte gewaar werd. De eerste bekentenissen zijner liefde, de zoete woorden, die hem onsnapten; werden door oor noch hart vernomen, en marmerbleek waren de lippen, waarop de eerste verlovingskus gedrukt werd. Met zacht geweld onttrok Maggie zich eindelijk aan de onstuimige blijken zijner liefde, maar het verblinde oog der hartstocht bemerkte nog de zachte tegenkanting, noch het bleek gelaat der bruid. Och neende gelukkige was helaas door liefde verblind genoeg om dat alles niet te bemerken neen, hoe zoet was hem toch de overtuiging zijn eigen beeld in deze schoone ziel verheerlijkt te zienj Zijn vreugde zou die frissche wangen van geluk doen blozen, zijn smart zou tranen aan haar oogen ontlokken, zijn lijden zou haar ziel in rouw dompelen Zoo dacht de zalige Oswald en het leven scheen hem zoo schoon, zoo rijk, zoo heerlijk toe Alles wiederholt sich nur im Leben Ewig jung ist nur die Phantasic I Verschillend waren de gewaardingen, waarmede de beiden verloofden zich na den eersten avond van elkander verwij derden de eene rijk aan smart, de an der aan geluk. Eindelijk was Maggie weer alleen, en eindelijk vond zij wat rust Maar haaj; droefheid vond geen ver lichting in tranen en weeklachten. De vreemde, strenge blik van het gelaat, de koude, starende uitdrukking harer oogen toonde aan, dat haar gedachten verre waren van de werktuiglijke bezigheid van het ontkleeden, waaraan zij oogen- blikkelijk begonnen was. Middernacht was reeds lang voorbij, toen zij zich eindelijk ter ruste kon be geven. Nog eenmaal, langzaam en in mijmering verzonken, opende zij haar bijbeltje en, het hoofd op de borst ge zonken, las zij zwijgend. Toen zij zich weder oprichtte, was de uitdrukking van haar gelaat geheel ver anderd het oog schitterde weer gelijk vroeger en met vaste stem sprak zij luid haar gebed. De ziel is gelijk aan een kostbaren steen, [die schooner fonkelt en reiner stralen schiet, naai mate de teleurstel lingen en beproevingen grooter en dieper zijn. Toen nam zij pen en papier en be gon te schrijven. Toch scheen deze bezigheid haar meer moeite en strijd te kosten dan zij het zichzelf wel bekennen wilde. Telkenmale werd de pen wegge worpen en het beschreven blad in dui zend stukjes verscheurd. Hoe zwaar viel haar dan ook dat af scheid nemen en vaarwel zeggenOn voorbereid, onverwachts had men haar voor een nieuw leven opgeroepen, ter wijl het oude leven met al zijn beelden en herinneringen haar hart nog met on telbare draden hield geketend. Het viel zoo zwaar die nog altijd zoo geliefde trekken van Maurits Werner uit haar ziel te bannen, en |toch moest dit zoo zijn. Al had zij sedert jaar en dag geen nader bericht van Maurits meer ontvangen, toch kon zij onmogelijk het denkbeeld verdragen dat hij was gestor ven of haar ontrouw was geworden. Neen, nimmer kon deze gedachte tot in haar ziel doordringen. En thans? Wat had zij niet gegeven om de zekerheid van dit denkbeeld Wat had zij niet gegeven om haar geloof aan Maurits liefde te kunnen be houden Inniger zou zij hem dan beweend hebben. Het was haar laatste wensch en ver langen Maurits van dezen stap in enkels woorden kennis te doen dragen. Noch tans verbood haar gevoel van eigen waarde haar den dwang of plicht van deze verbintenis door een enkel woord of gedachte uit te drukken. Met vaste hand schreef zij eenige regelen en las die toen met treurige zelfvoldoening over: Wordt vervolgd

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1885 | | pagina 1