NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT EN GELDERLAND.
EEN STUDENTENLIST.
N. 69.
Zaterdag 28 Augustus 1886.
Vijftiende Jaargang.
VOOR
abonnementsprijs:
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentien:
EEN PAAR BLADZIJDEN LIT DE
GESCHIEDENIS DER SUIKERCULTUUR,
ir.
BINNENLAND.
F euillet on.
R. P. VAN SCHAICK.
AMEBSFOORTSCIE COURANT.
Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Eijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Van 16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Grooto letters en vignetten naar plaatsruimte.
Met de invoering van het zooge
naamde «cultuurstelsel" ondergingen
de économische verhoudingen op
Java een ingrijpende verandering.
We zullen deze vinding van den
nieuwen Gouverneur-generaal Van
den Bosch niet in bijzonderheden
hespreken. Ingevoerd onder de pres
sie van den finantiëelen nood, waarin
ons Vaderland verkeerde, en in stand
gehouden tengevolge van de gelde
lijke resultaten die het opleverde,
niet door zuivere toepassing van de
beginselen van welke het uitging,
maar veel meer door de bedenkelijke
overschrijding van de grenzen der
billijkheid, heeft het zijn vurige be
wonderaars gehad, maar ook zijn
ernstige bestrijders. Dat de laatsten
in 't eind zegevierden, bewijst het
feit, dat hetgeen er van dat stelsel
is overgebleven nog slechts betrek
king heeft op de gouvernements
koffiecultuur, (die eigenlijk afzonder
lijk werd geregeld en dus buiten
het «cultuurstelsel" staat, maar er
toe gebracht kan worden op grond
van de overeenkomst in de hoofdbe
palingen ten opzichte van arbeid en
levering), en op een van jaar tot
jaar inkrimpend deel van de suiker
industrie.
Doch laat ons den historischen
gang volgen.
De voorspoedige ontwikkeling, bij
de suikercultuur waar te nemen in
de jaren aan het optreden van Van
den Bosch voorafgaande, wettigde
geenszins de opgedrongen bescher
ming, haar van Regeeringswege ver
leend; maar de quaestie was eenvou
dig deze, dat het Gouvernement,
met haar regeling «op hoog gezag",
een middel bezat om de inlanders
te dwingen tot onbetaalden of slecht
beloonden arbeid, welke arbeid weder
door tusschenkomst van den onder
nemer werd omgezet in geld ten
behoeve der schatkist.
Dit proces schijnt ingewikkeld,
maar is het in werkelijkheid niet.
Het gouvernement, als souverein,
heft als belasting onder den naam
van landrente een bedrag, gelijk
staande met het vijfde gedeelte van
de opbrengst der gronden. Welnu,
als '/j van den grond zelf, door de
opgezetenen bebouwd met die gewas
sen waaruit de meeste financiëele
voordeelen voortvloeien, genomen
wordt in de plaats van die landrente,
onder voorbehoud dat de meerdere
arbeid, vereischt door de verlangde
cultuur boven den rijstbouw, den
inlanders betaald werd, dan zou
geen van beide partijen bij dien ruil
schade kunnen hebben. Bovendien
zouden dan ook nog de verplichte
diensten, die de bevolking ook alweer
als een vorm van belasting sedert
onheugelijke tijden gewoon was te
leveren, benuttigd kunnen worden
aan de verwerking van het product.
Op die wijze nu werd de officiëele
suikercultuur geregeld, zonder dat
de bestaande verbouwing en verwer
king van het riet in vrijen arbeid
eenigszins werd belemmerd. Een
stuk grond, wegens zijn ligging en
bewateringstoestand geschikt geoor
deeld, en gemeenschappelijk bezit
van één of meer dessa's, werd aan
gewezen voor de suikercultuur. Het
vijfde gedeelte werd het eerste jaar
met riet beplant; de overige gron
den bleven ter beschikking van de
bevolking voor rijstbouw enz. De
aanplant, het wieden, het snijden en
het vervoer naar den molen of de
fabriek geschiedde zooveel mogelijk
in heerendienstwerd er meer arbeid
gevorderd dan waarop het gewestelijk
of plaatselijk bestuur aanspraak had,
dan werd deze betaald.
Het aldus verkregen product werd
voor een bepaalden prijs verkocht
aan den ondernemer, met wien voor
de verwerking was gecontracteerd.
Deze genoot de volgende voordeelen
vooreerst zekerheid, dat hij de benoo-
grondstof
tegen
digde hoeveelheid
lagen prijs zou bekomendan belang
rijke rentelooze voorschotten, voor
de oprichting en exploitatie der
fabrieken en den aankoop van ge
reedschappen goedkoope gelegenheid
om zich van brandstoffen te voorzien,
de ampas, het uitgeperste riet, voor
ziet slechts in een klein gedeelte
van de behoefte), eindelijk de
krachtige medewerking van de hoof
den, om te maken dat in de fabriek
een voldoend getal werklieden op
voor den ondernemer niet bezwa
rende condities, aanwezig zou zijn.
Daarentegen moest de laatste het
afgewerkt product, de suiker, aan
het gouvernement verkoopen tot
een vastgesteld bedrag tegen een
bepaalden prijs, die eenige guldens
per pikol beneden den marktprijs
was. Later, in 1842 is bepaald dat
qver Vs gedeelte van het product,
naar welgevallen handelen, en dit
dus tegen den vollen marktprijs
verkoopen kon.
Terloops herinneren wij nog, dat
de Nederlandsche Handelmaatschap
pij de agent der Regeering was; zij
nam de suiker in ontvangst en ver
kocht die op haar veilingen.
Alleen theoretisch beschouwd ziet
het cultuurstelsel, vooral wat de
suiker betreft, er niet zoo heel ge
vaarlijk uit, en met de belangen dei-
betrokken partijen was op het papier
behoorlijk rekening gehouden.
Onge
lukkig alleen op het papier. Want
in de 'eerste plaats was het niet
doenlijk, overal de stipte naleving
van iedere bepaling te contróleeren,
en vervolgens ging de Regeering er
zelve toe over, toen de gedwongen
cultures voordeelen begonnen af te
werpen maar de linantiëele bezwaren
met welke Nederland te worstelen
had, vermeerderden, de grenslijnen
uit te wisschen die de ontwerper en
eerste uitvoerder van het cultuur-
j stelsel in zijn plan had getrokken.
Elk jaar zoo heette het, zou een
i nieuw vijfdedeel van den ter be
schikking gestelden grond met riet
worden beplant, ter wille van een
zeer noodzakelijken wisselbouw; doch
in plaats van '4 nam men tot Va.
Bovendien werd de bepaling, dat
van de gronden, aangewezen voor
de suikercultuur «op hoog gezag",
geen landrente zou worden geheven,
eenvoudig over het
hoofd gezien.
Eindelijk was de contröle, op den
arbeid der inlanders hoogst gebrek
kig; onder den druk hunner eigen
Hoofden, die door de dusgenaamde
cultuurprocenten belang hadden bij
de resultaten der ondernemingen,
werden zij niet zelden op de meest
onrechtmatige wijze geëxploiteerd.
Velen zijn van meening dat het
cultuurstelsel, indien het zuiver en
eerlijk ware toegepast, gesteld
dat het mogelijk ware, de uitvoering
met voldoende scherpte te contró-
lepren. voor de eenigszins zorge-
looze bevolking van Java een geschik
te arbeidsverhouding zou hebben
opgeleverd. Anderen oordeelen, dat
het in dat geval geen grootere win
sten voor het moederland had afge
worpen, dan bij vrijen arbeid te
verkrijgen zouden zijn, en dat alzoo
die meerdere winsten uitsluitend de
vruchten zijn van hetgeen aan de
rechtvaardigheid te kort werd gedaan.
In de westelijke residentiën van
Java, waar de vrije suikercultuur
vóór de invoering van het stelsel
van Van den Bosch groote uitbrei
ding had verkregen, was geen plaats
voor gouvernementsaanplant. In de
Vorstenlanden (Djokjokarta en Soe-
rakarta) heeft het gouvernement
over den grond geen beschikking,
daar huren de fabrikanten van de
Hoofden, en werken geheel voor
eigen rekening. De gouvernements
suikercultuur werd gaandeweg in
dertien residentiën ingevoerdde
productie bewoog zich tusschen de
1 '4 en 2 millioen pikols. De eerste
jaren leverde de suikercultuur op
zichzelf de schatkist nadeel opeerst
toen na 1842 de prijzen begonnen
te verbeteren en verschillende ver
anderingen in de wettelijke regeling
en verbeteringen in de fabricatie
waren ingevoerd, brak het tijdperk
der winsten aan. Maar ook de klach
ten over den druk en de geringheid
van het plantloon werden luider.
Tot 1848 vernam de Volksvertegen
woordiging er weinig van, of, zoo
al, dan moest zij toch dat alles
zwijgend aanhooren, want haar be
moeiingen strekten zich niet uit tot
het terrein der koloniën.
Nadat evenwel de Grondwet het
toezicht op het beheer der koloniën
voor de Wetgevende macht had
ontsloten, werd het cultuurstelsel en
zijn toepassing het onderwerp van
scherpe critiek. Daardoor werd de
nieuwe période voorbereid, over
welke we in éen volgend artikel
moeten spreken.
Het sierlijke vaartuig, door den
scheepsbouwmeester van Heemstede Obelt,
op bestelling van Z. M., vervaardigd voor
prinses Wilhelmina, om daarmede te
Soestdijk te spelevaren, is zoozeer in
'sKonings smaak gevallen, dat aanstonds
een tweede bestelling gevolgd is voor
eene dergelijke, iets grootere schuit voor
het Loo. (N. v. d. D.)
liet Vad. deelt mede, dat Jhr. Mr.
Elout van Soeterwoude, zoon van het
Eerste-Kamerlid, en jongere broeder van
wijlen onzen ondernemenden landgenoot,
binnenkort een langdurige reis naar Indië
gaat ondernemen, en juicht het toe, dat
het jonge Nederland zich er op toelegt
Indië waarlijk te leeren kennen.
Naar men verneemt, is op het re
quest, waarbij voor mevrouw Bulkley, op
grond van ernstigen ziekte-toestand, gratie
wordt gevraagd, van hoogerhand geant
woord dat er gevangenissen met behoor
lijke ziekezalen bestaan, waarde patient
zoo dit vereischt wordt, steeds onder ge
neeskundige behandeling kan zijn. Op
alle andere ingekomen verzoekschriften
om gratie voor mevr. B. moet mede af
wijzend zijn beschikt.
NAAR HET DUITSCH
DOOR
D
Reeds heeft de torenklok het tiende
uur van den voormiddag geslagen en nog
ligt Studiosus Jansen diep in de veeren.
Eindelijk opent hij de oogen en voelt
dat de dag voor hem weder begint met
Katzenjammer" maar vandaag is die
heviger dan ooit. want reeds begon het
dag te worden, toen onze student met
■wankelende schreden de trap opklom.
Juist legt hij zijn gefolterd hoofd op de
andere zijde, als, plotseling de deur op
gestoten wordt en Brink, een lange jurist,
buiten adem komt binnenstormen.
«Om 's hemelswil, Jansen," schreeuwt
hij, sta op, de oude is er, je vader
komt zoo.
De aangesprokene staart den spreker
met glazen oogen aanhij heeft blijk-
Ongesteldheid van iemand, die dronken
is geweest, (haarpijn).
baar niet verstaan, wat er gezegd werd.
«Een pekelharing," fluistert hij met
zwakke stem.
Och, wat pekelharing 1" roept de
andere' «verstaje me niet? je vader
is er, de oude 1"
Als een bliksemstraal treft den armen
student deze tijding, die hij eerst thans
volkomen begrijpt. Zijn vader, die reeds
lang zijn bezoek had aangekondigd, heeft
alzoo toch werkelijk dit plan volvoerd,
om den heer Zoon, van wiens handel en
wandel hem zoo veel ter ooren gekomen
is, te betrappen en zoo noodig mee naar
huis te nemen, waar hij zich bij een
klein zakgeld en strenge tucht, op het
examen voorbeieiden moet. Zijne oogen
worden grooter, zijn haren gaan kaars
recht overeind staan en met een dof ge
steun zinkt hij op zijn bed weer neder.
«Brink," zucht hij, «Brink,
red me, red me 1"
Brink, wien het anders niet vroolijk
te moede is, kan zich toch niet onthouden
te lachen, als hij den armen Jansen met
zoo droevige blikken om hulp zietsmee-
ken. Maar wat te doen? Geied moet hij
worden, hij, de gemoedelijkste konfrater,
de onvermoeide drinker, de beste gast
heer. Peinzende legt hij zijnen vinger tegen
den neus en overlegt, hoe men den oude
bedriegen, ja, hoe men uit het geval nog
een extraatje trekken kan.
«Ik heb 't gevonden," roept hij uit
en huppelt als wijlen Archimedes op een
been in de nauwe kamer rond.
Ik heb 't gevonden, Jansen! als de
ouwe in de kamer komt en je aanspreekt,
dan hou-je je doodstil, je spreekt geen
woordje, maar je staart stokstijf in den
hoek en wat je ook hooren of zien mag,
je stoort je er niet aan. Voor het andere
laat je mij maar zorgen ik wed, datje
niet naar huis hoeft,"
O, o," zuchte Jansen, was het
toch maar voorbij ik vind het zoo ellen
dig dat ik juist vandaag zoo miserabel
ben."
Maar 't is de laatste maal, ik drir.k me
nooit sikker meer."
Terwijl hij dergelijke zelfverwijten
maakt, is Brink druk in de weer, de
weinige boeken, die nog niet verschacherd
zijn, spreidt hij opgeslagen op de tafel
uit, zoodat het schijnt dat zij vlijtig ge-
j bruikt worden daartusschen zet Brink
een doodshoofd, verscheidene beenderen,
tangen, glazen en dergelijke dingen meer,
waardoor hij het kamertje het aanzien
geeft van een druk gebruikte studeer
kamer. Juist heeft hij nog tijd de gor
dijnen voor het raam dicht te trekken
en eene geheimzinnige duisternis in de
kamer te verbreiden, als reeds buiten
hevig gesteld wordt.
Deze maal is het toch niet de gevreesde
oude, maar Theobald, een vroolijke
theoloog.
Vlug wordt hij met den stand der
zaak op de hoogte gebracht en in het
plan van Brink ingewijd en heeft nog
juist tijd zich door een zijdeur te ver
wijderen, toen ten tweeden male krachtig
gescheld werd en deze keer werkelijk
door den ouden Jansen, die weldra in de
deur verschijnt. Achter hem verdwijnt
Theobald, die de hospita in kennis stelt
met het dreigend gevaar en haar tot
medehelpster overreedt.
Vader Jansen is de type van een echten
klein-burger; zijn ouderwetsche rolt, die
stijve vadermoorders (opstaande boorden)
het breede, ongeschoren gezicht, waaruit
twee goede oogen over den langen neus
heen zien zij doen aanstonds den
kleinsteedschen herkennen. Op zijn stok
geleund, blijft hij verwonderd staan, en
beziet het zeldzame beeld, dat zich voor
hem opdoet.
Aan de tafel over een boek gebogen,
de linkerhand op het vlug uit den hoek
gehaalde geraamte gelegd, als is hij in
gedachten verloren, zit Brink, met den
rug naar de deur zonder zich om te
draaien. Van den in bed liggenden zoon
ziet men niets, toch had een scherp oor
een geluid kunnen vernemen, alsof er
tanden op elkander klapperden.
De oude, die gift en gal genoeg heeft
meegebracht, en zich heeft voorgenomen
zijnen zoon eens duchtig de waarheid te
zeggen, breekt tegen Brink, dien hij in
de duisternis voor zijnen zoon houdt,
toornig los
Alzoo tref ik je bij je oude
beenderen, jou nietswaardige slungel, en
je denkt misschien, ik zal me laten wijs
maken, dat je studeert."
Met deze woorden treedt hij op Brink,
die nog steeds bewegingloos aan tafel
zit, toe, maar treedt verschrikt terug als
hij Brinks ernstig gezicht ontdekt.
Donnerwetter 1" vloekt hij half,
nu woont de lummel niet eens meer
hier excuseer me.maar.
Met wien heb ik het genoegen
vraagt Brink, die den ouden Jansen wel
kent.
Ik ben de herbergier Jansen uit het
Boven woud, en wil zien, wat die luie
lummel van mijn zoon doet. Ik heb
weinig goeds van hem gehoord, maar nu
is het met zijne studie uit, hij zal mee
naar huis."
Wordt vervolgd