NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT EN GELDERLAND.
N. 23.
Zaterdag 20 Maart 1886.
Vijftiende Jaargang.
abonnementsprijs
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
advertentiên:
Ter overweging.
F euillet on.
Een Misstap Uitgewischt.
BINNENLAND.
AMBBSFOORTSCHE COURANT.
VOOR
Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Kijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdags en Vrijdags.
Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort.
Van 16 regels 0.40iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiên viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Als wij mededeelen, dat wij een
enkel woord in het midden wenschen
te brengen over de in voorbereiding
zijnde «Wereldtentoonstelling" te
Parijs in 1889, dan zal de meest
welwillende lezer toch niet kunnen
nalaten, ons in zijn hart van een
weinig voorbarigheid te beschuldigen.
En dadelijk zullen we erkennen, dat
die aantijging niet ongegrond is.
Maar we zijn niet de eersten
die zich in dat opzicht bezondigen,
en kunnen dus met een gerust ge
weten de schuld endosseeren. Reeds
nu wordt in meer dan één van onze
dagbladen de quaestie besproken,
wat er te doen is om te maken dat
Nederland bij die gelegenheid een
«goed figuur" zal maken. Natuurlijk
ontbreekt het daarbij niet aan de
gebruikelijke uitweidingen over de
nationale eer en de belangen der
Vaderlandsche nijverheid, en wordt
de hoop uitgedrukt, dat de Regee
ring niet zal te kort schieten in
den lust en den moed, om de Volks
vertegenwoordiging ter bekwamer
tijd een crediet af te vragen tot
bereiking van het voorgestelde doel.
Wel wordt in beginsel toegegeven,
dat de Wereldtentoonstellingen elkan
der te snel opvolgen, er zijn er,
meenen we, nog verscheidene in
uitzicht éér de negentiende eeuw
het moede hoofd ter ruste zal leg
gen, maar, maar Parijs is
nu eenmaal Parijs, de wereldstad bij
uitnemendheid: daar komt alles wat
aanspraak maakt op beschaving,
bijeen, daar kan eigenlijk geen
fatsoenlijke natie vandaan blijven.
Op 't gevaar af, voor pessimisten
door te gaan, wat we nooit hopen
te worden, wenschen we uit te spre
ken, dat naar onze bescheiden mee
ning onthouding de meest aanbeve
lenswaardige houding zal zijn.
We zullen, om dat te betoogen,
niet al te veel nadruk leggen op de
politieke gedachte, die aan het Parij-
sche plan ten grondslag ligt. Toch
mag ook daaraan wel even de aan
dacht worden gewijd. Men behoeft
niet blind te zijn voor den machti
gen invloed ten goede, dien de ge
beurtenissen van 1789 op de wereld
geschiedenis hebben uitgeoefend, om
de vrees uit te drukken, dat een
omkeering, die bijvoorbeeld aan een
vorstin uit het Ilabsburgsche huis
het leven heeft gekost, die zulk
een vervaarlijken stoot gaf aan de
monarchale idéé, waaraan in Pruisen
nog zooveel gewicht wordt gehecht,
noch in Oostenrijk, althans bij den
Keizer, noch in Duitschland de eer
eener feestelijke herdenking waardig
gekeurd zal worden. Het feit, dat
men, door aan de wereldtentoonstel
ling van 1889 op officïèele wijze
deel te nemen, tevens het jubilaeüm
der revolutie mcdeviert, zal natuur
lijk de Regeeringen doen besluiten,
haar medewerking niet te verleenen
Voor den voorstander van derge
lijke exposities op groote schaal is
het samenkoppelen van twee, in
geen noodzakelijk verband met elkan
der staande dingen, een fout. Over
de waarde der denkbeelden, die de
revolutie deed.zegevieren, die daarop
door de volks-uitspattingen van 1792
en 93, den toestand van uitputting
onder het Directoire, van onbestemd
heid onder het consulaat, het des
potisme van het eerste keizerrijk ge
heel op den achtergrond geraakten
en eerst later opnieuw ten leven zijn
gewekt, bestaat nog veel verschil
van gevoelen, en in den eersten tijd
zullen we het daaromtrent nog waar
schijnlijk niet eens worden. Van een
internationale verheerlijking dier
denkbeelden kan dus vooreerst nog
geen sprake zijn.
Maar daarmede is dan ook het ge
heele plan veroordeeld. Wil men te
Parijs een wereldtentoonstelling heb
ben, dat moeten de Parijzenaars en
de Franschen weten: doch indien zij
DOOR
D H ENGELBERTS
14)
Richard kwam nu even als voor vier
jaren, buiten de stad. Het was middag.
Waren er toen geen wandelaren, nu
waren er ook geen. Maar wat ziet hij
Welk eene gestalte, ziet hij daar in de
verte? Vergist hij zich niet, dan is het
Mathilde. Zou hij terugkeeren Dit zou
hij voor zijn bezoek bij den heer Muller
zeker gedaan hebben, maar nu zijn ge
moed verlicht is, nu hij van hem, dien
hij eens bestolen had, vergiffenis verwor
ven en liefde ontvangen had, nu keert
hij niet terug. Hoe hoorbaar klopt zijn
hart, hoe hevig gloeien zijne wangen 1
Al meer en meer nadert de gestalte. Ja!
het is Mathilde, die mijmerende en aan
Richard denkende daar wandelt. Op een
maal richt zij haar blik vooruit. Wien
ziet zij daar De persoon, aan wien zij
dacht, van wien zij mijmerdeOok haar
hart begint hevig te kloppen en hare
wangen te gloeien. Wat zou hij haar
zeggen Hij kon geen woorden vinden
en toch bleef hij voor haar staan, ook
zij zweeg eerst maar eindelijk zeide zij:
«Richard, mijn redder laat ik u mijn
dank betuigen, u zeggen, dat ik nimmer
voldoen kan, aan mijn dankbaar gevoel,
zooals uwe zelfopofferende daad het ver
dient."
«Mejuffrouw, wat ik gedaan heb, zou
ieder in mijne plaats gedaan hebben. Ik
gevoel mij echter gelukkig, dat ik het
geweest ben, die u, mijne nicht het leven
heb mogen redden. Vergeef het mij ech
ter, dat ik niet persoonlijk naar uw
welstand kwam vragen, mijne positie in
de maatschappij verschilt te veel bij die
van uw vader en u".
«Richard, noem mij niet mejuffrouw,
noem mij Mathilde en geloot niet, dat
ik trotsch ben."
«Mathilde," zeide Richard, «ik bedank
u voor die bekentenis, maar zoo denkt
uw vader niet."
«Richard, gij beschouwt mijn vader
verkeerd, ik verzeker u, dat hij u zeer
erkentelijk is. Hij heeft u immers per
soonlijk zijn dank betuigd
«Ja, Mathilde, dat is zoo, en mij ook
dezen zegelring geschonken, maar had
hij er mij niet bij gezegd, dat gij dien
hadt uitgezocht, ik zou den ring niet
aangenomen hebben, maar aan u, die ik
haar willen doen slagen, dan zullen
zij elke politieke gedachte uit het
plan verwijderd moeten houden, en
een tijdstip kiezen, waarop een zoo
danige gedachte in 't geheel niet op
den voorgrond treedt.
En ook onder die voorwaarde
zouden we volharden bij ons ont-
houdings-advies.
Wij gelooven volstrekt niet aan
den miraculeuzen invloed van de
reusachtige kermissen, die men We
reldtentoonstellingen noemt, op den
bloei van handel en nijverheid. De
meeste onzer industriëelen doen er
aan mede ja, omdat het niet an
ders kan, omdat men zich niet sterk
genoeg gevoelt om tegen den stroom
op te roeien, evenals men zich
vaak met tegenzin en al mopperende
onderwerpt aan de heerschappij van
een mode, die men in zijn hart als
een meesterstuk van dwaasheid ver-
wenscht. Het is mogelijk, dat enkele
nijverheidsmannen bestellingen gekre
gen hebben naar aanleiding van het
geen zij te Amsterdam of te Ant
werpen hebben geëxposeerd, en we
zullen die witte raven gaarne met
dat buitenkansje gelukwenschen. Maar
het is zeer de vraag of zij niet, op
een eenvoudige vaktentoonstelling,
flink georganiseerd en natuurlijk ook
internationaal, maar zonder die om
haal en die pret die met de nijver
heid alleen dit te stellen heelt dat
zij een bijzondere soort van industrie
vertegenwoordigen, namelijk de kunst
om zonder wetsovertreding de zakken
der bezoekers te plunderen, of
zij, zeiden we, op een goede vakten-
toonsuelling niet veel beter en veel
solieder succès behaald zouden hebben.
De expositie kan zijn een leerschool,
een kampplaats, een aansporing tot
voortdurende krachtsinspanning. Op
welke wijze dat kan geschieden, is een
vraag aan welker beantwoording we ter
gelegener tijd wel eens een afzonderlijk
artikel willen wijden. Thans hebben
we alleen ten doel, de Parijsche in
ternationale wereldtentoonstelling te
bespreken, ten welker aanzien we
gelooven dat èn onze Regeering, èn
onze medeburgers, handelaars en nij
verheidsmannen, gerust de beurzen,
gesloten kunnen houden, en te gaan
vertellen aan de Regelings-commissie
dat we ons voor ditmaal wenschen
te excuseeren.
Zelfs de beste, de mooiste wereld
tentoonstelling is een rommel van al
les en nog wat: de kern verdwijnt in
een omhulsel van allerlei onmogelijke
toevoegsels. Een luchtbal aan een
touw, een bakkerij die voor grof geld
de uitgehongerde schare een hap
voedsel toereikt, verkoop van lor
ren uit den 30 cents bazar voor veel
geld door Jerusalemmers uit de ach
terbuurt van een der West-Europee-
sche steden, loterij, medailles van goud
op een prentje afgedrukt, Surinamers
of Congonegers, allerlei vertou-
ningen die op een kermis geen aan
zien waard zijn maar daar een ga
pende menigte trekken, ja, als we
al het weerzinwekkende moesten aan
stippen, dat bij toeneming aan de
«wereldtentoonstellingen" wordt vast
geplakt, dan ".ouden we eerst aan
net eind van deze bladzijde de con
clusie kunnen schrijven, waarmede
we voor ditmaal willen afbreken:
Hoe minder van die hooggeroemde
«vreedzame wedstrijden der volken,"
des te beter voor onze nijveren.
«De Bond voor algemeen kies- en
stemrecht" heeft aan zijne afd. eene
circulaire verzonden, waarin het voor
stelt overal in den lande waar dit niet
bepaald onmogelijk is of onmogelijk
gemaakt wordt, te beginnen met deze
maand, groote vergaderingen te beleggen,
tot verbreiding der beginselen van den
Bond en bespreking der te nemen maat
regelen.
Eene groote adres-beweging wordt
voorbereid voor den tijd dat «de nieuw
gekozen Kamer de Grondwetsherziening
in behandeling neemt."
De uitslag van de verkiezing voor
de Tweede Kamer te Assen is, Idat er
een herstemming moet plaats hebben
tusschen den heer van Diggelen die 724
stemmen verkreeg en den heer Smeenge
met 690, (beiden liberaal) terwijl do
heer De Savornin Lohman (anti-rev.)
het tot 450 bracht.
Uit goede bron kunnen we het
gerucht tegenspreken, alsof het voor de
radicale Amsterdammer benoodigde ka
pitaal zou volgefourneerd zijn door krach
tige bemiddeling van de hh. Hovy en
Kuyper. De heer Kuyper is wel tot
medewerking aangezocht, maar hij heeft
het volstandig geweigerd.
Dus al weer een bericht, als zoo
menig ander, uit de lucht gegrepen. We
hadden ook niets anders vermoed.
Wag. Weekbl.)
Op de Zuiderzee bevindt zich nog
zeer veel drijfijs, vooral is dit het geval
tusschen 't eiland Urk en de Hollandsche
kust. Daarentegen is de zee tusschen
Kampen en Urk bijna geheel vrij van ijs.
Tegen een drie-en-zeventigjarigen
man, wonende te Arnhem, die zich op
den 5n Maart op de Groote Markt aan
zakkenrollerij had schuldig gemaakt, doch
hierin op heeterdaad werd betrapt,
werd door het O. M. bij de rechtbank
aldaar vier maanden gevangenisstraf
gerequireerd.
De Leidsclie Ct. vraagt, waar de
ooievaars, die zich nu reeds in ons
vaderland op hun nest bevinden, van
leven- Als dit raadsel eens kon worden
opgelost! Eene dikke ijskorst toch bedekt
de slooten, het weiland is als een plank,
kikkers en paling zijn nergens te vangen,
ook geen aal, waarmede de ooievaars
zich anders ook wel vergenoegen en
daarin niet ongelijk zijn met de menschen,
die van de honderd gevallen negentig
maal aal voor paling gebruiken. Het is
een zonderlinge tijdmen zou zeggen,
hadden de vogels niet wijzer gedaan en
een veel beter leven gehad als zij voor
eerst bijv. aan den Nijl gebleven waren?
Het is hier voor onze ïlenteboden" nog
de dood in den pot.
Het Centraalbestuur van het «Alg.
Ned. Werkliedenverbond" heeft aan de
Tweede Kamer verzocht, het voorgedra-
hoogacht en gered heb, kon ik onmoge
lijk iets weigeren," antwoordde hij, meer
en meer opgewonden.
«Dank, Richard" zeide Mathilde, even
eens opgewondener, en legde tevens hare
hand in de zijne.
«Mathilde," hernam Richard, «het doet
mij genoegen u te ontmoeten, want nu
kan ik van u afscheid nemen, daar ik
over eenige dagen naar Bremen vertrek
en Hamburg verlaten zal."
Eene doodelijke bleekte overtoog 'op
eenmaal Mathilde's gelaat, en zonder dat
zij wist, wat zij zeide, riep zij verschrikt
uitGaat gij van hier, gaat gij mij ver
laten, mij, die u bemint?"
Had Richard haar niet vastgehouden,
zij zou op den grond gevallen zijn. Nu
viel zij in zijne armen in zwijm. Hij ge
voelde nu aan zijne borst het kloppen van
dat dierbare hart. Wat moet hij doen
Hij ziet om of er ook menschen in de
nabijheid zijn, hij bemerkt echter niemand,
Na eenige oogenblikken komt zij weder
bij, het bloed keert in hare schoone
trekken terug, zij kan weder zonder zijn
hulp staan en vraagt: „Richard, wat heb
ik. gezegd
«Niets, dan hetgeen ik reeds wist en
mij gelukkig heeft gemaakt, gij hebt ge
zegd, dat gij mij bemint en Mathilde,
dierbaar meisje, verneem nu ook van
mij, dat ik u bemin, dat ik u lang innig,
oprecht bemind heb, maar verneem ook
tevens, dat ik onwaardig ben uwe liefde
te bezitten. Wat buiten God en den heer
Muller, niemand weet, zal ik u zeggen.
Mathilde, laat mijne hand los, zie mij
niet met liefde aan, want ik ben eens
een dief geweest,"
Mathilde in plaats van hem los te
laten, klemde zich nog inniger aan hem
vast en zeide
«Neen, Richardgij spreekt onwaar
heid, gij kunt geen dief zijn, ik geloof
u niet."
«En toch, heb ik de waarheid gespro
ken, ik ben eens een dief geweest, maar
heb er oprecht berouw over," en toen
verhaalde hij zijne misdaad, maar ook
zijn onderhoud met den heer Muller.
Terwijl hij sprak, was voortdurend
zijne hand in de hare en haar liefderijke
blik op hem geslagen gebleven. Toen hij
geëindigd had, zeide Mathilde
«Richard, nu geloof ik u, ik heb u
gezegd, dat ik u bemin. Richard na uwe
mededeeling herhaal ik u, en God is mijn
getuige, ik bemin u nu nog inniger,
geene macht van de wereld is in staat
mij die liefde te ontnemen. En gij Ri
chard I hebt gij mij ook zoo lief?"
»Ja," antwoordde hij aangedaan, meer
kon hij niet zeggen, daar op hetzelfde
oogenblik, Mathilde eensklaps aan den
arm werd gevat. Het was haar vader.
Een woedenden blik sloeg de heer Henri
Böhmer op Richard.
Wat bekommerde hem den blik? Nu
hij wist, dat Mathilde hem beminde, wist,
dat zij hem vergeven had, was hij im
mers gelukkig.
Zonder zich aan haar vader te storen,
gaf zij Richard de hand en zeide, «vaar
wel!" ging toen met haar vader naar
huis, waar zij zich onmiddellijk naar
hare kamer begaf.
Een uur daarna verscheen hare moe
der bij haar in de kamer en verzocht
haar beneden te komen, daar haar vader
haar wenschte te spreken.
Met vaste schreden volgde zij hare
moeder. Hare houding was fier en edel,
nu zij wist, dat Richard haar beminde,
had zij niets te vreezen. Met kinder
lijken eerbied zou zij spreken en ant
woorden, openhartig zeggen, dat zij
Richard beminde.
Toen zij beneden was, zeide haar
vader op een gestrengen toon
Wordt verruigd).