nieuwe Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT EN GELDERLAND. N. 68. Woensdag 25 Augustus 1886. Vijftiende Jaargang. VOOR abonnementsprijs: VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort. advertentien: BINNENLAND. F euilleton. HET LAATSTE SCHOT. t. p. van baren. AMERSF00RTSC1E CODBINT. Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Rijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intczenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Van I6 regels 0,40 iedere regel meer B Cent. Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Men leest in het IV. v. d. D.: Op de werf van den heer C. van Heem stede Obelt, aan den Kadijk te Amster dam, waren wij in de gelegenheid, het sierlijk vaartuigje te zien, aldaar op be stelling van den Koning gebouwd, en dat dienen zal om het prinsesje te laten spe levaren. Eergisterenmorgen is het naar Soestdijk gezonden. Het is een vierriems wherry, wrigged met vaste banken, ongeveer acht meter lang. Boven den stuurstoel is een zonne tent gemaakt van wit en blauw gestreept linnen; de bank daaronder draagt een blauw zijden kussen. De houten vloer is ingelegd met twee kleuren. Het vaartuig zelf is van cederhout gebouwd en met verguldsel versierdwaar metaal noodig was, schittert het nikkel. De wapens van den Koning en de Koningin zijn klein, maar smaakvol op de achterplecht ge schilderd. Aan den voorsteven prijkt de naam lEmraan, en ook de riemen dragen eene gekroonde E. Voorop staat een Oranjewimpel, en achterop de Nederland- sche vlag. Het geheel doet de scheepstimmerwerf van den lieer C. van Heemstede Obelt alle eer aan. In de laatste dagen werden gevan genen in verschillende ploegen uit het huis van arrest in het midden der stad 's Gravenhage overgebracht naar de nieuwe cellulaire gevangenis in het een zame duin bij Scheveningen. Het vervoer had des nachts plaats, zoodat 't door weinigen werd opgemerkt. Jeanne Lorette, die hare gevange nisstraf te Arnhem ondergaat is sedert eenigen tijd ongesteld en schijnt aan eene kwijnende ziekte te lijden. In De Volksvriend, Weekblad van Roermond, deelt M. mede, dat, indien zijne inlichtingen juist zijn, de verwachte wijziging der wet van '1855 aan de auto riteiten een bijna onbeperkt recht zal geven om openbare vergaderingen te ver bieden of te doen uiteengaan. Omtrent de Lutine, die dezer dagen zooveel besproken wordt, deelt het R. Nbl. het volgende mede: Sedert het jaar 1799 ligt op de Hol- landsche kust, tusschen de eilanden Vlieland en Terschelling, een schip gezonken, dat door geheel Nederland bekend is om de fabelachtige rijkdom men, die het in zijn binnenste moet verbergen. Dit schip is de «Lutine". In de laatste dagen maken de dagbladen de heiinneringen omtrent dit goudschip weder levendig, door het geven van berichten over het vinden van verschil lende voorwerpen, tot het wrak behoo- rende. De meesten onzer lezers zullen de bijzonderheden omtrent de «Lutine" niet kennen, of ten minste zich liarer niet meer herinneren. Wij vermeenen daarom hun geen ondienst te doen, met de bijzonderheden, welke wij hier en daar verzamelden, mede te deelen. »La Lutine" was oorspronkelijk een Fransch schip; het werd echter in een zeeslag door lord Duncan voor de Engelsche marine veroverd. Het schip was een goede buit, want het was toen ter tijde het vlugste en best bemande vaartuig der Fransche vloot. In het jaar 1793 was het daarom door den admiraal ter beschikking gesteld van de Treasury, en diende tot het overbrengen van groote hoeveelheden geld, gelds waarde en brieven naar den mond van de Elbe. Engeland was in oorlog met de Nederlanden, en de nieuwsbladen van dien tijd meldden, dat het ongemunt metaal, welke lading met het schip te gronde ging, bestemd was voor de betaling der Engelsche troepen in Hol land. Een zorgvuldig onderzoek heeft echter bewezen, dat dit bericht op eene dwaling berustte, en er is niet aan te twijfelen, dat het goud en zilver door Londensche kooplieden was afgezonden naar Hamburg, alleen voor handels doeleinden. De geheele fabelachtige waarde der „Lutine" was verzekerd door bemiddeling van Loyd's sociëteit. Uit zorgvuldige berekeningen van den heer Eschauzier, (beneden wordt zijn naam meer genoemd), gecontroleerd door Lloyd's agentschap te Amsterdam, is uitgemaakt, dat die waarde beliep de som van f 1-1,100,000. De commandant van de «Lutine", kapitein Skynner, was bekend om zijn uitste kende hoedanigheden als zeeman en zijne groote kennis van de Noordzee. Bij het krieken van den morgen van den 9. October 1799 zeilde het fregat van Yarmouth uit, met bestemming naar de Elbe. Nog vóór de tijding van het uitzeilen Londen bereikte, was het prachtige vaartuig wrak geworden bij den ingang der Zuiderzee. Van de tweehonderd personen, die de bemanning uitmaakten, bracht er slechts één het leven af. En die één was door den golfslag zoo uit geput, dat hij stierf vóór hij Engeland bereikte. Hij had slechts weinige, onvol ledige inlichtingen omtrent de ramp kunnen geven. De assuradeurs kwamen overeen, alles, het geheele verlies, te betalen en te beproeven van den grooten schat nog te bergen wat er te bergen viel. Agen ten werden gezonden naar de plaats des onheils, doch het gelukte hen niet, iets te veroveren, daar de Nederlanders, omdat het oorlog was, het schip als hun rechtmatig eigendom beschouwden. Gedurende de onderhandelingen, die daarop werden aangeknoopt, werd de aandacht der Hollandsche visschers op het schip gevestigd. Zij gingen visschen naar de balen goud en zilver en het gelukte hun, voor eene waarde van f996,000 te bergen. Twee derden van die oogst viel ten deel aan de Neder- landsche schatkist, het derde ontvingen de schippers, als het gewone bergloon. Ongeveer een jaar na het vergaan van het schip schijnen de visschers hunne nasporingen te hebben gestaakt, gedeel telijk omdat zij den schat als uitgeput vermoedden, doch voornamelijk omdat de getijden en stroomingen de «Lutine" onder een dek van zand hadden begraven. Twaalf jaren gingen voorbij voor de aandacht weer op de «Lutine" gevestigd werd. De heer Pierre Eschauzier (boven vermeld) een rijksambtenaar, wonende op Terschelling, had zich veel moeite gegeven de verspreide berichten omtrent de «Lutine" te verzamelen. Daardoor was hij tot de overtuiging gekomen, dat onder het zand nog een onmetelijke schat bedolven was en het dus de moeite waard was om kapitaal bijeen te brengen tot het exploiteeren van dien schat. Hij vroeg aan de Hollandsche regeering concessie en verkreeg die, ja zelfs de noodige middelen om de eerste uitgaven te bestrijden. Van af het jaar 1814 tot 1822 werden met echt Hol landsche volharding de pogingen voort gezet. Meer dan f60,000 werden ver bruikt, doch men vond slechts zeventien stavennegen van goud en acht van zilver. De assuradeurs hadden den grooten schat echter ook niet uit het oog ver loren. Zij knoopten onderhandelingen aan met het Hollandsche gouvernement, doch die onderhandelingen hebben lang ge sleept, eerst in delente van 1880 waren zij ten einde. De «Visscherij op de Lutine," de maatschappij door den heer Eschau zier opgericht en de assuradeurs waren besloten toen weer eene poging te doen om het dikke zandkleed te doordringen. Voor die poging echter beproefd was, kwam de belangrijke staatkundige crisis, en België werd van Holland afgescheiden. Door de onzekerheid der toekomstige handelingen der Hollandsche regeering, waren de handen der Hollandsche maat schappij gebonden, bovendien stierf hare ziel, de heer Eschauzier, zoodat het wrak der «Lutine" in vergetelheid scheen ge dompeld te zullen worden. Zestien jaren later echter gingen twee Engelsche duikers naar Nederland om te beproeven het verloren wrak te ontdek ken. Zij vroegen der Nederlandsche re geering concessie tot het doen van na sporingen en verkregen die, buiten ver wachting, gemakkelijk. De eenige voor waarde, die gemaakt werd, was, dat de helft van het gevondene ten goede der assuradeurs zou komen. Van die twee ondernemende duikers werd later niets meer gehoord; hun optreden had echter dit nut, dat de aandacht van het publiek weer op de «Lutine" gevestigd werd. De Nederlandsche maatschappij werd uit haar slaap gewekt en zij trad in nieuwe on derhandelingen rnet Lloyd's. Het gevolg daarvan was, dat in 1857, onder het beheer van een nieuw bestuur, waarvan de heer J. P. B. Eschauzier, zoon van den stichter der maatschappij, een der leden was, de werkzaamheden werden hervat. Op onverwachte wijze werden de nieuwe ondernemers in hunne pogingen begunstigd. Water en zand schenen den hardnekkigen strijd tegen de menschen op te gevenna een harden storm uit het noordoosten lag de «Lutine" bijna bloot. Bij het bekend worden van dit heuge lijk bericht deed Lloyd's ager.t te Amster dam, de heer Hill, gesteund door het Nederlandsche gouvernement, onmiddel lijk pogingen om de schuit te vinden. Een kanonneerboot werd ter bewaking der plaats van het wrak gestationneerd. In de helft van het jaar 1858 brach ten de duikers de bel en het roer der «Lutine" aan de oppervlakte van het water. De bel en het roer, waaruit een stoel en een tafel gemaakt zijn, worden nog in de kantoren van Lloyd's sociëteit als merkwaardigheid bewaard. Aan waarde werd toch niet veel meer opgevischt. Lloyd's gedeelte bedroeg toen slechts f500,000. Volgens de berekenin gen van de heeren Eschauzier en Hill bleef er echter nog in het wrak eene waarde van ongeveer f12,912,000 over; waarlijk wel eene som, welker bezit eenige opofferingen waard is! Men vorderde echter slecht met het visschen. De voortdurende veranderingen der dikte van de zandlaag boven het wrak waren zeer hinderlijk. De toestel len, die men had, waren toen bovendien zeer onvoldoende, zoodat er niet meer aan het licht werd gebracht. Men moest nieuwe middelen zoeken om het doel te bereiken. Die middelen werden later ver schaft door den heer Ter Meulen. Hij kwam op het denkbeeld om te duiken in 't zand. De zandlaag op het wrak was dus geen hinderpaal, wanneer zij maar niet te dik was. De heer Ter Meulen kreeg concessie om te visschen en richtte toen met de oude maatschappij «Visscherij op de Lutine," eene nieuwe onderneming «Wacht en visscherij op de Lutine," op, die zich hetzelfde ten doel stelde, als de oude. In den tijd echter, die zoek ging met het nemen van de noodige maatregelen en het gereedmaken en aanschaffen der noodige werktuigen, was de toestand weer ongunstiger geworden. Het gelukte een duiker tot 25 voeten in het zand der zee te laten neerdalen, doch de bank op het schip was aangegroeid tot een hoogte van 40 voeten. Behalve dat de duiker het schip niet kon bereiken, was er nog een moeielijkheid en wel deze, dat door het weinige water, dat boven de bank stond, geen schip in de nabijheid der «Lutine" ankeren kon. Hierdoor was het voort durend onderzoek ter plaatse zeer moei lijk. Later wisselde die hoogte van het Een verhaal uit de Beiersche hergen naar het Duitsch van Fr. Dole li DOOR 4) Vervolgens drukte hij den breeden hoed diep in de oogen, greep zijn ge weer en verliet haastig het aan hem alleen bekende schuilhoekje. Voorzichtig en langzaam, om geen ge- ruisch te maken, klom hij verder en zette telkens behoedzaam zijn voeten op het dichtstbegroeide gedeelte van het pad neer. De plaats, waar hij het hert dacht te vinden, was niet ver meer verwijderd. De wind was gunstig en rotsblokken en omgevallen boomstammen beschutten den aansluipenden strooper. Hij maakte dan daarvan ook een goed gebruik, en nadat hij eene wijle op han den en voeten was voortgekropen om een steilen rots te bereiken, hief hij lang zaam zijn hoofd omhoog en zag met ge spannen aandacht en de uiterste voor zichtigheid voor zich uit. Drommeldaar staat hij 1" mompelde Markus, toen hij plotseling het hert, dat hier zorgeloos het gras afweidde, een veertig schreden verwijderd zag. In 't volgend oogenblik echter lag ook reeds het geweer aan zijne wang en tegelijkertijd donderde het schot door den nacht en wekte de echo's der bergen. Hoog sprong het hert omhoog, maakte eenige bewegingen en stortte toen dood ter aarde neder. Die behoort mij jubelde Markus, laadde vlug zijn geweer opnieuw en maakte aanstalten naar het hert af te dalen. In 't zelfde oogenblik dook echter op eenigen afstand een donkere gestalte achter een rots op en eene stem, die de strooper maar al te goed kende, riep «HaltLeg je geweer af en geef je over I Als je je verroert schiet ik je als een hond dood, «Hel en duivel I de jachopzichter schreeuwde Markus en legde terstond eveneens zijn geweer aan. De schoten kraakten bijna op 't zelfde oogenblik, de jachtopzichter liet terstond zijn geweer vallen en zakte zonder geluid achter de rots ineen. Markus staarde een oogenblik lang vol ontzettende spanning naar den getroffene, dan voelde hij een stekende pijn, duizelde, greep met de handen naar de borst en zonk op de knieën neder. Die staat nooit weer op," kuchte hij. Maar met mij is het ook ge daan, ik voel het, de kogel heeft goed getroffen. Hij scheurde het bebloede hemd op de borst stuk, en drukte zijn doek op de sterk bloedende wonde. Toen stond hij met moeite weer op en keerde met wankelende schreden terug. Langen tijd had de gewonde noodig eer hij het herdershutje weder bereikte. Afra zag hem reeds van verre aan waggelen en ijlde hem handenwringend tegemoet. «Heilige God," --schreeuwde zij, «wat is er gebeurd? Ik heb het schot gehoord. Ge hebt den jachtopzichter ont moet Mijn droom wordt waarheid Ik zie je voor mij staan en vol bloed Ik sterf," steunde de gewonde en zonk uitgeput op het leger der herderin neder. «De kogel zit in de borst. Nog een kwartier langer niet Maar klaag niet, ik heb het ver diend, Ik heb mijn woord aan moeder aan moeder |niet gehouden. Dat is mijne straf Ik heb je gezegd, het zou mijn laatste schot zijn. Mijn laatste schot, Afra 1" «Spreek zoo niet" snikte het meisje, 't Is misschien niet zoo erg als gij gelooft. Markus zuchtte diep en antwoordde met veel inspanning en half gebroken stem Ik kan niet meer geholpen worden. Hij voelde naar Afra's hand, die naast hem knielde, en zeide nauw verstaan baar 't Wordt mij zoo donker, en zoo vreemd, ik kan 't niet zeggen. Afra, geef mij je hand. Beloof, datje mijn moeder, zult opzoeken, als ik dood ben. Vertel alles,en vraag vergeving. Bid dagelijks het «Vader ons" voor mij, Afra, wellicht zien wij elkaar weder, in de eeuwigheid Hij zonk op zijn bed neer, stootte nog een zwaren zucht uit en stierf. Snikkend verborg thans het zwaarbe proefde meisje haar gezicht in de handen en liet haren tranen den vrijen loop. Zoo wachtte Afra aan de zijde van den beminden doode in innige gebeden den morgen, besprenkelde toen met wijwater het lijk en spreidde een wit laken daar over uit. Nu sloot zij de deur er verliet de hut, om den laatsten wensch van Markus te vervullen. Toen zij het dorpje, dat vredig in de morgenzon voor haar neerlag, bereikte en de hut van Markus' moeder ontwaar de, vloeiden hare tranen opnieuw en wilden niet ophouden. Maar het dralen hielp niets, het moest gebeuren zij herstelde zich ten laatste en naderde eindelijk met gebogen hoofd het kleine huisje. De deur was niet gesloten en Afra tikte daarom met een kloppend hart op de deur van 't woonvertrek en riep «Slaap je nog, moeder, ik ben het, Afra Maar zij bekwam geen antwoord. Het meisje opende eindelijk na eenig dralen behoedzaam de deur en sloop op hare teenen de kamer in. Daar zag zij de grijze vrouw met ge sloten oogen in het bed liggen. De han den hield zij op het dek gevouwen en een gelukkige uitdrukking lag op het bleek gezicht der slapende. «Moeder" fluisterde Afra vol gespannen aandacht en betastte sidde rend de handen van de kalrn rustende vrouw. Deze waren ijskoud en stijf. De vrouw was dood.

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1886 | | pagina 1