NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT EN GELDERLAND. Ridderschap en Dorperheil Zaterdag 2 Januari 1886. Vijftiende Jaargang. VOOR abonnementsprijs VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort. advertentiên: Aan den ingang. BINNENLAND. Feuilleton. t. p l u i m. AMERSFOORTSCRE COURANT. Per 3 maanden 1.Franco per post door liet geheele Rijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdags en Vrijdags. Van 16 regels 0.40iedere regel meer B Cent. Advertentiên viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Bij den aanvang onzer werkzaam heden in het jaar 1886 kunnen we ons niet onthouden van een oogen- blik stil te staan, ten einde een blik te werpen op den jaarkring die achter ons ligt, en onze wenschen voor de naaste toekomst, voor zoo verre zij betrekking hebben op het openbaar belang, terrein van onzen arbeid, uit te spreken. Het welzijn van de groote Maat schappij, waarvan wij leden zijn; van den Staat, het gewest of de gemeente die ons onder hun burgers tellen, eischt aller trouwe mede werking. Niemand heeft het recht, zijn krachten uitsluitend ten eigen bate aan te wenden, onder het voor wendsel dat er zoovelen zijn, die zich met de openbare aangelegenhe den^ bezighouden, en het weinige, dat hij zou kunnen verrichten, in het geheel niet in aanmerking komt. Deze redeneering, waarmede de zelf zucht en de lauwheid zich gewoon lijk zoeken te rechtvaardigen, is vol komen valsch; en waarlijk, indien er bij den maatschappelijken arbeid wat minder trage handen en slappe knieën werden aangetroffen, de bron van klachten zou niet zoo mildelijk blijven vloeien. Dat dit laatste bij voortduring het geval is, zou alleen ontkend kunnen worden door hen, die voor alle klanken uit de buitenwereld het oor sluiten. Malaise hier, maatschappe lijke krankheden daar, maar nergens een opgewekte stemming, die met vol vertrouwen de toekomst doet tegengaan. Voor zooverre de oorza ken dier ongunstige verschijnselen buiten ons liggen, kunnen wij ze misschien met eenigen grond van waarschijnlijkheid aanwijzen, doch zeer weinig doen om haar voortbe staan af te breken. Wordt door sommigen beweerd, dat de groote aanvoer van voedingsstoffen uit de Nieuwe Wereld de eigenlijke oor sprong is van het kwaad, men behoeft niet diep door te denken om het onmogelijke van die beschou wing in te zien. Hoe kan overvloed van voedsel armoede veroorzaken Is het niet veeleer een zegen te noemen, dat deze twee sociale feiten, sterk aanbod van voedingsmiddelen en achteruitgang van handel en industrie, zoodanig samenvallen dat het eerste eenigermate de droevige gevolgen van het laatste komt verzachten? Wij meenen, dat de grondoorzaak grootendeels, zoo niet geheel, gezocht moet worden bij de kolossale wape ningen, waarmede de volken van Europa de dwaasheid hebben, hun krachten uit te putten. Van de vruchten van den arbeid wordt langs dien weg veel gebruikt tot niet-pro- duetieve doeleinden, terwijl de zelfde gelden, aangewend voor de bevordering;dor volkswelvaart, krach tig zouden kunnen bijdragen om de levensvoorwaarden der verschillende maatschappelijke standen te verbete ren. Voorts nemen de Regeeringen, ten einde in de stijgende uitgaven te voorzien op een wijze die schijn baar niet drukkend is voor de inge zetenen, haar toevlucht tot het helfen van hooge inkomende rechten, wat ten gevolge heeft dat de handel kwijnt en de nijverheid in de uitwis seling barer producten wordt belem merd. Men kan tegen deze slechte poli tiek protesteeren, haar verande ren staat in niemands macht. Zelfs is het zeer de vraag, of de leiders der staatkunde bij de Groote Mogend heden, al wilden zij ook terugkeeren van den heilloozen weg, waarop zij door den nationalen wedijver worden voortgedreven, dit gemakkelijk zou den kunnen. Ook hun is wellicht de tijdgeest te machtig. Doch zonder ons nu verder te verdiepen in de vermoedelijke oor zaken van de ongunstige omstandig heden, die zich in het maatschappe lijk ontwikkelingsproces voordoen, moeten we thans trachten een antwoord te geven op de vraag, of door ons, persoonlijk, elk voor zich, alles gedaan wordt wat gedaan kan worden om voor de slachtoffers van den socialen strijd de moeielijkheden te verminderen. Hoe dreigender de kreten worden van hen, die de menigte trachten te winnen voor het denkbeeld dat alleen geweldda dige omkeering redding kan aan brengen, des te vaster behooren wij te staan in de overtuiging, dat alleen langs den weg der geleidelijke ontwikkeling verbetering is te ver krijgen. Doch het moet hier niet blijven bij een theoretische belijdenis: aller werkzaamheid behoort zich te ver eenigen tot bereiking van het groote doel, verwijdering' van alle hinderpa len dip rlnf ev.nl uri te.genKon- den. Geen verscisil van geloofsmee- ningen of politieke inzichten mag daarbij de samenwerking beletten op het uitgebreide arbeidsveld kan geen hand worden gemist. En als we, met een blik op het jongst verleden, vragen ol er wezen lijk in die richting wordt gewerkt, laat ons dan niet ondankbaar zijn. We zien inderdaad het beginsel van de solidariteit aller menschelijke belangen bij onderscheiden gelegen heden meer op den voorgrond tre den, uit kracht van dat beginsel zijn velen ijverigzoekende naar middelen, ons lijden weg te nemen. De philanthropie, bezield door den geest der Christendoms, wordt zich meer en meer haar roeping bewust haar banier zien we wapperen in den wind, die over het sociale wor stelperk heenstrijkt. Indien we een oogenblik onze aandacht bepalen bij den staatkun digen toestand van het vaderland, dan zijn we verre van gerust. De strijd der partijen heelt in den laat- I sten tijd een immer heftiger karak ter aangenomen, en verder dan ooit is de hoop, dat het gelukken zal een schikking tot stand te brengen, die den weg baant voor de allernoodza kelijkste hervormingen. Opoffering van beginselen vragen noch wenschen wij van iemand: alleen, wat meer vaderlandsliefde, die mocht nopen de strijdvragen, over welke men vooruit weet het niet eens te kun nen worden, te verdragen voor een latere beslissing en inmiddels tot andere onderwerpen over te gaan. De Staatspartij, die weigeren zou hiertoe de hand te leenen, toont daarmede dat zij het geloof aan het goed recht harer stelling mist. Wat de naaste toekomst, nu de oplossing van het groote vraagstuk der Grondwetsherziening nabij is, voor ons vaderland in haar schoot verborgen moge houden, laat ons in elk geval als trouwe burgers fAasido ta'Aagct'iVj.vcvg \aliyiw£ in het lot van Nederland; en, waar een beroep wordt gedaan op onze medewerking in het behartigen van 's lands zaken, ook door daden van ons staatsburgerschap getuigenis af leggen. Moge den mannen, wien de taak is opgelegd van het staats bestuur, als wetgevers of als uitvoer ders der wetten, wijsheid, gematigd heid, vastberadenheid en zucht tot samenwerking gegeven zijn, opdat óns land niet te zeer door de stor men van den partijstrijd geteisterd worde. Moge het gewest, moge onze goede stad den Hoogeren Zegen niet ontberen, die aan den arbeid der burgers vruchten verzekert: dat in het ingetreden jaar Amersfoorts Stedemaagd met welgevallen neder- zie op een vreedzame, werkzame, eendrachtige bevolking, rnet toewij ding bezield voor het algemeen belang, met geestdrift voor alles wat goed is en schoon. Men bericht aan 'i Hbl., dat namens de bevolking van het groothertogdom Luxemburg aan Z. M. den Koning-Groot hertog ten geschenke is aangeboden eene kopie in miniatuur van het standbeeld, dat verleden jaar, ter nagedachtenis van koning Willem II, te Luxemburg werd opgericht. Verder deelt het Ilbl. mede, dat dit geschenk, door Z. M. aanvaard, geplaatst, zal worden in het koninklijk paleis te Amsterdam. Indertijd is er aan de Regeering een verzoekschrift gericht, onderteekend door tal van burgemeesters in de ver schillende deelen des rijks, besturen van landbouwmaatschappijen en andere be langhebbenden, tot aanleg of subsidiee- ring van een systematisch net van stoom tramwegen hier te lande. Naar wij thans vernemen, is aan adressanten in hoofdzaak te kennen gegeven, dat de Vtcgc-c-i rtrp, ..ut nut «ucii aau'ieg vail stoomtramwegen ter bevordering van het locaal verkeer ten plattelande met adres santen erkent, en gaarne bereid is, gelijk tot nu toe, rijkswegen daartoe beschik baar te stellen, voor zoover het gewone verkeer het medegebruik daarvan gedoogt, doch dat de Regeering in het algemeen geen uitzicht kan geven op het bevorde ren van linancieele hulp van het Rijk ten behoeve van den aanleg van stoomtram wegen. NR. Ct.) Te Utrecht wordt eene poging be proefd tot oprichting eener maatschappij, welke zich ten doel stelt de ontginning van heidevelden en andere woeste on onbebouwde gronden in ons land, ei waaraan men den naam zal geven Onze nationale welvaart. De ontwerpstatuten voor de op te rich ten maatschappij zijn in proefdruk. De gelden voor het gevorderd kapitaal, hoopt men te verkrijgen als een beroep tot samenwerking wordt gedaan op de natie, maar de groote moeilijkheid, welke zich voordoet en waarop waarschijnlijk het geheele plan zal moeten schipbreuk lijden is deze: men kan in ons met hei nog zoo gezegend land, tot billijken prijs geen hei bekomen, die als proefneming voor ontginning geschikt is te achten. DOOR I Ridder C'uno. Wi waenden, Dattu hare minne souts vergheten En de nemen dan eens conincs dochter Flokis en de Blanch eft.oer Op een schoonen zomermorgen van het jaar 1425 verliet een ruiter het slot Leeuwenburclit, een van die kasteelen, waarop nog heden ten dage het Sticht trotsch mag zijn. Door een der bisschop pen van Utrecht gesticht, was het voort durend zijn lievelingsoord geweest, zoo wel om de schoone omgeving als om den overvloed van grof en edel wild. Van voren gaf het slot door eene schoone laan uitzicht op den heirweg van Arnhem naar Utrecht, terwijl aan de achterzijde, insgelijks door eene opening in het om ringende bosch, de blauwe Stichtsche heuvelen zich vertoonden. Wat de bouw orde van liet kasteel betreft, zij was zoo eenvoudig mogelijkéén hoofdgebouw met twee zijvleugels, alles omgeven door een hoogen muur en eene breede gracht. In den loop der tijden is het vaak ver anderd en verfraaid geworden, en de tegenwoordige voetreiziger houdt nog gaarne op den breeden straatweg stil, om ïhet schoonste slot uit 't gansche Sticht" te bewonderen kunst, natuur en adel, alles is hier in de schoonste har monie. Na den dood van den stichter bleef het kasteel het eigendom van's Bisschops familie, die door hare bekende edelmoe digheid velen derwaarts gelokt had en zoo het latere dorp in het leven riep. De slotheer, die het ten tijde van ons verhaal bewoonde, telde ruim zestig jaren, was weduwnaar en had slechts een zoon, den ruiter nl. dien wij zooeven het slot zagen verlaten. Het was een forsch gebouwd jongeling, niet ouder dan twintig jaar. Niet alleen zijne prachtige kleeding, maar ook zijn geheele voorkomen sprak duidelijk, dat hij van hoogen en edelen adel stamde" Langzaam liet hij den schimmel stap pen met welgevallen bezag hij van tijd tot tijd zijn zwaard, en een oplettend toeschouwer zou in dien blik een trek van trots bespeurd hebben. Nu, het was in allen gevalle een rechtmatige trots gisteren toch was Cuno tot ridder ge slagen. Thans was hij mensch geworden en het zwaard gold hem op het oogenblik meer dan de zooveel kwartieren uit zijn wapen liet was zijn zegeteeken. Als hij hier of daar een dorper ont moette nam deze beleefd den muts af en boog vriendelijk met het hoofd. De arbeider wist Wél, dat Cuno ridder geworden was, en dat hij daarom thans zoo heldhaftig te paard zat. Vriendelijk beantwoordde Cuno dien groetde een voudige dorper bespeurde duidelijk dat die groet nog iets meer dan beleefdheid bevatte. Hij vond het dan ook in zijn aanstaanden Heer een reden te meer om hem met hart en ziel houw en trouw te zweren. Liefde wekt liefde, evenals de pijl van den haat ook op ons terugkeert. Toen Ridder Cuno het laatste huis van het landelijk dorpje achter zich had sloeg hij den heirweg af, volgde een zijpad en liet zijn paard wat sneller loopen. Vroolijk zongen de vogels om hem heen, als wilden zij den nieuwen ridder verwel komen. De 20n goot zoo helder haar glanzend licht over de geurige heide uit, dat Cuno vaak zijne oogen ophief naar het blauw der heuvelen voor hem. Hoe vreemd kwam hem thans alles voor, hoe schoon 1 Neen, zoo heerlijk was het vroeger hier nooit, geweest. Alleen het donkergroene boschje aan de helling van- den Amerongschen berg had nog steeds dezelfde kleur der hope behouden. Vroolijk begon hij het geliefkoosde lied van die dagen te zingenIc stont op hoghen bergen. Maar bij het derde vers bleef hij steken Ic breng liet U, cleyn haveloos meysken, Ohi sijt van haven bloot Omdat ghij een cleyn haveloos meysken sijt, Daarom ic u laten moet Glii en hebter ia gheen goet Een pijnlijke trek speelde om zijn mond, en als om die droeve gedacchte, dien wanklank in dezen feesttoon, te verdrijven, gaf hij zijn paard de sporen en deed het droge zand om hem heen opstuiven. Een half uur na zijn vertrek uit Leeu wenburcht hield hij stil voor een huisje, dat in het boschje aan da helling ge legen was en in den omtrek bekend stond als Het Berghuis." Nauwelijks had Cuno zijn paard vast gebonden, of een man op meergevorder den leeftijd, opende de deur en trad hem te gemoet. sWelkom, Ridder Cuno, welkom in het Berghuis 1 Bijlo, dat zwaard staat u goed." ïllartelijk dank, Floris kom, een roemer goeden wijn zal ons geen kwaad doen," was het antwoord var. den ridder terwijl hij den waard hartelijk de hand schudde. Al koutende waren de beide mannen binnengetreden en Cuno nam op uit- noodiging van Floris in het woonvertrek plaats. De waard nu gastheer haastte zich een kan van den besten wijn en een paar prachtige roemers voor te brengen. »Op Uwe gezondheid, Heer Ridder, Cuno van Leeuwenburcht moge nog lang den eernaam van Ridder waardig dragen. Dat geve God en Zijne Hei ligen 1" sAmenzei Cuno, en met een paar minzame woorden beantwoordde hij den dronk door Floris hem ge bracht. Slechts even had hun gesprek over de laatste gebeurtenissen geloopen, toen Floris eensklaps zijnen gast in de rede viel. Bijlo, daar had ik bijna vergeten te zeggen, dat Ada eene wijle in de buurt vertoeftuw gedurig rondzienj. Heer Ridder, brengt het mij weer -V binnen." rvD (Word'eDoden.

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1886 | | pagina 1